Artikel 14a (Niet-tenuitvoerlegging hoofd- en bijkomende straffen)
1. In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, tot taakstraf of tot geldboete, kan de rechter bepalen dat de straf of een gedeelte daarvan niet zal worden tenuitvoergelegd.
2. Ingeval van veroordeling tot gevangenisstraf van meer dan twee jaren en ten hoogste vier jaren kan de rechter bepalen dat een gedeelte van de straf, tot ten hoogste twee jaren, niet zal worden tenuitvoergelegd.
3. De rechter kan voorts bepalen dat opgelegde bijkomende straffen geheel of gedeeltelijk niet zullen worden tenuitvoergelegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, tot taakstraf of tot geldboete, kan de rechter bepalen dat de straf of een gedeelte daarvan niet zal worden tenuitvoergelegd.
Dit lid geeft aan dat, als er een veroordeling is tot een gevangenisstraf van maximaal twee jaar, tot hechtenis (waarbij vervangende hechtenis niet is inbegrepen), tot een taakstraf of tot een geldboete, de rechter kan beslissen dat de straf, of een deel van die straf, niet uitgevoerd zal worden.
2. Ingeval van veroordeling tot gevangenisstraf van meer dan twee jaren en ten hoogste vier jaren kan de rechter bepalen dat een gedeelte van de straf, tot ten hoogste twee jaren, niet zal worden tenuitvoergelegd.
Dit lid stelt dat, bij een veroordeling tot een gevangenisstraf die langer is dan twee jaar maar maximaal vier jaar duurt, de rechter kan beslissen dat een deel van de straf, tot een maximum van twee jaar, niet uitgevoerd zal worden.
3. De rechter kan voorts bepalen dat opgelegde bijkomende straffen geheel of gedeeltelijk niet zullen worden tenuitvoergelegd.
Dit lid voegt toe dat de rechter bovendien kan beslissen dat bijkomende straffen die zijn opgelegd, helemaal of voor een deel, niet uitgevoerd zullen worden.