Artikel 26
1. Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III voorhanden te hebben.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen die houder zijn van:
a. een verlof als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, voor zover dit verlof reikt; of b. een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit als bedoeld in de Omgevingswet voor wat betreft voor jacht, beheer of schadebestrijding bestemde wapens van categorie III, die in de omgevingsvergunning zijn omschreven.
3. Onze Minister kan bij regeling vrijstelling van het verbod van het eerste lid voor wapens of munitie van categorie III verlenen met betrekking tot jagers en sportschutters, die hun vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland hebben.
4. Onze Minister kan ten aanzien van de personen bedoeld in het tweede lid regels vaststellen met betrekking tot:
a. de medische geschiktheid en vaardigheid in het omgaan met wapens; b. de vereiste kennis op het terrein van wapens; en c. het aantal wapens dat zij ten hoogste voorhanden mogen hebben.
5. Het is personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt verboden een wapen van categorie IV voorhanden te hebben.
6. Onze Minister kan bij regeling vrijstelling van het verbod van het vijfde lid verlenen in het kader van in verenigingsverband beoefende sporten of door Onze Minister aangewezen recreatieve activiteiten in daartoe gevestigde bedrijven waarin wapens worden gedragen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie IV, onderdeel 4° en onderdeel 5° met betrekking tot kruisbogen.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBZWB:2025:6150 - Strafoplegging voor wapenbezit na schorsing van voorlopige hechtenis - 17 september 2025
De rechtbank veroordeelt een verdachte voor het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens. Bij de strafoplegging weegt zwaar mee dat de verdachte, na schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor wapenbezit, opnieuw met een vuurwapen werd aangetroffen. Dit rechtvaardigt volgens de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
ECLI:NL:RBOVE:2025:5290 - Rechtbank Overijssel - 26 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:8750 - Rechtbank Rotterdam - 15 juli 2025
ECLI:NL:GHSHE:2025:2300 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 22 augustus 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:6146 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 8 oktober 2025
ECLI:NL:PHR:2025:931 - Conclusie A-G: Vormverzuim bij aanhouding en de reikwijdte van art. 359a Sv - 16 september 2025
De A-G adviseert de Hoge Raad de straf te vernietigen. Het hof oordeelde ten onrechte dat een vormverzuim (neerschieten verdachte) niet onder artikel driehonderdnegenenvijftig a Sv valt omdat hierover bij de rechter-commissaris daarover geklaagd had kunnen worden. Ook is het oordeel onbegrijpelijk dat een mogelijke civiele schadevergoeding strafvermindering uitsluit.