Artikel 350 (Opzettelijke wederrechtelijke vernieling goederen en dieren)
1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Dit artikelonderdeel stelt dat een persoon die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Dit artikelonderdeel bepaalt dat een persoon wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van de vijfde categorie, indien deze persoon opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBMNE:2025:4722 - Rechtbank Midden-Nederland - 28 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5457 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 15 augustus 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:9156 - Poging doodslag met vol opzet ondanks sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid (PTSS) - 24 september 2025
De Rechtbank Limburg veroordeelt een verdachte voor poging tot doodslag. Hoewel voorbedachte rade ontbreekt, wordt vol opzet aangenomen. Bij de strafoplegging wordt sterk rekening gehouden met verminderde toerekeningsvatbaarheid door PTSS, wat resulteert in een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling.
ECLI:NL:RBZWB:2025:6124 - Strafoplegging voor meervoudige bedreiging, vernieling en belediging ondanks geweigerd onderzoek - 17 september 2025
De rechtbank veroordeelt een verdachte die alle feiten bekent voor vier bedreigingen, twee vernielingen en een belediging. Ondanks diens weigering mee te werken aan psychologisch onderzoek, legt de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op met contactverboden als bijzondere voorwaarden, gebaseerd op de ernst van de feiten.
ECLI:NL:PHR:2025:830 - Parket bij de Hoge Raad - 9 september 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5901 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9674 - Rechtbank Rotterdam - 14 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5582 - Rechtbank Amsterdam - 29 juli 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:4075 - Rechtbank Noord-Nederland - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11461 - Rechtbank Rotterdam - 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:6069 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 september 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:6070 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 september 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5925 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 september 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5368 - Rechtbank Overijssel - 1 september 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:6304 - Rechtbank Amsterdam - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5272 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 8 augustus 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:6301 - Rechtbank Limburg - 1 juli 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:6898 - Individuele detentiegarantie Litouwen neemt reëel gevaar van onmenselijke behandeling weg - 18 september 2025
Rechtbank Amsterdam staat overlevering aan Litouwen toe. Een specifieke, individuele garantie van de Litouwse autoriteiten, met concrete maatregelen tegen het 'kastenstelsel' in gevangenissen, is voldoende om het eerder vastgestelde reële gevaar op onmenselijke of vernederende detentie voor de opgeëiste persoon weg te nemen.