Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

Parketnummer: 02-356669-24

Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2025

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992, ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] , raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda.

1 Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. E.E. de Feijter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak eerder naar deze kamer verwezen.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 20 september 2024 tot en met 8 november 2024 [slachtoffer] heeft gestalkt.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, met uitzondering van het sturen van berichten via Marktplaats.

4.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor wat betreft het sturen van berichten via Marktplaats. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

4.3.1. De bewijsmiddelen Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.

4.3.2. De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Uit de aangifte van [slachtoffer] en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] is gebleken dat verdachte in de tenlastegelegde periode een groot aantal berichten via WhatsApp naar [slachtoffer] heeft gestuurd en haar veelvuldig heeft gebeld. Ook is verdachte bij [slachtoffer] aan de deur geweest en heeft hij contact opgenomen met haar ex-partner. [slachtoffer] heeft verdachte diverse keren bericht dat ze geen contact wilde. De rechtbank is gelet op al deze omstandigheden van oordeel dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en dat verdachte zich dus schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking) van [slachtoffer]. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Van het sturen van berichten via Facebook en/of Marktplaats spreekt zij verdachte partieel vrij, nu dat uit het dossier niet is gebleken.

4.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

in de periode van 20 september 2024 tot en met 8 november 2024 te [plaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door meerdere malen

  • te bellen en

  • berichten te sturen via WhatsApp en

  • aan de deur te komen en

  • contact te zoeken met de ex van die [slachtoffer]

met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast vordert zij aan verdachte op te leggen een taakstraf van 140 uren. Verder vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van 2 jaar, met bepaling dat per overtreding van deze maatregel één week hechtenis wordt toegepast met een maximum van 6 maanden. Tenslotte vordert de officier van justitie te bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

6.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging kan zich vinden in de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie. Zij verzoekt in geval van oplegging van een taakstraf deze (deels) voorwaardelijk op te leggen. De verdediging acht de oplegging van een contactverbod als bedoeld in artikel 38v Sr niet noodzakelijk.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Ernst van het feit Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster. Hij heeft haar herhaaldelijk op intimiderende wijze bejegend en haar en haar kinderen daarmee vrees aangejaagd. Verdachte heeft aangeefster niet alleen telefonisch benaderd, maar is ook meermalen naar haar woning gekomen. Ook nadat de politie twee keer een stopgesprek met verdachte heeft gevoerd, is hij doorgegaan met het belagen van aangeefster. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring van aangeefster blijkt hoe groot de gevolgen van het feit voor haar en haar kinderen zijn geweest en nog altijd zijn. Het handelen van verdachte heeft bij aangeefster en haar kinderen gevoelens van angst teweeggebracht. Aangeefster durft in de avond niet meer alleen over straat en heeft last van slapeloze nachten. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte nog altijd niet begrijpt en inziet hoe kwalijk zijn gedrag is en wat de impact daarvan op aangeefster en haar kinderen is geweest, nu hij stelt dat de kinderen hem kenden en daarom niet bang hoefden te zijn. Hieruit blijkt dat verdachte zich niet realiseert wat zijn gedrag bij hen teweeg heeft gebracht. Verdachte blijft de verantwoordelijkheid van zijn handelen bovendien bij het slachtoffer leggen. Verdachte stelt immers dat hij weer reageerde toen aangeefster hem deblokkeerde, omdat hij dacht dat zij door dat deblokkeren weer contact met hem wilde hebben. Verdachte was er echter duidelijk door de politie op gewezen dat hij geen contact met haar mocht zoeken. Desondanks ging hij door. De rechtbank neemt ook bij het bepalen van de ernst van het feit mee dat verdachte op sommige momenten een ware stortvloed aan berichten zendt, die in toon steeds dwingender en dreigender worden.

Persoonlijke omstandigheden De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor belaging, zodat sprake is van recidive. Ook is artikel 63 Sr van toepassing.

Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 3 september 2025. Daaruit volgt dat verdachte niet goed lijkt te weten hoe hij zich binnen relaties moet verhouden en dat hij signalen niet op een goede manier kan inschatten, met stalkingsgedrag tot gevolg. Verdachte heeft eerder dergelijk gedrag vertoond waarvoor hij een behandeling heeft ondergaan. De reclassering trekt uit onderhavig feit de conclusie dat deze eerdere behandeling onvoldoende toereikend is gebleken. Wel ziet zij bij verdachte ook beschermende factoren zoals zijn stabiele huisvesting, werk en inkomen, positieve sociale contacten en de wil te veranderen. Verdachte heeft de door de GGZ en reclassering geïndiceerde VRIS-training (vriendschap, relaties, intimiteit en seksualiteit) tot een goed einde gebracht. De reclassering schat het recidiverisico in als laag tot gemiddeld en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. De VRIS-training heeft verdachte voldoende handvatten gegeven en de reclassering ziet geen mogelijkheden om met toezicht of verdere behandeling de risico’s te verlagen. Wel adviseert zij een contactverbod met aangeefster.

Strafoplegging De rechtbank neemt bij de oplegging van de straf mee de ernst van het feit, de inhoud van de verstuurde WhatsApp-berichten, de hardnekkigheid van het gedrag van verdachte die tot uiting kwam in het feit dat hij aangeefster fysiek ook opzocht en de gevolgen voor aangeefster en haar kinderen. Verder neemt de rechtbank in de strafoplegging mee dat sprake is van recidive. Hoewel verdachte inmiddels een training heeft gevolgd en het recidiverisico door de reclassering als laag tot gemiddeld wordt ingeschat, baart de houding van verdachte de rechtbank zorgen. Alles afwegende acht de rechtbank de straf zoals geëist door de officier van justitie passend. Zij legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 140 uren.

Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr Naast de opgelegde straf zal de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, het gebrek aan zelfinzicht van verdachte en het recidiverisico, ter bescherming van [slachtoffer] – overeenkomstig de eis van de officier van justitie – een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr opleggen voor de duur van twee jaren, met bepaling dat voor elke overtreding één week vervangende hechtenis wordt toegepast, met een maximum van zes maanden.

Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster [slachtoffer], zal de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7 De vordering(en) van de benadeelde partij(en)

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.500,-.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 1.000,- billijk, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige afwijzen.

Wettelijke rente Ook zal de wettelijke rente worden toegewezen. Voor het bepalen van de aanvangsdatum waarop de wettelijke rente verschuldigd is, gaat de rechtbank uit van het moment waarop de belaging tot een einde is gekomen. Daarom zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf 8 november 2024.

Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 Beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

belaging;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 140 uren;

  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen;

Maatregel

  • legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren [1992];

  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze **vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan,**met een maximale duur van zes maanden;

  • bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.

  • beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

Benadeelde partij

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 november 2024 tot aan de dag der voldoening;

  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

  • wijst het overige gedeelte van de vordering af;

  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 november 2024 tot aan de dag der voldoening;

  • bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

  • heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, en mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 10 oktober 2025.

Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: De tenlastelegging

hij in of omstreeks de periode van 20 september 2024 tot en met 8 november 2024 te [plaats], althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door meerdere malen

  • te bellen en/of

  • berichten te sturen via Facebook en/of WhatsApp en/of Marktplaats en/of

  • aan de deur te komen en/of

  • contact te zoeken met de ex van die [slachtoffer]

met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen; ( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )