ECLI:NL:RBZWB:2025:6858 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-078483-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2025
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987, ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres],
raadsman mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek op de terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 februari 2024 te Vlissingen:
-
een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen danwel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
-
heeft gereden onder invloed van alcohol.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder één primair ten laste gelegde feit en het tweede ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich hierbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2. Het standpunt van de verdediging Door de verdediging is geen bewijsverweer gevoerd. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend.
4.3. Het oordeel van de rechtbank Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 op 13 februari 2024 te Vlissingen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Koudekerkseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
-
na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden, en
-
tijdens het rijden een of meerdere handelingen te verrichten in het door verdachte
bestuurde motorrijtuig en (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en de weg vóór zich te houden, en
-
met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur te rijden, en
-
geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en
-het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarin hij, verdachte, de weg kon overzien en deze vrij was, waardoor een of meer anderen (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten voor die [slachtoffer 1] een whiplash en/ voor die [slachtoffer 2] meerdere gebroken ribben en een gescheurde long, en een gebroken schaambeen en een bekkenfractuur en enige rugklachten, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede, lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2 op 13 februari 2024 te Vlissingen, als bestuurder van een motorrijtuig, (bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,91 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast vordert de officier de oplegging van een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft verzocht een taakstraf en een rijontzegging voor de duur dat het rijbewijs al is ingenomen op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn reeds gestarte maandelijkse afbetaling van de schadevergoeding aan de slachtoffers. In geval van een voorwaardelijke straf acht de verdediging de oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden niet noodzakelijk. Verdachte is echter wel bereid zich aan dergelijke voorwaarden te houden indien deze worden opgelegd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich niet gedragen zoals van een normale verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Hij heeft door zijn handelen onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen, die zich ook hebben voorgedaan. Verdachte was onder invloed van alcohol, en is toch gaan rijden. Daarnaast heeft verdachte kort voorafgaand aan het ongeval de maximum toegestane snelheid flink overschreden en heeft hij een rood stoplicht genegeerd. Ten slotte heeft hij zich tijdens het rijden gebukt om iets in zijn auto te pakken, waardoor hij niet voortdurend zijn aandacht op de weg en het overige verkeer had. Door dit zeer onvoorzichtige en onoplettende gedrag heeft verdachte een verkeersongeval veroorzaakt waarbij twee andere verkeersdeelnemers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen, zoals ter zitting voorgedragen door en namens de slachtoffers, blijkt dat de levens van deze jonge vrouwen, die volop in het leven stonden en van het leven genoten, radicaal zijn veranderd. Dit geldt (fysiek gezien) met name voor [slachtoffer 2]. Het leed dat beide slachtoffers door het ongeval is aangedaan en de gevolgen hiervan zijn ter zitting indringend naar voren gebracht.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het advies van verslavingsreclassering Emergis van 16 september 2025. Hieruit blijkt dat er sprake is van stabiliteit op alle leefgebieden. Verdachte beschikt over huisvesting, werk en een goed inkomen. De reclassering ziet wel problemen ten aanzien van de houding van verdachte, omdat hij in het verleden vaker onder invloed van alcohol heeft gereden en standaard tien kilometer te hard rijdt. Dit kan een risico vormen voor de toekomst, zeker wanneer de impact van het onderhavige delict afneemt. Verdachte ontkent problematisch middelengebruik, maar de reclassering heeft ondanks herhaaldelijk doorvragen onvoldoende zicht op de aard en de ernst van zijn alcoholgebruik. Daarnaast ziet de reclassering ook dat verdachte oprecht spijt betuigt en moeite doet om zijn verantwoordelijkheid richting de slachtoffers te nemen. De reclassering schat het risico op recidive in als laag.
Voor feiten als de onderhavige (met het bewezen alcoholpromillage en de zeer hoge mate van schuld) wordt gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank ziet echter aanleiding hiervan af te wijken gelet op het volgende. Verdachte is reeds gestart met maandelijkse betalingen terzake de schadevergoedingen aan de slachtoffers. Verdachte neemt op dit punt zijn verantwoordelijkheid en is in loondienst gaan werken en gaat verhuizen naar een andere woning met minder hoge maandlasten om deze betalingen te kunnen blijven voldoen. Het detineren van verdachte acht de rechtbank dan ook onwenselijk, omdat hij hierdoor zijn baan zal verliezen en niet langer de maandelijkse betalingen aan de slachtoffers kan voldoen. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte de ernst van zijn daad inziet en hij in zijn berouw en spijt naar de slachtoffers naar het oordeel van de rechtbank oprecht overkomt. Hoewel de rechtbank gelet op deze omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun acht, zal zij wel een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opleggen. De rechtbank beoogt daarmee verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en daarnaast het opleggen van bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht mogelijk te maken. Ook zal de rechtbank gelet op de ernst van de feiten een taakstraf van de maximale duur opleggen.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat een langdurige ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden is. Met deze ontzegging wordt beoogd verdachte ervan te doordringen voortaan in het verkeer de vereiste voorzichtigheid en oplettendheid te betrachten. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat een onvoorwaardelijke ontzegging gevolgen voor verdachte zal hebben, kan niet worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid of een ontzegging gelijk aan de reeds ingevorderde periode, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Het algemene belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het door de verdediging genoemde persoonlijke belang van verdachte. De rechtbank acht een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaar met aftrek van de tijd dat hij deze al heeft ingeleverd passend en geboden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet feit 2: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0,91 milligram)
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
-
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Verslavingsreclassering Emergis op het adres Vrijlandstraat 33 te Middelburg (0113-267290) meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat verdachte mee werkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- dat verdachte meewerkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt verdachte binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren;
-
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Bijkomende straffen
-
veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 (drie) jaren;
-
bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Polak, voorzitter, en mrs. P.W.G. de Beer en E.B. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Lequin, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 10 oktober 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1 hij op of omstreeks 13 februari 2024 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Koudekerkseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-
na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden, en/of
-
tijdens het rijden een of meerdere handelingen te verrichten in het door verdachte
bestuurde motorrijtuig en/of (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór zich te houden, en/of
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane
maximum snelheid van 50 kilometer per uur te rijden, in elk geval te rijden met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was, en/of
- geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt
immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of -het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarin hij, verdachte, de weg kon overzien en deze vrij was, waardoor een of meer ander(en) (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten voor die [slachtoffer 1] een whiplash en/of voor die [slachtoffer 2] meerdere gebroken ribben en/of een gescheurde long, en/of een gebroken schaambeen en/of een bekkenfractuur en/of enige rugklachten, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 februari 2024 te Vlissingen als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, Koudekerkseweg,
-
na het gebruik van alcoholhoudende drank heeft gereden, en/of
-
tijdens het rijden een of meerdere handelingen te heeft verricht in het door
verdachte bestuurde motorrijtuig en/of (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór zich heeft gehouden, en/of
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane
maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval heeft gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was, en/of
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt
immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of -het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarin hij, verdachte, de weg kon overzien en deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2 hij op of omstreeks 13 februari 2024 te [adres], als bestuurder van een motorrijtuig, (bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,91 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
( art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )