Terug naar bibliotheek
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2025:5834 - Rechtbank Gelderland - 15 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2025:583415 juli 2025

Uitspraak inhoud

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummers: 05.183990.24 en 02.154010.22 (tul) Datum uitspraak : 15 juli 2025

Tegenspraak

verkort vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte], geboren op [geboortedag 1] 1996 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .

Raadsman: mr. R.S.F. ten Kortenaar, advocaat in Apeldoorn.

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 25 september 2024 te Apeldoorn en/of Oostvoorne, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht, heeft vervaardigd, ontvangen, zich verschaft, overgedragen, verkocht, verworven, vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, een betaalfraudepanel/phishingpanel/ tikkiepanel software ontworpen en/of vervaardigd en/of beheerd en/of te koop en/of te huur aangeboden, althans voorhanden gehad, welke panels werden ontworpen met het oog op het verwerken van gegevens van gebruikers van de Belastingdienst(webpagina) en/of Deutsche bank en/of Verbund Bank en werd gebruikt althans geschikt gemaakt om phishing en/of bankfraude en/of betaalfraude mee te plegen, waarbij gebruikers en klanten van hierboven genoemde belastingdienst en banken werden bewogen tot het afgeven van (inlog)gegevens, met welke (inlog)gegevens vervolgens wederrechtelijk kan worden ingelogd op de online omgeving van de Belastingdienst en de online bankieren omgevingen van de banken;

Hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 25 september 2024 te Oostvoorne, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal, een of meer stoffen, voorwerpen en of gegevens te weten 10.000 regels met gebruikersnamen en wachtwoorden van gebruikers van Netflix en VPN diensten, met de bestandsnaam: [bestandsnaam] heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft verkocht, heeft overgedragen, heeft verworven, heeft vervoerd, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd, heeft verspreid, anderszins ter beschikking gesteld en/of voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van identiteitsfraude danwel oplichting, in elk geval een der in de artikelen 226 eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en 232, eerste lid, omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument.

2 Procesafspraken

Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en de raadsman van verdachte hebben de mogelijkheid onderzocht van het maken van procesafspraken over de afdoening van deze strafzaak. Naar aanleiding hiervan heeft de officier van justitie de rechtbank op 12 juni 2025 een ondertekende overeenkomst procesafspraken toegezonden. In deze overeenkomst zijn de door het OM, verdachte en zijn raadsman gemaakte procesafspraken, waaronder een gemeenschappelijk afdoeningsvoorstel, opgenomen. Partijen beogen daarmee de strafzaak op korte termijn tot een einde te laten komen.

In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

De verdediging:

Openbaar Ministerie:

Het OM zal ter zitting requireren tot:

  • Oplegging van de navolgende maatregel(en):

  • De verlenging van de proeftijd met één jaar.

Overwegingen van de rechtbank over de procesafspraken

De rechtbank overweegt dat de rechter alleen acht kan slaan op door het OM en de verdediging gemaakte procesafspraken als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een dergelijke overeenkomst deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.

De rechtbank heeft de hiervoor weergegeven inhoud en strekking van de procesafspraken tijdens de terechtzitting van 15 juli 2025 aan verdachte voorgehouden en met hem besproken.

De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens de terechtzitting desgevraagd heeft bevestigd dat hij zich kan vinden in voornoemde procesafspraken die onder meer inhouden dat geen onderzoekswensen worden ingediend, dat geen verweer wordt gevoerd, dat verdachte kan instemmen met een bewezenverklaring overeenkomstig de overgelegde tenlastelegging, dat afstand wordt gedaan van de inbeslaggenomen goederen en dat geen hoger beroep wordt ingesteld als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform het afdoeningsvoorstel.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte, die gedurende het proces van het maken van procesafspraken en tijdens de terechtzitting is bijgestaan door zijn raadsman, vrijwillig, op basis van voldoende duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling op 15 juli 2025 van vergewist dat verdachte nog steeds achter de gemaakte afspraken staat. Daarnaast heeft de rechtbank getoetst of de procesafspraken, gelet op wat is bepaald in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, stand kunnen houden.

Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat zij acht kan slaan op het voornoemde afdoeningsvoorstel. De rechtbank zal daarom beslissen zoals hieronder weergegeven.

3 De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 25 september 2024 te Apeldoorn en/of Oostvoorne, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van Strafrecht, heeft vervaardigd, ontvangen, zich heeft verschaft, overgedragen, verkocht, verworven, vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, een betaalfraudepanel/phishingpanel/tikkiepanel software ontworpen en/of vervaardigd en/of beheerd en/of te koop en/of te huur aangeboden, althans voorhanden gehad, welke panels werden ontworpen met het oog op het verwerken van gegevens van gebruikers van de Belastingdienst (webpagina) en/of Deutsche Bank en/of Verbund Bank en werd gebruikt althans geschikt gemaakt om phishing en/of bankfraude en/of betaalfraude mee te plegen, waarbij gebruikers en klanten van hierboven genoemde Belastingdienst en banken werden bewogen tot het afgeven van (inlog)gegevens, met welke (inlog)gegevens vervolgens wederrechtelijk kan worden ingelogd op de online omgeving van de Belastingdienst en de online bankieren omgevingen van de banken;

hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 25 september 2024 te Oostvoorne, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal, een of meer stoffen, voorwerpen en of gegevens te weten 10.000 regels met gebruikersnamen en wachtwoorden van gebruikers van Netflix en VPN diensten, met de bestandsnaam: [bestandsnaam] heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft verkocht, heeft overgedragen, heeft verworven, heeft vervoerd, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd, heeft verspreid, anderszins ter beschikking gesteld en/of voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van identiteitsfraude danwel oplichting, in elk geval een der in de artikelen 226 eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b van het Wetboek van Strafrechten 232, eerste lid, omschreven misdrijfven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1: Met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, zich verschaffen, overdragen, verkopen, verwerven, verspreiden, ter beschikking stellen en voorhanden hebben.

feit 2: Gegevens zich verschaffen, verkopen, overdragen, verwerven, verspreiden, ter beschikking stellen en voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een in artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.

5 De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft conform het afdoeningsvoorstel gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest. Daarbij moeten als bijzondere voorwaarden worden opgelegd de eerder door de rechtbank opgelegde schorsingsvoorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan begeleid wonen.

Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft verzocht de procesafspraken over te nemen. Hij stemt in met de aanpassing daarop dat als voorwaarde niet de verplichting tot het meewerken aan begeleid wonen wordt opgelegd, nu de reclassering bezig is een andere woonvorm voor verdachte te zoeken in [plaats 1] .

De beoordeling door de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het – kort gezegd – maken en verspreiden van software voor betaalfraude-, phishing- en tikkiepanels. Het gaat hier om een geraffineerde vorm van digitale fraude waarbij slachtoffers worden misleid en bestolen, een vorm van criminaliteit die steeds vaker voorkomt en zeer kwalijk is. De afgelopen jaren zijn steeds meer burgers slachtoffer geworden van deze ernstige en hardnekkige vorm van criminaliteit, waarbij burgers (grote) geldbedragen zijn verloren. Deze fraude ondermijnt het vertrouwen dat consumenten moeten kunnen hebben in het betalingsverkeer, het bankwezen en bedrijven. Wanneer dit vertrouwen verdwijnt, bestaat het risico van ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. Verdachte heeft aan de verspreiding van deze vorm van criminaliteit een belangrijke bijdrage geleverd. De rechtbank kan geen inschatting te maken van de mate waarin de door verdachte verspreide betaalfraude-, phishing- en tikkie panels zijn gebruikt, maar de potentiële hoeveelheid slachtoffers is hoe dan ook aanzienlijk. De rechtbank rekent het verdachte dan ook aan dat hij deze vorm van criminaliteit heeft gefaciliteerd en geprofessionaliseerd door te handelen zoals is bewezenverklaard. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het – kort gezegd – verwerven en verspreiden van gebruikersnamen en wachtwoorden van gebruikers van Netflix en VPN-diensten. Gelet op het aantal regels (10.000) zijn hiervan vele mensen de dupe geworden.

De rechtbank heeft de justitiële documentatie van verdachte in aanmerking genomen.

De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen de Pro Justitia rapportage, opgemaakt door dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog en gerechtelijk deskundige. Uit de rapportage komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en laagbegaafdheid, en van lichte stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne en tabak. Tevens is sprake van een gokstoornis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Geadviseerd wordt de feiten in (sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op algemene recidive wordt met behulp van de Forensisch Ambulante Risico evaluatie (FARE) matig geacht vanuit statische risicofactoren. Met betrekking tot dynamische risicofactoren is sprake van disfunctioneren op opleiding en werk, problemen met financieel beleid en een gokstoornis, een zeer beperkte vrijetijdsbesteding, problematisch middelengebruik, een gebrekkige impulsbeheersing en disfunctionele oplossingsvaardigheden. Verdachte kan daarbij niet in staat worden geacht om zelfstandig te functioneren in de maatschappij.

De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen het reclasseringsrapport van 25 juni 2025. De reclassering ziet meerdere risicofactoren voor recidive. Zo zijn het psychosociaal functioneren, het sociaal netwerk en de houding van verdachte zorgelijk. Hoewel de mogelijkheden beperkt zijn om door interventies gericht op het psychosociale functioneren de risico’s te verlagen, meent de reclassering dat binnen een vorm van toezicht wel kan worden ingezet op het versterken van beschermende factoren. In tegenstelling tot een eerder advies zet de reclassering echter grote vraagtekens bij de wenselijkheid van een opname in een instelling voor begeleid wonen. Opname in een dergelijke instelling zal naar verwachting leiden tot een verslechtering van het psychosociaal functioneren en mogelijk ook het middelengebruik. Verder zal de werkrelatie met de reclassering waarschijnlijk verslechteren en zal verdachte mogelijk niet meer openstaan voor gedragsverandering. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag. De rechtbank zal bij de bepaling van de op te leggen straf acht slaan op de procesafspraken, de grondslagen daarvan en het daaruit voortvloeiende afdoeningsvoorstel en overeenkomstig beslissen. Het voorstel staat naar het oordeel van de rechtbank in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak. Hierbij overweegt de rechtbank uitdrukkelijk dat het voorstel niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling dient, maar ook een effectieve afdoening van de zaak. Omdat de rechtbank in lijn met de overeenkomst van partijen oordeelt, vloeit daaruit immers in beginsel voort dat het belang bij een behandeling van de zaak in hoger beroep ontbreekt. Partijen hebben tijdens de zitting aangegeven dat zij zich zullen neerleggen bij een vonnis als de strafoplegging overeenkomt met de daarover gemaakte afspraken. De op te leggen straf kan daarmee onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd. De overeenkomst doet daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.

Wel zal de rechtbank, in afwijking van de schorsingsvoorwaarden en zoals ter terechtzitting aan de orde is geweest, afzien van het opleggen van de bijzondere voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan begeleid wonen, gelet op het recent uitgebrachte en daartoe strekkende reclasseringsadvies. Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft zich hier ter terechtzitting mee akkoord verklaard.

8 De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal geen beslissing nemen over de in beslag genomen goederen nu verdachte afstand van die goederen heeft gedaan en de schriftelijke afstandsverklaring is gevoegd bij de procesafspraken.

9 De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 02.154010.22)

De politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft verdachte op 13 maart 2024 veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,-.

Overeenkomstig de procesafspraken zal de rechtbank de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen.

10 De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 139d en 234 van het Wetboek van Strafrecht.

11 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden;

 stelt als bijzondere voorwaarden dat:

 verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 maart 2024 met één jaar;