Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02/008431-25

vonnis van de meervoudige kamer van 3 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd te PI Middelburg, raadsvrouw mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 augustus 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Poirters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

  1. zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets van [aangever 1] ;

  2. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets van [aangever 2] ;

  3. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets van [aangever 3] ;

  4. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets van [aangever 4] ;

  5. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets van [aangever 5] ;

  6. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets van [aangever 6] ;

  7. zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets van [aangever 7] ;

  8. zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van (een) deur(en), (een) deurpost(en) en een ruit van [bedrijf] ;

  9. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan het vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van vier camera’s en een toegangsdeur van [bedrijf] ;

  10. zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets;

  11. zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, met uitzondering van feit 1. Ten aanzien van feit 1 verzoekt zij verdachte vrij te spreken, wegens het ontbreken van beelden van de diefstal en een beschrijving daarvan. Ten aanzien van feit 10 en feit 11 is er sprake van een kennelijke verschrijving. Uit het dossier blijkt voldoende welke aangever bij welk feit behoort. Mocht de rechtbank niet uitgaan van een kennelijke verschrijving, dan kan in ieder geval ten aanzien van feit 10 en feit 11 wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte op de betreffende data een elektrische fiets heeft weggenomen die toebehoorde aan een ander dan verdachte.

4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 4, 5, 6 en 7. Ten aanzien van feit 1 verzoekt zij verdachte vrij te spreken, nu niet blijkt dat verdachte op de betreffende datum een fiets heeft gestolen, er geen beelden beschikbaar zijn en er ook geen herkenning van verdachte heeft plaatsgevonden. De verdediging verzoekt verdachte partieel vrij te spreken van feit 2 en feit 3, omdat onvoldoende blijkt dat het de fietsen van de betreffende aangevers zijn geweest die op de betreffende datum en het betreffende tijdstip zijn gestolen. Ten aanzien van feit 8 verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken, enerzijds omdat de vernielingen of beschadigingen op 22 december 2024 niet uit het dossier blijken en anderzijds omdat de dagvaarding en aangifte duidelijk lijken uit te gaan van een ander incident dan van de verstrekte beelden. Nu er geen beelden van dit feit zijn verstrekt, kan ook niet blijken dat het verdachte is geweest die dit feit heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 9 is de verdediging van mening dat verdachte als pleger kan worden aangemerkt en verzoekt zij hem vrij te spreken van het medeplegen van dit feit. Verder moet verdachte worden vrijgesproken van feit 10, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 7 april 2025 een fiets te Goes heeft gestolen. Bovendien geldt dat de op die datum gestolen fiets niet aan [aangever 8] toebehoorde. Tot slot moet vrijspraak volgen voor feit 11, nu de gestolen fiets niet bij verdachte is aangetroffen en de beelden verdachte niet onomstotelijk aanwijzen als dader. Bovendien moet hij worden vrijgesproken van diefstal van de fiets van [aangever 9] , nu de op 27 februari 2025 gestolen fiets niet aan [aangever 9] toebehoorde.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar In deze zaak bevat het dossier van verschillende feiten processen-verbaal van bevindingen en processen-verbaal van herkenning die door verschillende verbalisanten zijn opgemaakt. De verbalisanten verklaren in deze processen-verbaal dat zij verdachte herkennen op het (bewegend) beeldmateriaal. Bij de beoordeling van de vraag naar de betrokkenheid van verdachte bij de aan hem ten laste feiten zijn deze processen-verbaal van bevindingen en van herkenning van cruciaal belang. De rechtbank overweegt in het algemeen dat bij de beoordeling van herkenningen steeds voorop staat dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet (volledig) rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.

De rechtbank zoekt voor wat betreft het begrip ‘herkennen’ aansluiting bij de in een vakbijlage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gegeven omschrijving van dit begrip. In de NFI-vakbijlage ‘Algemene onderzoeksmethoden vergelijking van gezichtsbeelden’ is het volgende opgenomen over ‘herkennen’: “Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen, zoals dat in het dagelijks leven door iedereen plaatsvindt, is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. (...) Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste, voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien”.

Op basis van deze begripsomschrijving kan worden geconcludeerd dat verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kan beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Daarnaast kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere, meer objectieve, bewijsmiddelen aan waarde wint. Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld. Bij de beoordeling of de rechtbank een herkenning voldoende betrouwbaar acht, speelt een doorslaggevende rol hoe specifiek de herkenning is omschreven door de verbalisant.

Wat is bewezen?

- Feiten 2 en 3:

De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het verdachte is geweest die samen met twee anderen de in deze feiten genoemde fietsen heeft gestolen. Niemand anders dan aangevers [aangever 2] en [aangever 3] (en [aangever 4] ; feit 4) hebben aangifte gedaan van diefstal van hun elektrische fiets, gepleegd op 16 november 2024, zodat het wel hun fietsen moeten zijn geweest die zijn weggenomen door verdachte en de twee andere personen. Bovendien heeft verdachte bekend dat hij samen met twee anderen drie fietsen op die datum uit de betreffende stalling heeft gestolen.

- Feiten 4, 5, 6 en 7:

Verdachte heeft deze feiten bekend en de rechtbank verwijst in dit kader naar de bewijsmiddelen.

- Feit 9:

De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van vernieling van een toegangsdeur en het beschadigen en onbruikbaar maken van vier camera’s van [bedrijf] . Voldoende is komen vast te staan dat verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd.

- Feit 11:

De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het verdachte is geweest die zich op 27 februari 2025 te Zoutelande schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van twee verbalisanten die verdachte op het beeldmateriaal hebben herkend. De rechtbank gaat bij dit feit niet uit van een kennelijke verschrijving. Niet kan worden bewezen dat de in dit feit genoemde fiets van [aangever 9] op 27 februari 2025 te Zoutelande is gestolen, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

- Feit 1:

De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, wegens het ontbreken van beelden van de diefstal en een beschrijving daarvan.

- Feit 8:

De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte op 22 december 2024 (een) deur(en) en/of (een) deurpost(en) van [bedrijf] heeft vernield, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.

- Feit 10:

Gelet op het feit dat tussen het stallen van de fiets te Goes en de aanhouding van verdachte op dezelfde fiets te Vlissingen ongeveer zes uren zitten en in de tussentijd kennelijk handelingen met de fiets zijn verricht –aangeefster verklaart immers een aantal goederen behorende bij haar fiets te missen –, maakt dat niet is uit te sluiten dat iemand anders dan verdachte die elektrische fiets op 7 april 2025 te Goes heeft weggenomen. Het dossier bevat bovendien geen beelden van dit feit. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 16 november 2024 te Vlissingen tezamen en in vereniging met anderen een elektrische fiets (framenummer: [nummer 1] ), die aan [aangever 2] toebehoorde*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;

op 16 november 2024 te Vlissingen tezamen en in vereniging met anderen een elektrische fiets (framenummer: [nummer 2] ), die aan [aangever 3] toebehoorde*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;

op 16 november 2024 te Vlissingen tezamen en in vereniging met anderen een elektrische fiets (framenummer: [nummer 3] ), die aan [aangever 4] toebehoorde*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;

op 18 december 2024 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander een elektrische fiets (framenummer: [nummer 4] ), dieaan [aangever 5] toebehoorde*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

op 18 december 2024 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander een elektrische fiets (framenummer: [nummer 5] ), dieaan [aangever 6] toebehoorde*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

op 22 december 2024 te Vlissingen een elektrische fiets (framenummer: [nummer 6] ) en een fietstas, dieaan [aangever 7] toebehoorden*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;

op 18 december 2024 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk 4 camera's en een toegangsdeur, die aan [bedrijf] toebehoorden*,heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;*

op 27 februari 2025 te Zoutelande, gemeente Veere een elektrische fiets, die aan een ander toebehoorde*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte datweg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking*.*

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van het voorarrest.

6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat een ISD-maatregel extra zwaar zou zijn voor verdachte, omdat hij al lang in voorarrest verblijft. Oplegging van deze maatregel ontneemt elke motivatie van verdachte tot gedragsverandering. Een ISD-maatregel kan nu nog niet als ultimum remedium worden gezien. Het is namelijk een lange tijd geleden dat verdachte een langere gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen, hij heeft niet eerder zo lang vastgezeten als hij nu al vastzit en hij heeft niet eerder een langere gevangenisstraf in combinatie met een lange voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. De verdediging verzoekt om aan verdachte een lange gevangenisstraf op te leggen, waarvan een groot deel voorwaardelijk, al dan niet met bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering ter zitting aangegeven, zodat verdachte de gevolgen van zijn daden voelt, maar ook nog de kans krijgt om zich te bewijzen en niet meer te recidiveren en als stok achter de deur een lange voorwaardelijke straf kan krijgen. Zij wijst er tot slot op dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

6.3 Het oordeel van de rechtbank De aard en de ernst van de feiten Verdachte heeft zich al dan niet samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan diefstal van zeven elektrische fietsen en een fietstas en aan het medeplegen van vernieling, beschadiging en het onbruikbaar maken van goederen. In zes van de zeven gevallen van fietsendiefstal, zijn de fietsen weggenomen uit stallingen, behorende bij wooncomplexen waar de betreffende eigenaren van de fietsen wonen. De eigenaren dachten de fietsen goed te hebben afgesloten en op een veilige plek te hebben gestald, maar zijn toch geconfronteerd met deze diefstallen. Dit geldt ook voor de diefstal van de elektrische fiets, op klaarlichte dag gepleegd op straat te Zoutelande. Bij twee fietsendiefstallen heeft verdachte eerst samen met een ander vier camera’s bespoten, waardoor deze zijn beschadigd en onbruikbaar zijn gemaakt en een toegangsdeur van een wooncomplex vernield. Het handelen van verdachte heeft niet alleen onrust veroorzaakt bij de direct betrokkenen, maar heeft ook de samenleving als geheel geraakt. Uit zijn gedrag blijkt dat hij hier geen moment bij heeft stilgestaan en dat hij weinig respect toont voor andermans eigendommen.

De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte van 13 mei 2025, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en veelvuldig voor soortgelijke feiten is veroordeeld en ook meerdere keren is veroordeeld voor vernieling. Daarnaast is hij in 2019 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel die tot 2021 is voortgezet. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij ondanks eerdere veroordelingen is door blijven gaan met het plegen van dergelijke feiten. Bovendien heeft verdachte zich tijdens een schorsingstoezicht in deze zaak schuldig gemaakt aan wederom een fietsendiefstal. De rechtbank stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

De rechtbank slaat acht op het rapport van de reclassering van 23 juli 2025. Uit dit rapport blijkt dat verdachte een zeer actieve veelpleger is en dat er bij hem problemen zijn op alle leefgebieden. De reclassering heeft geconcludeerd dat het recidiverisico en het risico op het onttrekken aan voorwaarden hoog zijn. In deze zaak is aan verdachte een schorsingstoezicht opgelegd, waarin hij meerdere kansen heeft gekregen om zich te conformeren aan bijzondere voorwaarden. Dit is herhaaldelijk niet gelukt en daarnaast is verdachte in deze periode gerecidiveerd. Eerdere gevangenisstraffen, ambulante- en klinische behandeltrajecten, begeleidingstrajecten, reclasseringstoezichten, andere justitiële maatregelen, waaronder een ISD-maatregel, hebben niet geleid tot gedragsverandering of stabilisatie. Gelet hierop, gelet op de problemen op alle leefgebieden, zijn houding en de langdurige en voortdurende problematiek, adviseert de reclassering om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit is het enige aangewezen kader waarbinnen met en door verdachte kan worden toegewerkt naar gedragsverandering ter voorkoming van recidive. Hoewel een eerdere ISD-maatregel niet heeft geleid tot gedragsverandering, heeft deze wel bijgedragen aan de bescherming van de maatschappij. Een voorwaardelijke ISD-maatregel wordt niet haalbaar geacht.

Ter zitting is dit advies door een reclasseringswerker bevestigd en heeft zij nog verwezen naar het eindevaluatieverslag van de reclassering van 28 april 2025, waaruit een bepaald patroon volgt, namelijk dat verdachte aangeeft gemotiveerd te zijn, maar dat dit in de praktijk niet tot uiting komt, doordat er tijdens het schorsingstoezicht in deze zaak meerdere overtredingen zijn geconstateerd. De reclassering ziet geen andere weg dan de weg van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Mocht deze weg niet worden gevolgd en er voorwaarden zullen moeten worden gesteld bij een voorwaardelijke straf of een voorwaardelijke ISD-maatregel, dan wordt verwezen naar de voorwaarden zoals genoemd in het rapport van de reclassering van 10 januari 2025, en daarnaast zou als voorwaarde een zinvolle dagbesteding mogelijk passend kunnen zijn.

Is de ISD-maatregel mogelijk? De rechtbank overweegt dat niet lichtvaardig moet worden besloten tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Dit is immers een zware maatregel die is bedoeld als laatste redmiddel om gedragsverandering bij stelselmatige daders te bewerkstelligen. Verdachte heeft in 2019 een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen, die in 2021 is voortgezet, maar niet tot de gewenste (blijvende) gedragsveranderingen hebben geleid. Ter beoordeling ligt de vraag voor of het opnieuw opleggen van een (voorwaardelijke of onvoorwaardelijke) ISD-maatregel noodzakelijk en wenselijk is of dat een andere afdoening meer passend is.

Allereerst moet worden vastgesteld of verdachte aan de wettelijke criteria voldoet voor het opleggen van een ISD-maatregel. De rechtbank stelt vast dat aan de eisen van artikel 38m, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, wordt voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De feiten zijn ook begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.

Daarnaast moet worden voldaan aan het criterium van zeer actieve veelplegers zoals bedoeld in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers. De rechtbank stelt vast dat verdachte ook hieraan voldoet. Tegen verdachte zijn immers over een periode van vijf jaar processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan in ieder geval één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.

Gelet op het voorgaande is het mogelijk om een ISD-maatregel op te leggen.

Is de ISD-maatregel noodzakelijk? De ISD-maatregel is niet alleen wettelijk mogelijk, maar naar het oordeel van de rechtbank ook noodzakelijk. Gelet op het evaluatieverslag van de reclassering van 28 april 2025 en het rapport van de reclassering van 23 juli 2025 acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte zal meewerken aan voorwaarden die bij een deels voorwaardelijke straf, dan wel een voorwaardelijke ISD-maatregel worden opgelegd. De reclassering heeft duidelijk gemotiveerd uiteengezet waarom een onvoorwaardelijke ISD-maatregel het enige aangewezen kader is waarbinnen kan worden toegewerkt naar gedragsverandering ter voorkoming van recidive. Daar komt bij dat de ISD-maatregel met name is gericht op langdurige insluiting ter bescherming van de maatschappij tegen zeer actieve veelplegers. Dat betekent dat een ISD-maatregel ook aangewezen kan zijn wanneer verdachte niet wenst mee te werken.

Conclusie De rechtbank is op grond van de bevindingen van de reclassering, de toelichting hierop van de deskundige ter zitting en hetgeen ter zitting is besproken van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar wenselijk en noodzakelijk is en zal deze maatregel daarom aan verdachte opleggen. De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht, wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.

7 De benadeelde partijen

[aangever 2] (feit 2) De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 900,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank ziet geen grond voor toewijzing van deze schade nu deze onvoldoende is onderbouwd en voldoende gemotiveerd is betwist. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

[aangever 9] (feit 10) De benadeelde partij [aangever 9] vordert een schadevergoeding van € 154,80 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 47, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

  • spreekt verdachte vrij van de onder 1, 8 en 10 ten laste gelegde feiten;

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking; feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking; feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking; feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking; feit 6: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking; feit 7: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking; feit 9: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd; feit 11: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Maatregel

  • gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;

Benadeelde partijen [aangever 2] (feit 2) en [aangever 9] (feit 10)

  • verklaart de benadeelde partijen [aangever 2] en [aangever 9] niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat zij hun vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;

  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 september 2025.

Mr. Huwae en mr. Van der Ploeg-Hogervorst zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10 Bijlage I

De tenlastelegging

hij op of omstreeks 2 januari 2025 te Vlissingen een (elektrische) fiets (framenummer: [nummer 7] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

hij op of omstreeks 16 november 2024 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (elektrische) fiets (framenummer: [nummer 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

hij op of omstreeks 16 november 2024 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische fiets (framenummer: [nummer 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

hij op of omstreeks 16 november 2024 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische fiets (framenummer: [nummer 3] ) , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

hij op of omstreeks 18 december 2024 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische fiets (framenummer: [nummer 4] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

hij in of omstreeks 18 december 2024 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische fiets (framenummer: [nummer 5] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

hij in of omstreeks 22 december 2024 te Vlissingen, althans in Nederland, een elektrische fiets (framenummer: [nummer 6] ) en/of een fietstas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

hij op of omstreeks 22 december 2024 te Vlissingen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer deur(en) en/of een of meer deurpost(en) en/of een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt ( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

hij op of omstreeks 18 december 2024 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk 4, althans een of meer camera('s) en/of een (toegangs)deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt

( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

hij op of omstreeks 7 april 2025 te Goes, althans in Nederland, een elektrische fiets (framenummer: [nummer 8] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking

( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

hij op of omstreeks 27 februari 2025 te Zoutelande, gemeente Veere, althans in Nederland, een elektrische fiets (framenummer: [nummer 9] ) en/of een fietstas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking

( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )