Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:4585 - Rechtbank Overijssel - 8 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:45858 juli 2025

Rechtsgebieden

StrafrechtStrafprocesrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummers: 71.301589.23 en 71.094459.25 Datum tussenbeslissing: 8 juli 2025

Tussenbeslissing in de zaak van de officier van justitie tegen:

De verdachte, genaamd:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] , wonende aan de [adres] ,

naar aanleiding van de door mr. R.V.S. Adriaanse, advocaat te Utrecht, namens verdachte, ingediende onderzoekswensen.

Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting (regiezitting) van 17 juni 2025. Daarbij zijn gehoord:

Overwegingen

De rechtbank beslist op de onderzoekswensen als volgt.

Te horen getuigen

De verdediging heeft verzocht de volgende 20 personen als getuigen te horen:

Het Openbaar Ministerie heeft zich niet verzet tegen het horen van de getuigen 6 tot en met 11. De rechtbank is van oordeel dat het horen van deze getuigen in het belang van de verdediging is, nu zij belastend over verdachte hebben verklaard en aangemerkt kunnen worden als zogenoemde “Keskin-getuigen”.

De rechtbank wijst toe de verzoeken tot het horen van de volgende zes personen als getuige:

De rechtbank wijst af het verzoek om de overige getuigen (1 tot en met 5 en 12 tot en met 20) te horen. Deze getuigen hebben niet belastend over verdachte verklaard. Uit de motivering van het verzoek om deze getuigen te horen, volgt niet dat de punten waarover de verdediging de getuigen wil horen in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak te nemen beslissing in de zin van de artikelen 348 en 350 Sv. Weliswaar heeft de raadsvrouw gemotiveerd waarom zij deze getuigen wil horen, hetgeen neerkomt op het stellen van vragen aan getuigen die mogelijk ontlastend kunnen verklaren over verdachte, of die de (ontkennende) verklaring van verdachte mogelijk kunnen ondersteunen. Het ondervragingsrecht van een verdachte gaat evenwel niet zover. Het omvat niet het onbeperkte recht om in het onderzoek reeds gehoorde getuigen te mogen ondervragen op allerlei aspecten die de verdachte van belang acht. Het ondervragingsrecht beperkt zich enerzijds tot het kritisch mogen bevragen van getuigen die belastend hebben verklaard. De verzoeken daartoe behoeven geen uitgebreide motivering. Ten aanzien van andere getuigen, die niet belastend hebben verklaard, geldt dat het horen van hen in redelijkheid van belang moet zijn voor enige te nemen beslissing in de zin van artikel 348 en 350 Sv. De motivering van het verzoek dient zodanig te zijn geformuleerd dat de rechtbank op basis daarvan kan beoordelen dat het horen van die specifieke getuige inderdaad in redelijkheid van belang is voor enige in de zaak te nemen beslissing ex de artikelen 348 en 350 Sv. De door de raadsvrouw gegeven motivering voldoet niet aan die eis, zodat in zoverre afwijzend wordt beslist. Hieruit volgt tevens dat de verdachte door de afwijzing van deze verzoeken niet in zijn verdediging wordt geschaad.

Aansluiten bij getuigenverhoren in de zaken van medeverdachten

De raadsvrouw heeft verzocht te mogen aansluiten bij alle onderzoekswensen van medeverdachten en hun raadslieden die zullen worden toegewezen. De rechtbank zal dit toestaan. De rechtbank ziet geen aanleiding dit op voorhand te beperken tot de zaaksdossiers, zoals door de officier van justitie verzocht. Enerzijds omdat de rechtbank hierbij tevens bepaalt dat alleen de agenda van de raadsvrouw of raadsman die verzocht heeft om de betreffende getuigenverhoren leidend is bij de planning van de verhoren. Anderzijds omdat de rechtbank hierbij bepaalt dat de rechter-commissaris in voorkomende gevallen beslist of en in hoeverre de “aangesloten” raadsman of raadsvrouw zal worden toegestaan vragen aan de getuigen te stellen. De rechtbank meent dat daarmee het ondervragingsrecht voldoende is afgebakend om de verhoren adequaat en efficiënt te laten verlopen.

De rechtbank, gehoord de officier van justitie, de verdachte en de raadsvrouw,schorst het onderzoek in verband hiermee voor onbepaalde tijd.

De rechtbank stelt het dossier in handen van de rechter-commissaris teneinde de hiervoor omschreven onderzoekshandelingen te verrichten.

De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte en een tolk in de Arabische (Syrisch-Libanese) taal, voor de nog nader te bepalen terechtzitting, met tijdige kennisgeving van die zittingsdatum aan de raadsvrouw.

Aldus beslist door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. P.A.M. Miltenburg en mr. A.A. Jacobs, rechters in aanwezigheid van mr. R. van der Hulst, griffier.

Buiten staat Mr. P.A.M. Miltenburg is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.