Artikel 686a (Vervaltermijnen en procesregels einde arbeidsovereenkomst)
1. Over het bedrag van de vergoeding, bedoeld in de artikelen 672, lid 11, en 677, leden 2 en 4, is de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Over het bedrag van de transitievergoeding, bedoeld in de artikelen 673 en 673c, is de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
2. De gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde zijn gebaseerd, worden ingeleid met een verzoekschrift.
3. In gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde zijn gebaseerd, kunnen daarmee verband houdende andere vorderingen worden ingediend met een verzoekschrift.
4. De bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen vervalt:
a. twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het een verzoek op grond van de artikelen 672, lid 11, 677, 681, lid 1, onderdelen a, b en c, en 682, leden 1, 2 en 3, betreft; b. drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het een verzoek op grond van de artikelen 673, 673b en 673c betreft; c. twee maanden na de dag waarop de werknemer op de hoogte is of redelijkerwijs had kunnen zijn van de situatie, bedoeld in de artikelen 681, lid 1, onderdelen d en e, en 682, leden 4 en 5, maar ten laatste twee maanden na de dag waarop de termijn van 26 weken, bedoeld in die leden of onderdelen, is verstreken; d. twee maanden na de dag waarop de toestemming, bedoeld in artikel 671a, is geweigerd, indien het een verzoek op grond van artikel 671b, lid 1, onderdeel b, betreft; e. drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel 668, lid 1, is ontstaan, indien het een verzoek op grond van artikel 668, lid 3, betreft.
5. De behandeling van de verzoeken, bedoeld in dit artikel, vangt niet later aan dan in de vierde week volgende op die waarin het verzoekschrift is ingediend.
6. Alvorens een ontbinding als bedoeld in artikel 671b of 671c waaraan een vergoeding verbonden wordt, uit te spreken, stelt de rechter de partijen van zijn voornemen in kennis en stelt hij een termijn, binnen welke de verzoeker de bevoegdheid heeft zijn verzoek in te trekken. Indien de verzoeker dat doet, zal de rechter alleen een beslissing geven omtrent de proceskosten.
7. Lid 6 is van overeenkomstige toepassing indien de rechter voornemens is een ontbinding als bedoeld in artikel 671b of 671c uit te spreken zonder daaraan een door de verzoeker verzochte vergoeding te verbinden.
8. Artikel 55 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de artikelen 677 en 681.
9. Verzoeken op grond van deze afdeling worden gedaan aan de ingevolge de artikelen 99, 100 en 107 tot en met 109 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegde kantonrechter.
10. De rechter kan een zaak in twee of meer zaken splitsen indien het verzoek en de in het verzoekschrift ingediende vorderingen als bedoeld in het derde lid, zich naar het oordeel van de rechter niet lenen voor gezamenlijke behandeling. In de beslissing tot splitsing vermeldt de rechter, voor zover van toepassing, het bijkomende griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden. De gesplitste zaken worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevinden op het moment van de splitsing.
Details
[Wijziging(en) zonder datum inwerkingtreding aanwezig. Zie het wijzigingenoverzicht]
Uitleg in duidelijke taal
1. Over het bedrag van de vergoeding, bedoeld in de artikelen 672, lid 11, en 677, leden 2 en 4, is de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Over het bedrag van de transitievergoeding, bedoeld in de artikelen 673 en 673c, is de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Dit lid bepaalt dat over het bedrag van de vergoedingen die genoemd worden in de artikelen 672, lid 11, en 677, leden 2 en 4, wettelijke rente betaald moet worden. Deze rente wordt berekend vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Voor het bedrag van de transitievergoeding, zoals bedoeld in de artikelen 673 en 673c, is eveneens wettelijke rente verschuldigd, maar deze wordt berekend vanaf één maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
2. De gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde zijn gebaseerd, worden ingeleid met een verzoekschrift.
Dit lid stelt dat juridische procedures (gedingen) die gebaseerd zijn op de bepalingen van deze afdeling, gestart moeten worden door middel van het indienen van een verzoekschrift.
3. In gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde zijn gebaseerd, kunnen daarmee verband houdende andere vorderingen worden ingediend met een verzoekschrift.
Dit lid geeft aan dat in juridische procedures die voortvloeien uit de bepalingen van deze afdeling, ook andere vorderingen die daarmee een direct verband hebben, via een verzoekschrift kunnen worden ingediend.
4. De bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen vervalt:
Dit lid omschrijft de termijnen waarna het recht (de bevoegdheid) om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen, verloren gaat (vervalt):
a. twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het een verzoek op grond van de artikelen 672, lid 11, 677, 681, lid 1, onderdelen a, b en c, en 682, leden 1, 2 en 3, betreft;
Deze bevoegdheid vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, als het verzoek gebaseerd is op de artikelen 672, lid 11, 677, 681, lid 1 (specifiek onderdelen a, b en c), en 682 (specifiek leden 1, 2 en 3).
b. drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het een verzoek op grond van de artikelen 673, 673b en 673c betreft;
Deze bevoegdheid vervalt drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, als het verzoek gebaseerd is op de artikelen 673, 673b en 673c.
c. twee maanden na de dag waarop de werknemer op de hoogte is of redelijkerwijs had kunnen zijn van de situatie, bedoeld in de artikelen 681, lid 1, onderdelen d en e, en 682, leden 4 en 5, maar ten laatste twee maanden na de dag waarop de termijn van 26 weken, bedoeld in die leden of onderdelen, is verstreken;
Deze bevoegdheid vervalt twee maanden na de dag waarop de werknemer kennis had van, of redelijkerwijs kennis had kunnen hebben van, de situatie zoals omschreven in de artikelen 681, lid 1 (onderdelen d en e) en 682 (leden 4 en 5). Deze termijn vervalt echter uiterlijk twee maanden na de dag waarop de termijn van 26 weken, die in die betreffende leden of onderdelen wordt genoemd, is afgelopen.
d. twee maanden na de dag waarop de toestemming, bedoeld in artikel 671a, is geweigerd, indien het een verzoek op grond van artikel 671b, lid 1, onderdeel b, betreft;
Deze bevoegdheid vervalt twee maanden na de dag waarop de toestemming, zoals bedoeld in artikel 671a, is geweigerd, indien het een verzoek betreft dat is gebaseerd op artikel 671b, lid 1, onderdeel b.
e. drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel 668, lid 1, is ontstaan, indien het een verzoek op grond van artikel 668, lid 3, betreft.
Deze bevoegdheid vervalt drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel 668, lid 1, is ontstaan, indien het een verzoek betreft dat is gebaseerd op artikel 668, lid 3.
5. De behandeling van de verzoeken, bedoeld in dit artikel, vangt niet later aan dan in de vierde week volgende op die waarin het verzoekschrift is ingediend.
Dit lid stelt dat de rechterlijke behandeling van de verzoeken die in dit artikel worden genoemd, uiterlijk moet beginnen in de vierde week die volgt op de week waarin het verzoekschrift is ingediend.
6. Alvorens een ontbinding als bedoeld in artikel 671b of 671c waaraan een vergoeding verbonden wordt, uit te spreken, stelt de rechter de partijen van zijn voornemen in kennis en stelt hij een termijn, binnen welke de verzoeker de bevoegdheid heeft zijn verzoek in te trekken. Indien de verzoeker dat doet, zal de rechter alleen een beslissing geven omtrent de proceskosten.
Dit lid bepaalt dat, voordat een rechter een ontbinding van de arbeidsovereenkomst (zoals bedoeld in artikel 671b of 671c) uitspreekt waaraan een vergoeding wordt gekoppeld, de rechter de betrokken partijen op de hoogte moet stellen van dit voornemen. De rechter stelt dan een termijn vast waarbinnen de indiener van het verzoek (de verzoeker) het recht heeft om zijn verzoek in te trekken. Als de verzoeker zijn verzoek intrekt, zal de rechter alleen nog een uitspraak doen over de kosten van de juridische procedure (proceskosten).
7. Lid 6 is van overeenkomstige toepassing indien de rechter voornemens is een ontbinding als bedoeld in artikel 671b of 671c uit te spreken zonder daaraan een door de verzoeker verzochte vergoeding te verbinden.
Dit lid verklaart dat de bepalingen van lid 6 op een vergelijkbare manier van toepassing zijn (van overeenkomstige toepassing) wanneer de rechter van plan is een ontbinding zoals bedoeld in artikel 671b of 671c uit te spreken, maar zonder hieraan een vergoeding te verbinden die door de verzoeker was gevraagd.
8. Artikel 55 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de artikelen 677 en 681.
Dit lid stelt expliciet dat artikel 55 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op de artikelen 677 en 681 van Boek 7.
9. Verzoeken op grond van deze afdeling worden gedaan aan de ingevolge de artikelen 99, 100 en 107 tot en met 109 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegde kantonrechter.
Dit lid specificeert dat verzoeken die gebaseerd zijn op de bepalingen van deze afdeling, moeten worden ingediend bij de kantonrechter die bevoegd is verklaard op grond van de artikelen 99, 100 en 107 tot en met 109 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
10. De rechter kan een zaak in twee of meer zaken splitsen indien het verzoek en de in het verzoekschrift ingediende vorderingen als bedoeld in het derde lid, zich naar het oordeel van de rechter niet lenen voor gezamenlijke behandeling. In de beslissing tot splitsing vermeldt de rechter, voor zover van toepassing, het bijkomende griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden. De gesplitste zaken worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevinden op het moment van de splitsing.
Dit lid geeft de rechter de mogelijkheid om een zaak op te delen in twee of meer afzonderlijke zaken. Dit kan gebeuren als het oorspronkelijke verzoek en de vorderingen die in het verzoekschrift zijn opgenomen (zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel), naar het oordeel van de rechter niet geschikt zijn om gezamenlijk te worden behandeld. Als de rechter besluit tot splitsing, moet in die beslissing worden vermeld, indien van toepassing, welk bijkomend griffierecht betaald moet worden door de partijen volgens artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken, en binnen welke termijn dit griffierecht (of verhoogde griffierecht) voldaan moet zijn. De zaken die door de splitsing zijn ontstaan, worden voortgezet vanaf het punt waar ze zich bevonden op het moment van de splitsing.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:17702 - Rechtbank Den Haag - 24 september 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:8028 - Ontslag op staande voet na psychose houdt geen stand, ontbinding volgt - 12 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een ontslag op staande voet, gegeven na een incident veroorzaakt door een plotselinge psychose, onterecht is. De werkgever kon de dringende reden onvoldoende bewijzen. Wel wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden op de cumulatiegrond wegens een verstoorde verhouding en de impact op de werkvloer.
ECLI:NL:RBGEL:2025:6922 - Ontbinding op cumulatiegrond na afwijzing bedrijfseconomische en andere ontslaggronden - 18 juli 2025
De kantonrechter wijst ontbinding op de a-, e- en g-grond af, maar ontbindt de arbeidsovereenkomst op de i-grond. De combinatie van een onvoldoende onderbouwde reorganisatie en verwijtbaar handelen van de werknemer maakt voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet meer mogelijk.
ECLI:NL:RBROT:2025:11064 - Geen discriminatie wegens zwangerschap ondanks aanbieden addendum en beëindigingsovereenkomst - 22 september 2025
De rechtbank oordeelt dat het aanbieden van een addendum voor urenvermindering en een beëindigingsovereenkomst aan een zwangere werkneemster geen verboden onderscheid oplevert. De werkgever handelde niet ernstig verwijtbaar, waardoor de werkneemster bij haar eigen ontbindingsverzoek geen recht heeft op een transitie- of billijke vergoeding.
ECLI:NL:RBROT:2025:11076 - Aanzegging van niet-verlenging tijdelijk contract geen ernstig verwijtbaar handelen werkgever - 17 september 2025
De rechtbank Rotterdam oordeelt dat de wijze waarop een werkgever meedeelt dat hij een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet zal verlengen, niet kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen. Dit geldt ook als de timing ongelukkig is. Hierdoor heeft de werkneemster bij de door haar verzochte ontbinding geen recht op een billijke vergoeding.
ECLI:NL:RBNHO:2025:9397 - Opvolgend werkgeverschap: 'zodanige banden'-criterium geldt voor indiensttreding vóór WWZ - 3 september 2025
De kantonrechter oordeelt dat bij een indiensttreding vóór 1 juli 2015 het oude recht van toepassing is op de vraag of sprake is van opvolgend werkgeverschap. Aan het 'zodanige banden'-criterium is voldaan, waardoor eerdere dienstverbanden meetellen voor de berekening van de transitievergoeding.
ECLI:NL:RBMNE:2025:4468 - Ernstig verwijtbaar handelen van werkgever bij afhandeling conflict tussen werknemers - 18 augustus 2025
De kantonrechter oordeelt dat een werkgever ernstig verwijtbaar handelt door onvoldoende onderzoek te doen naar een incident tussen werknemers en niet transparant te zijn. Dit rechtvaardigt de toekenning van een billijke vergoeding bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond.
ECLI:NL:RBROT:2025:10515 - Uitleg provisieregeling en geen aanvulling WAZO-uitkering bij verstoorde arbeidsrelatie - 12 augustus 2025
De rechtbank ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde verhouding. Een provisieregeling met rekenvoorbeeld leidt niet tot een vaste jaarlijkse bonus. De werkgever hoeft de wazo-uitkering niet aan te vullen tot 100% van het loon, wat niet strijdig is met de zwangerschapsrichtlijn.
ECLI:NL:RBZWB:2025:5011 - Ketenregeling: niet onderbouwde werkperiode leidt tot contract voor onbepaalde tijd - 29 juli 2025
De rechtbank oordeelt dat een werkneemster al vóór haar eerste schriftelijke contract werkzaam was, wat de werkgever onvoldoende heeft weersproken. Hierdoor is sprake van een vierde opvolgende arbeidsovereenkomst die van rechtswege voor onbepaalde tijd geldt, waardoor de opzegging door de werkgever wordt vernietigd.
ECLI:NL:RBGEL:2025:7149 - Ontslag op staande voet na niet verschijnen op proefdag ongeldig - 25 juli 2025
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet, gegeven aan uitzendkrachten die niet verschenen voor een proefdag, niet rechtsgeldig is. De werkgever had onvoldoende gewaarschuwd voor de gevolgen en minder vergaande maatregelen waren mogelijk. Een dringende reden ontbreekt daardoor.
ECLI:NL:RBGEL:2025:5899 - Verzoek aanvullende transitievergoeding afgewezen wegens overschrijding wettelijke vervaltermijn - 22 juli 2025
Een werknemer is niet ontvankelijk in zijn verzoek om een aanvullende transitievergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de dwingendrechtelijke vervaltermijn van drie maanden uit het betreffende artikel van het BW ruimschoots is overschreden. Persoonlijke omstandigheden of onjuiste informatie van een gemachtigde rechtvaardigen geen terzijdestelling van deze termijn.
ECLI:NL:RBROT:2025:11264 - Manager gaat te ver: ontbinding wegens verwijtbaar handelen na 40 dienstjaren - 21 juli 2025
De rechtbank ontbindt een arbeidsovereenkomst van ruim 40 jaar op grond van verwijtbaar handelen. De werknemer handelde verwijtbaar doordat hij, ondanks een verbod, zelfstandig een instemmingsaanvraag bij de OR indiende en bedrijfsfondsen achterhield. Het handelen wordt niet als ernstig verwijtbaar gekwalificeerd, waardoor de werknemer recht heeft op de transitievergoeding.
ECLI:NL:HR:2025:1171 - Hoge Raad: Toetsing herplaatsingsplicht en extra vergoeding bij cumulatiegrond (i-grond) - 18 juli 2025
Bij ontbinding op de cumulatiegrond (i-grond) moet de rechter de herplaatsingsplicht toetsen. De rechter kan ambtshalve een extra vergoeding toekennen op grond van het betreffende artikel lid 8 BW, maar moet de werkgever dan in de gelegenheid stellen het ontbindingsverzoek in te trekken.
ECLI:NL:RBNHO:2025:8180 - Niet onverwijld ontslag, toch geen billijke vergoeding door ernstige verwijtbaarheid - 16 juli 2025
De kantonrechter oordeelt dat een ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is wegens het ontbreken van onverwijldheid. Desondanks worden de billijke vergoeding en transitievergoeding afgewezen, omdat de kantonrechter de betrokkenheid van de werknemer bij diefstal voldoende aannemelijk acht, wat kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen.
ECLI:NL:RBMNE:2025:3407 - Ernstig verwijtbaar handelen werkgever: niet betalen loon en schenden reïntegratieplicht - 9 juli 2025
De rechtbank ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde verhouding. De werkgever handelt ernstig verwijtbaar door na een vernietigd ontslag op staande voet geen loon te betalen en reïntegratieverplichtingen te negeren. Dit rechtvaardigt de toekenning van een transitievergoeding en een substantiële billijke vergoeding.
ECLI:NL:RBROT:2025:8381 - Ontbinding op grond na plan voor concurrerend bedrijf - 4 juli 2025
De rechtbank ontbindt de arbeidsovereenkomsten wegens een verstoorde arbeidsrelatie op de g-grond, nadat werknemers hun plan om een concurrerend bedrijf te starten kenbaar maakten. Het concurrentie- en relatiebeding van twee werknemers vervalt omdat dit door functiewijzigingen en bedrijfsgroei aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
ECLI:NL:RBROT:2025:9821 - Kantonrechter stelt transitievergoeding en billijke vergoeding vast na ernstig verwijtbaar handelen - 4 juli 2025
In deze eindbeschikking stelt de kantonrechter de hoogte van de transitievergoeding en een billijke vergoeding vast, nadat de arbeidsovereenkomst eerder was ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De berekening van de vergoedingen is gebaseerd op een door het hof vastgestelde functie en loon.
ECLI:NL:RBMNE:2025:3637 - Onterechte loonstops en druk op zieke werknemer leiden tot billijke vergoeding - 1 juli 2025
De rechtbank ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding in het belang van de zieke werknemer. Het handelen van de werkgever, gekenmerkt door onterechte loonstops en het opvoeren van druk tijdens de reïntegratie, wordt als ernstig verwijtbaar gekwalificeerd, wat leidt tot een billijke vergoeding.