ECLI:NL:RBMNE:2025:4722 - Rechtbank Midden-Nederland - 28 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-073714-24; 16-255334-23 (gev. ttz); 16-226858-23 (vord. tul) Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 augustus 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] , geboren op [1986] in [geboorteplaats] (België), wonende aan [adres] , [woonplaats] , (hierna: de verdachte).
1 Zitting
De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 14 augustus 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
-
de verdachte;
-
de officier van justitie: mr. M. de Nooij;
-
de advocaat van de verdachte: mr. M.N. Greeven;
-
de benadeelde partijen: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
2 Tenlastelegging
De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
16-073714-24 (hierna: dagvaarding 1)
*Feit 1:*tussen 15 april 2023 en 15 februari 2024 in Utrecht en/of Doorn, samen met anderen, acht personen, te weten:
- [slachtoffer 4] ,- [slachtoffer 5] ,- [slachtoffer 6] ,- [slachtoffer 7] ,- [slachtoffer 2] ,- [slachtoffer 3] ,- [slachtoffer 8] en/of- [slachtoffer 9] heeft opgelicht door (nep)aanrijdingen te veroorzaken en vervolgens een geldbedrag als schadevergoeding te eisen.
Feit 2: tussen 27 juni 2023 en 17 september 2023 in Utrecht, Maarssen en/of Driebergen-Rijssenburg heeft geprobeerd om vier personen, te weten:
- [slachtoffer 10] ,- [slachtoffer 1] ,- [slachtoffer 11] en/of- [slachtoffer 12] op te lichten door (nep)aanrijdingen te veroorzaken en vervolgens een geldbedrag als schadevergoeding te eisen.
Feit 3: tussen 15 april 2023 en 19 november 2023 in Utrecht, Doorn, Driebergen-Rijssenburg en/of Maarssen, samen met anderen, in totaal negen auto’s heeft vernield van:
- [slachtoffer 5] - [slachtoffer 6] - [slachtoffer 7] - [slachtoffer 3] - [slachtoffer 10] - [slachtoffer 1] - [slachtoffer 11] - [slachtoffer 12] en/of- [slachtoffer 8] .
*Feit 4: primair:*tussen 27 januari 2024 en 1 februari 2024 in Breukelen samen met anderen [slachtoffer 13] heeft opgelicht door een (nep)aanrijding te veroorzaken en vervolgens € 2.800,- als schadevergoeding te eisen.*subsidiair:*een poging tot oplichting van [slachtoffer 13] voor € 1.600,-.
*Feit 5:*op 15 februari 2024 in Doorn een horloge van [slachtoffer 9] heeft gestolen.
16-255334-23 (hierna: dagvaarding 2)
primair: op 2 oktober 2023 in Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 14] zwaar te mishandelen door meermalen met een kettingslot slaande bewegingen richting het hoofd/de nek te maken; subsidiair: mishandeling.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.
3 Bewijs
3.1. Inleiding Na verschillende aangiften van frauduleuze aanrijdingen in en rondom Utrecht stad werd door de politie een onderzoek gestart. Het betrof telkens een vorm van oplichting waarbij gedaan werd alsof het – veelal oudere – slachtoffer een botsing had veroorzaakt met het voertuig van de oplichter, om het slachtoffer op vaak intimiderende wijze te bewegen tot het betalen van de vermeende schade aan de oplichter. In meerdere gevallen bracht de oplichter krasschade aan op het voertuig van het slachtoffer om die te overtuigen dat de botsing had plaatsgevonden. Als resultaat van het onderzoek kwam de verdachte bij de politie in beeld.
De verdachte heeft in zijn algemeenheid bekend dat hij nepaanrijdingen heeft veroorzaakt waarbij hij met een schroevendraaier schade toebracht aan de voertuigen van de slachtoffers, om vervolgens om geld te vragen. De details van de (nep) aanrijdingen zegt hij zich niet meer te kunnen herinneren.
De verdachte wordt ook beschuldigd van de diefstal van een horloge uit een woning en het slaan met een kettingslot in de richting van het hoofd of de nek van een familielid.
Hierna zal worden ingegaan op de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte, in vereniging of alleen, de in de beschuldiging genoemde 13 (pogingen tot) oplichting en 8 vernielingen heeft gepleegd en of hij een horloge uit de woning van een van de slachtoffers heeft gestolen. Vervolgens is de vraag aan de orde of de verdachte het op dagvaarding 2 genoemde heeft gepleegd (het slaan met een kettingslot in de richting van het hoofd of de nek van een familielid) en of dat juridisch te kwalificeren is als een poging tot zware mishandeling.
3.2. Verkort vonnis De bewezenverklaring (hierna onder 3.6) is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. Dit verkorte vonnis bevat geen bewijsmiddelen. Als hoger beroep wordt ingesteld, zal het vonnis worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
3.3. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de beschuldigingen op dagvaarding 1 onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 heeft gepleegd, met uitzondering van het medeplegen onder 1 en 3.
De officier van justitie stelt zich daarnaast op het standpunt dat de verdachte een poging zware mishandeling heeft gepleegd (de primaire beschuldiging op dagvaarding 2).
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.5.
3.4. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen op dagvaarding 1 onder feit 4 (primair en subsidiair) en 5 en om de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van feit 1, namelijk voor de oplichting van [slachtoffer 9] . Voor de overige feiten op dagvaarding 1 refereert de advocaat van de verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank.
De advocaat van de verdachte verzoekt ook vrijspraak voor de beschuldigingen op dagvaarding 2, omdat (primair) geen sprake zou zijn van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en omdat (subsidiair) de verdachte zichzelf zou hebben verdedigd (noodweer).
Op de door de advocaat gevoerde bewijsverweren wordt – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna ingegaan onder paragraaf 3.5. Het beroep op noodweer zal besproken worden onder paragraaf 4.2.
3.5. Oordeel van de rechtbank
3.5.1. Vrijspraak dagvaarding 1, feit 4 primair en subsidiair De rechtbank oordeelt dat de op dagvaarding 1, onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten niet zijn bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.
Uit het dossier volgt het volgende. De aangifte is gedaan door de dochter van het slachtoffer, omdat zij door de fraudehelpdesk van de bank werd gebeld dat er geprobeerd was 1600 euro over te maken van de rekening van het slachtoffer naar het rekeningnummer van de verdachte. De bank heeft deze betaling tegengehouden. Het slachtoffer is vergeetachtig (vermoedelijk dementie) en weet niet meer hoe de betalingen zijn gegaan. De aangeefster heeft wel van hem begrepen dat hij op 27 januari 2024 in Breukelen werd aangesproken door vermoedelijk twee mannen, die hem vertelden dat hij met zijn auto tegen hun voertuig aangereden was en daardoor schade veroorzaakt had. Het slachtoffer is vervolgens akkoord gegaan met betaling en heeft geld betaald door middel van internetbankieren. Enkele dagen later is in totaal 2800 euro overgemaakt naar het rekeningnummer van [A] . De verdachte heeft verklaard dat [A] zijn neef is.
De rechtbank overweegt als volgt. Omdat het slachtoffer zelf niet is gehoord, bevat het dossier alleen een verhaal van horen zeggen. Het enige dat daaruit kan worden afgeleid is dat het slachtoffer vanwege een aanrijding heeft geprobeerd om geld te betalen aan de verdachte en daarna aan diens neef heeft betaald. Uit de aangifte volgt verder niet wat er precies aan de betaling vooraf is gegaan, of er schade is aan het voertuig van het slachtoffer en of (en zo ja: welke) oplichtingshandelingen zijn gebruikt.
Hoewel er, in het licht van de andere beschuldigingen tegen de verdachte, wel aanwijzingen zijn dat mogelijk sprake was van een oplichting en van betrokkenheid van de verdachte bij dit feit, haalt het naar het oordeel van de rechtbank de ondergrens van het wettige bewijs niet. De verdachte wordt daarom van deze feiten vrijgesproken.
3.5.2. Dagvaarding 1: bewijsoverwegingen
3.5.2.1. Medeplegen De rechtbank is het eens met de officier van justitie dat voor dagvaarding 1, feiten 1 en 3 geen bewijs is voor medeplegen. De rechtbank zal de verdachte van dat onderdeel vrijspreken.
3.5.2.2. Feiten 1, 2 en 3: schakelbewijs Uit de bewijsmiddelen volgt dat de politie de identiteit van de verdachte op 17 september 2023 heeft vastgesteld, toen hij in Driebergen met aangever [slachtoffer 1] in onderhandeling was over een betaling naar aanleiding van een – vermeende – aanrijding. De verdachte reed toen in een Mini Cooper die op zijn naam stond. Aan de auto van [slachtoffer 1] werd schade geconstateerd, die niet overeenkwam met de schade aan de Mini Cooper. Het leek alsof er een soort krassen aangebracht waren met een scherp voorwerp.
Op 3 augustus 2023 trof de politie de verdachte opnieuw aan, toen hij met aangever [slachtoffer 10] onderweg was naar een pinautomaat om de schade na een – vermeende – aanrijding af te wikkelen. De verdachte reed toen in een Mercedes die destijds op zijn naam stond. De verbalisant zag aan de auto van [slachtoffer 10] ook verse schade, namelijk een kras die leek te zijn gemaakt door een scherp voorwerp. De verbalisant constateerde wederom dat de schade aan beide auto’s niet overeenkwam.
Voor wat betreft de overige (pogingen tot) oplichtingen en vernielingen volgt uit de bewijsmiddelen dat, behalve in de zaak van [slachtoffer 2] , de aangevers telkens het voertuig waarmee zij een (vermeende) aanrijding hadden omschrijven met een kenteken, dan wel een uiterlijk dat overeenkomt met de voertuigen die destijds op naam van de verdachte stonden. De aangevers verklaren allemaal dat zij geen aanrijding hadden opgemerkt of dat het voertuig van de man ineens opdook bij het uitparkeren of afslaan. De man die de aangevers omschrijven drong eerst aan op contante betaling en is met een aantal aangevers naar een pinautomaat gegaan. Meerdere keren werd eerst een hoger bedrag geëist, waarna de man genoegen nam met een lager bedrag. In de gevallen waarin geld werd overgemaakt werd dat telkens gedaan naar het rekeningnummer op naam van de verdachte. De aangevers [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 2] benoemen daarbij specifiek dat de man aan hen de bijbehorende bankpas toonde. Ook de signalementen die de aangevers hebben gegeven vertonen veel gelijkenissen, waarbij opvalt dat een aantal aangevers de man omschrijft als mollig, stevig of gezet, wat past bij het postuur van de verdachte. In de gevallen waarin schade aan de auto van de aangever is geconstateerd ging het telkens om krassen, die qua aard of locatie niet leken te corresponderen met de schade aan het andere voertuig.
Kortom: uit de bewijsmiddelen volgt dat telkens gebruik is gemaakt van eenzelfde modus operandi, waarbij een aanrijding in scène wordt gezet en vervolgens de aangevers onder druk worden gezet om buiten de verzekering om een geldbedrag te betalen. In de zaken van alle aangevers wijst het gebruikte rekeningnummer en/of het gebruikte voertuig op de betrokkenheid van de verdachte. Omdat de verdachte heeft bekend dat hij nepaanrijdingen heeft veroorzaakt en daarbij krasjes heeft gemaakt met een schroevendraaier, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde (pogingen tot) aanrijdingen en vernielingen heeft gepleegd.
3.5.2.3. Oplichting en diefstal [slachtoffer 9] (feiten 1 en 5): fotoconfrontatie Uit de bewijsmiddelen volgt dat ook aangever [slachtoffer 9] op 15 februari 2024 is opgelicht met een vergelijkbare modus operandi als de hierboven beschreven zaken. Daarbij werd gebruikgemaakt van een rode auto. De oplichter was met [slachtoffer 9] mee naar huis gegaan en had door zijn slaapkamer gelopen. Later bleek dat het horloge van [slachtoffer 9] niet meer op zijn nachtkastje lag, terwijl er verder niemand in de woning was geweest.
Enkele dagen later werd de verdachte staande gehouden bij wederom een vermoedelijke nepaanrijding, waarbij de verdachte reed in een rode Renault. De politie toonde [slachtoffer 9] en diens vrouw beelden van de auto en de verdachte en zij herkenden hem als de man die betrokken was bij de oplichting en de diefstal. Ook herkenden zij de auto. Uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte volgt verder dat is gezocht op hetzelfde model horloge als dat [slachtoffer 9] had, enkele uren nadat de oplichter bij hem binnen was geweest.
De advocaat van de verdachte heeft aangevoerd dat de fotoconfrontatie niet kan worden gebruikt voor het bewijs omdat deze niet betrouwbaar is. De politie heeft namelijk bij het tonen van de foto medegedeeld dat ze een vergelijkbare situatie aan de hand hadden en alleen de foto van de verdachte getoond (zonder anderen die voldoen aan hetzelfde signalement).
De rechtbank overweegt als volgt. De advocaat van de verdachte heeft terechte kanttekeningen geplaatst bij de wijze waarop de herkenning van de verdachte tot stand is gekomen. Doordat [slachtoffer 9] en zijn vrouw voor de herkenning wisten dat het een verdachte van een vergelijkbare oplichting betrof en zij niet hoefden te kiezen tussen personen met een vergelijkbaar signalement, is de waarde van de herkenning beperkt. Toch is de rechtbank van oordeel dat de herkenning wel voor het bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank wijst erop dat het niet het enige en doorslaggevende bewijsmiddel is dat in de richting van de verdachte wijst, omdat ook de modus operandi en het signalement overeenkomen met de eerdere gevallen van oplichting. Ook het feit dat de verdachte een zoekopdracht heeft gedaan naar exact hetzelfde horloge als een paar uur daarvoor was weggenomen, is een sterke aanwijzing voor de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit. Dat de verdachte ook daadwerkelijk een paar dagen later in Zeist werd staande gehouden, duidt er ook op dat de verdachte kennelijk in die periode wederom actief bezig was met nepaanrijdingen in de omgeving van Utrecht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte ook de oplichting en de diefstal van [slachtoffer 9] heeft gepleegd.
3.5.3. Dagvaarding 2: bewijsoverwegingen
3.5.3.1. De betrouwbaarheid van de getuige [getuige] De verdachte heeft op de zitting aangevoerd dat de getuige [getuige] een valse verklaring heeft afgelegd, omdat zij een collega zou zijn van de aangever. De rechtbank gebruikt de verklaring van deze getuige wel voor het bewijs en zal hierna uitleggen waarom.
Uit de verklaring van de getuige volgt dat zij een buurtbewoner is die de ruzie heeft gezien vanuit haar woning, waar zij goed zicht had op wat er gebeurde. De stelling dat zij een collega is van de aangever vindt geen enkele steun in het dossier en is verder niet onderbouwd. De rechtbank ziet geen redenen waarom deze getuige in strijd met de waarheid zou verklaren. De kleine verschillen tussen de verklaringen van deze getuige en de getuige die het voorval vanuit zijn werkbus heeft waargenomen, zijn verklaarbaar omdat getuige [getuige] van bovenaf beter zicht moet hebben gehad. De verklaring van de getuige [getuige] vindt verder in belangrijke mate steun in de verklaring van de aangever en de overige bewijsmiddelen. De rechtbank volgt voor wat betreft de vaststelling van de feitelijke toedracht dan ook met name de verklaring van de getuige [getuige] .
3.4.4.2. Feitelijke toedracht Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op enig moment een kettingslot met een gewicht van 4,3 kilogram van zijn scooter heeft gepakt en daarmee op de aangever is afgelopen. Vervolgens heeft hij tweemaal met het kettingslot richting het hoofd van de aangever geslagen. De aangever kon de eerste slag afweren, waarbij het kettingslot in zijn nek terechtkwam en hij een rode kras van ongeveer tien centimeter heeft opgelopen. Bij de tweede slag kon de aangever het kettingslot beetpakken en afpakken.
3.4.4.3. (Voorwaardelijk) opzet op toebrengen zwaar lichamelijk letsel? Vervolgens is de vraag of de verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De advocaat van de verdachte heeft aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt op welke wijze en met welke kracht richting de aangever is uitgehaald. Daarnaast is aangevoerd dat het slot om de hand gebonden was en dat daarmee voorkomen is dat het slot met zwaaien aan kracht en snelheid wint.
De rechtbank oordeelt dat het richting het hoofd slaan met een dusdanig zwaar kettingslot een aanmerkelijke kans in het leven roept op zwaar lichamelijk letsel. Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel: een klap met zo’n voorwerp kan hard aankomen en ernstig letsel veroorzaken, zowel in het geval ermee gezwaaid wordt als wanneer de ketting wordt gebruikt als ware het een boksbeugel. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan het handelen van verdachte daarom worden aangemerkt als zózeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop ook bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken.
Het op dagvaarding 2 primair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
3.6. Bewezenverklaring De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Dagvaarding 1, feit 1: in de periode van 15 april 2023 tot en met 15 februari 2024 te Utrecht en Doorn, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,- [slachtoffer 4] ,- [slachtoffer 5] ,- [slachtoffer 6] ,- [slachtoffer 7] ,- [slachtoffer 2] ,- [slachtoffer 3] ,- [slachtoffer 8] en- [slachtoffer 9]heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten- een geldbedrag van 150 euro,
- een geldbedrag van 200 euro, - een geldbedrag van 200 euro, - een geldbedrag van 200 euro, - een geldbedrag van 400 euro, - een geldbedrag van 350 euro, - een geldbedrag van 300 euro, en/of- een geldbedrag van 1000 euro, door met de door hem bestuurde scooter en/of personenauto en/of fiets te doen alsof hij tegen de personenauto van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] aan heeft gereden en/of schade te maken aan de personenauto van die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 8] en vervolgens voornoemd geldbedrag als schadevergoeding te vragen;
Dagvaarding 1, feit 2: in de periode van 27 juni 2023 tot en met 17 september 2023 te Utrecht en Maarssen en Driebergen-Rijsenburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,- [slachtoffer 10] en - [slachtoffer 1] en - [slachtoffer 11] en - [slachtoffer 12]te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten- een geldbedrag van 600 euro, en/of- een geldbedrag van 80 euro, en/of- een geldbedrag van 100 euro, en/of- een hoeveelheid contant geld,met de door hem bestuurde scooter en/of auto opzettelijk tegen de personenauto van die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] aan te rijden en/of te doen alsof hij tegen de personenauto van die [slachtoffer 10] en [slachtoffer 1] aan heeft gereden en schade te maken aan de personenauto van die [slachtoffer 10] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en vervolgens voornoemd geldbedrag als schadevergoeding te vragen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Dagvaarding 1, feit 3: in de periode van 15 april 2023 tot en met 19 november 2023 te Utrecht en Doorn en Driebergen-Rijsenburg en Maarssen, opzettelijk en wederrechtelijk- een personenauto, merk Mercedes-Benz Ml 500 4matic (kenteken [kenteken] ) en - een personenauto, merk Opel Agila (kenteken [kenteken] ) en - een personenauto, merk Citroen type C3 (kenteken [kenteken] ) en - een personenauto, merk Volvo V70 (kenteken [kenteken] ) en - een personenauto, merk Hyundai I10 (kenteken [kenteken] ) en - een personenauto, merk Volvo V60 (kenteken [kenteken] ) en - een personenauto, merk Nissan Juke (kenteken [kenteken] ) en - een personenauto, merk Opel Crossland X (kenteken [kenteken] ), en- een personenauto, merk Fiat (kenteken [kenteken] ),in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan- [slachtoffer 5] en/of- [slachtoffer 6] en/of- [slachtoffer 7] en/of- [slachtoffer 3] en/of- [slachtoffer 10] en/of- [slachtoffer 1] en/of- [slachtoffer 11] en/of- [slachtoffer 12] en/of- [slachtoffer 8] ,toebehoorde, heeft beschadigd;
Dagvaarding 1, feit 5: op 15 februari 2024 te Doorn, een horloge van het merk Breitling, type Navitimer Heritage, dat geheel aan [slachtoffer 9] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.*Dagvaarding 2, primair:*op 2 oktober 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 14] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen naar voornoemde [slachtoffer 14] is toegelopen en een kettingslot ter hand heeft genomen en vervolgens meermalen slaande bewegingen in de richting van het hoofd en nek van voornoemde [slachtoffer 14] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd en schuingedrukt weergegeven. Dit benadeelt de verdachte niet.
4 Kwalificatie en strafbaarheid
4.1 Kwalificatie De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
Dagvaarding 1: *Feit 1:*oplichting, meermalen gepleegd. *Feit 2:*poging tot oplichting, meermalen gepleegd. *Feit 3:*opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd. *Feit 5:*diefstal.
Dagvaarding 2: *Primair:*poging tot zware mishandeling.
4.2 Strafbaarheid feiten en verdachte
4.2.1 Dagvaarding 2: beroep op (putatief) noodweer(exces) De verdediging doet een beroep op zelfverdediging (putatief noodweer, dan wel noodweerexces). De advocaat bepleit dat de verdachte werd aangevallen, dan wel dreigde te worden aangevallen door de aangever en dat hij niet weg kon omdat de aangever zijn scootersleutel had gepakt. De verdachte heeft zich vervolgens afgeweerd met het kettingslot. Als de zelfverdediging niet proportioneel is geweest, dan was dat als gevolg van angst (een hevige gemoedsbeweging).
4.2.2 Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie meent dat aan de verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt, omdat het de verdachte is geweest die opnieuw de confrontatie opzocht.
4.2.3 Oordeel van de rechtbank Het verweer slaagt niet. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op de aangever is afgelopen met het kettingslot op het moment dat de aangever van hem wegliep. Vervolgens heeft de verdachte de aangever twee keer geprobeerd te slaan op het hoofd. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee zelf (opnieuw) de confrontatie op heeft gezocht. Niet aannemelijk is geworden dat op dat moment sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de aangever. Evenmin is aannemelijk geworden dat de verdachte in redelijkheid kon en mocht menen dat hij zich moest verdedigen tegen een dreigend gevaar (putatief noodweer), omdat van een dreigend gevaar op dat moment geen sprake was.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.
5 Straf
5.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
-
een gevangenisstraf van 210 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 195 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, begeleid wonen, meewerken aan schuldhulpverlening en ambulante behandeling; en
-
een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast de oplegging van een (forse) taakstraf. Indien de verdachte terug moet naar de gevangenis, zou dat de positieve lijn doorkruisen en zou hij zijn woning en werk kwijtraken. Verder vindt de verdediging het van belang dat de bijzondere voorwaarden blijven doorlopen, primair in het kader van de zaak waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd (zie paragraaf 8), en subsidiair in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
5.3. Oordeel van de rechtbank De rechtbank legt aan de verdachte de deels voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden op die de officier van justitie heeft geëist, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 160 uur.
Bij het bepalen van deze straffen houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan acht oplichtingen door nepaanrijdingen te veroorzaken, vier pogingen daartoe en daarbij acht auto’s beschadigd. Ook heeft hij uit de woning van een van de slachtoffers een horloge gestolen.
Met zijn handelen heeft de verdachte alleen oog gehad voor zijn eigen gewin en geen respect getoond voor de eigendommen van de ander. Daarnaast waren alle aangevers, op één na, al op leeftijd en kennelijk op die kwetsbaarheid uitgezocht. Uit de aangiften wordt duidelijk dat de verdachte op een zeer dwingende wijze de slachtoffers geld afhandig heeft gemaakt en hen vervolgens beduusd en bovendien met schade heeft achtergelaten. Het dossier biedt daarnaast aanknopingspunten dat het aantal slachtoffers nog veel groter was dan de omvang van deze strafzaak, maar niet in alle gevallen is aangifte gedaan.
De ‘bekentenis’ van de verdachte leidt niet tot een lagere straf. De verdachte heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij tot deze feiten is gekomen en neemt daarvoor geen verantwoordelijkheid, maar schuift de schuld af op de omstandigheden die destijds speelden in zijn privé situatie.
Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd aan een ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meerdere keren naar het hoofd te slaan met een kettingslot. Dat het letsel beperkt is gebleven bij een kras in de nek is niet aan de verdachte te danken, maar aan het slachtoffer dat het kettingslot snel kon afpakken en daarmee erger kon voorkomen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte Uit de adviezen van de reclassering Leger des Heils van 6 juni 2024 en van 25 juli 2025 volgt dat de verdachte veel instabiliteit kende op veel leefgebieden, omdat hij werk en geen vaste verblijfplaats had en kampte met hoge schulden. Na de start van het reclasseringstoezicht (in het kader van de schorsing in deze zaak en de tul-zaak) heeft er op die gebieden een positieve verandering plaatsgevonden. Zo heeft de verdachte sinds kort een woning en is de verdachte gestart met schuldhulpverlening en een behandeling bij Fivoor. De reclassering schrijft dat het toezicht goed verloopt en dat de verdachte meewerkt.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt verder dat hij in de vijf jaar voor het plegen van deze feiten eerder is veroordeeld voor een poging tot oplichting en meermaals voor vernieling. Tussentijds is de verdachte niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie.
De verdachte heeft in totaal 15 dagen in voorlopige hechtenis gezeten voor beide beschuldigingen.
De strafoplegging De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten in beginsel een forse gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte reden om hem toch een kans te geven in de vorm van een (forse) taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest. De rechtbank stuurt de verdachte dus niet terug naar de gevangenis. Reden daarvoor is dat de rechtbank hem bij de schorsing van de voorlopige hechtenis een kans heeft gegeven om zich van zijn beste kant te laten zien. De verdachte heeft zich daarna goed aan de voorwaarden gehouden en daarom vindt de rechtbank het van belang om de voortgang daarvan niet te doorkruisen.
De rechtbank wijkt bij de taakstraf naar boven af van de eis van de officier van justitie, ondanks de vrijspraak van het op dagvaarding 1 onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde feit, omdat de rechtbank meer gewicht toekent aan de eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De opgelegde straf is naar het oordeel van de rechtbank meer in overeenstemming met wat in vergelijkbare zaken als straf wordt opgelegd.
De voorlopige hechtenis Nu aan de verdachte geen vrijheidsstraf wordt opgelegd langer dan het voorarrest, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
6 In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte zijn een Renault Megane Scenic met kenteken [kenteken] en een hangslot in beslag genomen. Op het beslag van die goederen moet nog een beslissing worden genomen.
6.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert de inbeslaggenomen goederen verbeurd te verklaren, omdat deze zijn gebruikt voor het plegen van de oplichting van [slachtoffer 9] (dagvaarding 1, feit 1) en de poging tot zware mishandeling (dagvaarding 2, primair).
6.2. Standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt beide goederen terug te geven aan de verdachte, omdat zij voor beide feiten heeft verzocht om een (gedeeltelijke) vrijspraak.
6.3. Oordeel van de rechtbank De rechtbank verklaart de in beslag genomen voorwerpen verbeurd. De rechtbank heeft de oplichting van [slachtoffer 9] (dagvaarding 1, feit 1) en de poging tot zware mishandeling (dagvaarding 2, primair) bewezen verklaard. Met behulp van deze voorwerpen zijn deze bewezen verklaarde feiten begaan.
7 Vordering benadeelde partij
7.1. Vorderingen van de benadeelde partijen In totaal hebben acht personen zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vorderen de navolgende bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente:
Dagvaarding 1, feit 1
telkens bestaande uit materiële schade: de betaling van de oplichting.
Dagvaarding 1, feit 3
- [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 783,48 aan materiële schade, te weten zaakschade aan de auto.
Dagvaarding 1, feiten 1 en 3
- [slachtoffer 3] vordert, na aanvulling van de vordering op de zitting, een bedrag van in totaal € 1.900,33, te weten € 350,- aan immateriële schade en € 1.550,33 aan materiële schade, bestaande uit:
o € 350,- betaling van de oplichting; o € 1.179,75 zaakschade aan de auto; en o € 20,58 reiskosten voor het doen van aangifte.
7.2. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie concludeert dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade geheel kan worden toegewezen en dat de door [slachtoffer 3] gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 150,- tot 200,-.
De officier van justitie vordert verder de toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van maatregelen van schadevergoeding.
7.3. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte verzoekt de vorderingen voor wat betreft de zaakschade aan de auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] af te wijzen, dan wel subsidiair te matigen, omdat niet is onderbouwd dat er causaal verband bestaat tussen de schade en het strafbare feit, dat de auto daadwerkelijk is hersteld en dat de verzekering de schade niet heeft gedekt.
Daarnaast verzoekt de verdediging de door [slachtoffer 3] gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat onvoldoende is onderbouwd dat er psychisch letsel is veroorzaakt.
De verdediging verzoekt tot slot de vordering van [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite gedeeltelijke vrijspraak.
Voor het overige refereert de advocaat van de verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.4. Oordeel van de rechtbank
7.4.1. De betaling van de oplichting (1 tot en met 6, en 8) Dat de benadeelde partijen materiële schade hebben opgelopen door de oplichting, is niet betwist en door de benadeelde partijen voldoende onderbouwd. Uit de bewezenverklaring volgt dat de benadeelde partijen door de verdachte middels oplichting zijn bewogen tot afgifte van het gevorderde bedrag. Daarmee is vast komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolge van dat feit.
De rechtbank wijst de vorderingen voor wat betreft deze schadeposten toe en veroordeelt de verdachte tot betaling van die schade aan de benadeelde partijen.
7.4.2. Zaakschade (7 en 8) Uit het bewezen verklaarde onder feit 3 volgt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zaakschade hebben opgelopen aan hun personenauto’s als gevolg van het handelen van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de overgelegde offertes door de benadeelden genoegzaam dat het gaat om de schade die is veroorzaakt door de verdachte, nu het in beide gevallen gaat om spuitwerkzaamheden op de plaats van schade. Dat er enig tijdsverloop tussen de pleegdatum en de offertedatum zit, maakt dat niet anders.
De rechtbank overweegt dat voor toewijzing van de vordering niet is vereist dat de schade ook daadwerkelijk is hersteld. Het is vervolgens aan de benadeelde partijen om te bepalen of zij de schade via de verzekering verhalen, of rechtstreeks bij de verdachte.
De rechtbank wijst de gevorderde zaakschade toe en veroordeelt de verdachte tot betaling van die bedragen aan de benadeelde partijen.
7.4.3. Reiskosten (8) De reiskosten voor het doen van aangifte zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat ook deze schadepost rechtstreekse schade betreft ten gevolge van het op dagvaarding 1, onder 1 en 3 bewezen verklaarde. De rechtbank wijst de reiskosten toe en veroordeelt de verdachte tot betaling van dat bedrag aan benadeelde [slachtoffer 3] .
7.4.4. Immateriële schade (8) Benadeelde [slachtoffer 3] heeft immateriële schade gevorderd, vanwege de impact die het feit op hem heeft gehad. Het feit heeft hem lange tijd bezig gehouden en gevoelens van boosheid, ook naar zichzelf, veroorzaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Vergoeding van immateriële schade is mogelijk als de verdachte het oogmerk had immaterieel nadeel toe te brengen, als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, of is aangetast in zijn eer en goede naam (artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek). Ook is vergoeding van immateriële schade mogelijk als een benadeelde partij ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast. De rechtbank begrijpt dat de vordering van de benadeelde partij in dit geval op deze laatste grondslag is gebaseerd.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is als het slachtoffer geestelijk letsel (psychische schade) heeft opgelopen. Het bestaan van geestelijk letsel moet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. Als geestelijk letsel niet kan worden vastgesteld, kan de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ volgen uit de aard en de ernst van de normschending (het strafbare feit) en de gevolgen daarvan. De gevolgen moeten met concrete gegevens worden onderbouwd. In uitzonderlijke situaties kunnen de nadelige gevolgen voor het slachtoffer zó voor de hand liggen dat ook zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De vordering is niet voorzien van concrete gegevens waaruit volgt dat de benadeelde partij psychische schade heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde. Hoewel het handelen van verdachte kwalijk was en invoelbaar is dat feiten als de onderhavige gevoelens van boosheid kunnen veroorzaken, maken de aard en de ernst van de normschending in dit geval niet dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt. In haar oordeel betrekt de rechtbank ook dat volgens de benadeelde partij de psychische gevolgen beperkt zijn gebleven.
Een wettelijke grondslag voor vergoeding van immateriële schade ontbreekt daarom op dit moment. De benadeelde partij de gelegenheid geven de vordering nog nader te onderbouwen, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
7.4.5. Totaal toegewezen en wettelijke rente Gelet op het voorgaande, wijst de rechtbank toe:
Dagvaarding 1, feit 1
Dagvaarding 1, feit 3
- [slachtoffer 1] : € 783,48 aan materiële schade;
Dagvaarding 1, feiten 1 en 3
- [slachtoffer 3] : € 1.550,33 aan materiële schade. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in het immateriële deel van de vordering.
De rechtbank wijst ook de gevorderde wettelijke rente toe, telkens vanaf de desbetreffende pleegdatum tot aan de dag van volledige betaling. Voor de ingangsdatum van de wettelijke rente per benadeelde partij verwijst de rechtbank naar paragraaf 10.
7.4.6. Proceskosten Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
7.4.7. Maatregelen van schadevergoeding Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van alle benadeelde partijen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de toegewezen bedragen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De hoogte van de gijzeling per schadevergoedingsmaatregel staat genoemd in paragraaf 10.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de desbetreffende benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf De politierechter in Utrecht heeft aan de verdachte in de zaak met parketnummer 16-226858-23 op 31 januari 2024 een taakstraf opgelegd van 60 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
8.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie eist dat de rechtbank de vordering toewijst, zodat het voorwaardelijke deel van de aan de verdachte opgelegde straf ten uitvoer wordt gelegd. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zich niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit.
8.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte verzoekt primair de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en subsidiair de proeftijd te verlengen.
8.3. Oordeel van de rechtbank De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich op de ingangsdatum van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan de oplichting en de diefstal van [slachtoffer 9] (feiten 1 en 5). Daarmee is vast komen te staan dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich niet schuldig mag maken aan strafbare feiten. De verdachte was aanwezig bij de oplegging van de straf en wist dus van die voorwaarde.
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe.
9 Toegepaste wetsartikelen
De opgelegde straffen en maatregelen en de beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 57, 60a, 63, 302, 310, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het op dagvaarding 1 onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten op dagvaarding 1 onder 1, 2, 3 en 5 en op dagvaarding 2 primair heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.6 is omschreven;
-
verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
-
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 210 dagen;
-
bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (welke door de rechtbank is bepaald op 15 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 195 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
-
stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
-
als voorwaarden gelden dat de verdachte:
-
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- meldplicht
zich binnen drie werkdagen meldt bij de reclassering Leger des Heils op het adres Zeehaenkade 30, Utrecht en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- ambulante behandeling
zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang
verblijft bij [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerken aan schuldhulpverlening
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
-
waarbij de reclassering Leger des Heils opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 160 uren;
-
beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 5] (dagvaarding 1, feit 1)
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 6] (dagvaarding 1, feit 1)
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 7] (dagvaarding 1, feit 1)
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2] (dagvaarding 1, feit 1)
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 3] (dagvaarding 1, feiten 1 en 3)
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 8] (dagvaarding 1, feit 1)
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 9] (dagvaarding 1, feit 1)
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] (dagvaarding 1, feit 3)
vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 16-226858-23
-
wijst de vordering toe;
-
gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 31 januari 2024 opgelegde deels voorwaardelijke taakstraf, te weten een taakstraf van 40 uur, te vervangen door 20 dagen vervangende hechtenis in het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. E.H.M. Druijf en mr. S.T. Könning, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
16-073714-24
1hij in of omstreeks de periode van 15 april 2023 tot en met 15 februari 2024 te Utrecht en/of Doorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,- [slachtoffer 4] ,- [slachtoffer 5] ,- [slachtoffer 6] ,- [slachtoffer 7] ,- [slachtoffer 2] ,- [slachtoffer 3] ,- [slachtoffer 8] en/of- [slachtoffer 9]heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten- een geldbedrag van 150 euro, in elk geval enig geldbedrag,- een geldbedrag van 200 euro, in elk geval enig geldbedrag,- een geldbedrag van 200 euro, in elk geval enig geldbedrag,- een geldbedrag van 200 euro, in elk geval enig geldbedrag,- een geldbedrag van 400 euro, in elk geval enig geldbedrag,- een geldbedrag van 350 euro, in elk geval enig geldbedrag,- een geldbedrag van 300 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of- een geldbedrag van 1000 euro, in elk geval enig geldbedrag,door met de door hem en/of zijn mededader(s) bestuurde scooter en/of personenauto en/of fiets opzettelijk tegen de personenauto van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] aan te rijden en/of te doen alsof hij tegen de personenauto van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] aan heeft gereden en/of schade te maken aan de personenauto van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of vervolgens voornoemd geldbedrag als schadevergoeding te vragen/eisen;
2hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2023 tot en met 17 september 2023 te Utrecht en/of Maarssen en/of Driebergen-Rijsenburg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,- [slachtoffer 10] en/of- [slachtoffer 1] en/of- [slachtoffer 11] en/of- [slachtoffer 12]te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten- een geldbedrag van 600 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of- een geldbedrag van 80 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of- een geldbedrag van 100 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of- een hoeveelheid contant geld,met de door hem bestuurde scooter en/of auto opzettelijk tegen de personenauto van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] aan te rijden en/of te doen alsof hij tegen de personenauto van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] aan heeft gereden en/of schade te maken aan de personenauto van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of vervolgens voornoemd geldbedrag als schadevergoeding te vragen/eisen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3hij in of omstreeks de periode van 15 april 2023 tot en met 19 november 2023 te Utrecht en/of Doorn en/of Driebergen-Rijsenburg en/of Maarssen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk- een personenauto, merk Mercedes-Benz Ml 500 4matic (kenteken [kenteken] ) en/of- een personenauto, merk Opel Agila (kenteken [kenteken] ) en/of- een personenauto, merk Citroen type C3 (kenteken [kenteken] ) en/of- een personenauto, merk Volvo V70 (kenteken [kenteken] ) en/of- een personenauto, merk Hyundai 110 (kenteken [kenteken] ) en/of- een personenauto, merk Volvo V60 (kenteken [kenteken] ) en/of- een personenauto, merk Nissan Juke (kenteken [kenteken] ) en/of- een personenauto, merk Opel Crossland X (kenteken [kenteken] ),- een personenauto, merk Fiat (kenteken [kenteken] ),in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan- [slachtoffer 5] en/of- [slachtoffer 6] en/of- [slachtoffer 7] en/of- [slachtoffer 3] en/of- [slachtoffer 10] en/of- [slachtoffer 1] en/of- [slachtoffer 11] en/of- [slachtoffer 12] en/of- [slachtoffer 8] ,in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2024 tot en met 1 februari 2024 te Breukelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan vaneen schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 2800 euro, in elk geval enig geldbedrag, door met de door hem en/of zijn mededader(s) bestuurde personenauto opzettelijk tegen de personenauto van die [slachtoffer 13] aan te rijden en/of te doen alsof hij tegen de personenauto van die [slachtoffer 13] aan heeft gereden en/of schade te maken aan de personenauto van die [slachtoffer 13] en/of vervolgens voornoemd geldbedrag als schadevergoeding te vragen/eisen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2024 tot en met 1 februari 2024 te Breukelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 13] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 1600 euro, in elkgeval enig geldbedrag, met de door hem en/of zijn mededader(s) bestuurde personenauto opzettelijk tegen de personenauto van die [slachtoffer 13] aan te rijden en/of te doen alsof hij tegen de personenauto van die [slachtoffer 13] aan heeft gereden en/of schade te maken aan de personenauto van [slachtoffer 13] en/of vervolgens voornoemd geldbedrag als schadevergoeding te vragen/eisen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Doorn, in elk geval in Nederland, een horloge van het merk Breitling, type Navitimer Heritage, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander, toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
16-255334-23 hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 14] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen naar voornoemde [slachtoffer 14] is toegelopen en/of (vervolgens) een kettingslot, in elk geval een zwaar voorwerp, ter hand heeft genomen en/of (vervolgens) eenmaal of meermalen (met kracht) slaande en/of zwaaiende bewegingen in de richting van het hoofd en/of nek, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 14] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Utrecht [slachtoffer 14] heeft mishandeld door [slachtoffer 14] (met een kettingslot) in de nek, althans tegen het lichaam, te slaan.