ECLI:NL:RBNNE:2025:4120 - Rechtbank Noord-Nederland - 10 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-085082-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door de officier van justitie mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1 hij op of omstreeks 18 oktober 2023 te Leeuwarden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg(en), de Huizumerlaan en/of de (Verlengde) Schrans zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- dat motorrijtuig op die weg(en) te besturen zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit,
als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en/of
- dat motorrijtuig op die weg(en) te besturen, terwijl verdachte onder invloed was van amfetamine, te
weten meer dan 700 microgram per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde en/of (vervolgens)
- in plaats van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig op een normale en veilige wijze te besturen
en/of in voldoende mate rekening te houden met en/of aandacht te hebben voor het overige verkeer ter plaatse, toen aldaar met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (vanaf de Huizumerlaan) linksaf is geslagen in de richting van de Verlengde Schrans op een moment dat een bestuurster van een fiets (te weten [slachtoffer] ) hem, verdachte, uit tegengestelde richting (uit de Carel van Manderstraat) dicht was genaderd en/of passeerde en haar weg wilde rechtdoor wilde vervolgen in de richting van de Huizumerlaan en/of
- in plaats van tijdig te remmen voor die voornoemde bestuurster van die fiets en/of die bestuurster van
die fiets de ongehinderde doorgang te verlenen en/of (vervolgens)
- met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen die bestuurster van die fiets en/of die fiets
is aangereden en/of opgebotst, waardoor een ander te weten die bestuurster van die fiets (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk door/onder de schouderkap links, bovenkant linker bovenarm, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering
in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2 hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ) betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Leeuwarden op/aan de Huizumerlaan en/of de (Verlengde) Schrans, op of omstreeks 18 oktober 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of
schade was toegebracht;
3 hij op of omstreeks 18 oktober 2023 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, een (motor)voertuig, te weten een personenauto (voorzien van het kenteken [kenteken] ), heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen meer dan 700 microgram per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
4 hij op of omstreeks 18 oktober 2023 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ) heeft gereden op de weg, de Huizumerlaan en/of de (Verlengde) Schrans, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3 en 4, met de aanvulling dat verdachte ten aanzien van feit 1 partieel vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde roekeloosheid.
Standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van de ten laste gelegde roekeloosheid en heeft verder geen verweren gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Oordeel van de rechtbank De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
-
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2025;
-
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2023, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 13 februari 2024, inhoudend het relaas van [verbalisant] ;
-
een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 27 november 2023, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier;
-
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 23 november 2023, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
-
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 6 januari 2024, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
-
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 16 november 2023, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
-
een deskundigenrapport afkomstig van het geaccrediteerde Maasstad Ziekenhuis te Rotterdam, zaaknummer [nummer] , d.d. 10 november 2023, opgemaakt door dr. T.M. Bosch, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 Gelet op de gedragingen van verdachte die volgen uit de bewijsmiddelen is de rechtbank, net als de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er in juridische zin niet gesproken kan worden van roekeloosheid. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van dit bestanddeel. De rechtbank is daarnaast met de officier van justitie van oordeel dat verdachte door zijn gedragingen, te weten het rijden onder invloed, het rijden zonder rijbewijs en het nalaten voorrang te verlenen aan het fietsende slachtoffer, zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het daaropvolgende ongeluk aan zijn schuld, in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, te wijten
is.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1 hij op 18 oktober 2023 te Leeuwarden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] , daarmede rijdende over de wegen, de Huizumerlaan en de Verlengde Schrans, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- dat motorrijtuig op die wegen te besturen zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als
bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en
- dat motorrijtuig op die wegen te besturen, terwijl verdachte onder invloed was van amfetamine, te
weten meer dan 700 microgram per liter bloed, en vervolgens
- in plaats van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig op een normale en veilige wijze te besturen en
in voldoende mate rekening te houden met en aandacht te hebben voor het overige verkeer ter plaatse, toen aldaar met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig vanaf de Huizumerlaan linksaf is geslagen in de richting van de Verlengde Schrans op een moment dat een bestuurster van een fiets, te weten [slachtoffer] , hem, verdachte, uit tegengestelde richting dicht was genaderd en haar weg rechtdoor wilde vervolgen in de richting van de Huizumerlaan en
- in plaats van tijdig te remmen voor die voornoemde bestuurster van die fiets en die bestuurster van die
fiets de ongehinderde doorgang te verlenen, vervolgens
- met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen die bestuurster van die fiets en/of die fiets
is aangereden, waardoor een ander, te weten die bestuurster van die fiets, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk door/onder de schouderkap links, bovenkant linkerbovenarm, is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2 hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] , betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Leeuwarden op de Huizumerlaan en/of de Verlengde Schrans, op 18 oktober 2023 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [slachtoffer] , letsel en schade was toegebracht;
3 hij op 18 oktober 2023 te Leeuwarden een motorvoertuig, te weten een personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] , heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof meer dan 700 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die
stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
4
hij op 18 oktober 2023 te Leeuwarden als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] , heeft gereden op de weg, de Huizumerlaan en de Verlengde Schrans, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feiten 1 en 3 De eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 2 overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en b van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 4 overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: ontzegging van de rijbevoegdheid) voor de duur van 2 jaren. Ter zake van feit 4 heeft de officier van justitie gevorderd om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen en verdachte ten aanzien van feit 4 schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Standpunt van de verdediging De raadsman heeft gepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de veranderde persoonlijke omstandigheden van verdachte sinds het ongeval. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid en toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ter zake van feit 4.
Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, het verlaten van de plaats van dat ongeval, rijden onder invloed en rijden zonder rijbewijs. Verdachte heeft op 18 oktober 2023 een auto bestuurd terwijl het amfetaminegehalte in zijn bloed meer dan 700 microgram per liter bloed was. Daarbij was hij niet in het bezit van een rijbewijs en had hij alleen daarom al niet mogen rijden. In Leeuwarden heeft hij vervolgens het slachtoffer op de Verlengde Schrans volledig over het hoofd gezien en haar dus geen voorrang verleend, terwijl hij dat wel had moeten doen. Nadat hij tegen het slachtoffer was aangereden en een klap had gehoord, is hij weggereden van de plaats van het ongeval. Uit het geheel van zijn handelen blijkt dat verdachte de verkeersveiligheid niet serieus heeft genomen en dat hij deze ernstig in gevaar heeft gebracht. Daarbij heeft hij zich niet bekommerd om het slachtoffer, dat aan het ongeval een gebroken arm heeft overgehouden. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Persoon van verdachte In het dossier bevindt zich een reclasseringsadvies, opgemaakt door Reclassering Nederland op 20 november 2024. De raadsman heeft ter terechtzitting de rechtbank geattendeerd op een recenter rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt op 7 juli 2025, verbonden aan parketnummer 21-000743-23. In het kader van die zaak heeft de reclassering een voortgangsverslag opgesteld om de huidige status van
het reclasseringstoezicht uiteen te zetten. De raadsman heeft dit verslag via de mail naar de rechtbank verstuurd. Uit dit verslag volgt onder meer dat verdachte zich houdt aan de meldplichtafspraken. Momenteel wordt binnen het toezicht prioriteit gegeven aan de verslavingsproblemen van verdachte. De reclassering benoemt verder dat verdachte gemotiveerd is om zijn leven een andere wending te geven. Hij is inmiddels al geruime tijd abstinent van speed en is recent ook gestopt met het gebruik van GHB. Verdachte is tevens aangemeld bij Bureau Perspectief en Herstelbemiddeling, omdat hij heeft laten weten dat hij nog zijn excuses wil aanbieden aan het slachtoffer.
Ter terechtzitting heeft verdachte verteld dat hij nog steeds clean is, hetgeen de rechtbank beschouwt als een positieve ontwikkeling.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor rijden onder invloed en meerdere strafbeschikkingen heeft ontvangen voor rijden zonder rijbewijs. Op 23 juni 2021 is hij veroordeeld door de politierechter voor twee gevallen van rijden onder invloed tot onder meer een taakstraf. Verdachte heeft deze taakstraf op 16 november 2021 afgerond, wat maakt dat in deze zaak het taakstrafverbod van toepassing is. Tot slot is ook artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.
Op te leggen straf De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Omdat verdachte onder invloed van drugs heeft gereden, zoekt de rechtbank aansluiting bij het oriëntatiepunt voor het rijden met veel alcohol (>570 µg/L), nu de toegestane hoeveelheid amfetamine in het bloed van verdachte in hoge mate was overschreden. Het oriëntatiepunt hiervoor is een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, zou een straf gelijk aan het oriëntatiepunt in beginsel passend zijn. De rechtbank houdt echter in sterke mate rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het recente voortgangsverslag van de reclassering en hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd, blijkt dat verdachte zijn leven relatief op de rit heeft. Ten tijde van de feiten was verdachte nog verslaafd aan speed, maar inmiddels is hij hier al geruime tijd abstinent van. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn fouten en gemotiveerd zegt te zijn om zijn leven een andere wending te geven. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen mogelijk ongedaan kunnen maken en de huidige hulpverlening kunnen doorkruisen, hetgeen de rechtbank niet wenselijk acht. Daarbij zal de rechtbank ook letten op het tijdsverloop tussen onderhavige feiten en de uitspraakdatum. Het taakstrafverbod is daarentegen wel van toepassing. Verder is de rechtbank van oordeel dat er wel een forse taakstaf opgelegd dient te worden om de ernst van de feiten te benadrukken. Tevens zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, mede als stok achter de deur in de verwachting dat het verdachte zal helpen om niet weer de fout in te gaan.
Alles afwegende acht de rechtbank ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren, passend en geboden.
De rechtbank constateert dat het onder 4 bewezen verklaarde een overtreding oplevert, en de rechtbank aldus voor dat feit een afzonderlijke straf dient op te leggen. Echter, gelet op de samenhang tussen alle feiten, de ernst van de overige feiten en de daarvoor op te leggen straf, zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van feit 4 en voor dit feit geen straf opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 62, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3:
een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 2 jaren.
Ten aanzien van feit 4:
Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. H.K. de Haan, rechters, bijgestaan door mr. S. Runia, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2025. Mr. De Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.