Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige economische kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 84/177094-23 (P) Datum vonnis: 11 augustus 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juli 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2 De kern van het vonnis

De rechtbank schrijft eerst wat zij vindt. Daarna legt de rechtbank dat uit.

Wat is er gebeurd? De rechtbank vindt dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte had in zijn eigen woning vuurwerk en pistolen met knalpatronen. Er is meer dan 25 kilo consumentenvuurwerk gevonden. Dat is dus meer dan mag. Ook is professioneel vuurwerk gevonden. De pistolen waren een gasrevolver en vier gaspistolen. Verdachte heeft dit bekend.

Welke straf? Verdachte krijgt een taakstraf van 180 uren. Dat is minder dan de Officier van Justitie vroeg. Waarom? De rechtbank vindt een aantal dingen belangrijk. Belangrijk is dat verdachte deze spullen had om honden te trainen. Een hobby van hem. Verdachte hoort ook niet bij een criminele organisatie. De rechtbank vindt het ook belangrijk dat deze zaak lang heeft geduurd. Verder vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte daarna geen strafbare feiten heeft gepleegd. Of daarvan wordt verdacht. Maar verdachte moet niet weer in fout ingaan. Daarom krijgt verdachte ook een voorwaardelijke straf van 3 maanden. Gaat verdachte binnen 2 jaar opnieuw de fout in? Dan moet verdachte 3 maanden zitten.

3 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 december 2022: feit 1: opzettelijk een hoeveelheid professioneel vuurwerk voor handen heeft gehad; feit 2: opzettelijk (consumenten)vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een inrichting zoals bedoeld in het Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk; *feit 3:*vier (gas)pistolen en een gasrevolver voorhanden heeft gehad; *feit 4:*een hoeveelheid munitie voorhanden heeft gehad.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1. hij op of omstreeks 7 december 2022 te Aadorp, gelegen in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk,

2. hij op of omstreeks 7 december 2022 te Aadorp, gelegen in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, 237 kilogram vuurwerk, althans meer dan 25 kilogram vuurwerk, buiten een inrichting als bedoeld in: artikel 1.1.4 van het Vuurwerkbesluit, en/of artikel 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 van het Vuurwerkbesluit, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk, en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit, voorhanden heeft gehad, immers had hij, verdachte, dit vuurwerk voorhanden in zijn woning aan de [adres] en/of in de schuur die in de achtertuin van voornoemde woning staat;

3. hij op of omstreeks 7 december 2022 te Aadorp, gelegen in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland,

4. hij op of omstreeks 7 december 2022 te Aadorp, gelegen in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland,

4 De bewijsmotivering

4.1 Inleiding

Op 7 december 2022 werd, na een anonieme melding bij de politie over het verhandelen van vuurwerk, de woning van verdachte doorzocht. In de woning werden 268 stuks professioneel vuurwerk, 237 kilo consumentenvuurwerk, vier (gas)pistolen, een gasrevolver en een hoeveelheid munitie aangetroffen. Het vuurwerk, de wapens en de munitie werden in beslaggenomen.

Verdachte heeft verklaard dat al het vuurwerk, de wapens en de munitie van hem waren.

4.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vier ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

4.3 Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft geen bewijsverweer gevoerd.

4.4 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.[1]

4.5 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1. hij op 7 december 2022 te Aadorp, gelegen in de gemeente Almelo, opzettelijk

zijnde professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad;

2. hij op 7 december 2022 te Aadorp, gelegen in de gemeente Almelo, opzettelijk 237 kilogram vuurwerk buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 van het Vuurwerkbesluit, en/of artikel 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 van het Vuurwerkbesluit, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk, en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit, voorhanden heeft gehad, immers had hij, verdachte, dit vuurwerk voorhanden in zijn woning aan de [adres] en in de schuur die in de achtertuin van voornoemde woning staat;

3. hij op 7 december 2022 te Aadorp, gelegen in de gemeente Almelo,

te weten wapens in de zin van artikel 2 lid 1 categorie 3 onder 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;

4. hij op 7 december 2022 te Aadorp, gelegen in de gemeente Almelo,

te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie 3 van de Wet wapens en munitie, en

199 stuks knalpatronen (Birdbanger 15mm),

te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie 2 onder 3 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer in samenhang met artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten. Het onder 2 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer in samenhang met artikel 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten. Het onder 3 en 4 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1 het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

feit 2 het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan; feit 3 het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

feit 4 het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren.

7.2 Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.

7.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk opslaan en voorhanden hebben van 268 stuks illegaal professioneel vuurwerk, met een netto explosieve massa van 1,76 kilogram, en 237 kilogram (consumenten)vuurwerk, zonder dat daarvoor een vergunning was verleend. Het voorhanden hebben van dergelijke hoeveelheden vuurwerk is gevaarlijk. Het vuurwerk kan massa-explosief reageren. Dit betekent dat indien één exemplaar in een partij, waarin de artikelen tegen elkaar aanliggen, tot ontbranding komt en explodeert, de kans bestaat dat de hele partij sympathisch mee-explodeert. Ontploffing van dit vuurwerk had dan ook vergaande gevolgen kunnen hebben. Met het opslaan van grote hoeveelheden vuurwerk in zijn woning en zijn schuur, zonder het treffen van de nodige voorzorgs-maatregelen, heeft verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Dat verdachte niet, althans niet voldoende, heeft stilgestaan bij deze risico’s neemt de rechtbank hem kwalijk. Verdachte heeft ook vier (gas)pistolen, een gasrevolver en een aanzienlijke hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit en de daarmee gepaard gaande ondeugdelijke opslag van vuurwapens en munitie brengt ook grote risico’s voor de veiligheid met zich. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij daarmee onvoldoende rekening heeft gehouden. Zij weegt, in het voordeel van verdachte, mee dat hij de vuurwapens en munitie heeft aangeschaft met geen ander doel dan het uitoefenen van zijn hobby, namelijk het trainen van (politie)honden. Verdachte was niet uit op financieel gewin en begeeft zich niet in het criminele circuit, waarbinnen dergelijke vuurwapens en munitie doorgaans worden aangeschaft en verhandeld om (ernstige) strafbare feiten mee te plegen.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 april 2025. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

Ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de oprechtheid van die spijtbetuiging te twijfelen.

De op te leggen straf

Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten in aanmerking. Voor het bezit van gaspistolen en gasrevolvers is het uitgangspunt een maand gevangenisstraf per wapen en voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid knalpatronen is het uitgangspunt een geldboete vanaf € 170,--. Voor het aanwezig hebben van professioneel vuurwerk en een grote hoeveelheid (consumenten)vuurwerk buiten een daartoe aangewezen opslagplaats en zonder vergunning zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. Uit de jurisprudentie leidt de rechtbank af dat dergelijke feiten doorgaans worden bestraft met een al dan niet (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank ziet, gelet op de aard en ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, aanleiding om van de oriëntatiepunten af te wijken. In het bijzonder acht de rechtbank het van belang met welke doel verdachte over de vuurwapens en munitie beschikte.

De rechtbank houdt daarbij ook rekening met het tijdsverloop in deze zaak, gelet op de langere periode tussen de doorzoeking van de woning en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Verdachte is na de doorzoeking niet meer in aanraking gekomen met politie of justitie.

Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is om aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur, in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1, het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd; feit 2, het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan; feit 3, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd; feit 4, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;

  • bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:

  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren;

  • beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. J.T. Pouw en mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2025.

Buiten staat Mr. ‘t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023239285 van 30 mei 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023239285 van 30 mei 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.