ECLI:NL:RBOBR:2025:5232 - Rechtbank Oost-Brabant - 19 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch Strafrecht
Parketnummers: 01.241364.23 en 01.262559.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 19 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [2000] , wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 augustus 2025.
Op 5 augustus 2025 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 2 juli 2025.
Aan verdachte is onder parketnummer 01.241364.23 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
550,75 gram MDMA (AAOX1988NL) en/of
185,58 gram MDMA (AAQR6931NL) en/of
15,98 gram MDMA (AAQR6932NL)
in elk geval een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of MDEA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 2,87 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram (van een materiaal) bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of een hoeveelheid van 5,08 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een double action randvuur alarmrevolver (merk BBM, kaliber .22) (goed 2090707, SIN AAPH5582NL) voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 19 september 2023 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 27,91 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram (van een materiaal) bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of een hoeveelheid van 189 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01.262559.24 ter terechtzitting van 5 augustus 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 60 joints, in elk geval een hoeveelheid van minder dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2.
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Eindhoven een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vlindermes voorhanden heeft gehad;
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding onder parketnummer 01.241364-23. De raadsman heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard, nu ten aanzien van feit 4 de volgende zinsnede ten laste is gelegd: “het opzettelijk aanwezig hebben van 27,91 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meerdan 30 gram (van een materiaal) bevattende hennep.” De raadsman meent dat de tenlastelegging op dit punt innerlijk tegenstrijdig is.
De rechtbank overweegt dat voor de tenlastelegging van een bepaald feit is vereist dat het om een bepaalde geconcretiseerde gedraging gaat. Een tenlastelegging die in de beschrijving van het gebeuren te weinig specifiek, fysiek onleesbaar, onduidelijk, innerlijk tegenstrijdig of onbegrijpelijk is, kan niet dienen als grondslag voor een terechtzitting en zal daarom leiden tot nietigheid van de dagvaarding. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding in onderhavige zaak voldoende concreet is en dat het voor verdachte - in samenhang bezien met het dossier - voldoende duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. De innerlijke tegenstrijdigheid waarnaar de raadsman verwijst kwalificeert de rechtbank als een kennelijke schrijffout; niet is gebleken dat verdachte hierdoor op enigerlei wijze in zijn belangen is geschaad.
De dagvaarding onder parketnummer 01.241364.23 voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat ook de dagvaarding onder parketnummer 01.262559.24 geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging. De raadsman heeft ten aanzien van de onder parketnummer 01.241364.23 ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 vrijspraak bepleit. Kort gezegd heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte na 15 juli 2023 - na een ruzie met zijn ex-partner - niet meer in de woning gelegen aan de [adres 2] heeft verbleven, waarmee de voor een bewezenverklaring vereiste wetenschap en beschikkingsmacht van verdachte niet kan worden vastgesteld met betrekking tot de op 19 juli 2023 in die woning aangetroffen verdovende middelen en het alarmrevolver.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden MDMA, hennep en hennephars niet kunnen worden bewezen nu in het dossier geen kennisgevingen van inbeslagneming zijn opgenomen waaruit blijkt hoeveel pillen of welk gewicht aan hennep/hennephars er in de woning is aangetroffen. Door het ontbreken van deze kennisgevingen zijn geen goednummers van deze aangetroffen verdovende middelen geregistreerd. Daarbij komt dat het proces-verbaalnummer waarin het testen van de verdovende middelen wordt beschreven afwijkt van het proces-verbaalnummer waarin de inbeslagname wordt beschreven. De zogenaamde “chain of custody” is hierdoor niet sluitend.
Voor wat betreft hetgeen onder feit 2 is ten laste gelegd, verwijst de raadsman naar foto’s die zijn gemaakt tijdens de doorzoeking op de [adres 2] . Opvallend is dat enkele van die foto’s identiek zijn aan de foto’s die zijn gevoegd bij het proces-verbaal dat betrekking heeft op de doorzoeking op het adres [adres 3] . De raadsman heeft in dat kader specifiek verwezen naar de foto’s die in het dossier op de pagina’s 26, 28, 29, 402, 403 en 404 staan afgebeeld. Weliswaar kan volgens de raadsman worden vastgesteld dat er een hoeveelheid hennep/hennephars is aangetroffen in voornoemde woning in Eindhoven, maar dat een hoeveelheid van 56 blokken hasj op de [adres 2] zou zijn aangetroffen blijkt niet uit de afbeeldingen die in het dossier zijn opgenomen. Ten aanzien van de aan verdachte ten laste gelegde feit 2 meent de raadsman eveneens dat de “chain of custody” doorbroken is.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat het enkele feit dat het DNA van verdachte op het wapen is aangetroffen, nog niet wil zeggen dat verdachte daarmee dit wapen ook op 19 juli 2023 voorhanden heeft gehad.
Voor wat betreft parketnummer 01.241364.23 feit 4, en parketnummer 01.262559.24 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats in het vonnis opgenomen, maar in een bijlage bij dit vonnis.
Bewijsoverwegingen.
Wetenschap en beschikkingsmacht ten aanzien van feit 1-3. De rechtbank stelt gelet op hetgeen in de bewijsmiddelen is opgenomen vast dat verdachte de gebruiker was van de op 19 juli 2023 in de woning aan de [adres 2] aangetroffen Samsung en de op 19 september 2023 onder verdachte inbeslaggenomen iPhone.
De stelling van de verdediging dat verdachte na 15 juli 2023 niet meer in de woning aan de [adres 2] aanwezig is geweest, en daarmee geen wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de woning aangetroffen verdovende middelen en het alarmrevolver, wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door de inhoud van de onder verdachte op 19 september 2023 inbeslaggenomen iPhone XS waarin voornamelijk een groot aantal drugshandel-gerelateerde chatberichten, maar ook afbeeldingen van vuurwapens staan.
Het chatbericht dat verdachte op 21 juli 2023, twee dagen na de doorzoeking op de [adres 2] , naar contact “ [alias] ” stuurt springt daarbij in het oog. Verdachte schrijft hierin: “Bro ik denk tussen de 4-7kg Assie maar hele lage qualiteit n kg of 2 Spaanse Wierie voornamelijk gruis, en ergste geval hebben ze pillen gevonden 900 ofzo”
Uit dit bericht - in samenhang bezien met het chatbericht dat verdachte op 11 juli 2023 stuurt, te weten “Ben nog [adres 2] ”- blijkt volgens de rechtbank dat verdachte verwijst naar de doorzoeking die op 19 juli 2023 in de woning aan de [adres 2] plaatsvond.
Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard een aantal nachten op de [adres 2] te hebben geslapen, dat zijn DNA op het wapen is aangetroffen en dat op 19 juli 2023 zijn paspoort, de sleutels van zijn woning en zijn Samsung telefoon in de woonkamer van de [adres 2] zijn aangetroffen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte op 19 juli 2023 nog in de woning verbleef. De verklaring van verdachte dat hij op 15 juli 2023 de woning heeft verlaten en deze essentiële en persoonlijke spullen kennelijk vier dagen lang heeft achtergelaten, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De wetenschap en beschikkingsmacht van verdachte met betrekking tot de op 19 juli 2023 in die woning aangetroffen strafbare goederen is daarmee naar het oordeel van de rechtbank gegeven.
Chain of custody ten aanzien van feit 1 en 2. De rechtbank overweegt dat - in geval van drugsvondsten - de zorgvuldigheid in de keten van bewijsmateriaal, ook wel *“chain of custody”genoemd,*onder meer kan worden gewaarborgd door het toekennen van goednummers en SIN nummers aan de aangetroffen verdovende middelen. Daarmee komt vast te staan dat het spoor dat is getest, ook daadwerkelijk het spoor is dat in de betreffende strafzaak getest moest worden.
Ten aanzien van feit 1 geldt dat er naar het oordeel van de rechtbank in onderhavige zaak geen twijfel over bestaat dat de MDMA-pillen die in de woning aan de [adres 2] zijn aangetroffen, de inbeslaggenomen pillen betreffen die onder SIN AAOX1988NL, SIN AAQR6931NL en SIN AAQR6932NL zijn geregistreerd en door het Nederlands Forensisch Instituut positief zijn getest op de aanwezigheid van MDMA. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het algemeen relaas proces-verbaal op pagina 10 van het dossier staat expliciet beschreven dat in de woning aan de [adres 2] onder meer de navolgende verdovende middelen werden aangetroffen:
-
XTC pillen grijs van kleur met redbull opschrift 550,75 gr ( 1 pil 0,56 gr) – 989 pillen
-
XTC pillen groen van kleur 15,98 gr (1 pil 0,33 gr) 48 pillen
-
XTC pillen Oranje van kleur met een doodskop 185,58 gr ( 1 pil 0,34 gr)- 545 pillen
In het proces-verbaal van bevindingen (pag. 20-23) betreffende de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adres 2] beschrijven verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat zij een gele Zeeman tas zagen liggen, waarin diverse doorzichtige gripzakken zaten. Verbalisanten zagen dat in de gripzakken, grijskleurige, geelkleurige en groenkleurige pillen lagen. Zij herkenden ambtshalve de pillen als XTC pillen.
In het proces-verbaal waarin het testen van de verdovende middelen door verbalisanten wordt beschreven staat weliswaar niet vermeld op welk adres de aangeboden partij testmateriaal is aangetroffen, maar hebben de verbalisanten de aangeboden partij van vermoedelijk verdovende middelen als volgt omschreven: -Grijze pillen met opdruk Red bull aan een zijde en een afbeelding van een stier aan de andere zijde, (550,75 gram: 989 pillen) door verbalisanten gewaarmerkt met SIN AAOX1988NL -Gele diamant vormige pillen met afbeelding van een doodskop aan een zijde (185,58 gram: 545 pillen), door verbalisanten gewaarmerkt met SIN AAQR6931NL -Groene pillen in de vorm van een fles met een ster aan een zijde geregistreerd onder (15,98 gram: 48 pillen) door verbalisanten gewaarmerkt met SIN AAQR6932NL.
Uit de concrete beschrijving van de hoeveelheden en het gewicht van de pillen, alsmede de overeenkomsten in kleur en opdruk van de pillen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat de pillen die in de woning aan de [adres 2] in beslag zijn genomen ook de pillen zijn die bij de politie en vervolgens ook bij het NFI zijn getest.
De “chain of custody” met betrekking tot de op de [adres 2] aangetroffen hoeveelheden MDMA is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet doorbroken, maar controleerbaar en navolgbaar. Dat er met betrekking tot de MDMA geen kennisgevingen van inbeslagneming in het dossier zijn opgenomen en de proces-verbaalnummers niet stroken met de registratienummers van de inbeslaggenomen goederen doet daar niet aan af. Het verweer van de raadsman met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde wordt verworpen.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging onder feit 1 genoemde hoeveelheden MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Met betrekking tot de onder feit 2 ten laste gelegde hoeveelheden hennep en hennephars is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de “chain of custody” niet geheel sluitend is. Weliswaar volgt uit de bewijsmiddelen dat er op het adres [adres 2] hennep en hennephars is aangetroffen, maar geven de foto’s die in het dossier zijn opgenomen naar het oordeel van de rechtbank geen representatief beeld van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden en worden bovendien foto’s bij de processen-verbaal opgenomen die betrekking hebben op twee verschillende doorzoekingen.
De rechtbank acht op basis van de in het dossier opgenomen foto’s wel bewezen dat verdachte een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en een hoeveelheid hennephars voorhanden heeft gehad op het adres in Eindhoven.
Feit 3 Aanleiding voor de doorzoeking van de [adres 2] , was de melding van de ex-partner bij de politie dat haar door verdachte een wapen met een bruin handvat was getoond. Op de dag van de doorzoeking werd op de tafel in de woonkamer een double-action randvuur alarmrevolver met een bruin handvat aangetroffen. Op het wapen is op verschillende plekken kort gezegd DNA van verdachte aangetroffen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de woning aan de [adres 2] en zijn DNA op het wapen, acht de rechtbank het voorhanden hebben van deze alarmrevolver wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4 De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte het feit heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering in de bewijsbijlage.
Ten aanzien van parketnummer 01.262559.24: De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte de feiten heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering in de bewijsbijlage.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 01.241364.23:
1.
op 19 juli 2023 te Eindhoven, opzettelijk aanwezig heeft gehad
550,75 gram MDMA (AAOX1988NL) en
185,58 gram MDMA (AAQR6931NL) en
15,98 gram MDMA (AAQR6932NL), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 19 juli 2023 te Eindhoven, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II en een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
op 19 juli 2023 te Eindhoven een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een double action randvuur alarmrevolver (merk BBM, kaliber .22) (goed 2090707, SIN AAPH5582NL) voorhanden heeft gehad;
4.
op 19 september 2023 te Eindhoven heeft vervoerd een hoeveelheid van 27 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en op 19 september 2023 te Eindhoven opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 189 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Ten aanzien van parketnummer 01.262559.24:
1.
op 16 augustus 2024 te Eindhoven aanwezig heeft gehad ongeveer 60 joints, in elk geval een hoeveelheid van minder dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
2.
op 16 augustus 2024 te Eindhoven een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vlindermes voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van parketnummer 01.241364.23 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en parketnummer 01.262559.23 feit 2: De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 17 juli 2025.
Ten aanzien van parketnummer 01.262559.23 feit 1: De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een geldboete ter hoogte van € 75,00 subsidiair 1 dag hechtenis op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging. De raadsman meent dat mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen er thans geen ruimte meer is om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, overstijgt. Aan verdachte kan wel een taakstraf voor de maximale duur worden opgelegd evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan het door de reclassering geadviseerde palet van bijzondere voorwaarden kan worden verbonden. Voor wat betreft de onder parketnummer 01.262559.24 onder feit 1 ten laste gelegde overtreding heeft de raadsman verzocht om aan verdachte geen geldboete op te leggen, maar - gelet op de schuldenproblematiek van verdachte - te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf.
Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 1582 XTC pillen, hoeveelheden hennep en blokken hennephars. De aangetroffen hoeveelheden ziet de rechtbank als een zogenaamde “handelshoeveelheid”. Dat verdachte heeft gehandeld volgt ook uit de inhoud van zijn telefoons. Verdachte heeft met deze gedragingen het welzijn van de gebruikers van die drugs geschaad en hen blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat het gebruik van (hard)drugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de lichamelijke en psychische gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt. Met zijn handelen heeft verdachte tevens bijgedragen aan het in stand houden van het criminele en steeds gewelddadiger wordende circuit dat gepaard gaat met drugshandel. Dat verdachte zich ook bewust moet zijn geweest deze geweldsrisico’s leidt de rechtbank af uit het feit dat hij naast het bezit van de verdovende middelen ook wapens, te weten een alarmrevolver en een vlindermes voorhanden heeft gehad. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Strafblad. Bij de beoordeling van de aan verdachte op te leggen straffen, heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit volgt dat verdachte eerder voor Opiumwetdelicten is veroordeeld.
De persoon van verdachte. Uit het reclasseringsrapport van 8 juli 2025 volgt dat verdachte een onstuimige jeugd heeft gehad, waarin zijn vader niet in beeld was en hij regelmatig met zijn moeder verhuisde en/of emigreerde naar Marokko. Verdachte kwam uiteindelijk alleen terug naar Nederland, zonder vangnet in de zin van huisvesting, scholing of een baan. Het ontbreekt verdachte aan zinvolle dagbesteding en er is sprake van middelengebruik. Aan verdachte is op 22 september 2023 in het kader van zijn schorsingsvoorwaarden reclasseringstoezicht en een ambulante verslavingsbehandeling opgelegd. De verslavingsbehandeling van verdachte verloopt wisselvallig. Zowel de reclassering als de behandelaar achten het mede daarom noodzakelijk dat er bij verdachte diagnostiek wordt afgenomen, om te kunnen achterhalen in welke mate er sprake is van onwil dan wel onmacht, maar ook om te kunnen achterhalen waarom verdachte vastloopt op diverse leefgebieden om zodoende gedragsverandering te bewerkstelligen en het recidiverisico te verminderen. Het inzetten van een korte detox zou kunnen bijdragen aan de start van abstinentie en in ieder geval aan de mogelijkheid diagnostisch onderzoek te verrichten.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij zijn druggebruik in dit stadium heeft weten te reduceren tot het roken van één joint per dag. Hij heeft inmiddels vier dagen per week een dagbesteding bij Novafarm in Sint-Oedenrode. Deze organisatie biedt fysieke werkzaamheden aan op een zorgboerderij met als doelstelling om regelmaat te creëren voor jongeren die dreigen af te glijden naar het criminele milieu. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij deze werkzaamheden met plezier verricht en dat hij geen contact meer heeft met mensen uit criminele kringen.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte en de ouderdom van de feiten. Daarnaast heeft de rechtbank oog voor de situatie dat verdachte zich gedurende een periode van bijna twee jaren aan schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden.
Conclusie. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat primair het accent in deze strafzaak dient te liggen op recidivebeperking. In dat kader acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte zich conformeert aan de hem geboden hulpverlening. Het recidiverisico wordt door de reclassering immers ingeschat als hoog. De rechtbank zal daarom aan verdachte -als stok achter de deur- opleggen: een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (3 dagen). De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, teneinde verdachte te motiveren om zijn leven goed op de rit te krijgen en een delictvrij bestaan op te bouwen.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf voor de maximale duur van 240 uur in dit geval passend en geboden.
De rechtbank acht - gelet op de straf die zij ten aanzien van de bewezenverklaarde misdrijven zal opleggen - een aparte strafoplegging voor de overtreding niet opportuun. De rechtbank is daarom met de verdediging van oordeel dat met betrekking tot parketnummer 01.262559.24 feit 1 toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen geldbedrag ter hoogte van € 17,65 aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank niet is vast te stellen dat dit geldbedrag zou zijn verkregen middels het plegen van strafbare feiten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 33, 33a, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en op de artikelen 13, 26 en 55 Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven en de overtredingen:
ten aanzien van parketnummer 01.241364.23, feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 01.241364.23, feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 01.241364.23, feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
ten aanzien van parketnummer 01.241364.23, feit 4: handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 01.262559.24, feit 1: handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 01.262559.24, feit 2: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen:
ten aanzien van parketnummer 01.241364.23 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en parketnummer 01.262559.24 feit 2:
een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis;
een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 180 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
en stelt als bijzondere voorwaarden: -veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven; veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
-veroordeelde laat zich behandelen door Novadic-Kentron Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering; de behandeling is reeds gestart; veroordeelde werkt mee aan diagnostisch onderzoek; de behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt; veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt; bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor diagnostiek; als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt; de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt; veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling; gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
-veroordeelde verblijft bij Doorpakkers, locatie Intermezzo of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering; het verblijf is reeds gestart; het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt; veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
-veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur; de dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden; hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
-
meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
-
meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
ten aanzien van parketnummer 01.262559.24 feit 1: bepaalt dat geen straf wordt opgelegd;
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen, te weten:
-
STK GSM;
-
STK Scooter.
gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen:
-een geldbedrag ter hoogte van € 17,65
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: verdachte R. Abdi;
heft op het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door: mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter, mr. M.J.C. van der Vegte en mr. G.F.A.M. de Graauw, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier, en is uitgesproken op 19 augustus 2025.