Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 24/5493 en 24/7007 PW

(gemachtigde: mr. W.R. Aerts),

en

  1. Deze uitspraak gaat over de intrekking, beëindiging en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres en de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete. Eiseres is het niet eens met deze besluiten en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de bestreden besluiten.

Procesverloop

  1. Met het besluit van 20 februari 2024 (primair besluit I) heeft Orionis het recht op bijstand van eiseres ingetrokken over de periode van 30 augustus 2022 tot en met 30 november 2023, het recht op bijstand beëindigd per 1 december 2023 en de ten onrechte verstrekte bijstandsuitkering ter hoogte van een bedrag van € 24.288,72 teruggevorderd. Met het besluit van 15 mei 2024 (bestreden besluit I) op het bezwaar van eiseres is Orionis bij dat besluit gebleven.

2.1. Orionis heeft met het besluit van 7 juli 2024 (primair besluit II) een bestuurlijke boete van € 770,- aan eiseres opgelegd. In een besluit van 27 augustus 2024 (bestreden besluit II) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen dat primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.

2.2. De rechtbank heeft de beroepen op 7 augustus 2025 gezamenlijk op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Orionis zijn [naam 1] , [naam 2] en mr. N.M. Feijtel verschenen. De heer [naam 3] is ter zitting gehoord.

Totstandkoming van het besluit

Relevante feiten en omstandigheden

  1. Eiseres heeft vanaf 1 september 2014 een bijstandsuitkering ontvangen naar de norm van een alleenstaande (ouder). Sinds 2021 is zij als tijdelijk arbeidsongeschikt aangemerkt. Op 22 maart 2023 heeft Orionis een anonieme melding ontvangen dat eiseres (zwarte) werkzaamheden verricht in de [kliniek] en dat zij elke maand botox-party’s organiseert tegen een commissie. Orionis is vervolgens een onderzoek gestart naar het recht op bijstand, heeft de betaling van de bijstandsuitkering per 1 december 2023 geblokkeerd en eiseres gevraagd om gegevens aan te leveren. Gelet op de uitkomsten van dit onderzoek heeft Orionis het recht op bijstand ingetrokken, beëindigd en de uitkering teruggevorderd.

3.1. Vervolgens heeft Orionis aan eiseres laten weten dat het voornemens is om een boete op te leggen in verband met schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen. Met het besluit van 7 juli 2024 heeft Orionis een bestuurlijke boete aan eiseres opgelegd van € 770,-.

Motivering van de bestreden besluiten

  1. Orionis heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door het niet melden van het feit dat zij bestuurder is van [kliniek] en daar op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Ook heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden door geen melding te maken van ontvangen giften/kasstortingen en van de verrichte schoonmaakwerkzaamheden bij een vriendin, waarmee zij op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij recht op bijstand zou hebben gehad als zij zich wel aan de inlichtingenplicht had gehouden, waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen. Orionis is vanwege de schending van de inlichtingenplicht gehouden om over te gaan tot terugvordering van de ten onrechte verstrekte bijstand en heeft geen dringende redenen gezien om hiervan af te zien. Er is niet gebleken dat de belangen van eiseres onevenredig zwaar geraakt worden door het besluit tot terugvordering en dat die zwaarder wegen dan het belang van Orionis om gemeenschapsgeld juist te besteden.

4.1. Ten aanzien van de boete heeft Orionis zich op het standpunt gesteld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden en dat Orionis daardoor gehouden is om een boete op te leggen. Hierbij dient te worden uitgegaan van de normale verwijtbaarheid. Rekening houdend met de aflostermijn van 12 maanden en de beslagvrije voet is de boete vastgesteld op € 770,-.

Beroepsgronden

  1. Volgens eiseres is er geen sprake geweest van het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden. Zij voert daartoe aan dat zij zich heeft laten benoemen tot bestuurslid omdat dit tijdelijk nodig was vanwege frauduleus handelen door de compagnon van de heer [naam 3]. De heer [naam 3] heeft dit ook bevestigd in zijn verklaringen. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)[1], waarin bepaald is dat uitkeringsinstanties kritischer dienen te kijken naar de oorzaak van de herziening of terugvordering, had het op de weg van Orionis gelegen om de heer [naam 3] nader te horen. Orionis heeft dit echter nagelaten en alleen gesteld dat de verklaring van eiseres ongeloofwaardig is.

5.1. Eiseres heeft zich het kader van de opgelegde boete op het standpunt gesteld dat de inlichtingenplicht niet is geschonden, waardoor de grondslag voor het opleggen van een boete ontbreekt.

Beoordeling door de rechtbank

Zaak 24/5493: intrekking, beëindiging en terugvordering

Bewijslastverdeling

  1. Een besluit tot intrekking, beëindigen en terugvordering van een bijstandsuitkering is een voor betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandsverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dit betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking, beëindiging en terugvordering van de bijstandsuitkering is voldaan in beginsel op Orionis rust.

Heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden?

Bestuurder en werkzaamheden voor [kliniek]

  1. Uit het rechtmatigheidsonderzoek is gebleken dat eiseres in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 17 april 2023 (mede-)bestuurder was van de [kliniek] in Antwerpen en sinds 9 mei 2023 enig bestuurder is van de [kliniek] in Gent. Dit is onder andere gebleken uit aktes van de Ondernemingsrechtbank zoals gepubliceerd in het Staatsblad van België. Bij deze functie horen taken en bevoegdheden.

7.1. Het ingeschreven staan als (onbezoldigd) bestuurder is een voor de bijstandsverlening relevant gegeven waarvan eiseres melding had moeten maken. Door van de inschrijving geen melding te maken heeft eiseres de inlichtingenverplichting geschonden.[2] Alleen de omstandigheid dat eiseres als bestuurder stond ongeschreven, is echter niet genoeg om te concluderen dat er sprake is geweest van op geld waardeerbare arbeid waardoor het recht op bijstand (mogelijk) niet is vast te stellen.[3] Hiervoor moet onderzoek gedaan worden naar de werkzaamheden en activiteiten van eiseres.

7.2 In dat kader blijkt uit het onderzoek dat zowel eiseres als de heer [naam 3] hebben verklaard dat eiseres wel eens een flyer heeft opgesteld voor een botoxparty. Op in ieder geval één van deze flyers staat een telefoonnummer vermeld wat bij Orionis bekend was als het telefoonnummer van eiseres. Verder hebben eiseres en de heer [naam 3] verklaard dat zij wel eens als gastvrouw ongeveer vier à vijf uren aanwezig was tijdens deze botoxparty’s. In ruil hiervoor kreeg eiseres soms gratis behandelingen. Eiseres heeft verder een opdracht opgesteld voor een student voor het ontwerpen van een nieuw logo met huisstijl, het re-branden van de socials en het geven van een boost aan het bedrijf. Ook heeft Orionis op internet een review van de [kliniek] in Gent gevonden waarin staat dat de klant een fijn en warm onthaal heeft gekregen van eiseres. Verder zijn er in totaal 22 waarnemingen verricht bij de woning van eiseres en de [kliniek] in Gent. In de maanden januari en februari 2024 is gezien dat eiseres veelvuldig gebruik gemaakt van een Mercedes, welke op naam staat van de eigenaresse van een onderneming die botoxparty’s organiseert. Deze auto is gezien bij haar woning en in de directe omgeving van de [kliniek] in Gent. Eiseres is zelf ook tweemaal waargenomen in Gent, waarbij is gezien dat zij de deur van de kliniek sluit.

7.3. De aanwezigheid van een betrokkene op een werkplek tijdens gebruikelijke arbeidsuren rechtvaardigt de veronderstelling dat hij/zij gedurende alle uren waarop hij/zij daar aanwezig is op geld waardeerbare arbeid verricht. Dit is vaste rechtspraak. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat dat niet zo was. Het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden kan voor het recht op bijstand van belang zijn. Dit hangt niet af van de bedoeling waarmee die werkzaamheden worden verricht. Het maakt ook niet of uit die werkzaamheden inkomsten worden genoten. Voor het recht op bijstand moet namelijk niet alleen rekening worden gehouden met het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt, maar ook met het inkomen waarover de betrokkene redelijkerwijs kan beschikken. Dit volgt uit artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 32, eerste lid, van de Participatiewet. Het gaat om werkzaamheden waar gewoonlijk een beloning tegenover staat of waarvoor de betrokkene redelijkerwijs een beloning kan bedingen. Ook dit is vaste rechtspraak.[4]

7.4 Gelet op de onder 7.2 vermelde onderzoeksbevindingen, die door eiseres niet zijn betwist, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat eiseres op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht die zij aan Orionis had moeten melden. Door dit niet te doen heeft zij de inlichtingenplicht geschonden. Eiseres was niet alleen ingeschreven als bestuurder, maar zij heeft ook daadwerkelijk werkzaamheden verricht. Zij ging regelmatig naar de [kliniek] in Gent. Ook was zij als gastvrouw aanwezig bij botox-party’s. Dat dit op geld waardeerbare activiteiten zijn blijkt eveneens uit het feit dat eiseres in ruil hiervoor gratis behandelingen heeft gekregen. Zij had hier echter ook beloningen voor kunnen bedingen. Ten aanzien van haar aanwezigheid in Gent heeft eiseres een foto overgelegd van de ingang van het pand en gesteld dat dit ook de ingang van een naastgelegen makelaarskantoor van een vriendin is, waar eiseres wel eens kwam. Deze enkele niet onderbouwde stelling kan echter niet afdoen aan de vermelde onderzoeksbevindingen die zien op op geld waardeerbare werkzaamheden voor de [kliniek] in Gent.

7.5. De beroepsgrond van eiseres dat Orionis onvoldoende onderzoek heeft gedaan door de heer [naam 3] niet zelf te horen slaagt niet. Op basis van de beschikbaar gekomen informatie uit het rechtmatigheidsonderzoek kon Orionis op goede gronden beslissen om over te gaan tot het bestreden besluit. Het stond eiseres vrij om voor haar ontlastende informatie (zoals de verklaring van de heer [naam 3]) te overleggen. Zij heeft daar ook gebruik van gemaakt.

Kasstortingen en schoonmaakwerkzaamheden

  1. Tijdens het rechtmatigheidsonderzoek heeft Orionis bankafschriften opgevraagd en vervolgens uit die bankschriften afgeleid dat eiseres weinig kosten heeft aan levensonderhoud en dat sprake is van kasstortingen. Eiseres heeft verklaard dat zij en haar zoon vaak bij haar moeder of een vriendin eten. Als tegenprestatie verricht zij af en toe schoonmaakwerkzaamheden bij die vriendin. Ook ontvangt zij regelmatig boodschappen van haar broer. Ten aanzien van de kaststortingen heeft eiseres aangegeven dat dit leningen zijn.

8.1. Orionis heeft zich op het standpunt gesteld dat de inlichtingenplicht is geschonden door het niet melden van de kasstortingen en de schoonmaakwerkzaamheden als tegenprestatie voor het eten bij een vriendin. Ter zitting heeft Orionis toegelicht dat zij het eten bij de moeder van eiseres niet als schending van de inlichtingenplicht ziet.

8.2. De rechtbank stelt vast dat eiseres de kasstortingen niet uit eigen beweging heeft gemeld. Ook indien, zoals eisers stelt, deze stortingen leningen betreffen, had eiseres deze moeten melden. Leningen zijn namelijk niet uitgezonderd van het middelenbegrip van artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet.[5] Daarnaast heeft zij de schoonmaakwerkzaamheden bij haar vriendin niet gemeld. Dat eiseres niet heeft beseft dat zij dit moest melden, doet niet af aan de conclusie dat het hier gaat om op geld waardeerbare arbeid. Eiseres heeft hiermee de inlichtingenplicht eveneens geschonden.

Is het recht op bijstand vast te stellen?

  1. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking en/of beëindiging van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige, dan wel aanvullende, bijstand zou hebben gehad.[6]

9.1. Naar het oordeel van de rechtbank is het recht op bijstand niet vast te stellen, nu de omvang van de door eiseres verrichte op geld waardeerbare werkzaamheden voor [kliniek] niet duidelijk is geworden. Zo is niet duidelijk hoeveel uur zij heeft gewerkt. De verklaring van eiseres ter zitting, dat zij ongeveer vijf uur per drie maanden heeft gewerkt, is niet onderbouwd met een urenadministratie. Ook is niet bekend wat de waarde is van de behandelingen die eiseres als tegenprestatie heeft gekregen. De verklaring van de heer [naam 3] maakt het voorgaande niet anders.

9.2. Voor de kasstortingen en verrichten van de schoonmaakwerkzaamheden bij de vriendin geldt ook dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat zij, als ze dit wel had gemeld, recht had gehad op bijstand. De frequentie van de schoonmaakwerkzaamheden en het aantal uren is niet inzichtelijk gemaakt door eiseres. Ook is niet duidelijk wat zij precies heeft ontvangen aan leningen.

Zijn er dringende redenen om af te zien van de terugvordering?

  1. Orionis is in geval van schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet gehouden de ten onrechte ontvangen bijstand van eiseres terug te vorderen. Op grond van artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet is Orionis bevoegd geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

10.1. In de uitspraak van 18 april 2024[7] heeft de CRvB overwogen hoe het begrip dringende redenen voortaan uitgelegd dient te worden. Een besluit om al dan niet gebruik te maken van de mogelijkheid om (deels) af te zien van terugvordering moet gebaseerd zijn op een belangenafweging.[8]Daarbij geldt het uitgangspunt dat wat ten onrechte is ontvangen in beginsel moet worden terugbetaald en verder dat met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval rekening wordt gehouden. Niet alleen moet gekeken worden naar de gevolgen van de terugvordering, maar ook naar de oorzaak daarvan. Hierbij kan gedacht worden aan een eigen aandeel van het bestuursorgaan, maar het eigen aandeel van de betrokkene in de ontstane situatie is ook van belang. De afweging zal een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het evenredigheidsbeginsel, moeten kunnen doorstaan.

10.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis zich terecht op het standpunt gesteld dat er in het geval van eiseres geen sprake is van dringende redenen om van de terugvordering af te zien. Daarbij is van belang dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden, waarbij Orionis geen aandeel heeft gehad in de ontstane situatie. De terugvordering is ook niet opgelopen door toedoen van Orionis. Na de anonieme melding op 22 maart 2023 heeft Orionis het onderzoek voldoende voortvarend opgepakt. Het bedrag van de terugvordering is dus ook niet tot een onnodig hoog bedrag opgelopen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de terugvordering van de ten onrechte verkregen bijstand in beginsel een noodzakelijk en geschikt middel is om het doel te bereiken dat gemeenschapsgeld op een rechtvaardige wijze besteed wordt. Het besluit om niet (deels) van terugvordering af te zien getuigt niet van een onevenwichtige afweging van de daarbij betrokken belangen. De afweging die Orionis heeft gemaakt, waarbij Orionis het belang om gemeenschapsgeld juist te besteden heeft laten prevaleren boven het belang van eiseres, kan naar het oordeel van de rechtbank een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel doorstaan. De omstandigheid dat eiseres het hierdoor financieel moeilijk(er) zal krijgen, is hoewel voorstelbaar, op zichzelf bezien niet voldoende om de belangenafweging in het voordeel van eiseres te doen uitvallen. Voor de door eiseres aangevoerde medische klachten geldt dat onvoldoende onderbouwd is dat op grond daarvan dringende redenen aangenomen zouden moeten worden. Bovendien is niet gebleken dat de terugvordering als zodanig heeft geleid tot (verslechtering van) medische of sociale gevolgen van ernstige aard. Tot slot wordt eiseres bij de terugvordering beschermd door de beslagvrije voet. Indien zij een betalingsregeling treft en deze minimaal 120 maanden nakomt én 50% van de vordering heeft voldaan, kan Orionis op basis van de beleidsregels afzien van verdere invordering.

Zaak 24/7007: bestuurlijke boete

Bewijslastverdeling

  1. Uit vaste rechtspraak van de CRvB[9] volgt dat wat met betrekking tot de intrekking en terugvordering is geoordeeld, niet meebrengt dat de schending van de inlichtingenplicht ook in het kader van de boete zonder meer een vaststaand gegeven is. Dit betekent dat de aan deze bestraffende sanctie ten grondslag gelegde feiten en de gestelde overtreding van de inlichtingenplicht in volle omvang moeten worden beoordeeld. De bewijslast voor Orionis bij het opleggen van de boete is zwaarder dan die bij de intrekking en terugvordering van de uitkering. Dit brengt mee dat Orionis moet aantonen dat is voldaan aan de voorwaarden voor oplegging van de boete.

Heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden?

  1. Uit artikel 18a van de Participatiewet volgt dat Orionis gehouden is een bestuurlijke boete op te legen als de inlichtingenplicht is geschonden. Eiseres betwist dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft onder punt 8 en punt 9 van deze uitspraak overwogen waarom zij van oordeel is dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Daarmee is ook aangetoond dat de inlichtingenplicht is geschonden. In wat eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken in de boeteprocedure. Orionis heeft daarom terecht een boete opgelegd.

Hoogte van de boete

  1. Orionis heeft de boete vastgesteld op € 770,-. Eiseres heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete en de rechtbank is anderszins niet gebleken dat de hoogte van de boete niet juist zou zijn vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

  1. De beroepen zijn ongegrond. Eiseres krijgt daarom de betaalde griffierechten niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 4 september 2025 en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 5:46, tweede lid Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

Participatiewet

Artikel 17, eerste lid De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.

Artikel 18a, eerste lid Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid, en artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld of de gegevens en bewijsstukken, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn verstrekt en deze overtredingen opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid, en artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld of de gegevens en bewijsstukken, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn verstrekt en deze overtredingen niet opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 31, eerste lid Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 32, eerste lid Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze: a. betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en b. betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.

Artikel 54, derde lid, eerste volzin Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.

Artikel 58, eerste lid Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 58, achtste lid Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Boetebesluit socialezekerheidswetten

Artikel 2, vierde lid Indien geen sprake is van opzet of grove schuld ten aanzien van de overtreding van de inlichtingenverplichting, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 50 procent van het benadelingsbedrag.

Beleidsregels terug- en invordering Orionis Walcheren

Artikel 5, tweede lid In afwijking van artikel 2, aanhef en lid 1 onder i, kan het dagelijks bestuur afzien van verdere terugvordering van een fraudevordering, indien de belanghebbende:

De uitspraak van de CRvB van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726.

Zie de uitspraak van de CRvB van 24 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3646.

Zie de uitspraak van de CRvB van 8 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3302.

Zie de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:80.

Zie ook de uitspraak van de CRvB van 8 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1383.

Zie de uitspraak van de CRvB van 6 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1089.

Zie de uitspraak van de CRvB van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726.

Zie ook de uitspraken van de CRvB van 10 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2192, ECLI:NL:CRVB:2024:2193, ECLI:NL:CRVB:2024:2194, ECLI:NL:CRVB:2024:2195.

Zie onder andere de uitspraak van de CRvB van 30 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2015:804.


Voetnoten

De uitspraak van de CRvB van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726.

Zie de uitspraak van de CRvB van 24 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3646.

Zie de uitspraak van de CRvB van 8 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3302.

Zie de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:80.

Zie ook de uitspraak van de CRvB van 8 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1383.

Zie de uitspraak van de CRvB van 6 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1089.

Zie de uitspraak van de CRvB van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726.

Zie ook de uitspraken van de CRvB van 10 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2192, ECLI:NL:CRVB:2024:2193, ECLI:NL:CRVB:2024:2194, ECLI:NL:CRVB:2024:2195.

Zie onder andere de uitspraak van de CRvB van 30 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2015:804.