Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6861 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:686110 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

Parketnummer: 02-291781-24

Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2025

[geboortedag], geboren te [geboorteplaats] ([land]) op 20 mei 1981, ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] , raadsvrouw mr. A. Huseinovic, advocaat te Breda.

1 Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. E.E. de Feijter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Syrië het paspoort, de telefoon, de bankpas en sieraden van [aangeefster] heeft afgepakt waardoor die [aangeefster] niet vrijelijk naar Turkije en/of Nederland kon afreizen en zij moest dulden dat zij in Syrië werd achtergelaten.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.

4.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

4.3.1. De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2. De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Op 1 november 2022 is door [aangeefster] aangifte gedaan tegen verdachte. [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 31 juli 2022 met haar man (verdachte) en hun kinderen op vakantie is gegaan naar Turkije. Daar zijn zij veertien dagen verbleven en vervolgens zijn aangeefster en verdachte, zonder de kinderen, naar familie in Syrië gegaan. Toen verdachte en aangeefster in Syrië waren aangekomen, heeft verdachte op enig moment het paspoort, de bankpas, de telefoon en de sieraden van aangeefster afgepakt en vervolgens is verdachte via Turkije met de kinderen terug naar Nederland gereisd. Aangeefster is met hulp van haar familie, via een smokkelroute, op 26 augustus 2022 weer in Turkije aangekomen waar zij hulp heeft gevraagd bij de Nederlandse ambassade. Via de ambassade heeft aangeefster na bijna twee maanden een laissez-passer en een inreisvisum verkregen en het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (hierna: LKHA) heeft een vliegticket voor aangeefster geboekt en betaald. Uiteindelijk is aangeefster op 21 oktober 2022 aangekomen in Nederland, waar zij erachter kwam dat verdachte haar had uitgeschreven uit hun woning.

De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en gaat van die verklaring uit. Aangeefster heeft gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen en is daarnaast met veel moeite, via de ambassade en het LKHA, terug naar Nederland gereisd met alle risico’s van dien. Zo is aangeefster via een smokkelroute naar Turkije gereisd, waar zij op dat moment illegaal verbleef en het risico liep op vervolging.

De verklaring van aangeefster wordt daarnaast in de eerste plaats ondersteund door de correspondentie tussen Sterk Huis, Veilig Thuis en het LKHA, waaruit volgt dat er daadwerkelijk een laissez-passer (LP), inreisvisum en vliegticket voor aangeefster zijn geregeld. Verder heeft [getuige] verklaard dat zij, op het moment dat aangeefster nog in Syrië was, verdachte heeft gezien met de telefoon en bankpas van aangeefster. Uit het proces-verbaal van [verbalisant] blijkt daarnaast dat verdachte ook heeft verklaard dat hij aangeefster bewust heeft achtergelaten in Syrië.

Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat verdachte aangeefster in Syrië heeft achtergelaten, terwijl hij haar paspoort, telefoon, bankpas en sieraden heeft afgepakt, waardoor aangeefster niet kon terugreizen naar Nederland en gedwongen was te dulden dat zij in Syrië moest blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is het feit dwang dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

in de periode van 31 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Syrië , een ander, te weten [aangeefster], door feitelijkheden wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten het worden achtergelaten in Syrië waardoor die [aangeefster] niet vrijelijk vanuit Syrië naar Turkije en/of Nederland kon afreizen, door het paspoort en de telefoon en de bankpas en sieraden van die [aangeefster] mee te nemen en zonder haar terug te reizen naar Turkije en Nederland.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen maanden. Zij heeft in haar eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.

6.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt de rechtbank in geval van strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan hem op te leggen. Daarnaast is de redelijke termijn overschreden. De verdediging acht een taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden, passend.

6.3. Het oordeel van de rechtbank Ernst van het feit Verdachte heeft aangeefster, zijn toenmalige vrouw, achtergelaten in een ander land en haar paspoort, telefoon, bankpas en sieraden afgepakt, waardoor aangeefster niet terug naar Nederland kon reizen. Dat betreft een zeer kwalijk en akelig feit. Dit geldt temeer nu Syrië op dat moment een oorlogsgebied betrof met alle mogelijke veiligheidsrisico’s van dien. Aangeefster is uiteindelijk, eveneens heel risicovol, via smokkelroutes teruggereisd naar Turkije, waar zij, nu zij zonder paspoort was, gedwongen was gedurende een paar maanden illegaal te verblijven. Ook illegaal verblijf in Turkije is zeer risicovol, maar aangeefster had geen keus. Uiteindelijk is aangeefster ruim drie maanden in Syrië en Turkije verbleven, voordat zij terug naar huis kon. De gevolgen van dit alles zijn voor aangeefster heel verstrekkend geweest. Zo heeft zij toen niet eens afscheid kunnen nemen van haar kinderen omdat zij niet wist dat zij niet zou terugkeren. Na terugkeer naar Nederland bleek zij haar huis te zijn uitgezet en kreeg zij geen contact meer met haar kinderen. De rechtbank acht het schrijnend dat zij door het handelen van verdachte haar kinderen na dit feit ruim drie jaar niet heeft gezien. Ook voor haar kinderen moet dit enorm beschadigend zijn geweest.

Persoonlijke omstandigheden De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie.

Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 15 september 2025. Daaruit volgt dat de reclassering door de ontkennende proceshouding van verdachte geen risicofactoren en beschermende factoren in kaart heeft kunnen brengen. Wel heeft verdachte in sociaal-maatschappelijk opzicht zijn leven op orde. Hij beschikt over stabiele huisvesting, heeft een inkomen uit arbeid en nauwelijks schulden. Wel ziet de reclassering cultuurgebonden factoren die vermoedelijk van invloed zijn geweest op het ten laste gelegde feit. Verder uit de reclassering haar zorgen over de consequenties voor aangeefster in geval van veroordeling van verdachte. Door zijn ontkennende proceshouding is echter onduidelijk met welke eventuele dreiging aangeefster rekening moet houden en de reclassering kan dan ook niet inschatten of beschermingsmaatregelen geadviseerd moeten worden. Verder merkt de reclassering op dat verdachte na het gesprek met de reclassering en na het ontvangen van de dagvaarding, heeft aangegeven dat aangeefster contact met hem heeft gezocht, dat zij de aangifte wilde intrekken en dat zij de kinderen heeft gezien. De reclassering vraagt zich af of mogelijk sprake is van sociale druk vanuit verdachte of zijn familie om de aangifte in te trekken of dat aangeefster het contact met de kinderen in het vooruitzicht wordt gesteld onder bepaalde voorwaarden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Verder kan gedacht worden aan een (deels) voorwaardelijke straf met algemene voorwaarden, al dan niet in combinatie met een taakstraf.

Strafoplegging De rechtbank houdt bij de strafoplegging enerzijds rekening met de ernst van het feit en de verstrekkende gevolgen voor aangeefster en haar kinderen. Anderzijds weegt zij mee dat het feit inmiddels ruim drie jaar geleden is gepleegd. De rechtbank is gelet op de ernst en de gevolgen van het feit van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht het gelet op de houding van verdachte tijdens de zitting en de zorgen die de reclassering heeft geuit van belang dat er, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd om verdachte ervan te weerhouden dat hij wederom een strafbaar feit jegens aangeefster pleegt. Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7 De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 11.352,- aan immateriële schade.

Verdachte heeft de vordering betwist en de vordering is niet onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat nadere onderbouwing van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 284 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 Beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Benadeelde partij

  • verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, en mr. R.H.M. Pooyé en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 10 oktober 2025.

Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I: De tenlastelegging

hij in de periode van 31 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Syrië en/of Turkije, een ander, te weten [aangeefster], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het worden achterlaten in Syrië en/of Turkije, waardoor die [aangeefster] niet (vrijelijk) vanuit Syrië naar Turkije en/of Nederland kon afreizen, door het paspoort en/of de telefoon en/of de bankpas en/of sieraden van die [aangeefster] mee te nemen en zonder haar terug te reizen naar Turkije en/of Nederland; ( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )