Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Assen

parketnummer 18/233826-23

ter terechtzitting gevoegde parketnummers:

  • 18/045518-23

  • 18/002315-23

  • 18/096286-23

  • 18/101337-23

  • 18/243158-23

  • 18/088447-23

vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/067247-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , inschrijvingsadres Basisregistratie Personen, [adres] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Pater, advocaat te Assen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.C Hellinga.

Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Parketnummer 18/233826-23 hij op of omstreeks 13 september 2023 te Emmen, althans in de gemeente Emmen, in of uit of bij een winkel gelegen aan het [adres] , twee, althans meerdere, bluetooth speakers, merk: 'JBL' (ter waarde van 411 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Mediamarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Parketnummer 18/045518-23

1 hij op of omstreeks 30 november 2022 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Politie Noord-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

2 hij op of omstreeks 29 november 2022 te Assen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, hem eenmaal, dan wel meermaals, met een mes heeft gestoken en/of gesneden in zijn hals en/of zijn wang en/of zijn lip, althans het gezicht, en/of zijn lies, althans de schaamstreek, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 29 november 2022 te Assen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hem eenmaal, dan wel meermaals, met een mes heeft gestoken en/of gesneden in zijn hals en/of zijn wang en/of zijn lip, althans het gezicht, en/of zijn lies, althans de schaamstreek, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Parketnummer 18/002315-23

1 hij op of omstreeks 14 maart 2020 te [plaatsnaam] , zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met een vuistslag tegen het linkeroog, althans het hoofd, te slaan en/of te stompen;

2 hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Emmen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk umarex, type Colt Double Eagle, kaliber 9 mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;

3 hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Emmen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 knalpatronen, van het merk Pobjeda van het kaliber 9 mm PAK voorhanden heeft gehad;

4 hij op of omstreeks 1 juni 2021 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk de toegangsdeur van

opvanglocatie [Naam stichting] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Stichting [Naam stichting] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield;

Parketnummer 18/096286-23 hij op of omstreeks 25 december 2022 te Klazienaveen, gemeente Emmen, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal te stompen en/of te slaan op/tegen het gezicht;

Parketnummer 18/101337-23 hij op of omstreeks 17 april 2023 te Emmen een six pack Redbull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbdrijf Jumbo [adres] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Parketnummer 18/243158-23

1 hij op of omstreeks 22 september 2023 te Emmen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en), [verbalisant 3] , inspecteur bij de Eenheid Noord- Nederland en/of [verbalisant 4] , hoofdagent bij de Eenheid Noord-Nederland, beide werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte, door zijn armen aan te spannen en/of door zijn armen gekruist voor zijn lichaam te spannen;

2 hij op of omstreeks 22 september 2023 te Emmen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Parketnummer 18/088447-23

1 hij in of omstreeks de periode van 23 september 2022 tot en met 24 september 2022 te [plaatsnaam] , gemeente Borger-Odoorn, een bromfiets/snorfiets (type: AGM V641), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2 hij op of omstreeks 16 mei 2022 te Borger, gemeente Borger-Odoorn, een fiets (type: Batavus Diva), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 2 ten laste gelegd onder parketnummer 18/243158-23, nu uit het dossier blijkt dat de bij verdachte inbeslaggenomen gripzakjes met witte substantie voornamelijk coffeïne bevatten en geen amfetamine.

Met betrekking tot de overige parketnummers en ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd. Ten aanzien van de poging doodslag zoals primair ten laste gelegd onder feit 2 bij parketnummer 18/045518-23, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier voldoende blijkt dat verdachte op enig moment het mes van [slachtoffer 1] heeft afgepakt en daarmee [slachtoffer 1] heeft gestoken. Daarmee kan het primair ten laste gelegde bewezen worden. Gelet op de feiten en omstandigheden waaronder verdachte gehandeld heeft, kan verdachte evenwel een beroep op noodweer doen waardoor verdachte voor dit feit ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging doodslag dan wel poging zware mishandeling zoals primair en subsidiair ten laste gelegde is gelegd onder feit 2 ten aanzien van parketnummer 18/045518-23. Daartoe heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat niet aan het bewijsminimum wordt voldaan nu alleen uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] afgeleid kan worden dat verdachte aangever met het mes zou hebben gestoken. Voorts kunnen de snij- en steekverwondingen van aangever ook door hemzelf zijn toegebracht doordat aangever het mes vasthield tijdens de worsteling met verdachte. Uit het dossier blijkt in ieder geval onvoldoende dat verdachte degene is geweest die de verwondingen van aangever heeft toegebracht door met het mes in de richting van aangever te steken. Met betrekking tot feit 4 ten laste gelegd onder parketnummer 18/243158-23 heeft de verdediging vrijspraak bepleit conform het standpunt van de officier van justitie, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte amfetamine voorhanden heeft gehad. Daarnaast dient verdachte vrijgesproken te worden van de mishandeling van [slachtoffer 2] gepleegd op 14 maart 2020 ten laste gelegd onder parketnummer 18/002315-23. Aangeefster heeft tegenover de politie enerzijds en tegenover getuige [getuige 1] anderzijds, tegenstrijdig verklaard over de toedracht van haar hoofdletsel. Op basis van het dossier kan derhalve niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met een vuistslag tegen het linkeroog van aangeefster te slaan en of te stompen. Met betrekking tot de overige parketnummers en ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze wettig en overtuigend te bewijzen zijn.

Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak

Parketnummer 18/045518-23, feit 2 De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de primair ten laste gelegde poging tot doodslag alsmede de subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

De rechtbank stelt voorop dat duidelijk is dat aangever [slachtoffer 1] op 30 november 2020 steek- en snijletsel heeft opgelopen toen hij aanwezig was in de woning gelegen aan de [adres] te Emmen. Op dat moment waren verder in de woning aanwezig de bewoonsters [getuige 2] , haar vriendin [getuige 3] , de vriend van [getuige 3] (ook wel [getuige 4] genoemd) en verdachte. De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van voornoemde getuigen eveneens vast dat er op enig moment een conflict is ontstaan in de woning omdat aangever vervelend gedrag vertoonde. Er was een taxi voor aangever gebeld, maar

aangever weigerde gehoor te geven aan het verzoek om buiten op zijn taxi te wachten. Het conflict mondde uit in een worsteling tussen verdachte en aangever die zich voornamelijk afspeelde in de kleine hal van de woning. Daarbij was op enig moment sprake van een mes.

Hoewel in het dossier een selectie van bewijsmiddelen aanwezig is op basis waarvan, door daaruit passages te kiezen, in beginsel voldoende wettig bewijs voorhanden is, kan de rechtbank gelet op de context van de zaak en de verklaringen van de betrokkenen geen eenduidig beeld verkrijgen van hetgeen zich precies tijdens de worsteling in de hal van de woning heeft afgespeeld. Zo lopen in de eerste plaats de verklaringen over wie het mes getrokken zou hebben uiteen. Aangever heeft verklaard dat het verdachte was die een mes trok, terwijl getuige [getuige 2] en verdachte juist aangever aanwijzen als degene die het mes uit zijn broeksband haalde. Evenmin kan de rechtbank op basis van het dossier vaststellen wie op welk moment tijdens de worsteling het mes in handen heeft gehad. In tegenstelling tot de verklaring van aangever, verklaart verdachte tijdens zijn politieverhoor en ter terechtzitting dat hij het mes zelf niet in handen heeft gehad. Volgens verdachte heeft hij enkel de pols van de hand waar aangever het mes in vast had, vastgepakt en afgewend. In het verlengde daarvan kan de rechtbank ook niet vaststellen hoe de steek- en snijverwondingen bij aangever precies zijn veroorzaakt*.*De rechtbank kan niet uitsluiten dat aangever die verwondingen heeft opgelopen door de worsteling met verdachte waarbij een van beide of wellicht beiden het mes vast had. Gelet op het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte op enig moment met het mes in zijn handen een stekende of snijdende beweging heeft gemaakt richting het lichaam van aangever. De rechtbank spreekt verdachte derhalve integraal vrij van het onder 2 ten laste gelegde.

Parketnummer 18/002315-23, feit 4 Gelet op de tekst van de tenlastelegging gaat het om de vernieling van de toegangsdeur bij de opvanglocatie van [Naam stichting] in Emmen. Het betreft een deur die aan de onderkant van hout gemaakt is en aan de bovenkant van glas. Verdachte heeft met zijn vuist tegen het glas van de deur geslagen, waardoor aan de ruit van de deur schade is ontstaan bestaande uit scheuren in het glas. Op basis van het voornoemde acht de rechtbank echter niet wettig en overtuigend bewezen dat de (gehele) toegangsdeur vernield is, maar slechts het glas van die toegangsdeur. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat het glas zodanig doorbroken is geweest dat de deur daardoor zijn functie zou verliezen. Een beschadiging of onbruikbaar maken van (een deel van) de deur of vernieling van de ruit van de deur is niet ten laste gelegd. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 4 ten laste gelegde.

Parketnummer 18/243158-23, feit 2

Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte op 22 september 2023 amfetamine voorhanden heeft gehad. Uit onderzoek door het NFI blijkt namelijk dat de inhoud van de bij verdachte inbeslaggenomen gripzakjes voor het grootste deel bestaat uit coffeïne. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van het voorhanden hebben van amfetamine zoals onder feit 2 ten laste gelegd.

Bewezenverklaarde feiten

De rechtbank acht alle overige ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen

Parketnummer 18/233826-23

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

Parketnummer 18/045518-23 De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

Parketnummer 18/002315-23 De rechtbank acht feit 1, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

De opgave luidt als volgt:

Bewijsoverweging feit 1

Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende vastgesteld kan worden op welke manier verdachte precies het hoofdletsel bij aangeefster veroorzaakt heeft. Op basis van het dossier en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting kan echter wel worden vastgesteld dat het letsel is veroorzaakt door of een vuistslag van verdachte of doordat verdachte aangeefster een duw gaf waardoor aangeefster vervolgens haar hoofd bezeerde. Daarmee is het hoofdletsel van aangeefster in ieder geval veroorzaakt door het handelen van verdachte. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster op 14 maart 2020 mishandeld heeft.

Parketnummer 18/096286-23 De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

Parketnummer 18/101337-23 De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

Parketnummer 18/243158-23 De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

Parketnummer 18/088447-23 De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de

rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

De opgave luidt als volgt:

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder:

  • parketnummer 18/233826-23;

  • parketnummer 18/096286-23;

ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

18/233826-23 hij op 13 september 2023 te Emmen, uit een winkel gelegen aan het [adres] , twee bluetooth speakers, merk: 'JBL' ter waarde van 411 euro, die aan Mediamarkt toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

18/045518-23

hij op 30 november 2022 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een deur, die aan Politie Noord-Nederland toebehoorde, heeft vernield.

18/002315-23 1. hij op 14 maart 2020 te [plaatsnaam] , zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld.

hij op 9 maart 2021 te Emmen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Umarex, type Colt Double Eagle, kaliber 9 mm PAK, zijnde een

vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.

hij op 9 maart 2021 te Emmen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 knalpatronen, van het merk Pobjeda van het kaliber 9 mm PAK, voorhanden heeft gehad.

18/096286-23 hij op 25 december 2022 te Klazienaveen, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te stompen tegen het gezicht.

18/101337-23 hij op 17 april 2023 te Emmen een sixpack Redbull, die aan winkelbedrijf Jumbo [adres] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

18/243158-23

hij op 22 september 2023 te Emmen, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 3] , inspecteur bij de Eenheid Noord-Nederland, en [verbalisant 4] , hoofdagent bij de Eenheid Noord- Nederland, beide werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte, door zijn armen aan te spannen en door zijn armen gekruist voor zijn lichaam te spannen.

18/088447-23

hij in de periode van 23 september 2022 tot en met 24 september 2022 te [plaatsnaam] , een bromfiets/snorfiets (type: AGM V641), die aan [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

hij op 16 mei 2022 te Borger, een fiets (type: Batavus Diva), die aan [slachtoffer 7] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

18/233826-23 diefstal

18/045518-23

  1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

18/002315-23

18/096286-23 mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel

18/101337-23 diefstal

18/243158-23

  1. wederspannigheid

18/088447-23

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van elf strafbare feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie acht voornoemde gevangenisstraf passend en geboden gelet op het veelvoud aan strafbare feiten alsmede de forse justitiële documentatie van verdachte.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf. De ten laste gelegde feiten betreffen allemaal oude feiten waarbij de redelijke termijn fors is

overschreden. Daarnaast gaat het al enige tijd beter met verdachte en wil verdachte de kans krijgen om die positieve lijn door te zetten. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou zijn positieve ontwikkeling doorkruisen.

Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 19 februari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich in de periode van maart 2020 tot en met september 2023 schuldig gemaakt aan tien strafbare feiten. Het betreffen feiten van uiteenlopende aard, te weten diefstal, mishandeling, wapen- en munitiebezit, vernieling en wederspannigheid. Met zijn handelen heeft verdachte er telkens blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen. Voorts heeft verdachte de bewezenverklaarde mishandelingen gepleegd jegens zijn toenmalige vriendin. Dergelijk relationeel geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer, maar de ervaring leert dat het slachtoffer hiervan meestal nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kan ondervinden. Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het gevaar van het voorhanden hebben van een dergelijk wapen bestaat eruit dat het ook daadwerkelijk kan worden gebruikt. Daarnaast zorgt reeds het enkele bezit daarvan in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid maar wordt dit ook als schokkend ervaren. Al het voornoemde rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Daar komt nog bij dat verdachte een aantal van de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd in een lopende proeftijd van een eerdere veroordeling. Eén en ander heeft verdachte er echter niet van weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.

Hoewel de bewezenverklaarde feiten gelet op hun aard en ernst in combinatie met de forse justitiële documentatie van verdachte een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen zoals door de officier van justitie geëist, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsmede de forse overschrijdingen van de redelijke termijn aanleiding om daarvan af te zien.

Verdachte kent een problematische achtergrond en heeft vrijwel geen enkel leefgebied op orde. Zo heeft verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats, heeft hij geen werk, is er sprake van schuldenproblematiek en gebruikt verdachte dagelijks drugs. Daarnaast kampt verdachte met de ziekte van Wegener, hetgeen hem in zijn dagelijks leven ook beperkt. In 2012 is verdachte door het NIFP gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, ADHD, trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en trekken van een borderlinestoornis. In de diagnostiek die in februari 2024 door de AFPN is afgenomen, wordt dit beeld bevestigd. Tevens wordt in het laatste onderzoek hechtingsproblematiek vastgesteld. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat veel van zijn delictgedrag ingegeven werd door stress, onder andere veroorzaakt door de ongezonde relatie met zijn toenmalige vriendin. Dit komt ook naar

voren in het reclasseringsadvies van 19 februari 2024. De reclassering geeft echter ook aan dat sinds het einde van zijn laatste detentie op 15 september 2023, het contact met verdachte sterk verbeterd is. Hij komt zijn afspraken met de reclassering en de GGZ na en heeft meegewerkt aan diagnostiek onderzoek. Ter terechtzitting geeft verdachte daarnaast aan dat hij inmiddels weer een uitkering ontvangt en dat er regelingen zijn getroffen voor het afbetalen van zijn schulden. De rechtbank acht het van belang dat de (voorzichtig) positieve ontwikkeling van verdachte niet doorkruist wordt met een gevangenisstraf. Daarmee geeft de rechtbank verdachte de kans om die positieve ontwikkeling nu echt door te zetten en zijn leven te beteren. De rechtbank zal derhalve volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een taakstraf. Nu verdachte op verschillende leefgebieden nog problemen heeft, ziet de rechtbank aanleiding om aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het meewerken aan schuldhulpverlening. Verdachte heeft immers afbetalingsregelingen getroffen voor zijn schulden. Gelet op de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting dat hij het niet ziet zitten om begeleid te wonen in een instelling waar hij met anderen moet samenwonen omdat hij daar veelal stress van krijgt, zal de rechtbank ook niet als bijzondere voorwaarde opnemen dat hij in een instelling voor begeleid wonen moet verblijven. Verdachte dient echter in samenwerking met de reclassering wel op zoek te gaan naar een geschikte zelfstandige woonruimte. Verder dient verdachte zich te houden aan een meldplicht bij de reclassering, moet hij meewerken aan ambulante behandeling indien geïndiceerd, moet hij zich inspannen voor het vinden van dagbesteding en moet hij zich laten begeleiden door de reclassering.

Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 175 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 120 uren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals hierboven reeds benoemd.

Benadeelde partijen

Parketnummer 18/045518-23 Met betrekking tot de vernieling ten laste gelegd onder feit 1 heeft de Politie Noord-Nederland zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 470,85 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering van de Politie Noord-Nederland, nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling en de vordering voldoende onderbouwd is. De vordering van [slachtoffer 1] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt en verdachte voor dit feit ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.

Standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van Politie Noord-Nederland toegewezen kan worden. Gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde dient de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Oordeel van de rechtbank

Feit 1, vordering Politie Noord-Nederland Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de Politie Noord-Nederland de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 november 2022.

Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Feit 2, vordering [slachtoffer 1] De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Beslag

Parketnummer 18/243158-23

Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdovende middelen onttrokken worden aan het verkeer en dat de weegschaal alsmede de twee messen verbeurd worden verklaard.

Standpunt verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het beslag kan worden beslist zoals door de officier van justitie gevorderd.

Oordeel van de rechtbank Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt voor het onder 2 ten laste gelegde feit, zal de rechtbank de weegschalen en de twee messen teruggeven aan verdachte. De inbeslaggenomen verdovende middelen zal de rechtbank onttrekken aan het verkeer.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 19 augustus 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 september 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 12 mei 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.

Nu veroordeelde een aantal van de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op het tijdsverloop sinds de voorwaardelijke veroordeling alsmede het feit dat de bewezenverklaarde feiten andersoortige feiten betreffen dan waarvoor veroordeelde voorwaardelijk veroordeeld is, ziet de rechtbank echter aanleiding om de vordering af te wijzen. De rechtbank acht het gelet op voornoemde feiten en omstandigheden thans niet opportuun om tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf over te gaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36e, 57, 63, 180, 300, 304, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/045518-23 onder 2, het onder parketnummer 18/002315-23 onder 4 en het onder parketnummer18/243158-23 onder 2, ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder parketnummer 18/233826-23, het onder parketnummer 18/045518-23 onder 1, het onder parketnummer 18/002315-23 onder 1, 2 en 3, het onder parketnummer 18/096286-23, het onder parketnummer 18/101337-23, het onder parketnummer 18/243158-23 onder 1 en het onder parketnummer 18/088447-23 onder 1 en 2, ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf **een gedeelte, groot 175 dagen,**niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

  1. Dat veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] te Emmen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

  2. Dat veroordeelde zich, indien geïndiceerd door de reclassering, laat behandelen door het forensisch FACT van de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

  3. Dat veroordeelde zich ambulant laat begeleiden door het Leger des Heils of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan afspraken die hij met de ambulant begeleider maakt.

  4. Dat veroordeelde zich, in samenwerking met de reclassering, inspant voor het vinden van geschikte zelfstandige woonruimte.

  5. Dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding met een vaste structuur.

Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis afgegeven onder parketnummer 18/233826-23.

Ten aanzien van parketnummer 18/045518-23, feit 1 Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan Politie Noord-Nederland te betalen:

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van Politie Noord-Nederland aan de Staat te betalen een bedrag van 470,85 (zegge: vierhonderdzeventig euro en vijfentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van negen dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van parketnummer 18/045518-23, feit 2 Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

Beslag:

Parketnummer 18/243158-23 Onttrekt aan het verkeer:

Gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt ten aanzien van:

  1. 2 2 STK Weegschaal (omschrijving: [nummer] , grijs)
  2. 2 1 STK Keukenartikel (omschrijving: [nummer] mes)
  3. 2 1 STK Keukenartikel (omschrijving: [nummer] , grijs)

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18 067247-20:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 12 mei 2023.

Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. H.R. Eising en mr. H.H. Kielman, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2025.

Mr. H.R. Eising, mr. H.H. Kielman en mr. A. Kamphuis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.