Arrest inhoud

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001214-23

datum uitspraak: 9 oktober 2025

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 april 2023 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-024490-23 (hierna: zaak A) en 15-221471-22 (hierna: zaak B), alsmede 15-130207-22 (TUL) tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,

adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

Zaak A:

1.hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2022 tot en met 27 mei 2022 te Zaandam, gemeente [plaats 1] opzettelijk een personenauto (merk: Ford Focus, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door het kortstondig lenen van die auto van die voornoemde [slachtoffer] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2.hij, op een of meer momenten, in of omstreeks de periode van 22 april 2022 tot en met 11 mei 2022 te Alkmaar en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland brandstof en/of winkelgoederen (onder andere [bedrijf 1] , doekjes en telefoonkabels) en/of jerrycans, in elk geval enig goed, dat/die, telkens, geheel of ten dele aan [bedrijf 2] en/of BP en/of [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Zaak B (gevoegd):

1.hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Zaandam, gemeente [plaats 1] een personenauto ( [bedrijf 4] met kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Zaandam, gemeente [plaats 1] een geldbedrag (3000 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas van die [benadeelde partij] zonder toestemming geld op te nemen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Overweging ten aanzien van gedeeltelijke vrijspraak

Zaak B onder 2 betreft het wegnemen van een geldbedrag van € 3.000,00 te Zaandam. Uit zich in het dossier bevindende bankafschriften blijkt dat totaal € 1.150,60 is weggenomen en dat daarvan € 750,60 bestond uit pintransacties in Amsterdam. Aangezien de tenlastelegging uitsluitend betrekking heeft op Zaandam en aldaar niet meer dan € 400,00 is gepind, zal het hof van het meerdere vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Zaak A:

1.hij, in de periode van 14 april 2022 tot en met 27 mei 2022 te Zaandam, gemeente [plaats 1] opzettelijk een personenauto merk: Ford Focus, kenteken [kenteken 1] toebehorende aan [slachtoffer] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door het kortstondig lenen van die auto van die voornoemde [slachtoffer] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2.hij in de periode van 22 april 2022 tot en met 11 mei 2022 in Nederland brandstof en winkelgoederen (onder andere [bedrijf 1] , doekjes en telefoonkabels) en jerrycans, die telkens aan [bedrijf 2] en/of BP en/of [bedrijf 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Zaak B (gevoegd):

1.hij op 30 augustus 2022 te Zaandam, gemeente [plaats 1] een personenauto [bedrijf 4] met kenteken [kenteken 2] , die aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.hij omstreeks 30 augustus 2022 te Zaandam, gemeente [plaats 1] een geldbedrag (400 euro), dat aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas van die [benadeelde partij] zonder toestemming geld op te nemen.

Wat in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op: verduistering.

Het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op: diefstal, meermalen gepleegd.

Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op: diefstal.

Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder feit 1 en feit 2 en in zaak B onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder feit 1 en feit 2 en in zaak B onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

De raadsman heeft verzocht een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met eventueel een forse geldboete. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte een succesvolle baan had maar dat hij, na betrokken te zijn geraakt in een fraudezaak, drugs is gaan gebruiken en op straat is gaan zwerven. De feiten die de verdachte in deze strafzaak heeft gepleegd, zijn een gevolg van zijn drugsgebruik. De verdachte ziet in dat hij zich absoluut verkeerd heeft gedragen en wil een goede vader zijn voor zijn kinderen. Hij heeft inmiddels een goede baan en is, naast de afbetaling van zijn schulden wegens voornoemde fraudezaak, in staat een eventuele geldboete te betalen ter hoogte van enkele duizenden euro’s. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat met name een taakstraf, maar ook een gevangenisstraf, een negatieve impact zullen hebben op zijn toekomst. Het beangstigt de verdachte om op die manier weer in contact te kunnen komen met drugsgebruikers. Eerder is het contact met druggebruikers bij het uitvoeren van een taakstraf namelijk de aanleiding geweest tot een terugval in zijn drugsverslaving.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een Ford Focus die aan [slachtoffer] toebehoorde. Met deze auto heeft de verdachte in ongeveer 2,5 week tijd 19 keer brandstof getankt zonder die te betalen, soms meerdere keren op een dag. Daarnaast heeft hij uit verschillende tankshops zaken weggenomen zoals [bedrijf 1] , telefoonkabels en jerrycans. Verder heeft de verdachte de [bedrijf 4] van [benadeelde partij] gestolen en heeft hij met diens bankpas, die in deze auto lag, zonder toestemming een geldbedrag van € 400,00 gepind. Door zijn handelen heeft de verdachte verschillende mensen en ondernemingen flinke financiële schade, overlast en ergernis bezorgd. De verdachte heeft zich, mede of geheel ingegeven door zijn drugsverslaving, laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Dit zijn ernstige strafbare feiten en het hof rekent dit de verdachte aan.

Het hof houdt verder rekening met de omstandigheid dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en inzicht heeft getoond in het strafbare van zijn handelen. Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2025 heeft de verdachte bovendien op indringende wijze verwoord hoe hij op 16-jarige leeftijd in aanraking is gekomen met drugs en hoe dat zijn leven heeft verwoest. De verdachte had een succesvol leven qua werk en gezin maar is, door drank- en drugsgebruik, aan lager wal geraakt waardoor hij op deze leefgebieden bijna alles was kwijtgeraakt. Op basis van de informatie van de verdachte, zijn raadsman en het e-mailbericht van [persoon 1] van 9 mei 2025 is gebleken dat de verdachte sinds de tenlastegelegde feiten een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt: hij gebruikt bijna een jaar geen drugs en alcohol meer, heeft een baan op [plaats 2] waar hij naar tevredenheid functioneert en vindt op [plaats 2] , naar eigen zeggen, de rust die bijdraagt aan zijn herstel. De verdachte heeft goed en regelmatig contact met zijn kinderen en wil aan hen het goede voorbeeld geven. Dat dit contact ook resultaat heeft, is gebleken uit de door de raadsman van de verdachte op de terechtzitting overgelegde brief van [persoon 2] van 24 september 2025, de ex-vrouw van de verdachte en moeder van zijn drie kinderen. De vastberadenheid van de verdachte om zijn ‘nieuwe leven’ – met werk, een vriendin en goed contact met zijn kinderen – te behouden, komt op het hof oprecht en authentiek over. Dit oordeel is mede ingegeven door de verklaring die [getuige] , reclasseringsmedewerker, ter terechtzitting in hoger beroep als getuige en deskundige heeft afgelegd. Nu [getuige] heeft verklaard dat er bij de keuze van het type taakstraf geen rekening kan worden gehouden met de wens van de verdachte om niet in contact te komen met drugsgebruikers, acht het hof de oplegging van een (forse) taakstraf in deze zaak niet passend. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf creëert eveneens een onaanvaardbaar recidiverisico en doet bovendien onvoldoende recht aan de positieve weg die de verdachte is ingeslagen en de stabiliteit die hij in zijn leven lijkt te hebben hervonden.

Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.508,24 bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.624,80. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en daarbij zijn vordering verlaagd tot het bedrag van € 1.625,00.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de vordering voor het overige wordt afgewezen. De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.625,00. Deze schade bestaat uit het door de verdachte gepinde bedrag in Zaandam van € 400,00 en de blikschade aan de auto tot een bedrag van € 1.225,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering tenuitvoerlegging

Het hof is, overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 57, 63, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.625,00 (duizend zeshonderdvijfentwintig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.625,00 (duizend zeshonderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:

Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Noord-Holland van 26 januari 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 augustus 2022, parketnummer 15-130207-22, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. B.A.A. Postma en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2025.

========================================================================= […]