ECLI:NL:RBGEL:2025:6922 - Ontbinding op cumulatiegrond na afwijzing bedrijfseconomische en andere ontslaggronden - 18 juli 2025
Uitspraak
Essentie
De kantonrechter wijst ontbinding op de a-, e- en g-grond af, maar ontbindt de arbeidsovereenkomst op de i-grond. De combinatie van een onvoldoende onderbouwde reorganisatie en verwijtbaar handelen van de werknemer maakt voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet meer mogelijk.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11657496 \ HA VERZ 25-23
Beschikking van 18 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALFA LAVAL NIJMEGEN NIJMEGEN B.V., gevestigd te Nijmegen, verzoekende partij, verwerende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: Alfa Laval Nijmegen, gemachtigden: mr. S.A. Poelman en mr. C. Jacobs,
tegen
[verweerder], wonende te [plaats] , verwerende partij, verzoekende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: [verweerder] , gemachtigde: mr. R.K.A. Kop.
1 De procedure
1.1. Alfa Laval Nijmegen heeft een verzoekschrift met 35 producties ingediend, dat op 7 april 2025 door de griffie van de rechtbank is ontvangen. Bij akte houdende overlegging aanvullende producties, die op 12 juni 2025 door de griffie van de rechtbank is ontvangen, heeft Alfa Laval Nijmegen de aanvullende producties 36 tot en met 41 ingediend.
1.2. [verweerder] heeft bij e-mail van 30 april 2025 en bij brieven van 3, 10 en 16 juni 2025 op het verzoekschrift gereageerd. Hierbij heeft [verweerder] een usb-stick met hierop een video-opname van een gesprek dat op 5 november 2024 heeft plaatsgevonden, alsmede een transcript van dit gesprek overgelegd, evenals een usb-stick met hierop zijn verweerschrift en de documenten A1 tot en met U2.
1.3. De mondelinge behandeling heeft op 20 juni 2025 plaatsgevonden. Hierbij waren [naam 1] en [naam 2] namens Alfa Laval Nijmegen aanwezig, bijgestaan door mr. S.A. Poelman en mr. C. Jacobs. Verder was [verweerder] aanwezig, bijgestaan door mr. R.K.A. Kop.
1.4. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun verzoeken toegelicht, hebben de gemachtigden van partijen spreekaantekeningen voorgedragen en hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.5. Ten slotte is de datum van beschikking op heden bepaald.
2 De feiten
2.1. Alfa Laval Nijmegen maakt onderdeel uit van de wereldwijde Alfa Laval groep. Alfa Laval Nijmegen legt zich toe op de ontwikkeling, verkoop en productie van inerte gas systemen (IGS) en exhaust gas cleaning systems (EGS) voor toepassingen in de maritieme sector. De activiteiten van Alfa Laval Nijmegen behoren binnen de Alfa Laval groep tot de Business Unit Heat & Gas Systems (hierna: BU HGS), onderdeel van de binnen de groep te onderscheiden Divisie Marine Business. Alfa Laval Nijmegen dient daarbij ook als servicelocatie ten behoeve van de BU HGS.
2.2. Op 1 juli 2011 is [verweerder] bij Alfa Laval Nijmegen in dienst getreden. [verweerder] was laatstelijk werkzaam in de functie van International Sales Engineer (zo genoemd in het interne HR-systeem van Alfa Laval Nijmegen) voor 38 uur per week en tegen een maandsalaris (voor de laatste loonsverhoging) van € 6.498,61 bruto, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.3. Op 12 september 2024 is door Alfa Laval Nijmegen een adviesaanvraag: “Request for Advice regarding the intended decision to reorganise the organisation due to a necessary reduction of Alfa Laval Nijmegen Nijmegen’s activities” bij de Ondernemingsraad ingediend. Daarin is het voornemen neergelegd om de aan IGS gerelateerde activiteiten geheel te staken en de aan EGC gerelateerde activiteiten vanuit de onderneming in Denemarken (Aalborg) en China (Qingdao) te verrichten. Voorgenomen is dat Alfa Laval Nijmegen enkel nog als servicelocatie ten behoeve van de BU HGS blijft voortbestaan. Hierdoor vervallen binnen Alfa Laval Nijmegen ruim 50 arbeidsplaatsen.
2.4. Op 26 september 2024 heeft Alfa Laval Nijmegen een melding in de zin van de Wet melding collectief ontslag gedaan.
2.5. Op 30 oktober 2024 heeft de Ondernemingsraad advies uitgebracht: “request for advice 20240912 – Reorganisation”. De Ondernemingsraad schrijft in het advies:
“After thorough investigation of the present situation, the proposed changes, and their impact on employees and on the future of Alfa Laval Nijmegen, the Works council understands the necessity of the proposed changes. The financial situation of Alfa Laval Nijmegen is unacceptable for Alfa Laval corporate and for its shareholders. Sufficient improvement of the situation in the present organizational structure is not possible. To have a profitable organization with future perspective, changes are inevitable.”
Voorts heeft de Ondernemingsraad op deze datum het met Alfa Laval Nijmegen overeengekomen Sociaal Plan ondertekend.
2.6. Op 22 oktober 2024 heeft [verweerder] zich ziek gemeld bij Alfa Laval Nijmegen.
2.7. Per 28 oktober 2024 is [verweerder] in het personeelssysteem van Alfa Laval Nijmegen beter gemeld.
2.8. Op 28 oktober 2024 heeft Alfa Laval Nijmegen voor, onder andere, [verweerder] een (voorlopige) ontslagaanvraag (formulier A) bij het UWV ingediend.
2.9. Op 29 oktober 2024 zijn individuele gesprekken gevoerd met de werknemers wier arbeidsplaats zou komen te vervallen. Zij zijn tot 4 november 2024 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
2.10. Op 5 november 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en [naam 3] en [naam 1] . [verweerder] is voordien gewezen op de vacature Sales Manager EPP in Aalborg (Denemarken). Volgens Alfa Laval Nijmegen kon [verweerder] daarop solliciteren, terwijl [verweerder] meende dat hij deze functie in feite al bekleedde.
2.11. In de dagen daarna zijn aan [verweerder] diverse vacatures toegezonden door Alfa Laval Nijmegen. Ook is een voorstel tot het tekenen van een vaststellingsovereenkomst gedaan.
2.12. Op 11 november 2024 heeft [verweerder] een tegenvoorstel gedaan ter zake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in onderling overleg. Dit is door Alfa Laval Nijmegen niet geaccepteerd.
2.13. In een e-mail van 13 november 2024 aan [naam 2] heeft [verweerder] gereageerd op het afwijzen van zijn tegenvoorstel. [verweerder] schrijft onder meer:
“Wanneer we door het UWV in het gelijk worden gesteld, roven we gezamenlijk de reorganisatiepot leeg en hijsen we de piratenvlag. Ook zullen we intern en extern uit de doeken doen wat er zich in Nijmegen heeft afgespeeld. Of daarbij ook sociale media mag worden ingezet, moet nog worden uitgezocht.
De geldigheid van mijn voorstel loopt nog tot morgen 12 uur (zoals al aangegeven). Het staat je vrij om het niet te accepteren, maar daarna gaan we een héél ander traject volgen. (…)
PS. Mijn einddatum moet trouwens worden aangepast naar 1 januari 2025. Daarvoor zal Alfa Laval de aanvullende compensatie betalen. Ik ga namelijk niet nog een half jaar tegen jouw kop zitten aankijken en me ergeren aan de ellende die jij en je kornuiten hebben veroorzaakt.”
2.14. Op 14 november 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 2] , [naam 1] en [verweerder] . [verweerder] is door Alfa Laval Nijmegen per die datum op non-actief gesteld.
2.15. [verweerder] heeft zich per 15 november 2024 (opnieuw) ziek gemeld.
2.16. In een e-mail bericht van 15 november 2024 heeft [verweerder] excuses aangeboden voor zijn uitlatingen in de e-mail van 13 november 2025. [verweerder] schrijft aan [naam 2] : “Wij hebben gisteren met elkaar gesproken. Het was geen prettig gesprek. Ik heb een en ander een beetje laten bezinken. Ik begrijp dat de zinnen waarmee ik mijn email van woensdag heb afgesloten niet in goede aarde zijn gevallen. Ik wil daarom mijn excuses aanbieden.
Zoals je weet, heb ik sinds een paar maanden een wond aan mijn rechterbeen die maar niet wil genezen. Mijn benen worden al 4 weken compleet ingezwachteld, omdat er veel vocht in mijn benen zit. Ik moet hiervoor 2-3 dagen per week thuis zijn. We hebben er op mijn verjaardag (28 oktober) nog een beetje om gelachen, maar ik vind het heel moeilijk om de hele dag alleen thuis te zijn. Dat komt waarschijnlijk omdat ik in China een maand in mijn appartement opgesloten heb gezeten, toen ik tussen september 2020 en maart 2022 voor het bedrijf in Shanghai werkte. Als ik alleen thuis zit, raak ik negatieve gedachten moeilijk kwijt. Dat is ook de reden dat ik (als een van de weinigen) elke dag naar kantoor kom.
Jij hebt gisteren verteld dat je het vervelend vond dat ik mijn tegenvoorstel naar jou persoonlijk stuurde. Aangezien ik in mijn eindvoorstel meldde dat de arbeidsrelatie beschadigd is (vandaar mijn voorstel met betrekking tot de vervroegde einddatum), had ik gehoopt dat je ook naar mij persoonlijk zou reageren. In plaats daarvan kreeg ik een e-mail van jullie advocaat. Ik vond dat woensdag heel moeilijk. Aangezien ik woensdag weer thuis zat, is het een en ander bij mij blijven doorwerken. Vanuit die situatie heb ik toen de e-mail geschreven. Nogmaals mijn excuses.
(…)”
2.17. Per mail van dezelfde datum heeft mr. Kop zich als gemachtigde van [verweerder] gemeld en diens excuses herhaald.
2.18. In een brief van 19 november 2024 heeft de gemachtigde van Alfa Laval Nijmegen aan de gemachtigde van [verweerder] geschreven:
“ (…) Hoewel ALN uit het e-mailbericht van 15 november jl. meent te mogen ontlenen dat uw cliënt enigszins is ‘afgekoeld’, is de realiteit dat uw cliënt herhaaldelijk en ver over de schreef is gegaan.
Het stond uw cliënt vanzelfsprekend vrij om zich tegen zijn boventalligheid te verweren en niet tot het ondertekenen van een vaststellingovereenkomst over te gaan, maar de wijze waarop hij sinds het gesprek van 29 oktober jl. in steeds toenemende mate de aanval heeft gekozen en heeft gemeend zijn werkgever te moeten benaderen is schokkend. Daarmee heeft uw cliënt zichzelf binnen (de groep van) ALN inmiddels onmogelijk gemaakt.
ALN meent dat uw cliënt haar met zijn volstrekt onacceptabele gedragingen (los van diens boventalligheid) reden heeft gegeven voor een eenzijdige beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, waarbij ALN ook meent dat de gedragingen van uw cliënt kwalificeren als ernstig verwijtbaar en uw cliënt in relatie tot een beëindiging (ingevolge artikel 7:673 lid 7 sub c BW) geen aanspraak heeft op een transitievergoeding. (…)”
2.19. Partijen hebben nadien onderhandeld over het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.20. Bij beslissing van 7 februari 2025 heeft het UWV de toestemming voor ontslag van [verweerder] zoals bedoeld in artikel 7:671a BW geweigerd.
2.21. Op 18 maart 2025 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] , [naam 1] en [naam 2] . Partijen hebben gesproken over hetgeen in november 2024 was voorgevallen. Ook is [verweerder] gewezen op de functie Global Sales & Business Development Cleantech Evaporation in Denemarken. Nadien heeft [naam 2] voor deze functie schriftelijk een aanbeveling gedaan ten voordele van [verweerder] .
2.22. Op 26 maart 2025 is aan [verweerder] bericht dat de functie, door een andere boventallige werknemer, na sollicitatie, werd ingevuld.
3 De verzoeken en het verweer
3.1. Alfa Laval Nijmegen verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] :
I. – (primair) ex artikel 7:671b lid 1 sub b BW jo. artikel 7:669 lid 1 jo. lid 3 sub a BW, danwel – (subsidiair) ex artikel 7:671b lid 1 sub a BW jo. artikel 7:669 lid 1 jo. lid 3 sub e BW, danwel – (meer subsidiar) ex artikel 7:671b lid 1 sub a BW jo. artikel 7:669 lid 1 jo. lid 3 sub g BW, danwel – (uiterst subsidiar) ex artikel 7:671b lid 1 sub a BW jo. artikel 7:669 lid 1 jo. lid 3 sub i BW; II. met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:671b lid 9, onder sub b BW (en derhalve met directe ontbinding van de arbeidsovereenkomst per de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing), althans (in dit kader subsidiair) het in artikel 7:671b lid 9, onder sub a BW bepaalde (en derhalve onder verkorting van de opzegtermijn met de periode tussen de datum van ontvangst van het verzoek tot ontbinding en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing); III. met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 sub c BW, en derhalve zonder toekenning van een transitievergoeding; IV. waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.
3.2. [verweerder] verzoekt:
I. Alfa Laval Nijmegen en haar ontbindingsverzoek ex artikel 7:671b BW gebaseerd op de a-grond, de g-grond, de e-grond en de i-grond niet-ontvankelijk te verklaren en/of af te wijzen, kosten rechtens; II. de gronden voor ontslag zo nodig aan te vullen met de gronden g, h en i en uit dien hoofde de ontbinding uit te spreken, waarbij rekening wordt gehouden met het ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van Alfa Laval Nijmegen en dat ook te benoemen en uit te spreken bij de ontbinding, al dan niet met een aanvulling van de rechtsgronden ex artikel 25 Rv; III. Alfa Laval Nijmegen te veroordelen tot het betalen van de verschuldigde transitievergoeding x 1,5, in het geval de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt; IV. Alfa Laval Nijmegen te veroordelen tot het toekennen van een billijke vergoeding, minstens gelijk aan het bedrag dat is genoemd als vergoeding en compensatie voor de door [verweerder] te lijden pensioenschade; V. te bepalen dat [verweerder] bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen rechten kan ontlenen aan de al dan niet overeengekomen belemmerende bedingen, een concurrentiebeding en relatiebeding daaronder begrepen; VI. Alfa Laval Nijmegen te veroordelen om minimaal € 5.000,00 te vermeerderen met btw aan advocaatkosten aan [verweerder] te betalen; VII. hem de mogelijkheid te geven om zijn onvoorwaardelijke verzoek in te trekken; VIII. om rectificatie, rehabilitatie en excuses; IX. om een vergoeding voor advocaatkosten en een immateriële schadevergoeding van minimaal € 15.000,00 als rectificatie en rehabilitatie uitblijven; X. de uitspraak ECLI:NL:RBNHO:2023:5301 aandacht te geven, toe te passen op deze beschikking met het integraal toewijzen van de verzoeken van [verweerder] ; XI. Alfa Laval Nijmegen te veroordelen in de proceskosten.
3.3. Op hetgeen Alfa Laval Nijmegen en [verweerder] aan hun verzoeken ten grondslag hebben gelegd, alsmede het verweer dat hiertegen gevoerd is, wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
In het verzoek
4.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Uit artikel 7:669 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat een arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden als daarvoor een redelijke grond is, in de zin lid 3 van voornoemd artikel, en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is, of niet in de rede ligt.
Opzegverbod
4.2. [verweerder] voert als meest verstrekkend verweer tegen het verzoek van Alfa Laval Nijmegen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan dat dit niet mogelijk is, aangezien sprake is van een opzegverbod als gevolg van de ziekte en arbeidsongeschiktheid van [verweerder] . Ten aanzien hiervan overweegt de kantonrechter als volgt.
4.3. In artikel 7:670 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever – in beginsel – de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. De vraag dient beantwoord te worden of [verweerder] ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerder] zich op 22 oktober 2024 ziek heeft gemeld in verband met een wond aan zijn been en lymfoedeem. Tussen partijen is in geschil of de ziekte van [verweerder] daarna ononderbroken heeft voortgeduurd en of die ziekte (steeds) heeft gemaakt dat [verweerder] arbeidsongeschikt was.
4.5. Per 28 oktober 2024 is [verweerder] in het systeem van Alfa Laval Nijmegen beter gemeld en per 14 november 2024 is hij weer ziek gemeld. [verweerder] betwist echter dat hij zich beter heeft gemeld en dat hij beter was. Wel staat vast dat hij op 28 oktober 2024 op de werklocatie zijn verjaardag met collega’s heeft gevierd. Uit het overzicht dat Alfa Laval Nijmegen (als productie 36) heeft overgelegd, volgt dat [verweerder] op 28 oktober 2024 7,60 uren aanwezig is geweest. Volgens Alfa Laval Nijmegen heeft [verweerder] ook van 4 november 2024 (na afloop van de periode van vrijstelling van werkzaamheden) tot en 13 november 2024 (11 en 12 november 2024 was [verweerder] vrij) zijn gebruikelijke werkzaamheden verricht. Alfa Laval Nijmegen heeft deze stelling ook onderbouwd met een overzicht uit haar urensysteem en diverse zakelijke berichten van [verweerder] in deze periode. [verweerder] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Gelet hierop kan de kantonrechter niet vaststellen dat [verweerder] op het moment van indiening door Alfa Laval Nijmegen van de aanvraag van de ontslagvergunning bij het UWV op 28 oktober 2024 arbeidsongeschikt was, hetgeen de toets is die ingevolge artikel 7:670 BW moet worden aangelegd.
4.6. Het is de kantonrechter duidelijk dat [verweerder] kampte met hele vervelende en voor hem ingrijpende gezondheidsklachten, maar dat deze hebben geleid tot een situatie dat [verweerder] (steeds) arbeidsongeschikt was, blijkt onvoldoende. Dat de bedrijfsarts, na contact met [verweerder] op 22 januari 2025 en 5 februari 2025, als eerste ziektedatum 22 oktober 2024 noemt, kan worden verklaard door het gebezigde begrip ‘ketenverzuim’ (kennelijk verwijzend naar artikel 7:629 BW), namelijk meerdere periodes van verzuim in opvolgende (maar onderbroken) periodes. [verweerder] kampte met langdurige klachten aan zijn benen en deze lijken in de ene periode erger en invaliderender te zijn geweest dan in de andere.
4.7. Verder heeft de bedrijfsarts op 5 februari 2025 geoordeeld dat [verweerder] op dat moment arbeidsgeschikt voor zijn eigen werk is (productie 25 verzoekschrift Alfa Laval Nijmegen). [verweerder] is het niet eens met deze beoordeling en heeft hierover een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Het oordeel van de UWV zal echter pas in december 2025 beschikbaar zijn, zodat de kantonrechter dit niet in de beoordeling mee kan nemen. Bovendien is het de kantonrechter niet duidelijk op welke grond [verweerder] meent dat hij (nog immer) arbeidsongeschikt is. De eerder aanwezige klachten aan zijn benen zijn daarvan niet de oorzaak aldus [verweerder] , maar nu zou hij, zo begrijpt de kantonrechter het gestelde ter zitting, als gevolg van het arbeidsconflict arbeidsongeschikt zijn. Hier is echter verder geen onderbouwing aan gegeven en ook is niet gesteld wanneer de arbeidsongeschiktheid op deze gestelde grond een aanvang zou hebben genomen.
4.8. Op het moment dat Alfa Laval Nijmegen haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op 7 april 2025 indiende, werd [verweerder] conform het oordeel van de bedrijfsarts van 5 februari 2025 arbeidsgeschikt voor zijn eigen werk geacht en gezien het voorgaande wordt van dat oordeel uitgegaan.
4.9. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin Alfa Laval Nijmegen de arbeidsovereenkomst wil ontbinden, terwijl [verweerder] ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte en het door [verweerder] gedane beroep op het opzegverbod wordt dan ook gepasseerd.
Bedrijfseconomische omstandigheden (a-grond)
4.10. Alfa Laval Nijmegen verzoekt primair ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Uit de wetsgeschiedenis (zie Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 31) volgt dat in een procedure als de onderhavige de kantonrechter bij zijn beoordeling dient te toetsen aan dezelfde (wettelijke) criteria als die voor het UWV gelden. In artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 3 sub a BW is hierover (verder) bepaald dat de kantonrechter – nadat het UWV de toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft geweigerd – het ontbindingsverzoek alleen toewijst als (cumulatief) is voldaan aan de volgende voorwaarden:
4.11. In de procedure bij het UWV heeft Alfa Laval Nijmegen de bedrijfseconomische grondslagen ‘slechte of slechter wordende financiële situatie’ en ‘organisatorische en/of technologische verandering’ aan haar ontslagaanvraag ten grondslag gelegd. Zij heeft ter onderbouwing hiervan – kort gezegd – aangevoerd dat haar op IGS en EGC gerichte activiteiten, ondanks diverse inspanningen, aanhoudend verliesgevend zijn. Enkel de binnen Alfa Laval Nijmegen verrichte serviceactiviteiten blijken rendabel. Zij heeft daarom besloten haar op IGS en EGC gerichte (verlieslatende) activiteiten geheel te staken, daaraan verbonden arbeidsplaatsen te laten vervallen en nog enkel als servicelocatie ten behoeve van de BU HGS voort te bestaan. Functies c.q. arbeidsplaatsen die direct aan de ontwikkeling, verkoop en order executie van de IGS- en EGC-systemen zijn verbonden, komen hierdoor te vervallen (productie 26 verzoekschrift). Hiermee wordt jaarlijks € 4.600.000,00 aan personeelskosten bespaard.
4.12. [verweerder] heeft dit, ook in deze procedure, betwist. De kantonrechter begrijpt zijn verweer zo dat hij stelt dat Alfa Laval Nijmegen geen separate bedrijfseenheid (business unit) is, althans zo niet moet worden beschouwd. Naar Alfa Laval breder gekeken, aldus [verweerder] , is sprake van een zeer winstgevend bedrijf.
4.13. Naar het oordeel van de kantonrechter is het voldoende aannemelijk dat Alfa Laval Nijmegen in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering maatregelen moet treffen die baanverlies binnen de organisatie tot gevolg hebben. Gelet op de door Alfa Laval Nijmegen in 2023 en 2024 geleden miljoenenverliezen, het sterk teruglopende eigen vermogen en de aanhoudend verliesgevende op IGS en EGS gerichte activiteiten kon Alfa Laval Nijmegen, mede gezien haar ondernemersvrijheid, besluiten tot de ingezette reorganisatie.
4.14. In het kader van de ontslagvolgorde heeft Alfa Laval Nijmegen aangevoerd dat de functie van [verweerder] , op basis van de door artikel 13 Ontslagregeling genoemde kaders om te komen tot de relevante categorieën uitwisselbare functies, tot de categorie Field Sales III (Capital Sales) behoort. De werkzaamheden binnen de serviceorganisatie van Alfa Laval Nijmegen behoren tot de categorie Field Sales (Service). Volgens Alfa Laval Nijmegen zijn de functies binnen Field Sales (Service) en Field Sales III (Capital Sales) niet uitwisselbaar. [verweerder] heeft dit betwist.
4.15. Naar het oordeel van de kantonrechter, en ook het UWV heeft zo geoordeeld, is het onderscheid dat Alfa Laval Nijmegen maakt in de (categorieën) sales functies onvoldoende onderbouwd. Er lijkt sprake van meer of andere sales (gerelateerde) functies binnen Alfa Laval Nijmegen, die niet goed van elkaar onderscheiden (kunnen) worden. Zo wordt [verweerder] in het interne HR-systeem ingedeeld in de functie International Sales Engineer en worden ook verder verschillende functiebenamingen in verschillende uitingen van de werkgever gebruikt.
4.16. Voor zover al wordt uitgegaan van de verdeling van de (relevante) sales functies in enkel capital en service sales, geldt dat zal moeten worden vastgesteld dat sprake is van (wezenlijk) verschillende functies, waardoor het gerechtvaardigd is dat de (vier) werknemers in de categorie Field Sales III (Capital Sales) hun baan verliezen, terwijl dit voor werknemers in de functie Field Sales (Service) anders ligt.
4.17. De onderbouwing daarvan door Alfa Laval Nijmegen ontbreekt. Het eigen overzicht van voor de functies relevante vaardigheden en die functies kenmerkende elementen (verzoekschrift sub 79) volstaat daartoe niet nu achterliggende documentatie ontbreekt. Waarom bijvoorbeeld de ene functie het kenmerk ‘standaard oplossing’ heeft en de andere ‘niet standaard oplossing’ of ‘laag stress niveau’ versus ‘hoog stress niveau’ is niet toegelicht. Dit klemt temeer nu bij eerdere reorganisaties, zo is erkend, Alfa Laval Nijmegen deze functies wel uitwisselbaar vond. Deze functies zijn toen gezamenlijk meegenomen in de afspiegelingsberekeningen.
4.18. Alfa Laval Nijmegen heeft hierover gesteld dat werknemers die werkzaam waren bij Capital Sales en na een reorganisatie een functie bij Field Sales kregen, later alsnog zelf hun arbeidsovereenkomst hebben opgezegd, omdat de aard van de werkzaamheden te wezenlijk verschilde. Los van het feit dat ook dit niet is onderbouwd, is dit niet doorslaggevend.
4.19. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan niet aangenomen worden dat de functie van [verweerder] moet worden geschaard in de categorie Field Sales III (Capital Sales) en, als dit al het geval is, geen uitwisselbare functie met Field Sales (Service) betreft. Door Alfa Laval Nijmegen is dan ook onvoldoende onderbouwd dat de arbeidsplaats van [verweerder] als gevolg van de reorganisatie noodzakelijkerwijs komt te vervallen.
Verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder] (e-grond) en verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)
4.20. Voor zover haar beroep op de a-grond niet slaagt, meent Alfa Laval Nijmegen dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden op de e-grond of g-grond. Ter onderbouwing van haar beroep op de e-grond en de g-grond heeft Alfa Laval Nijmegen aangevoerd dat [verweerder] :
4.21. De kantonrechter volgt Alfa Laval Nijmegen in haar stelling dat [verweerder] schriftelijk, in zijn e-mail van 13 november 2024, te ver is gegaan in zijn uitlatingen over Alfa Laval Nijmegen en richting diverse medewerkers van haar. De kantonrechter begrijpt wel dat de uitlatingen in het licht van de voorgenomen reorganisatie moeten worden gezien, waarbij [verweerder] – ten onrechte, naar het UWV heeft geoordeeld en de kantonrechter hiervoor ook – zijn baan dreigde te verliezen. Dat [verweerder] zich hiertegen heeft verzet, kan hem niet verweten worden. De toon die [verweerder] daarbij heeft gekozen en de wijze waarop hij zijn onvrede heeft geuit, zijn echter niet acceptabel. Dit kan [verweerder] worden verweten.
4.22. Verzachtende omstandigheden zijn, naast de emotie door het dreigende baanverlies, dat [verweerder] als hiervoor beschreven kampte met gezondheidsproblemen en dat [verweerder] voor de uitlatingen in zijn e-mail van 13 november 2024 twee dagen later (al) zijn excuses heeft aangeboden.
4.23. Wat betreft het gesprek op 14 november 2024 zijn partijen het eens dat dit onprettig en verhit is verlopen, maar zij betwisten elkaars weergave van het gesprek en verwijten elkaar over en weer de escalatie die in dit gesprek heeft plaatsgevonden. De kantonrechter ziet hierin geen overwegend verwijtbaar gedrag aan de zijde van [verweerder] .
4.24. Nadat een en ander in het najaar van 2024 is voorgevallen en nadat het UWV bij beslissing van 7 februari 2025 de toestemming voor het ontslag had geweigerd, hebben partijen op 18 maart 2025 een gesprek gevoerd, door Alfa Laval Nijmegen geduid als herplaatsingsgesprek. Een belangrijk deel van dit gesprek is gegaan over de – op dat moment verstoorde – onderlinge verhoudingen. Beide partijen stellen dat de lucht hierna al flink geklaard was. [verweerder] is door Alfa Laval Nijmegen nadien ook gewezen op een functie waarop hij kon solliciteren bij de onderneming in Denemarken. Alfa Laval Nijmegen heeft hem daar ook van harte aanbevolen.
4.25. Naar het oordeel van de kantonrechter is er daarom geen sprake van een situatie die maakt van Alfa Laval Nijmegen na de uitlatingen van [verweerder] in november 2024 niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 onder e BW. Kennelijk was de verstoring in de verhoudingen met één gesprek al voor een belangrijk deel weg te nemen en kon [verweerder] , naar de mening van Alfa Laval Nijmegen, (in ieder geval) binnen een ander onderdeel van de organisatie werken. Dit duidt niet op een situatie dat [verweerder] zich binnen Alfa Laval Nijmegen op een niet te herstellen wijze compleet onmogelijk had gemaakt. Van een voldragen e-grond is dus geen sprake.
4.26. Ook het beroep van Alfa Laval Nijmegen op artikel 7:669 lid 1 onder g BW slaagt niet. Voor een ontbinding op de g-grond moet sprake zijn van een ernstig en duurzaam verstoorde verhouding. De kantonrechter ziet in het vorenstaande en hoe partijen inmiddels tegenover elkaar staan wel een duidelijke verstoring in de verhoudingen. Er is sprake van een bijna voldragen g-grond. Dat de verstoring echter niet meer op te lossen zou zijn, volgt de kantonrechter niet. Na het gesprek van 18 maart 2025 waren de verhoudingen al een heel stuk beter. Verder herstel van de verhoudingen zou nog wel het nodige van partijen vergen, in elk geval het voeren van verdere gesprekken om de eerdere grieven met elkaar uit te spreken of bijvoorbeeld het aangaan van een mediationtraject, maar ook hier geldt weer dat Alfa Laval Nijmegen [verweerder] geschikt achtte om (elders) binnen de organisatie te werken, hetgeen een teken is dat van haar kon worden gevergd de arbeidsverhouding met [verweerder] voort te zetten.
Combinatie (i-grond)
4.27. Alfa Laval Nijmegen baseert haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tenslotte op de i-grond. Volgens haar is sprake van een situatie waarbij een combinatie van omstandigheden uit meerdere ontslaggronden meebrengt dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst van Alfa Laval Nijmegen in redelijkheid niet langer gevergd kan worden. Het gaat hierbij vooral om de omstandigheden die Alfa Laval Nijmegen aan de e-grond en g-grond ten grondslag heeft gelegd.
4.28. De primair en subsidiair aangevoerde ontslaggronden leveren op zichzelf bezien geen voldragen grond op, maar een combinatie van die gronden naar het oordeel van de kantonrechter wel.
4.29. Er is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding en [verweerder] wil, gelet op zijn tegenverzoeken en hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling verklaard heeft, de arbeidsovereenkomst met Alfa Laval Nijmegen ook niet voortzetten, evenmin als Alfa Laval Nijmegen dat wil.
4.30. Aan de zijde van Alfa Laval Nijmegen kan worden gezegd dat zij bij het UWV en in deze procedure niet heeft weten te onderbouwen waarom de functie van [verweerder] verviel. [verweerder] heeft dit steeds betoogd en heeft hierin dus gelijk gekregen. Het verwijt van Alfa Laval Nijmegen aan [verweerder] dat hij zich ten opzichte van de reorganisatie steeds onredelijk heeft opgesteld, is in zoverre dus onterecht. Alfa Laval Nijmegen meende aan het gedrag van [verweerder] in november 2024 een dringende reden voor ontslag te kunnen ontlenen, zie de brief van haar gemachtigde van 19 november 2024, maar heeft daarin niet doorgezet. Vervolgens, na weigering van de ontslagvergunning door het UWV, heeft Alfa Laval Nijmegen met [verweerder] gesproken over herplaatsing, maar dit kreeg enkel vorm in het wijzen op sollicitatiemogelijkheden, zoals dat eerder ook het geval was. Kort daarna is (weer) de route gekozen van het verzoeken van het einde van het dienstverband via de onderhavige procedure. Er is al met al niet echt ingezet op herstel van de verhoudingen en behoud van [verweerder] voor de organisatie (al dan niet na herplaatsing), maar evenmin is doorgepakt toen Alfa Laval Nijmegen meende een dringende reden voor ontslag te hebben. Hierdoor is [verweerder] langere tijd in onzekerheid gelaten.
4.31. [verweerder] heeft, zoals hiervoor overwogen, zich ten opzichte van Alfa Laval Nijmegen te fors geuit en daardoor wezenlijk bijgedragen aan de verstoring van de verhoudingen tussen partijen. [verweerder] heeft zelf geen initiatief genomen om te komen tot herstel van deze verhoudingen. Hij heeft ook niet gesolliciteerd naar de functies waarop hij door Alfa Laval Nijmegen is gewezen en waarvoor hij werd aanbevolen, hoewel hij in deze procedure Alfa Laval Nijmegen verwijt dat een ander op die functie is aangenomen. [verweerder] heeft afgewacht en heeft geen duidelijke keuze gemaakt voor ofwel herstel van de verhoudingen en het constructief bezien van de voorstellen van Alfa Laval Nijmegen, ofwel het aansturen op het einde van het dienstverband.
4.32. Dit alles leidt tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat in onderlinge samenhang gezien er sprake is van een voldragen combinatiegrond in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder i BW, zonder dat aan één van partijen een overwegend verwijt kan worden gemaakt.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de einddatum daarvan
4.33. De conclusie van al het voorgaande is dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden op grond van een redelijke ontslaggrond. In artikel 7:671b lid 9 onder a BW is bepaald dat indien de kantonrechter het verzoek om ontbinding van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd inwilligt, hij het einde van de arbeidsovereenkomst bepaalt op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek om ontbinding en eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert.
4.34. Gelet op de duur van de arbeidsovereenkomst tussen Alfa Laval Nijmegen en [verweerder] , bedraagt de opzegtermijn op grond van artikel 7:672 lid 2 sub c BW drie maanden. Het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst is op 7 april 2025 bij de griffie binnengekomen en de termijn hiertussen en de dagtekening van deze ontbindingsbeslissing (18 juli 2025) wordt op de opzegtermijn van drie maanden in mindering gebracht, nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Alfa Laval Nijmegen. Aangezien een termijn van ten minste een maand dient te resteren, wordt de einddatum van de arbeidsovereenkomst dan ook bepaald op 1 september 2025.
Transitievergoeding
4.35. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder] , zodat hij op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a onder 2 BW recht heeft op een transitievergoeding. In randnummer 144 van haar verzoekschrift heeft Alfa Laval Nijmegen een berekening gegeven voor de hoogte van de transitievergoeding. Hierin gaat zij uit van een basissalaris van € 6.498,61 per maand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Alfa Laval Nijmegen verklaard dat [verweerder] recht heeft op een salarisverhoging van 1%. Volgens [verweerder] moet dat 5% zijn omdat enkele andere werknemers deze ook hebben gekregen, maar onweersproken is dat het binnen Alfa Laval Nijmegen altijd gebruik is geweest dat iedere werknemer een basisverhoging ontvangt en de manager bepaalt wie een hogere salarisverhoging krijgt. In het verleden is [verweerder] , naar eigen zeggen, ook wel op deze wijze hoger beloond dan anderen. De kantonrechter gaat dus van de door Alfa Laval Nijmegen gestelde salarisverhoging uit.
4.36. Dit betekent dat voor het berekenen van de transitievergoeding uitgegaan dient te worden van een basissalaris van € 6.563,60 per maand (€ 6.498,61 x 1,01). Aangezien [verweerder] geen verweer heeft gevoerd tegen de overige (bruto) emolumenten waarmee de transitievergoeding berekend is (8% vakantietoeslag en € 323,16 aan gemiddelde variabele beloning per maand over 2022, 2023 en 2024) gaat de kantonrechter uit van de juistheid hiervan. Het maandloon komt dan op € 7.411,85. Uitgaande van de einddatum van de arbeidsovereenkomst per 1 september 2025, kan [verweerder] – in beginsel – dan ook aanspraak maken op een transitievergoeding van € 34.997,58 bruto.
4.37. De kantonrechter ziet aanleiding om dit bedrag op grond van artikel 7:671b lid 8 BW te verhogen met 50%. Verwezen wordt daarvoor naar hetgeen onder rechtsoverweging 4.30 is overwogen. De totale toegewezen transitievergoeding bedraagt dan € 52.496,37 bruto.
4.38. De wettelijke rente over de transitievergoeding is op grond van artikel 7:686a lid 1 BW, laatste volzin toewijsbaar vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Dat is in dit geval 1 oktober 2025 en de wettelijke rente wordt toegewezen tot de dag van volledige betaling.
Termijn voor intrekking
4.39. Omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen met toekenning van een aanvullende vergoeding in de zin van artikel 7:671b lid 8 BW, wordt Alfa Laval Nijmegen op grond van artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid gesteld haar verzoek binnen de hierna te noemen termijn in te trekken.
In het tegenverzoek
4.40. De door [verweerder] verzochte vergoedingen en overige door hem gedane verzoeken, zijn alle gebaseerd op ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van Alfa Laval Nijmegen. Zoals hiervoor onder 4.30 en 4.31 is overwogen, valt beide partijen een verwijt te maken wat betreft de verstoring van de arbeidsverhoudingen en het (nadien) voortduren van de arbeidsverhouding, zonder dat partijen zich voldoende hebben ingezet om hiervan een succes te maken. Er is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van Alfa Laval Nijmegen. De door [verweerder] verzochte vergoedingen en overige door hem gedane verzoeken komen dan ook niet voor toewijzing in aanmerking. Wel wordt, op grond van artikel 7:671c BW, gelet op de hiervoor uitgebreider omschreven omstandigheden de arbeidsovereenkomst ontbonden. De kantonrechter zal dit doen per 1 september 2025.
4.41. Omdat geen vergoedingen worden toegekend, wordt [verweerder] in de gelegenheid gesteld het verzoek in te trekken (artikel 7:686a lid 7 BW).
In het verzoek en in het tegenverzoek
Proceskosten
4.42. De kantonrechter ziet in het vorenstaande aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. 5. De beslissing
De kantonrechter
in het verzoek
5.1. bepaalt dat de termijn waarbinnen Alfa Laval Nijmegen het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier met gelijktijdige toezending van een kopie aan de gemachtigde van [verweerder] ) zal lopen tot en met 1 augustus 2025,
als Alfa Laval Nijmegen het verzoek niet binnen de termijn intrekt:
5.2. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2025,
5.3. veroordeelt Alfa Laval Nijmegen tot betaling aan [verweerder] van een transitievergoeding van € 52.496,37 bruto, te betalen binnen één maand na einde dienstverband, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.4. compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
5.5. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders verzochte af,
in het tegenverzoek
5.7. bepaalt dat de termijn waarbinnen [verweerder] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier met gelijktijdige toezending van een kopie aan de gemachtigde van Alfa Laval Nijmegen) zal lopen tot en met 1 augustus 2025,
als Alfa Laval Nijmegen haar verzoekt intrekt en [verweerder] het verzoek niet binnen de termijn intrekt:
5.8. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2025,
5.9. compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
5.10. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.11. wijst het meer of anders verzochte af,
als beide partijen het verzoek intrekken:
5.12. compenseert te proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
48073 560