Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 5. Het Zorgverzekeringsfonds, de inkomensafhankelijke bijdrage, de rijksbijdragen en de belasting van gemoedsbezwaarden
Paragraaf 5.2. De inkomensafhankelijke bijdrage
Artikel 43

Artikel 43

Laatste versie

1. De verzekeringsplichtige is een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over het in een kalenderjaar genoten bijdrage-inkomen.

2. Het bijdrage-inkomen is het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de verzekeringsplichtige is genoten aan:

a. loon overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:

1°. het loon waarop artikel 42 van toepassing is; 2°. de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;

en vermeerderd met loon, bepaald volgens de regels van artikel 3.82 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

b. belastbare winst uit onderneming, bepaald volgens de regels van afdeling 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 met uitzondering van het bedrag dat ingevolge artikel 3.70, tweede lid, van die wet, zoals dat luidde op 31 december 2022 in de winst wordt opgenomen ter zake van een afname van de oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.70, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van die wet, zoals dat luidde op 31 december 2022; c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bepaald volgens de regels van afdeling 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met uitzondering van de in artikel 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde werkzaamheden; d. belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen, bepaald volgens de regels van afdeling 3.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

3. Het bijdrage-inkomen wordt ten minste op nihil gesteld en wordt tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan het bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën, met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.

4. Ingeval de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge artikel 49, tweede lid, bij wijze van inhouding wordt geheven, is artikel 42, tweede tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

5. Ingeval de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge artikel 49, derde lid, bij wege van aanslag wordt geheven, wordt daarbij als bijdrage-inkomen ten hoogste in aanmerking genomen een bedrag gelijk aan het in het derde lid bedoelde bedrag, verminderd met het loon, bedoeld in artikel 42, van de verzekeringsplichtige en met het door de verzekeringsplichtige van een inhoudingsplichtige genoten loon, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2175 - FOR-Lijfrente en Zvw-bijdrage: Stakingswinst en discriminatie bij oudedagsvoorziening - 22 november 2018

ECLI:NL:HR:2018:217522 november 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Het niet aftrekken van lijfrentepremies, betaald uit stakingswinst (voormalige FOR), voor de Zvw-bijdrage is ongerechtvaardigde discriminatie. Een ondernemer die zijn FOR omzet in een lijfrente mag niet anders worden behandeld dan een werknemer wiens pensioenopbouw het bijdrage-inkomen direct vermindert.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:3959 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 9 juni 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:39599 juni 2024Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:GHSHE:2023:4171 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 12 december 2023

ECLI:NL:GHSHE:2023:417112 december 2023Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:43 - Stakingslijfrente niet aftrekbaar van bijdrage-inkomen Zorgverzekeringswet - 3 februari 2022

ECLI:NL:HR:2022:433 februari 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een premie voor een stakingslijfrente, anders dan premies ten laste van de FOR, niet in mindering mag worden gebracht op het bijdrage-inkomen voor de Zvw. De wetgever heeft dit onderscheid bewust gemaakt en dit is geen schending van het discriminatieverbod.

Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:704 - Hoge Raad - 21 april 2016

ECLI:NL:HR:2016:70421 april 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:597 - Centrale Raad van Beroep - 11 maart 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:59711 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:4390 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 26 juni 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:439026 juni 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:3042 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 7 mei 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:30427 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:598 - Centrale Raad van Beroep - 11 maart 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:59811 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2023:8998 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 18 december 2023

ECLI:NL:RBZWB:2023:899818 december 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak