Artikel 350 (Beraadslaging materiële vragen strafproces)
Indien het onderzoek in artikel 348 bedoeld, niet leidt tot toepassing van artikel 349, eerste lid, beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de vraag of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan, en, zoo ja, welk strafbaar feit het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert; indien wordt aangenomen dat het feit bewezen en strafbaar is, dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van den verdachte en over de oplegging van straf of maatregel, bij de wet bepaald.
Uitleg in duidelijke taal
Indien het onderzoek in artikel 348 bedoeld, niet leidt tot toepassing van artikel 349, eerste lid, beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de vraag of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan, en, zoo ja, welk strafbaar feit het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert; indien wordt aangenomen dat het feit bewezen en strafbaar is, dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van den verdachte en over de oplegging van straf of maatregel, bij de wet bepaald.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:PHR:2025:860 - Parket bij de Hoge Raad - 26 augustus 2025
ECLI:NL:PHR:2025:859 - Parket bij de Hoge Raad - 26 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16362 - Rechtbank Den Haag - 2 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11557 - Rechtbank Rotterdam - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17202 - Rechtbank Den Haag - 15 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17203 - Rechtbank Den Haag - 15 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16765 - Rechtbank Den Haag - 10 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16359 - Rechtbank Den Haag - 2 september 2025
ECLI:NL:PHR:2025:931 - Conclusie A-G: Vormverzuim bij aanhouding en de reikwijdte van art. 359a Sv - 16 september 2025
De A-G adviseert de Hoge Raad de straf te vernietigen. Het hof oordeelde ten onrechte dat een vormverzuim (neerschieten verdachte) niet onder artikel driehonderdnegenenvijftig a Sv valt omdat hierover bij de rechter-commissaris daarover geklaagd had kunnen worden. Ook is het oordeel onbegrijpelijk dat een mogelijke civiele schadevergoeding strafvermindering uitsluit.