Artikel 348 (Onderzoek rechtbank geldigheid dagvaarding bevoegdheid ontvankelijkheid schorsing)
De rechtbank onderzoekt op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting de geldigheid der dagvaarding, hare bevoegdheid tot kennisneming van het telastegelegde feit en de ontvankelijkheid van den officier van justitie en of er redenen zijn voor schorsing der vervolging.
Uitleg in duidelijke taal
De rechtbank onderzoekt op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting de geldigheid der dagvaarding, hare bevoegdheid tot kennisneming van het telastegelegde feit en de ontvankelijkheid van den officier van justitie en of er redenen zijn voor schorsing der vervolging.
De rechtbank voert een onderzoek uit. Dit onderzoek is gebaseerd op de telastlegging en op wat er tijdens het onderzoek op de terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank beoordeelt hierbij de geldigheid der dagvaarding. Verder onderzoekt de rechtbank hare bevoegdheid tot kennisneming van het telastegelegde feit. Ook beoordeelt de rechtbank de ontvankelijkheid van den officier van justitie. Tot slot onderzoekt de rechtbank of er redenen bestaan voor schorsing der vervolging.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:PHR:2025:860 - Parket bij de Hoge Raad - 26 augustus 2025
ECLI:NL:PHR:2025:859 - Parket bij de Hoge Raad - 26 augustus 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:4154 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 10 juli 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:4178 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 10 juli 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:4245 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 10 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11557 - Rechtbank Rotterdam - 3 oktober 2025
ECLI:NL:PHR:2025:931 - Conclusie A-G: Vormverzuim bij aanhouding en de reikwijdte van art. 359a Sv - 16 september 2025
De A-G adviseert de Hoge Raad de straf te vernietigen. Het hof oordeelde ten onrechte dat een vormverzuim (neerschieten verdachte) niet onder artikel driehonderdnegenenvijftig a Sv valt omdat hierover bij de rechter-commissaris daarover geklaagd had kunnen worden. Ook is het oordeel onbegrijpelijk dat een mogelijke civiele schadevergoeding strafvermindering uitsluit.