ECLI:NL:RBDHA:2025:17702 - Rechtbank Den Haag - 24 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
PV/cd Zaak- en rolnr.: 11326520 RP VERZ 24-50520 24 september 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[partij A], wonende te [woonplaats] , verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek, hierna te noemen: [partij A] , gemachtigde: mr. O.J. Praamstra,
tegen
EPICX ZOETERMEER B.V., gevestigd te Den Haag, verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek, hierna te noemen: Epicx, gemachtigde: mr. J.B. Kloosterman.
1 De procedure
1.1. De kantonrechter heeft kennis genomen van:
2 De feiten
2.1. [partij A] heeft een eenmanszaak die sinds 23 april 2010 staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) onder de naam [bedrijfsnaam] . Volgens de activiteitenomschrijving in het handelsregister houdt [bedrijfsnaam] zich bezig met het verhuren van reiswiegen voor baby’s in de auto, het geven van tennislessen en tennisgerelateerde activiteiten, dienstverlening in de sport en administratieve werkzaamheden.
2.2. [partij A] is in november 2014 als zelfstandige werkzaamheden gaan verrichten voor Racketcenter De Leyens B.V. (hierna: De Leyens). Haar werkzaamheden bestonden uit het geven van tennislessen. De gewerkte uren factureerde zij via haar eenmanszaak, tegen een tarief van € 30 uur per uur, exclusief btw.
2.3. De Leyens is eind 2016 gestopt met het aanbieden van tennislessen. De tennisbanen zijn verwijderd en vervangen door een indooractiviteitencentrum met onder andere trampolines. Epicx, opgericht op 29 november 2016 en tot 21 juni 2024 bekend onder de naam Jump Zone 1 B.V., is dat centrum gaan exploiteren.
2.4. [partij A] is voor Epicx uiteenlopende administratieve werkzaamheden gaan verrichten. [partij A] is voor deze werkzaamheden via haar eenmanszaak blijven factureren. In de periode van januari 2017 tot en met juli 2024 bracht zij de volgende uurtarieven in rekening: € 17,50 per 1 januari 2017 (gefactureerd aan De Leyens), € 14,- per 1 april 2017, € 15,- per 1 december 2017, € 16,- per 1 januari 2023 en € 18,- per 1 januari 2024 (steeds gefactureerd aan Epicx), telkens te vermeerderen met btw. Epicx en [partij A] hebben per 1 april 2017 afgesproken dat [partij A] voor 100 uur per maand een fixed feevan € 1.400,- ex btw per maand ontvangt. Dit bedrag is later hoger geworden in verband met de hogere uurtarieven. Daarnaast is afgesproken dat bij ziekte 70% van het bedrag wordt uitgekeerd en dat de vergoeding tijdens vakanties van [partij A] wordt doorbetaald.
2.5. Binnen Epicx is in mei 2017 een conceptovereenkomst van opdracht rondgestuurd, ingaande op 1 april 2017 en eindigend op 31 maart 2018, waarin wordt vermeld dat [bedrijfsnaam] als opdrachtnemer optreedt, de opdracht bestaat uit “Toezichthouder op arenavloer, bijhouden mailbox, urenregistratie en planning personeel en alle bijkomende werkzaamheden” en het tarief € 14,- per uur ex btw bedraagt. In de overeenkomst is verder opgenomen dat partijen uitdrukkelijk niet beogen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan en dat [bedrijfsnaam] bij het uitvoeren van de werkzaamheden geheel zelfstandig is, ook ten behoeve van andere opdrachtgevers werkzaamheden mag verrichten en aansprakelijk is voor schade veroorzaakt bij de uitoefening van de werkzaamheden.
2.6. Gedurende de periode dat [partij A] voor Epicx werkzaamheden verrichte (tot augustus 2024), was de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) eigenaar en directeur van het bedrijf. Per oktober 2022 is de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) toegetreden als (mede)directeur en vanaf april 2023 tevens als (mede)eigenaar. Tot (omstreeks) 1 augustus 2022 was mevrouw [naam 3] (hierna: [naam 3] ) bij Epicx in dienst. In verband met haar (aanstaande) vertrek heeft [naam 3] op die datum per e-mail een document verstuurd aan diverse medewerkers van Epicx, met daarin een verdeling van haar taken over het overige personeel. Een deel van deze taken is daarbij aan [partij A] toegewezen.
2.7. Epicx heeft [partij A] op 28 februari 2024 tijdens een gesprek meegedeeld dat (een deel van) haar taken zullen worden overgenomen door een werknemer van Epicx (mevrouw [naam 4] ) en dat zij andere werkzaamheden kan gaan verrichten, met een focus op acquisitie. Epicx heeft [partij A] op 13 maart 2024 per e-mail bericht hoe de nieuw geformuleerde opdracht luidt.
2.8. [partij A] heeft Epicx op 22 maart 2024 per brief bericht dat er volgens haar sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
2.9. Epicx heeft [partij A] op 21 mei 2024 per e-mail bericht dat er wat haar betreft geen opdracht meer is en de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden opgezegd tegen 1 augustus 2024.
2.10. [partij A] heeft Epicx op 2 augustus 2024 haar laatste factuur gestuurd voor de in juli 2024 verrichte werkzaamheden. Epicx heeft hierop op 14 augustus 2024 geantwoord met onder meer de bevestiging dat de opdracht is geëindigd.
3 Het geschil
in het verzoek
3.1. [partij A] verzoekt om (verkort en anders weergegeven):
-
voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen een arbeidsovereenkomst is in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
-
voor recht te verklaren dat het bruto maandloon van [partij A] met ingang van 1 januari 2017 € 2.150,- bedroeg, en vervolgens met ingang van 1 april 2017 € 1.650,-, met ingang van 1 december 2017 € 1.760,-, met ingang van 1 januari 2023 € 1.880,- en met ingang van 1 januari 2024 € 2.150,-;
-
Epicx te veroordelen om alsnog aangifte te doen bij de Belastingdienst van het door haar verschuldigde loon over de jaren 2017 tot en met 2024, voor ieder jaar en aangiftetijdvak separaat, binnen 6 weken na betekening van deze beschikking, met oplegging van een dwangsom;
-
de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen;
-
Epicx te veroordelen tot betaling van:
a. € 2.150,- bruto per maand ter zake van loon vanaf 1 augustus 2024 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
b. de vakantiebijslag van 8% over dit bedrag, jaarlijks te betalen in mei;
c. € 13.185,60 bruto ter zake van vakantiebijslag over de periode vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 juli 2024;
d. de wettelijke verhoging over de hiervoor genoemde bedragen, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf de dag van verzuim;
e. € 1.712,15 aan buitengerechtelijke kosten;
f. de kosten van het geding.
3.2. [partij A] legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij sinds januari 2017 in dienst is bij Epicx. De overeenkomst tussen partijen is gelet op de gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest
3.3. Epicx voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij voert – samengevat – aan dat de overeenkomst tussen partijen moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht. De opzegging is daarom rechtsgeldig en er hoeft geen loonaangifte te worden gedaan. Daarnaast betwist Epicx de juistheid van de door [partij A] genoemde bruto maandlonen. Volgens Epicx zijn de aan [partij A] uitbetaalde bedragen geen netto bedragen, maar bruto bedragen inclusief vakantiegeld. [partij A] heeft deze zelf opgegeven bij de inkomstenbelasting. Mocht sprake zijn van loon, dan zijn het bedragen waar [partij A] zelf inhoudingen voor loonheffing op moet voldoen. Het uurloon kan volgens Epicx dan ook alleen inclusief belastingen en dus bruto zijn. Epicx stelt dat een werknemer in een functie vergelijkbaar met de opdracht van [partij A] de volgende bruto uurlonen verdiende: in 2018 € 10,-, in 2022 € 12,48, in 2023 € 12,50 en tot en met juli 2024 € 14,50. Als [partij A] in loondienst zou werken zou zij dus laatstelijk € 1.450,- bruto per maand hebben verdiend. Mocht toch moeten worden uitgegaan van een uurloon van € 18,- en een maandloon van € 1.800,-, dan zijn dit volgens Epicx brutobedragen inclusief vakantiegeld, belasting en premies. Epicx betwist tot slot dat zij buitengerechtelijke kosten moet betalen.
in het voorwaardelijk tegenverzoek
3.4. Voor het geval geoordeeld wordt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, verzoekt Epicx om (verkort en anders weergegeven):
-
de arbeidsovereenkomst tussen partijen op de kortst mogelijke termijn te ontbinden;
-
[partij A] te veroordelen tot creditering van de door haar opgestelde facturen en het daaruit volgende totaalbedrag van € 168.503,22 aan Epicx te voldoen;
-
[partij A] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.5. Epicx baseert haar verzoek – samengevat – op het volgende. De vertrouwensband tussen partijen is kapot. [partij A] heeft geweigerd de nieuwe opdracht ook maar te proberen en wilde hierover alleen in gesprek gaan indien Epicx zou erkennen dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Epicx heeft daarom geen vertrouwen meer in een vruchtbare samenwerking. [partij A] is verder gehouden de factuurbedragen die zij over de periode januari 2017 tot augustus 2024 heeft ontvangen, in totaal € 168.503,22 inclusief btw, te crediteren. Dit bedrag moet volgens Epicx worden verrekend met het totaal aan loon waarop [partij A] in dat geval aanspraak kan maken.
3.6. [partij A] verweert zich tegen de verzoeken. Volgens haar moet het ontbindingsverzoek worden afgewezen. Zij betwist dat er een verstoring van de arbeidsverhouding is. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [partij A] om toekenning van de transitievergoeding van € 5.866,92 bruto en van een billijke vergoeding gelijk aan één jaarloon, zijnde € 27.864,- bruto. Epicx heeft immers ernstig verwijtbaar gehandeld door de arbeidsovereenkomst zonder meer en in strijd met de wettelijke ontslagregels op te zeggen toen [partij A] zich beriep op haar rechten als werknemer. Volgens [partij A] is de kantonrechter onbevoegd om het crediterings- en terugbetalingsverzoek te beoordelen. De grondslag daarvan is volgens haar onverschuldigde betaling en het verzoek betreft geen arbeidszaak. Gelet op het geldelijk belang is dit een zaak voor de kamer voor andere zaken dan de kantonzaken. Epicx moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en de zaak moet worden verwezen. Indien dit niet gebeurt, moet het verzoek worden afgewezen. [partij A] betwist dat de betalingen zonder rechtsgrond zijn verricht. Ook betwist zij dat zij btw zou moeten terugbetalen, zolang niet vaststaat in hoeverre Epicx de door haar gefactureerde btw reeds heeft verrekend met de Belastingdienst.
4 De beoordeling
in het verzoek
Bewijsopdracht
4.1. Bij mondelinge tussenbeslissing is [partij A] toegelaten om bewijs te leveren dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat. In haar conclusie na enquête heeft [partij A] betoogd dat deze bewijsopdracht ten onrechte aan haar is gegeven. Zij voert aan dat artikel 7:610a BW bepaalt dat in dit geval als uitgangspunt geldt dat de overeenkomst tussen partijen een arbeidsovereenkomst is. Volgens [partij A] is het de taak van Epicx om dit vermoeden te weerleggen.
4.2. Omdat [partij A] zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde arbeidsovereenkomst, rust op haar de stelplicht, en, gelet op gemotiveerde betwisting door Epicx, ook de bewijslast dat sprake is van een arbeidsovereenkomst (artikel 150 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv). Het bewijsvermoeden van artikel 7:610a BW is niet meer dan een weerlegbaar vermoeden dat het bewijs (op voorhand) geleverd is. Dit vermoeden betekent niet dat de bewijslast wordt omgekeerd en dat het bewijsrisico voor het niet-bestaan van de arbeidsovereenkomst bij de werkgever komt te liggen. Anders dan [partij A] stelt, brengt het wettelijke vermoeden dus niet mee dat Epicx het bewijs van het tegendeel moet leveren. De bewijsopdracht is daarom terecht aan [partij A] gegeven.
4.3. Overigens is niet duidelijk welk belang [partij A] in dit stadium van de procedure nog heeft bij een beroep op artikel 7:610a BW. Nu tot bewijslevering is overgegaan, moet het geleverde bewijs worden gewogen. Daarmee speelt het bewijsvermoeden niet langer een rol van betekenis.
Redelijkheid en billijkheid
4.4. Vooruitlopend op de beoordeling wordt overwogen dat de stelling van Epicx dat [partij A] zich niet conform de eisen van redelijkheid en billijkheid jegens haar heeft gedragen door eerst na de aankondiging van een wijziging in takenpakket het standpunt in te nemen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, haar niet kan baten. Gelet op de ongelijkwaardige positie van partijen (waarbij Epicx als ‘werkgever/opdrachtgever’ de sterkere partij is en [partij A] als ‘werknemer/opdrachtnemer’ de afhankelijke partij) had het juist op de weg van Epicx gelegen om zich ervan te vergewissen hoe de samenwerking tussen hen contractueel moet worden gekwalificeerd. Dit geldt temeer nu de discussie over de afbakening tussen arbeids- en opdrachtovereenkomsten al jaren breed wordt gevoerd. Epicx kan [partij A] daarom in redelijkheid niet tegenwerpen dat zij deze kwestie zelf niet eerder aan de orde heeft gesteld.
Deliveroo-arrest
4.5. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten (artikel 7:610 lid 1 BW).
4.6. De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest ten aanzien van de kwalificatievraag bevestigd dat door uitleg aan de hand van de Haviltex-maatstaf moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen (uitlegfase) en dat als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst deze als zodanig moet worden aangemerkt (kwalificatiefase). Voor de kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst al dan niet onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Voorts heeft de Hoge Raad overwogen dat de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt afhangt van alle omstandigheden in onderling verband bezien, waarbij onder meer van belang kunnen zijn de volgende negen gezichtspunten:
Getuigenverhoren
4.7. [partij A] heeft, teneinde het bewijs te leveren dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, een viertal getuigen doen horen: zichzelf, mevrouw [naam 5] (hierna: [naam 5] ), de heer [naam 6] (hierna: [naam 6] ) en [naam 3] . In contra-enquête zijn als getuigen gehoord [naam 2] , [naam 1] , de heer [naam 7] (hierna: [naam 7] ) en mevrouw [naam 8] (hierna: [naam 8] ).
[partij A]
4.8. [partij A] heeft, voor zover relevant, het volgende verklaard: “(…) Ik ben bij Epicx gestart ongeveer in 2015. Ik gaf eerst tennisles. Toen dat stopte kwamen er andere activiteiten in het bedrijf en werd mij gevraagd te blijven als medewerker op kantoor aanvankelijk voor het verrichten van hand en span diensten en ook administratie. Er kwamen meer en meer taken bij. (…)
Ik werkte aanvankelijk voornamelijk op kantoor van 8.30 uur tot 12.30 uur met soms een uitloop tot 14.00 uur. Later deed ik ook wat werk vanuit huis(dit begon in de coranaperiode). (…) Degene die mij opdrachten gaf, was eerst mevrouw [naam 3] ,
Voor de tijd dat ik thuis werkte had ik een laptop van Epicx, deze was voorzien van de benodigde computerprogramma’s. (…) Epicx had mij ook een parkeerkaart ter beschikking gesteld, omdat parkeren daar beperkt is qua tijdsduur. Binnen de unit van Epicx waar ik werkte was ik de enige die de werkzaamheden uitvoerde die ik zojuist omschreef. Als ik er niet was deed mevrouw [naam 3] deze werkzaamheden. Ik kon mijzelf niet laten vervangen. Als er bedrijfsuitjes of activiteiten binnen Epicx dan nam ik daar altijd aan deel. (…) behalve een zorgverzekering had ik geen verzekering voor aansprakelijkheid, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. (…)
Ik ben bekend met de app-groep coördinatoren en ik maak daar deel van uit. Het doel van deze app-groep was afstemmen en informatie uitwisseling tussen de diverse coördinatoren van de diverse bedrijfsonderdelen. Voor de duidelijkheid elke bedrijfsonderdeel(unit) had een coördinator en ik was de coördinator van de jump en in die hoedanigheid nam ik deel aan deze app-groep.
Tijdens de covid periode was Epicx weliswaar dicht, maar mevrouw [naam 3] wilde wel dat het personeel aanwezig was voor bepaalde activiteiten, waaronder cursussen en schoonmaken etc. Ik maakte daar ook deel van uit en ik was daarbij aanwezig. (…)
In corona tijd stuurde ik gewoon facturen en deze werden ook voldaan. (…)
Tijdens mijn vakantie werkte ik op mijn vakantieadres met een laptop en deed daar s’morgens of s’avonds de mails en ik had ook telefoongesprekken met mevrouw [naam 3] of meneer [naam 1] . De vakanties werden gewoon doorbetaald; hiermee bedoel ik dat ik altijd dezelfde factuur stuurde.
Ik werkte altijd in het weekend; wij hadden een rooster en daar draaide ik in mee. (…)
Ik beschikte over de sleutel van het pand en over de alarmcode. In voorkomende gevallen als ik op de vloer stond droeg ik bedrijfskleding. (…)”
[naam 5]
4.9. [naam 5] heeft, voor zover relevant, het volgende verklaard: “(…) Ze deed dit [haar werkzaamheden, toev. ktr.] eerst voornamelijk vanuit kantoor maar mede door covid later vooral vanuit huis. (…) Als ze thuis was, was ze wel altijd bereikbaar. (…)
Het werk wat ik noemde deed mevrouw [partij A] alleen er was, behoudens sollicitatiegesprekken (dat ze met een ander deed) niemand anders die dat werk deed. Ik was verbaasd toen ik hoorde dat mevrouw [partij A] geen kerstpakket kreeg omdat ze zzp’er was, hoewel ik haar als collega beschouwden. Ze stond immers ook gewoon in het rooster programma waar we allemaal in stonden. Overigens heeft ze het kerstpakket als nog gekregen
Bij de twee bedrijfsuitjes (kerstborrel en karaoke) die ik heb meegemaakt was mevrouw [partij A] aanwezig. (…)
Het is inderdaad zo dat de beoogde taakverdeling is geeffectueerd van mevrouw [naam 3] , naar haar vertrek. Dit hield in dat diverse taken naar mevrouw [partij A] zijn gegaan (…). Verder is het zo dat bijna met het vertrek van mevrouw [naam 3] ook andere medewerkers vertrokken waardoor er zelfs meer taken werden verdeeld onder mevrouw [partij A] (…)
Mevrouw [partij A] kon zich niet laten vervangen. (…)
Samen met [naam 6] en [partij A] hadden wij een app-groep. Dit hadden we voor afstemming voor makkelijk informatie uit te wisselen. Overig was er ook een app-groep voor het hele personeel hieraan nam ook [partij A] deel. (…)
[partij A] werkte niet op vaste tijden, maar daarmee bedoel ik dat ze wel vaste tijden had (behalve zaterdagmoren en woensdagmiddag), maar dat ik haar eigenlijk te pas en te onpas belde. Ze werkte ook in het weekend volgens het rooster [naam 9] .
Mevrouw [partij A] beschikte over een parkeerkaart net zoals ik. Verder had ze een sleutel van het pand en beschikte ze over de code van het alarm. Als mevrouw [partij A] insprong bij activiteiten droeg zij bedrijfskleding. (…)”
[naam 6]
4.10. [naam 6] heeft, voor zover relevant, het volgende verklaard: “(…) Mijn werkrelatie met mevrouw [partij A] bestond uit, dat wij samen sollicitatiegesprekken deden en stagebegeleiding. (…) Wij hadden voornamelijk telefonisch contact. Ik zag haar niet dagelijks, maar wij hadden wel dagelijks contact. Ik weet niet wat haar werktijden waren, maar ik belde haar te pas en te onpas. (…)
Met zijn drieën, [partij A] , [naam 5] en ik, hadden als coördinatoren een app-groep. In deze app-groep bespraken wij activiteiten, evenementen en wisselende wij informatie uit. (…)
Het werk van mevrouw [partij A] zou niet zomaar door iemand anders overgenomen kunnen worden. Niet omdat zij de contacten had en ook niet omdat iemand wel een beetje ingewerkt moest worden.
Tijdens vakantie van mevrouw [partij A] nam zij haar laptop mee, zodat zij op die wijze bereikbaar was. (…)
Mevrouw [naam 5] en ik werkten altijd in het weekend en wij belden mevrouw [partij A] als dat nodig was in het weekend. (…)
Mevrouw [partij A] beschikte over een parkeerkaart, alsmede over een sleutel van het pand en de alarmcode.”
[naam 3]
4.11. [partij A] heeft als productie een schriftelijke verklaring van [naam 3] overgelegd. Tijdens het getuigenverhoor heeft [naam 3] verklaard dat zij haar schriftelijke verklaring onder ede bevestigt. In die verklaring heeft [naam 3] , op vragen van de gemachtigde van [partij A] , voor zover van belang, het volgende verklaard: “(…) Gezien ik dagelijks verantwoordelijk was voor De Leyens en Jump One was ik dus leidinggevende van al het personeel dus ook van Mw. [partij A] . (…)
- Kunt u verklaren of het cliënte vrij stond om zelf haar werkwijze, de werktijden en de locatie van haar werkzaamheden te bepalen? (…)
De werkwijze was niet vrij. Dit werd bepaald door mij als Generager.al Manager. De locatie en werktijden waren in afstemming met mij. Voor Corona was zij in de ochtend aanwezig. En vanzelfsprekend op afroep en inroostering van mij als General Manager. Na Corona is zij meer vanuit huis gaan werken (…)
- Weet u of aan cliënte zaken ter beschikking zijn gesteld door of namens Epicx (…)
Ja, een laptop, kleding, parkeerkaart en sleutel van het pand.
- Was er sprake van bedrijfskleding die tijdens het werk, of voor bepaalde werkzaamheden, gedragen diende te worden?
Ja
- Werd cliënte meegevraagd bij bedrijfsuitjes, of andere festiviteiten (…)
Ja altijd
- Had cliënte (…) een code om het alarm te deactiveren?
Ja (…).
- Stond het cliënte vrij om zich door een ander te laten vervangen? (…)
Nee, als mw. [partij A] haar werk niet kon doen vanwege vakantie of ziekte nam ik het over. (…) Op vakantie deed zij altijd op mijn verzoek dagelijks de mail bijhouden en had zij indien nodig contact met mij (…)
- Is het correct dat er tussen cliënte en Epicx geen schriftelijke overeenkomst tot stand is gekomen (…)
Dat is correct. In mijn tijd (…) is er nooit een overeenkomst afgesloten en ondertekend.
- De bedrag dat cliënte per gewerkt uur ontving is een aantal keren verhoogd. Op wiens initiatief gebeurde dat?
Op mijn initiatief als General Manager.
- Werd cliënte tijdens ziekte doorbetaald? Hoe is dat tijdens de Covid-19 pandemie gegaan (…)
Ja, dat is destijds afgesproken met dhr. [naam 1] als eindverantwoordelijk van Jump One. Mw. [partij A] is ook doorbetaald tijdens vakanties en gedurende de gehele Corona periode. Tijdens de sluiting m.b.t. Corona werd door iedereen en dus ook door mw. [partij A] werkzaamheden verricht die ik (…) opdroeg. (…)”
Tijdens het getuigenverhoor heeft [naam 3] verder het volgende, voor zover relevant, verklaard: “(…) Mevrouw [partij A] werkte in een team. In dat kader nam zij deel aan overleggen en vergaderingen. Binnen het bedrijf waren diverse Whatsapp groepen en mevrouw [partij A] maakte daar deel van uit. (…) Door mij werd mevrouw [partij A] ingedeeld voor de weekenddiensten. Die weekenddiensten hielden met name in dat er een persoon was die beschikbaar was om problemen op te lossen. Dit is met name ingevoerd om mij te ontlasten. (…)
In het begin is het tussen de heer [naam 1] en mij overleg geweest over een contract voor mevrouw [partij A] (om haar meer aan de onderneming te binden). Dit contract is echter nooit getekend en is een stille dood gestorven. (…)
Ik heb geen persoonlijke betrokkenheid met mevrouw [partij A] . (…) Het conceptcontract met mevrouw [partij A] is niet door mij opgesteld, maar waarschijnlijk door [naam 8] van HR. Ik kreeg dat destijds in mijn mailbox en ik gaf toen aan dat gemaakte afspraken waaronder doorbetaling bij vakantie en ziekte ontbraken en als het werd toegevoegd, dat het wat mij betreft dan akkoord was. Ik heb hier later nog vragen over gesteld, maar toen gaf de heer [naam 1] aan dat het eigenlijk niet nodig was, dat het zo goed ging en dat hij altijd betaalde. (…)”
[naam 2]
4.12. [naam 2] heeft, voor zover relevant, het volgende verklaard: “(…) Sedert 2023 was ik de opdrachtgever van mevrouw [partij A] . Ik had sporadisch contact met haar, want ze werkte voornamelijk vanuit huis. Ik gaf haar geen opdrachten, want ze wist wat ze moest doen en ze had geen sturing nodig. (…)
De werktijden kon ze zelf bepalen, want mails komen de gehele week door op de raarste tijden binnen. Ik weet niet hoe vaak mevrouw [partij A] op kantoor was, maar er was geen noodzaak voor haar om op de vloer te zijn. (…) Als er inhoudelijke vragen zouden zijn geweest dan kon [partij A] zich hebben kunnen wenden tot de heer [naam 1] . De heer [naam 1] had ook toegang tot de inbox en die had dit werk ook kunnen doen. Mevrouw [partij A] had geen computer of telefoon van EPICX. Er waren bij EPICX geen bedrijfsuitjes. (…)
Mevrouw [partij A] heeft mij aangegeven vrijheid te willen hebben voor de uitvoering van haar werkzaamheden in verband met haar werkzaamheden als tennisleraar en ook andere activiteiten waaruit zij neveninkomsten had. Die vrijheid was voor haar heel belangrijk. (…) Omdat mevrouw [partij A] geen contract had, kon ze niet in dit roostersysteem worden opgenomen. Mevrouw [partij A] is nooit ingeroosterd geweest voor Jump One. Ik heb nooit gezien dat mevrouw [partij A] op de werkvloer werkzaam was. (…) EPICX heeft nooit parkeervergunningen aangevraagd. Bij Leyens zijn twee maal personeelsfeestjes geweest. Mevrouw [partij A] stond niet op de uitnodigingenlijst (…) Er waren diverse app groepen tussen coördinatoren voor informeel overleg. Het zou kunnen (maar dat is speculatief) dat mevrouw [partij A] in het kader van haar werk als roosteraar voor de Jumpmasters hier deel van uitmaakte. Ik merk op dat mevrouw [partij A] geen coördinator was. (…) Kerstpakket binnen EPICX en de Leyens waren alleen voor mensen met een urencontract of 0-urencontract, niet voor ZZP’ers. Als mevrouw [partij A] een kerstpakket heeft ontvangen, is dat door een collega geweest omdat er een over was, uit liefdadigheid (…)”
[naam 1]
4.13. Epicx heeft als productie een schriftelijke verklaring van [naam 1] overgelegd. Tijdens het getuigenverhoor heeft [naam 1] verklaard dat hij zijn schriftelijke verklaring onder ede bevestigt. In de schriftelijke verklaring heeft [naam 1] , op vragen van de gemachtigde van Epicx, voor zover relevant, het volgende verklaard: “(…) Mevrouw [partij A] is nooit in dienst geweest als personeelslid van The Jump Zone 1 B.V. of De Leyens B.V. (…) Toen de werkzaamheden in opdracht bij de Leyens B.V. voor mevrouw [partij A] stopten als zzp tennisleraar, heeft mevrouw [naam 3] mij benaderd met de vraag of mevrouw [partij A] , die haar goede vriendin is, niet als ZZPer voor The Jump Zone B.V. kon werken. Zij heeft het initiatief genomen en de opzet voor de overeenkomst via de HR afdeling aan mij aangeleverd. Ik heb toen ingestemd, zodat ik zelf dat werk niet meer hoefde te gaan doen. (…)
Mvr. [naam 3] heeft inderdaad een document geproduceerd wat haar advies was van werkzaamheden hoe die verdeeld konden worden. Dit was een advies (…)
Mevr. [partij A] deed inderdaad in haar opdracht administratieve die niet plaats gevonden waren en die wel een urgentie hadden qua antwoordt op relatief korte periode 7 dagen per week waar ze vrij om dat in te delen wanneer en waar haar dat schikte. (…) Mevrouw [partij A] heeft op een bepaald moment ook haar extra gewerkte uren uitbetaald gekregen om dat deze vrij hoog opgelopen waren (…)
Mevrouw [partij A] werkte misschien wel samen met mevrouw [naam 3] , echter is er nooit de verplichting geweest om op bepaalde dagen, tijden en uren te werken. (…) Zodat mevrouw [partij A] haar werkzaamheden snel kon voortzettenheb ik een laptop uitgeleend aan haar die ik niet gebruikte. (…)
Ik (…) heb mevrouw [partij A] altijd volledige vrijheid gegeven om haar werkzaamheden uit te voeren in haar eigen tijd. (…) Mevrouw [partij A] werkte op alle tijden van de dag, ook in de weekenden en ’s avonds (…). Mevrouw [partij A] mocht van mij zelf bepalen of er extra kortingen, geld teruggaves of compensaties geregeld moest worden. Er was niemand anders in de organisatie die haar werk ook deed. (…)
Ik heb haar nooit bedrijfskleding gegeven of in gezien, was ook nooit nodig voor haar werkzaamheden (…)
Vanuit de jump zone 1 B.V. is er nooit een bedrijfsuitje, kerstborrel of andere festiviteit georganiseerd. (…)
De werkzaamheden van Mvr. [partij A] werden altijd door mij ondersteund (…) Mevrouw [partij A] heeft er altijd zelf voor gekozen om de laptop mee te nemen op vakantie. (…) Zij koos er zelf voor om door te werken op vakantie. (…)
Mevrouw [partij A] heeft nooit gevraagd om ophoging van haar facturatietarief echter heeft zij wel de mogelijkheid kunnen krijgen hiervoor. (…)
Mevrouw [partij A] heeft gewerkt tijdens Corona en dus ook betaald gekregen. (…)”
Tijdens het getuigenverhoor heeft [naam 1] verder het volgende, voor zover relevant, verklaard: “(…) Ik was opdrachtgever van mevrouw [partij A] . We hadden geen vast contactmoment, want [partij A] wist wat ze moest doen. Er was geen dagelijks contact en ook niet gepland, wekelijks. Het contact beperkte zich soms tot een vriendschappelijk telefoontje en verder alleen als er aanleiding voor was. (…) Ik weet niet hoeveel uur mevrouw [partij A] hieraan besteedde, maar de afspraak was dat ze hier honderd uur per maand aan mocht spenderen. Ze had geen vaste werktijden, maar ik vond het wel fijn als dagelijks de mailbox werd bekeken. Ze had veel vrijheid bij het indelen van haar werk; ze hoefde niet op kantoor te komen, ze had een laptop en ze kon eigenlijk werken waar het uitkwam. (…) Toen haar eigen laptop stuk ging, hebben we haar een laptop die we nog hadden liggen ter beschikking gesteld. Mevrouw [partij A] was de enige die het werk tot betrekking tot de mailbox daadwerkelijk deed. Ik had weliswaar toegang tot de mailbox, maar mevrouw [partij A] deed het werk. Het werk ging in feite altijd door; mevrouw [partij A] nam de laptop zelfs mee op haar vakantie. (…) Ik weet niet exact wat de afspraken waren bij vakantie en ziekte ten aanzien van doorbetaling. Bij ziekte weet ik dat sowieso niet. In de vakanties werkte mevrouw [partij A] in feite door en er werd gewoon iedere maand (dus ook bij vakantie) een factuur gestuurd. Ik weet niet of mevrouw [partij A] aanwezig was bij bedrijfsuitjes of personeelsfeesten; ik was er zelf nooit bij aanwezig. Een kerstpakket voor mevrouw [partij A] was niet ingecalculeerd. (…)
Nadat de werkzaamheden van mevrouw [partij A] als tennislerares bij de Leyens waren beëindigd, heeft mevrouw [naam 3] mij benaderd of mevrouw [partij A] eventueel inzetbaar zou zijn voor EPICX. (…) We hadden destijds geen personeel binnen EPICX en toen kwam uit het overleg dat ZZP de enige optie zou zijn. We hebben toen met mevrouw [partij A] gesproken over de werkzaamheden (met name de mailbox) en het bedrag. Er is toen een overeenkomst opgemaakt en die is getekend in mei 2017. Ik weet niet waar de getekende overeenkomst berust. (…)
Door de loop van de jaren zijn er enkele tariefsverhogingen ten aanzien van mevrouw [partij A] toegepast. De eerste keer was dit in verband met het door de fiscus gestelde minimum tarief daarna is er tweemaal een verhoging geweest op suggestie van mevrouw [naam 3] . Mevrouw [naam 3] had formeel niets met EPICX te maken, maar we spraken elkaar regelmatig en toen heeft zij dit voorgesteld, niet als formeel opdracht of iets dergelijks, maar meer als suggestie. Ik heb dat gevolgd. (…) EPICX had op dat moment geen personeel en zij leenden personeel in dat op de loonlijst stond van Leyens. (…) Het ging erom dat ik de algehele rol had wat betreft de coördinatie en de inzet en mevrouw [naam 3] gewoon verantwoordelijk was voor haar personeel.(…)”
[naam 7]
4.14. Epicx heeft als productie eveneens een schriftelijke verklaring van [naam 7] overgelegd. Tijdens het getuigenverhoor heeft [naam 7] verklaard dat hij zijn schriftelijke verklaring onder ede bevestigt. In de schriftelijke verklaring heeft hij, op vragen van de gemachtigde van Epicx, voor zover relevant, het volgende verklaard: “(…) Dhr [naam 7] was alleen ingehuurd om De Leyens te helpen gezien het feit dat 3 managers (…) tegelijk vertrok. (…)
[partij A] (…) was dus niet op vaste dagen aanwezig. Ze maakte geen onderdeel uit van het rooster en kon zelf haar eigen tijdindelen. (…)
Ik heb haar nooit in Jump one kleding gezien. (…)”
Tijdens het getuigenverhoor heeft [naam 7] verder het volgende, voor zover relevant, verklaard: “(…)De contacten die ik had met mevrouw [partij A] betroffen met name het alarm. Verder zag ik haar bij meetings die af en toe werden georganiseerd. Ze werkte niet in het pand en ze had geen vaste werktijden voor zover ik het kon zien. Degenen aan wie zij rapporteerde, haar leidinggevende, was de Dhr. [naam 1] . Mevrouw [partij A] had een laptop van de zaak. Er waren geen anderen die het zelfde werk deden als mevrouw [partij A] . (…)”
[naam 8]
4.15. [naam 8] heeft, voor zover relevant, het volgende verklaard: “(…) Ik ben van 2014 tot ongeveer 2022 in dienst geweest bij EPICX en daarna (naar even tussenuit geweest) van september 2023 tot december 2024. Ik was bij EPICX HR-medewerker. (…) Destijds, dat is in de eerste periode dat ik bij EPICX werkte, heb ik een zzp-contract opgesteld. Ik weet niet meer wat erin stond en wat de voorwaarden waren en ik heb geen idee of dit contract getekend is, laat staan wanneer. Dit contract is destijds wel naar de manager van de locatie, mevrouw [naam 3] , gestuurd. Ik weet niet meer of daarop gereageerd is. Mevrouw [partij A] heeft mij niet benaderd over de status van het contract. (…) Ten aanzien van haar werk weet ik alleen dat zij [ [partij A] , toev. ktr.] de roosters maakten en niemand anders dat deed. (…)
Als antwoord op de vraag of mevrouw [partij A] zichtzelf kon inroosteren, antwoord ik dat dit niet kon. Want om ingeroosterde te kunnen worden, moest je medewerker zijn. (…)
Op de vraag of [naam 4] [ [naam 4] , toev. ktr.] ZZP-er was of in loondienst antwoord ik dat [naam 4] in loondienst was. [naam 4] was de manager in Zoetemeer en deed daar alle voorkomende werkzaamheden.”
Wijze waarop partijen uitvoering gaven aan hun samenwerking (uitlegfase)
4.16. Uit de stellingen en stukken van partijen en hetgeen door de getuigen is verklaard zijn de volgende feiten en omstandigheden ter zake van de samenwerking tussen [partij A] en Epicx komen vast te staan.
4.17. [partij A] en Epicx hebben eind 2016/begin 2017 besloten om samen te werken. Daarvoor was [partij A] als zelfstandige werkzaam als tennisleraar bij De Leyens, waarbij zij haar werkzaamheden per uur via haar eenmanszaak factureerde. Nadat haar werkzaamheden bij de Leyens waren gestopt, is zij (via [naam 3] ) gaan werken voor Epicx, waar op dat moment nog geen personeel in dienst was.
4.18. [partij A] werkte in een team,
4.19. Voor Covid werkte [partij A] met regelmaat op kantoor; daarna is zij meer vanuit huis gaan werken. Er was geen (strikte) noodzaak voor haar om op het werk aanwezig te zijn.
4.20. Een deel van de taken die [partij A] verrichtte, is aanvankelijk uitgevoerd door werknemer [naam 3] . De werkzaamheden van [partij A] zijn later overgenomen door werknemer [naam 4] . Vanuit Epicx is aan [partij A] een laptop ter beschikking gesteld om haar werkzaamheden te kunnen (blijven) uitvoeren.
4.21. De werkzaamheden van [partij A] konden niet zonder inwerkperiode worden verricht.
4.22. [partij A] heeft voor haar werk bij Epicx per gewerkt uur via haar eenmanszaak gefactureerd, zoals zij dat eerder deed als tennisleraar bij De Leyens. Dit is zij blijven doen, ook nadat zij jegens Epicx het standpunt had ingenomen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Tot 1 april 2017 heeft [partij A] aan De Leyens gefactureerd, waarna zij aan Epicx is gaan factureren. Per die datum hebben partijen afgesproken dat [partij A] (maximaal) 100 uur per maand werkt c.q. betaald krijgt tegen een – zoals Epicx dit noemde – fixed fee. Deze fixed fee is maandelijks vast uitbetaald.
4.23. Toen [partij A] als tennisleraar voor De Leyens werkte, bedroeg haar uurtarief € 30,- ex btw. Toen zij aan Epicx begon te factureren, bedroeg het uurtarief € 14,- ex btw. Die bedrag is daarna drie keer verhoogd op initiatief van Epicx.
Kwalificatie van de overeenkomst (kwalificatiefase)
4.24. Op basis van de gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest wordt geconcludeerd dat Epicx en [partij A] zich bij de inrichting van hun samenwerking en de wijze waarop zij daaraan uitvoering hebben gegeven meer hebben gedragen als werkgever en werknemer dan als opdrachtgever en opdrachtnemer.
Ad 1. aard en duur van de werkzaamheden 4.24.1. Vast staat dat tussen [partij A] en De Leyens een opdrachtnemer-opdrachtgeverrelatie bestond. Na beëindiging van de tennisactiviteiten door De Leyens is aan die relatie een einde gekomen en heeft [partij A] (opnieuw via haar eenmanszaak) gedurende meerdere jaren structureel werkzaamheden van uiteenlopende (administratieve) aard voor Epicx verricht. De hiervoor opgesomde taken die [partij A] uitvoerde raakten voor een belangrijk deel aan c.q. diende ter ondersteuning van de kernactiviteit van Epicx, namelijk het exploiteren van een indooractiviteitencentrum. Zo beheerde zij de mailbox, verwerkte boekingen, hield schoolaanvragen bij en stelde offertes op. Verder was zij het vaste aanspreekpunt voor personeel voor onder andere salariszaken en is haar takenpakket vanaf augustus 2022 verder uitgebreid met taken die eerder door een werknemer ( [naam 3] ) werden verricht. De aard van deze werkzaamheden, in combinatie met de lange periode waarin zij zijn verricht, duidt eerder op het bestaan van een arbeidsovereenkomst dan op een opdrachtovereenkomst. Ad 2. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald 4.24.2. [partij A] verrichtte haar werkzaamheden aanvankelijk onder aansturing (tijdens de inwerkperiode) van [naam 3] . Zij werd ingeroosterd voor telefoondiensten, werkte standaard op bepaalde dagdelen en nam deel aan vergaderingen en overleggen. Ook werd van haar verwacht dat ze doorwerkte tijdens vakanties en binnenkomende mails bijhield. [partij A] genoot derhalve niet volledige vrijheid om haar werk en uren in te delen zoals zij dat wilde. Hoewel [partij A] na de inwerkperiode zelfstandig de werkzaamheden kon verrichten, neemt dit niet weg dat zij haar werkzaamheden binnen die structuur diende te verrichten. De afspraak daarbij was dat zij haar werk tegen een omvang van 100 uur per maand moest vervullen. Elke maand werd dit gedeclareerd en uitbetaald. Het feit dat zij niet verplicht was deze uren geheel of gedeeltelijk op kantoor te werken, en na de coronaperiode vooral vanuit huis werkte, doet niet af aan het bestaan van een gezagsverhouding. Het is immers niet ongebruikelijk dat – zeker na corona – ook opdrachtnemers vrijheid en flexibiliteit genieten ten aanzien van de locatie van de werkzaamheden. Alles bijeengenomen wijst ook dit gezichtspunt (meer) in de richting van een arbeidsovereenkomst. Ad 3. de inbedding van het werk en de werker in de organisatie en de bedrijfsvoering 4.24.3. Het werk dat [partij A] deed was volledig ingebed in de organisatie van Epicx. Zoals overwogen, raakten haar werkzaamheden aan de kerntaak van het bedrijf. De werkzaamheden zijn vanaf augustus 2024 bovendien door een werknemer van Epicx overgenomen. Hoewel [partij A] de enige was die deze werkzaamheden verrichte, onderstreept juist dit gegeven dat het werk was ingebed in de onderneming. Ook [partij A] zelf was ingebed in de organisatie. Dit blijkt uit het feit dat zij bedrijfsmiddelen zoals een laptop, parkeerkaart, sleutel en alarmcode ter beschikking gesteld kreeg, evenals bedrijfskleding. Zij werd bovendien uitgenodigd voor bedrijfsuitjes, maakte onderdeel uit van een app-groepen met collega’s en kreeg, met uitzondering van het kerstpakket, dezelfde geschenken als het vaste personeel. Gelet op deze omstandigheden biedt ook dit gezichtspunt duidelijke aanknopingspunten voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Ad 4. het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren 4.24.4. Gegeven de aard van de taken – waarvoor een inwerkperiode noodzakelijk was – en het feit dat [partij A] zich niet, althans niet zonder praktische bezwaren heeft kunnen laten vervangen (hetgeen overigens nooit aan de orde is geweest), wordt het ervoor gehouden dat [partij A] gehouden was de werkzaamheden persoonlijk te verrichten. Dit vormt een wezenlijk kenmerk van een arbeidsovereenkomst. Ad 5. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen 4.24.5. Eind 2016/begin 2017 is binnen Epicx gesproken over de contractuele vastlegging van de samenwerking met [partij A] . In dat kader is een concept opdrachtovereenkomst opgesteld, maar deze is niet (door [partij A] ) ondertekend. Niettemin wordt uit het feit dat een opdrachtovereenkomst in concept is opgesteld afgeleid dat in ieder geval Epicx niet voor ogen had om de relatie met [partij A] als arbeidsovereenkomst vorm te geven. Deze omstandigheid weegt mee in het voordeel van kwalificatie van de samenwerking als overeenkomst van opdracht. Daar staat tegenover dat de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden juist in hoge mate de kenmerken van een arbeidsovereenkomst vertoont, zoals hiervoor uiteen is gezet en hierna nog zal blijken. Doorslaggevend is de feitelijke uitvoering van de samenwerking en niet de benaming of (initiële) bedoeling van (een der) partijen. De concept opdrachtovereenkomst kan daarom niet afdoen aan de conclusie die uit de feitelijke omstandigheden wordt getrokken. Datzelfde geldt voor de verklaring van [naam 2] dat [partij A] tegen hem zou hebben gezegd dat zij vrijheid wilde behouden in verband met haar werk als tennislerares. Ad 6. de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd 4.24.6. De betalingen aan [partij A] vonden plaats op basis van door haar gestuurde facturen (onder vermelding van een btw- en KvK-nummer). Er werd door Epicx geen loonheffing ingehouden en afgedragen en [partij A] was zelf verantwoordelijk voor haar inkomstenbelasting. [partij A] droeg de btw ook af. Deze omstandigheden pleiten voor een opdrachtovereenkomst. Deze omstandigheden worden echter van ondergeschikt belang geacht, omdat de facturatie door [partij A] aan Epicx in dit geval veeleer een uitvloeisel lijkt te zijn van de wijze waarop [partij A] en De Leyens gedurende hun samenwerking de betalingen aan [partij A] hebben vormgegeven. Nadat [partij A] aan Epicx is gaan factureren, heeft er namelijk maandelijks een vaste betaling van een fixed fee plaatsgevonden die sterk doet denken aan salarisbetaling. Bovendien werd bij ziekte en vakantie doorbetaald. De formele wijze van betaling wijst dus meer op een opdrachtovereenkomst, maar de feitelijke uitvoering van de betalingen wijst juist op een arbeidsovereenkomst. Dat [partij A] is blijven facturen na zich te hebben beroepen op het bestaan van een arbeidsovereenkomst, wordt niet van belang geacht. [partij A] heeft uitgelegd dat zij dit heeft gedaan om verzekerd te zijn van een inkomen. Daarbij heeft zij via haar gemachtigde en bij in ieder geval de laatste factuur aangegeven dat zij haar standpunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst niet verlaat. Ad 7. de hoogte van deze beloningen 4.24.7. Daar komt bij dat het uurtarief dat [partij A] aan Epicx factureerde (aanvankelijk € 14,- en uiteindelijk opgehoogd tot € 18,-) slechts marginaal boven het minimumloon ligt en daarmee verre van marktconform is voor een zelfstandige ondernemer. Het staat bovendien in schril contract met het uurtarief dat zij laatstelijk aan De Leyens factureerde (€ 30,-). Het uurtarief dat [partij A] aan Epicx factureerde past dus meer bij een arbeidsovereenkomst. Daarnaast is van belang dat de verhogingen van het uurtarief telkens op initiatief van Epicx plaatsvonden en niet op verzoek van [partij A] . Ook dit past niet bij ondernemerschap, aangezien een zelfstandige in de regel zelf zijn tarief vaststelt. Ad 8. de vraag of de werker daarbij commercieel risico loopt 4.24.8. Niet gebleken is dat [partij A] enig relevant ondernemersrisico liep. Zij had een min of meer vast takenpakket en gegarandeerd werkaanbod, waarvoor zij maandelijks 100 uur mocht en kon declareren en wat ook altijd is uitbetaald. Daarnaast werd zij tijdens ziekte en vakantie doorbetaald, en ook gedurende de Covid-periode was er werkaanbod en is Epicx [partij A] blijven doorbetalen. Niet gebleken is dat [partij A] investeringen heeft gedaan of hoeven doen en naar haar eigen onbetwiste stelling heeft zij geen verzekering afgesloten ter dekking van ondernemersrisico’s. Deze omstandigheden wijzen duidelijk meer in de richting van een arbeidsovereenkomst dan van een overeenkomst van opdracht. Ad 9. gedraagt de werker zich in het economisch verkeer als ondernemer 4.24.9. Zoals gezegd stuurde [partij A] maandelijks vanuit haar eenmanszaak een factuur naar Epicx voor de door haar verrichte werkzaamheden. Daarbij werd steeds een vast bedrag, vermeerderd met btw, in rekening gebracht, welke btw zij vervolgens afdroeg. Deze omstandigheden worden echter van ondergeschikt belang geacht, zoals hiervoor reeds is overwogen. Wel staat vast dat [partij A] via haar eenmanszaak ook andere activiteiten verrichtte, onder meer met een webshop en als tennislerares. Over de omvang daarvan heeft zij geen inzicht gegeven. In ieder geval presenteerde zij zich, ook richting de Belastingdienst, als ondernemer. Dit wijst eerder in de richting van een opdrachtovereenkomst. (Tussen)conclusie
4.25. Al het voorgaande afwegende, wordt geconcludeerd dat [partij A] haar werkzaamheden voor Epicx heeft verricht op basis van een arbeidsovereenkomst. De op dit punt verzochte verklaring voor recht zal daarom in zoverre worden toegewezen. Daarbij wordt het er wel voor gehouden dat in ieder geval vanaf 1 april 2017 feitelijk sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 april 2017 is dit anders, omdat de facturen van [partij A] in die maanden door De Leyens werden betaald. Aangenomen wordt daarom dat Epicx in die periode nog geen verplichting had tot het betalen van loon en gedurende die periode het element ‘loon’ derhalve ontbrak.
Hoogte van het loon
4.26. Vastgesteld wordt dat partijen (in het kader van de arbeidsovereenkomst) geen loon zijn overeengekomen. Sinds april 2017 heeft [partij A] aan Epicx een afgesproken uurtarief (zzp-tarief) gefactureerd, dat in de daaropvolgende jaren enkele keren is verhoogd. Volgens [partij A] moet het gefactureerde zzp-tarief worden gehanteerd als uitgangspunt bij de vaststelling van het werknemersloon en moet dit tarief worden aangemerkt als een netto uurloon dat dient te worden gebruteerd.
4.27. Werkgevers hebben, net als werknemers, recht op een eerlijke en marktconforme prijs voor arbeid, ongeacht de (oorspronkelijke) status van de werknemer. Het tot uitgangspunt nemen van het zzp-tarief als bruto-werknemersloon betekent dat [partij A] recht heeft op dat loon, waarover Epicx loonheffing moet inhouden en afdragen. Epicx wijst terecht op het feit dat de [partij A] de door haar gefactureerde bedragen zelf heeft moeten opgeven voor de inkomstenbelasting, wat zij naar eigen zeggen ook stelt te hebben gedaan, hetgeen het zzp-tarief tot een bruto bedrag maakt. Niet wordt ingezien op welke grond dit bruto-zzp-tarief moet worden omgerekend naar een netto-werknemersloon, zoals [partij A] voorstaat. Dit is immers (kennelijk) niet wat partijen voor ogen stond toen zij hun samenwerking aangingen.
4.28. Daarbij komt dat een dergelijke omzetting tot een netto-werknemersloon in het geval van [partij A] leidt tot ongelijke behandeling ten opzichte van [naam 5] , die als Coördinator en Afdelingshoofd Horeca werkzaam was – een functie die volgens de onbetwiste stelling van [partij A] gelijkwaardig was aan die van haar – en in 2023 een bruto uurloon van € 17,50 verdiende. Daarvoor bestaat geen rechtvaardiging. Evenmin is er, gelet op die onbetwiste stelling, aanleiding uit te gaan van de bruto uurlonen zoals Epicx stelt dat in vergelijking met werknemers in gelijkwaardige functies redelijk is.
4.29. Gelet op het voorgaande zal voor de bepaling van het bruto maandloon van [partij A] het gefactureerde (bruto-)zzp-tarief als uitgangspunt worden genomen. Dit betekent dat het bruto maandloon van [partij A] bedroeg: € 1.400,- vanaf 1 april 2017, € 1.500,- vanaf 1 december 2017, € 1.600,- vanaf 1 januari 2023 en € 1.800,- vanaf 1 januari 2024. Voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 april 2017 wordt geen verklaring voor recht afgegeven over het bruto maandloon, aangezien in die periode, zoals hiervoor overwogen, geen sprake was van een arbeidsovereenkomst met Epicx (eventueel hooguit met De Leyens, die geen partij is in deze procedure).
Loonaangifte
4.30. De gevolgen ten aanzien van loonheffing van het feit dat tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst, zijn als volgt: (1) [partij A] wordt grond van artikel 2 van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) aangemerkt als werknemer; (2) Epicx is inhoudingsplichtige in de zin van artikel 6 lid 1 sub a Wet LB; (3) de voordelen die [partij A] uit de overeenkomst heeft genoten, vormen belastbaar loon in de zin van artikel 10 lid 1 Wet LB; (4) over dit loon hadden loonbelasting, (artikel 27 Wet LB), premies volksverzekeringen (artikel 58 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en de inkomstenafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (artikel 43 Zorgverzekeringswet) moeten worden ingehouden; (5) daarnaast was Epicx premies werknemersverzekeringen verschuldigd als bedoeld in de Wfsv.
4.31. De heffing van loonbelasting vindt plaats door middel van afdracht op aangifte. Dit houdt in dat de werkgever de loonbelasting inhoudt op het loon, binnen een maand na afloop van het aangiftetijdvak aangifte doet en bij die aangifte de verschuldigde belasting afdraagt aan de Belastingdienst (artikel 27 Wet LB). Het voorgaande betekent dat Epicx alsnog, met terugwerkende kracht, loonaangifte moet doen. Het verzoek van [partij A] om Epicx hiertoe te veroordelen is dan ook toewijsbaar. Als prikkel tot nakoming zal aan deze veroordeling een dwangsom worden verbonden, met dien verstande dat de verzochte dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
Opzegging
4.32. Opzegging van de arbeidsovereenkomst zonder instemming van de werknemer is slechts mogelijk in gevallen genoemd in artikel 7:671 lid 1 BW. Indien de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt in strijd met dit artikel, kan de opzegging worden vernietigd (artikel 7:681 lid 1 sub a BW).
4.33. Epicx heeft de samenwerking met [partij A] op 21 mei 2024 opgezegd tegen 1 augustus 2024. [partij A] heeft met deze opzegging niet ingestemd en er is evenmin sprake van een van de in artikel 7:671 lid 1 BW genoemde gevallen. Daarmee is sprake van een opzegging in strijd met dat artikel. Het verzoek van [partij A] tot vernietiging van deze opzegging zal dan ook worden toegewezen.
Overige verzoeken
4.34. Dat de opzegging wordt vernietigd, betekent dat de arbeidsovereenkomst na 1 augustus 2024 is blijven doorlopen en dat [partij A] recht heeft op loon. Epicx zal, met inachtneming van het voorgaande, worden veroordeeld tot betaling van € 1.800,- bruto per maand aan loon vanaf die datum tot 1 december 2025, als de datum waarop de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden (zoals hieronder bij de beoordeling van het tegenverzoek aan de orde komt).
4.35. [partij A] heeft op grond van artikel 15 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag recht heeft op vakantiebijslag van ten minste 8% van het bruto loon. Dat het vakantiegeld reeds zou zijn inbegrepen in het hiervoor vastgestelde bruto maandloon, zoals Epicx stelt, blijkt nergens uit. [partij A] heeft dan ook recht op vakantiebijslag over het loon dat Epicx moet betalen, zodat dit onderdeel van het verzoek wordt toegewezen. Eveneens heeft [partij A] recht op vakantiebijslag over de periode van 1 april 2017 tot en met 31 juli 2024. Uitgaande van de gefactureerde bedragen ex btw als bruto maandloon, komt dit neer op een totaal van € 10.760,- bruto. Dit bedrag is toewijsbaar.
4.36. De verzochte wettelijke verhoging over de verschuldigde bedragen wordt ambtshalve gematigd tot nihil, omdat het Epicx in de gegeven omstandigheden niet kan worden verweten dat zij genoemde bedragen niet (tijdig) heeft betaald. De wettelijke rente zal, als onweersproken en op de wet gegrond, wel worden toegewezen.
4.37. Het verzoek van [partij A] tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [partij A] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij werkzaamheden ter verkrijging van voldoende buiten rechte heeft verricht. Op basis van het toe te wijzen totaalbedrag aan loon en vakantiebijslag wordt een bedrag van € 1.444,30 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten redelijk geacht. Dit bedrag is gebaseerd op het tarief zoals dat volgt uit het Besluit en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.38. Epicx is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
-
griffierecht € 87,00
-
salaris gemachtigde € 1.086,00 (tarief Wwz tegenspraak complex)
-
nakosten € 135,00
Totaal € 1.308,00
in het voorwaardelijk tegenverzoek
4.39. Nu is vastgesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen, is de voorwaarde waaronder het tegenverzoek is gedaan vervuld. Het verzoek zal daarom hieronder worden beoordeeld.
Ontbinding arbeidsovereenkomst
4.40. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 BW).
4.41. De stukken en de opstelling van partijen overziende, wordt een terugkeer van [partij A] bij Epicx en een vruchtbare samenwerking tussen hen niet realistisch geacht. Al bijna een jaar lang kijken zij diametraal anders naar de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De toon waarop de standpunten daarover zijn ingenomen is weinig vriendschappelijk. Zo verwijt Epicx [partij A] onder meer dat zij vanaf het begin niet bereid was haar nieuwe opdracht te vervullen, dat zij steeds het ‘onderste uit de kan’ wil hebben, zich van bedreigende bewoordingen heeft bediend en na het ontstaan van het geschil een groot aantal vertrouwelijke e-mails naar zichzelf heeft gestuurd, terwijl partijen nog in overleg waren over een oplossing. Ongeacht de juistheid van deze verwijten moge duidelijk zijn dat de verhoudingen ernstig zijn verhard en wel zodanig dat een succesvolle samenwerking tussen hen een gepasseerd station wordt geacht. Nu een dergelijke samenwerking niet meer haalbaar is, is voldoende gebleken dat de arbeidsrelatie dermate verstoord is dat het in redelijkheid niet van de Epicx kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing van [partij A] in een andere functie binnen Epicx ligt door de verharding niet in de rede.
4.42. Gelet op het voorgaande zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. Epicx heeft verzocht om bij het bepalen van de ontbindingsdatum geen rekening te houden met de reguliere opzegtermijn en de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden. Voor toewijzing van dat verzoek bestaat echter geen aanleiding, nu niet is gebleken van feiten en omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat de ontbinding van het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [partij A] . Het einde van de arbeidsovereenkomst zal daarom worden bepaald op 1 december 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging – dat is met inachtneming van de voor [partij A] geldende opzegtermijn van twee maanden (artikel 7:672 lid 2 sub b BW) – zou zijn geëindigd (artikel 7:671b lid 9 sub a BW).
Transitievergoeding
4.43. Artikel 7:673 lid 1 BW bepaalt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden (sub 2). Lid 7 bepaalt dat de transitievergoeding niet verschuldigd is als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (sub c).
4.44. Omdat de arbeidsovereenkomst op verzoek van Epicx zal worden ontbonden, heeft [partij A] in beginsel recht op de transitievergoeding. Epicx betoogt dat [partij A] geen transitievergoeding toekomt, omdat zij “de zaak zelf onder druk heeft gezet”. Zelfs als dat juist zou zijn, levert dit geen gedraging op die naar aard en ernst vergelijkbaar is met de in de wetsgeschiedenis genoemde voorbeelden van situaties waarin de transitievergoeding niet verschuldigd is wegens ernstig verwijtbaar handelen.
4.45. Voor de berekening van de transitievergoeding wordt uitgegaan van het bruto maandloon, vermeerderd met vakantiebijslag. Zoals hiervoor is overwogen, bedraagt het laatstgenoten loon € 1.800,- bruto per maand exclusief vakantiebijslag en geldt als datum van indiensttreding bij Epicx 1 april 2017 en als datum van uitdiensttreding 1 december 2015. Op basis van dit inkomen en de duur van het dienstverband heeft [partij A] recht op een transitievergoeding van € 5.618,- bruto. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Billijke vergoeding
4.46. Indien een verzoek van de werkgever om ontbinding van een arbeidsovereenkomst wordt ingewilligd, kan aan de werknemer een billijke vergoeding worden toegekend indien die ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 sub c BW).
4.47. Uit het voorgaande volgt dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens een ernstige verstoring van de arbeidsrelatie waaraan beide partijen debet zijn. Reeds om deze reden kan niet worden gezegd dat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Epicx. Dat Epicx de arbeidsovereenkomst eerder in strijd met de wet heeft opgezegd, maakt dit niet anders, nu dat geen omstandigheid is die geleid heeft tot de ontbinding. De verzochte billijke vergoeding zal daarom worden afgewezen.
Creditering facturen
4.48. Door de kantonrechter worden behandeld en beslist zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,- en zaken betreffende een arbeidsovereenkomst (artikel 93 sub a en c Rv).
4.49. Het verzoek van Epicx om [partij A] te veroordelen tot creditering van de door haar opgestelde facturen en terugbetaling van het totaalbedrag van € 168.503,22 betreft een vordering die de competentiegrens van de kantonrechter overstijgt. Deze vordering is gebaseerd op de stelling dat, indien geen sprake is van een overeenkomst van opdracht, de door [partij A] verzonden facturen zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd zijn betaald (artikel 6:203 BW). De vordering ziet daarmee niet op een arbeidsovereenkomst. Aan artikel 93 Rv kan de kantonrechter daarom geen bevoegdheid ontlenen ten aanzien van deze vordering.
4.50. Gedingen gebaseerd op de bepalingen aangaande het einde van de arbeidsovereenkomst moeten met een verzoekschrift worden ingeleid (artikel 7:686a lid 2 BW). Lid 2 geldt meer specifiek voor gedingen die zijn gebaseerd op het in, bij of krachtens afdeling 7.10.9 BW bepaalde, dat wil zeggen artikel 7:667 tot en met 7:686a BW. Het derde lid van artikel 7:686a BW bepaalt dat in gedingen die zijn gebaseerd op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde “daarmee verband houdende andere vorderingen” kunnen worden ingediend met een verzoekschrift.
4.51. De vordering van Epicx houdt onvoldoende verband met het einde van de arbeidsovereenkomst. Zoals overwogen, is de grondslag van de vordering gelegen in onverschuldigde betaling. De vordering is niet ingegeven door of ontstaan als gevolg van het einde van de arbeidsovereenkomst. Zij is ingesteld onder de voorwaarde dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en vindt daarmee haar oorsprong in de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst in plaats van opdrachtovereenkomst. Ook aan artikel 7:686a lid 3 BW kan de kantonrechter daarom geen bevoegdheid ontlenen.
4.52. Dat Epicx zijn vordering wenst te verrekenen met het loon waar [partij A] recht op heeft, maakt het voorgaande niet anders, nu aan de vraag of verrekening kan plaatsvinden voorafgaat dat beoordeeld wordt of Epicx daadwerkelijke een vordering op [partij A] heeft.
4.53. De slotsom is dat de vordering onjuist is ingeleid en in een dagvaardingsprocedure aan de Team Handel van rechtbank Den Haag ter beoordeling had moeten worden voorgelegd. Op grond van de wisselbepaling van artikel 69 lid 2 Rv zal de kantonrechter de zaak daarom verwijzen, waarbij wordt bevolen dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Gelet op het bepaalde in artikel 69 Rv zal daarom worden beslist als hierna vermeld. Overigens herhaalt de kantonrechter zijn opmerkingen op zitting dat partijen er verstandig aan doen te trachten dit geschil in onderling overleg te regelen, mede gezien de implicaties van een eventuele (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering van Epicx ten aanzien van de alsdan over en weer te verrekenen bedragen en te corrigeren belastingaangiftes.
Proceskosten
4.54. De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedure bij de rechtbank.
5 De beslissing
De kantonrechter:
in het verzoek
5.1. verklaart voor recht dat:
-
de overeenkomst tussen [partij A] en Epicx een arbeidsovereenkomst is in de zin van artikel 7:610 BW;
-
het bruto maandloon van [partij A] uit deze arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2017 € 1.400,- bedroeg, en vervolgens met ingang van 1 december 2017 € 1.500,- bruto, met ingang van 1 januari 2023 € 1.600,- bruto en met ingang van 1 januari 2024 € 1.800,- bruto;
5.2. veroordeelt Epicx om alsnog aangifte te doen bij de Belastingdienst van het door haar aan [partij A] verschuldigde loon voor de jaren 2017 tot en met 2024, voor ieder jaar en aangiftetijdvak separaat, overeenkomstig hetgeen bij 5.2. is beslist ten aanzien van de omvang van [partij A] ’ maandloon, binnen 6 weken na betekening van deze beschikking, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 20,- per dag, voor iedere dag gedurende welke Epicx nalaat aan de veroordeling te doen, tot een maximum van € 10.000,-;
5.3. vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst van 21 mei 2024;
5.4. veroordeelt Epicx tot betaling aan [partij A] van:
-
een bedrag van € 1.800,- bruto per maand ter zake van loon, maandelijks te betalen vanaf 1 augustus 2024 tot aan 1 december 2025;
-
de vakantiebijslag van 8% over € 1.800,-, jaarlijks te betalen in mei;
-
een bedrag van € 10.760,- bruto ter zake van vakantiebijslag over de periode vanaf 1 april 2017 tot en met 31 juli 2024;
-
de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
-
een bedrag van € 1.444,30 inclusief btw ter zake van buitengerechtelijke kosten;
5.5. veroordeelt Epicx in de proceskosten van € 1.308,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en bepaalt dat als Epicx niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend zij ook de kosten van betekening moet betalen;
5.6. verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst het meer of anders verzochte af;
in het tegenverzoek
5.8. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2025 onder toekenning van een transitievergoeding aan [partij A] van € 5.618,- bruto;
5.9. verwijst het crediterings- en terugbetalingsverzoek van [partij A] in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van woensdag 8 oktober 2025 om 10.00 uur van Team Handel van deze rechtbank en beveelt dat de procedure met inachtneming van de regels van de dagvaardingsprocedure wordt voortgezet;
5.10. houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.C. Vink, kantonrechter en op 24 september 2025 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
[partij A] heeft in het petitum voorwaardelijk verzocht om veroordeling van Epicx tot betaling van – kort gezegd – de transitievergoeding, een billijke vergoeding en een bedrag aan niet opgenomen vakantie-uren, inclusief de wettelijke verhoging over deze uren en de wettelijke rente over al deze bedragen, “voor het geval [partij A] tijdens de behandeling van deze zaak besluit om te berusten in de opzegging”. Gedurende deze procedure heeft [partij A] niet (aangegeven te) berust(en) in de opzegging. De voorwaarde is daarmee niet vervuld, zodat dit verzoek wordt opgevat als niet gedaan.
Hoge Raad 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443.
Waar [naam 3] staat, wordt [naam 3] bedoeld.
[naam 1] heeft dit verklaard. [naam 3] heeft verklaard dat tot na corona al het personeel in dienst was van De Leyens.
Deze opsomming komt uit het verzoekschrift. Epicx heeft in haar verweerschrift bevestigd dat de opsomming juist is.
[naam 3] heeft dit verklaard.
[naam 3] heeft dit verklaard. [naam 7] heeft verklaard dat hij [partij A] bij meetings zag.
[partij A] , [naam 5] en [naam 3] hebben dit verklaard.
[naam 5] heeft dit verklaard. Bovendien heeft [partij A] hier bewijs van overgelegd.
[partij A] , [naam 5] en [naam 3] hebben dit verklaard. Bovendien blijkt dit uit de e-mail van [naam 3] van 1 augustus 2022. Volgens [naam 1] hield die e-mail van [naam 3] een advies in aan hem over hoe de taken te verdelen over de rest van het personeel. Hij weerspreekt niet dat de taken zijn verdeeld zoals in de e-mail staat genoemd.
[partij A] , [naam 5] en [naam 6] hebben dit verklaard.
[partij A] en [naam 3] hebben dit verklaard. Volgens [naam 1] koos [partij A] er zelf voor om te werken tijdens vakantie.
[naam 2] en [naam 1] hebben dit verklaard.
[naam 1] heeft verklaard dat 100 uur is afgesproken als tijd die [partij A] per maand aan de werkzaamheden mocht besteden.
[partij A] en [naam 3] hebben dit verklaard.
[partij A] en [naam 5] hebben dit verklaard. [naam 3] heeft verklaard dat zij [partij A] indeelde voor weekenddiensten.
[naam 5] heeft dit verklaard.
[partij A] , [naam 3] en [naam 7] hebben dit verklaard. [naam 1] heeft dit ook verklaard. Volgens hem heeft hij zijn laptop aan [partij A] uitgeleend omdat die van haar stuk was gegaan.
[partij A] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 3] hebben dit verklaard. [naam 2] heeft verklaard dat Epicx nooit een parkeervergunning heeft aangevraagd en [naam 1] heeft verklaard dat hij nooit een kaart voor [partij A] heeft geregeld. Deze verklaringen vinden geen steun in de overige verklaringen en bovendien sluiten zij niet uit dat het hen eenvoudigweg hieromtrent aan kennis ontbrak.
Zowel [partij A] , [naam 5] als [naam 3] hebben dit verklaard. Volgens [naam 2] waren er geen bedrijfsuitjes. Dit vindt geen steun in de andere verklaringen. [naam 1] heeft aanvankelijk wel bevestigd dat er geen uitjes waren, maar in een latere verklaring heeft hij aangegeven dat hij niet wist of [partij A] bij uitjes was omdat hij zelf nooit ging. [naam 7] heeft ook verklaard dat hij niet weet of [partij A] bij uitjes was.
[partij A] en [naam 5] hebben verklaard dat [partij A] weleens bedrijfskleding droeg. [naam 3] heeft verklaard dat aan [partij A] kleding ter beschikking is gesteld. [naam 1] heeft verklaard dat er geen bedrijfskleding ter beschikking is gesteld, dat [partij A] dit ook niet nodig had en dat hij [partij A] nooit in dergelijke kleding heeft gezien. [naam 7] heeft verklaard dat hij [partij A] nooit in bedrijfskleding heeft gezien.
[naam 5] heeft dit verklaard. [naam 2] heeft verklaard dat het kerstpakket voor werknemers en [naam 1] heeft verklaard dat een kerstpakket voor [partij A] niet was ingecalculeerd. [naam 8] heeft verklaard dat [partij A] wel wat kreeg, maar geen kerstpakket.
[partij A] heeft hier schriftelijk bewijs van overgelegd.
[naam 5] , [naam 1] en [naam 7] hebben dit verklaard.
[naam 6] heeft dit verklaard.
[partij A] , [naam 5] en [naam 6] hebben dit (in zekere zin) verklaard. [naam 3] heeft verklaard dat het [partij A] niet vrijstond om zich te laten vervangen en dat zij het overnam als [partij A] niet kon werken. [naam 2] zegt dat [naam 1] het werk van [partij A] had kunnen doen.
[naam 3] en [naam 1] hebben dit verklaard en het volgt uit de mailwisseling overgelegd bij verweerschrift.
[naam 3] heeft verklaard dat [naam 8] waarschijnlijk het concept – dat als productie bij het verweerschrift is overgelegd – heeft opgesteld. [naam 8] heeft verklaard dat zij een zzp-contract heeft opgesteld. [naam 1] heeft verklaard dat hij van [naam 3] via HR het concept kreeg.
[naam 3] heeft dit verklaard. [naam 1] lijkt dit te bevestigen. Hij heeft namelijk verklaard dat hij heeft getekend en ook dat hijermee heeft ingestemd, en dat de overeenkomst is achtergelaten voor [partij A] om te tekenen. Vermoedelijk is het vervolgens ‘blijven liggen’ en heeft niemand er een punt van gemaakt dat de overeenkomst niet werd getekend door [partij A] , omdat Epicx toch wel betaalde ( [partij A] en [naam 3] hebben verklaard dat [naam 1] dit heeft gezegd).
Op een gegeven moment zijn er volgens [naam 1] ook extra gewerkte uren uitbetaald. Deze verklaring vindt echter geen steun in de door [partij A] overgelegde facturen. Daar zitten geen facturen bij waarmee extra uren in rekening zijn gebracht.
[partij A] en [naam 3] hebben dit verklaard. [naam 1] heeft verklaard dat de eerste verhoging is gedaan in verband met het door de fiscus gestelde minimum tarief en dat de verhogingen daarna zijn gedaan op suggestie van [naam 3] .
[naam 1] heeft dit verklaard.
[partij A] en [naam 3] hebben dit verklaard.
Idem.
Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 39-40, noemt: (-) de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt; (-) de situatie waarin de werknemer in strijd met eigen in de praktijk toegepaste en voor de werknemer kenbare gedragsregels van de organisatie van de werkgever, geld leent uit de bedrijfskas en zulks leidt tot een vertrouwensbreuk; (-) de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat; (-) de situatie waarin de werknemer veelvuldig en zonder gegronde reden te laat op zijn werk verschijnt, hierdoor de bedrijfsvoering wordt belemmerd en de werkgever de werknemer hier al tevergeefs op heeft aangesproken; (-) de situatie waarin de werknemer op oneigenlijke wijze heeft geprobeerd zijn productiecijfers gunstiger voor te stellen en hij hierdoor het vertrouwen van de werkgever ernstig heeft beschaamd.