Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Assen

parketnummer 18.162966.23

ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18.138261.24, 09.314306.22 en 08.138419.23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2025 (inhoudelijke behandeling) en 7 oktober 2025 (sluiting van het onderzoek). Verdachte is ter terechtzitting van 16 september 2025 verschenen, bijgestaan door mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle. Het openbaar ministerie is op die terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

18.162966.23 Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief bij en/of onder de auto (geparkeerd aan de [adres] ) van [slachtoffer 1] te plaatsen en vervolgens dit explosief tot ontploffing heeft gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de (naastgelegen) auto's te duchten was;

subsidiair, als het vorengaande niet tot bewezenverklaring kan leiden:

hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, te weten een Citroën C1 ( [kenteken] ), althans een goed, van [slachtoffer 1] , althans een ander, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt door een explosief af te laten gaan bij die auto.

18.138261.24 Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 16 september 2022 te Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door deze een of meer onbekend gebleven personen voorgenomen misdrijf om een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 1800,-), te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of over te dragen en/of om te zetten, althans gebruik te maken, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp en/of dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf, een of meer geldbedrag(en) hebben overgemaakt naar de rekening van [verdachte] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij en/of een of meer onbekend gebleven personen, op of omstreeks 16 september 2022 te Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door deze een of meer onbekend gebleven personen voorgenomen misdrijf om een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 1800,-), te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of over te dragen en/of om te zetten, althans gebruik te maken, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp en/of dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, een of meer geldbedrag(en) hebben overgemaakt naar de rekening van [verdachte] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 09 september 2022 tot en met 17 september 2022 te Spijkenisse, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een bankrekening te openen en/of vervolgens zijn, verdachtes, pinpas en pincode te verstrekken aan derden.

09.314306.22 Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 1 december 2022 te Hillegom en/of te Amsterdam en/of te Hoofddorp, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van zijn/haar/hun bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s), door

08.138419.23 Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 december 2022 tot en met 6 januari 2023 te

tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan een ander dan aan hem, verdachte, of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen telkens onder hun bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een

bankpas en bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd, gemachtigd of bevoegd waren, door kort na het in ontvangst nemen van de bankpassen van die slachtoffers zonder toestemming en medeweten van die slachtoffers geld te pinnen bij geldautomaten te weten:

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18.162966.23 primair ten laste gelegde en heeft veroordeling gevorderd van het onder parketnummer 18.162966.23 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18.138261.24 primair ten laste gelegde en het onder parketnummers 09.314306.22 en 08.138419.23 ten laste gelegde.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich ten aanzien van parketnummers 09.314306.22 en 08.138419.23 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder parketnummer 18.162966.23 en onder parketnummer 18.138261.24 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder parketnummer 18.162966.23 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen te veel uiteenlopen om vast te kunnen stellen dat verdachte degene is geweest die de vuurwerkbom onder de auto heeft geplaatst. Ten aanzien van het onder parketnummer 18.138261.24 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat op geen enkele manier de betrokkenheid van verdachte bij witwassen kan worden vastgesteld.

Oordeel van de rechtbank

Parketnummer 18.162966.23 (vuurwerkbom)

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde teweeg brengen van een ontploffingen komt tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde vernieling van de auto. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

Vaststaat dat er in de nacht van 28 op 29 oktober 2022 een vuurwerkbom bij de auto van aangeefster [slachtoffer 1] is geplaatst. Verdachte erkent dat hij hierbij aanwezig is geweest maar stelt dat hij niet degene is geweest die de vuurwerkbom onder de auto heeft geplaatst en heeft aangestoken. De rechtbank

is echter van oordeel dat dat wel degelijk bewezen kan worden.

Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat er vlak voor de ontploffing twee personen lopen in de richting van straat waar de auto van aangeefster [slachtoffer 1] geparkeerd stond. Vlak daarna is de zien dat twee personen rennend terugkomen waarna een hele felle lichtflits te zien is en oorverdovende knal wordt gehoord. De persoon die op de heenweg voorop loopt heeft een ronde bal zeer waarschijnlijk de shell waarmee de ontploffing teweeg is gebracht vast en deze persoon is volgens de politie langer dan de persoon die achteraan loopt. Verdachte heeft verklaard dat hij erbij was maar de achterste persoon was. Tegelijkertijd heeft verdachte verklaard dat hij, vergeleken met de persoon met wie hij was, de langste van de twee was. Gelet op de camerabeelden moet verdachte dan de voorste persoon met de vuurwerkbom zijn geweest. Dit past bovendien bij de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , die heeft verklaard dat verdachte die bewuste avond een shell bij zich had en vertelde dat hij verdachte een auto ging opblazen.

Gelet hierop schuift de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de achterste persoon was als ongeloofwaardig terzijde en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de vuurwerkbom onder de auto heeft geplaatst en heeft aangestoken.

De rechtbank is echter met de officier van justitie van oordeel dat ondanks bovenstaande het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden, nu niet bewezen kan worden dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het veroorzaken van een ontploffing met gemeengevaar voor goederen. Wel bewezen kan worden dat de auto van aangeefster beschadigd is ten gevolge van de vuurwerkbom, zoals subsidiair ten laste gelegd.

Nu de rechtbank medeverdachte [medeverdachte 1] vrijspreekt van enige betrokkenheid bij de ontploffing en er naast de camerabeelden waar enkel uit blijkt dat er een tweede persoon bij was niks bekend is over de rol en het aandeel van de tweede persoon, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd.

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

  1. ​De door verdachte ter zitting van 16 september 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Het klopt dat ik in de nacht van 28 op 29 oktober 2022 aanwezig was bij het opblazen van een auto aan de [adres] . Ik was samen met iemand anders. Diegene was kleiner dan ik.

  1. ​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2022, opgenomen op pagina 1138 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland, onderzoek [nummer] d.d. 3 januari 2024, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :

Tussen vrijdag 28 oktober 2022 om 17:00 uur en zaterdag 29 oktober om 14:00 uur is er een vuurwerkbom onder mijn auto gelegd waardoor deze flink beschadigd is. Het betreft een knal gele Citroen C1 met kenteken [kenteken] . Ik woon aan de [adres] in Emmen.

  1. ​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2022, opgenomen op pagina 1191 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant

[verbalisant 1] :

Op 23 november 2022 was ik belast met het onderzoek naar de aangeleverde Camerabeelden van de [adres] te Emmen. Op 29 oktober 2022 is er brand gesticht onder de auto van aangeefster [slachtoffer 1] .

Op de camerabeelden zag ik het navolgende; Op 29 oktober 2022 om 03:11:48 uur liepen er twee personen door een steegje langs de voorzijde van de woning aan de [adres] . De personen komen uit de richting van de [straatnaam] en lopen in de richting van de [adres] . De voorste persoon had een jas aan en een capuchon op. De persoon houdt in zijn rechterhand een voorwerp vast. Het voorwerp heeft de vorm van een ronde bal. Vlak achter de eerste persoon loopt een tweede persoon. Deze tweede persoon heeft ook een jas aan een capuchon op zijn hoofd. Om 03:12:46 uur komt er een persoon rennend in beeld. Deze persoon is komende vanaf de [adres] en gaat in de richting van de [straatnaam] . Direct achter de eerste persoon rent een tweede persoon aan. Net als de eerste persoon heeft deze een capuchon op. Om 03:12:48 uur is een felle korte lichtflits te zien. Direct volgt hierop een harde knal.

4 seconden later, om 03:12:52 uur is een hele felle lichtflits te zien en klinkt er een oorverdovende knal.

  1. ​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juli 2023, opgenomen op pagina 1727 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]:

Ik weet van 1 jongen die iets heeft opgeblazen. Het waren shells dit was in de Emmerhout of Angelso. Hier hebben ze geprobeerd een auto op te blazen. Volgens mij was dit niet helemaal gelukt. Dit was gedaan door een vriend van mij [verdachte] . Hij kwam bij mij en [naam] met een tas, waar een shell inzat, die liet hij aan mij zien. Hij vertelde dat hij deze had gekregen van iemand uit Emmermeer, hij zou een auto moeten opblazen.

  1. ​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 juli 2023, opgenomen op pagina 1519 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende onder meer als constatering van verbalisanten:

Als wij de camerabeelden bekijken dan lijkt de persoon die de shell vasthoudt, langer te zijn dan de persoon die achter hem loopt.

Parketnummer 18.138261.24 (medeplegen poging witwassen) De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.

Vaststaat dat op 16 september 2022 een bankrekening van BUNQ die op naam stond van verdachte is gebruikt bij bankhelpdeskfraude. Daarbij is geprobeerd 1.800,- over te maken van de rekening van aangever [aangever 1] naar de betreffende bankrekening van BUNQ op naam van verdachte. Verdachte stelt niks van deze bankrekening te weten. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte een bankrekening hiervoor ter beschikking heeft gesteld en of hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van of medeplichtigheid aan een poging tot witwassen.

Hoewel verdachte zegt geen BUNQ-rekening te hebben en niks te weten van de betreffende BUNQ- rekening, kan op basis van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte de rekening zelf heeft geopend op 9 september 2022, een week voorafgaande aan de oplichting. De rekening is een dag na de oplichting, op 17 september 2022, weer gesloten.

Nu de rekening slechts een week nadat verdachte de rekening had geopend is gebruikt bij bankhelpdeskfraude kan het niet anders dan dat verdachte die rekening voor zover hij zelf niet betrokken is geweest bij de bankhelpdeskfraude op zijn minst genomen ter beschikking heeft gesteld aan anderen. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat anderen strafbare feiten zouden gaan plegen met zijn bankrekening. Dat verdachtes opzet erop was gericht strafbare feiten te plegen met deze bankrekening blijkt ook uit de korte duur dat de bankrekening in werking is geweest gedurende welke korte periode de bankrekening meteen gebruikt is voor bankhelpdeskfraude en het feit dat de rekening een dag na de mislukte bankhelpdeskfraude direct is gesloten. Het opzet op het plegen van strafbare feiten met deze bankrekening omvat mede het opzet op het ontvangen van geld uit die strafbare feiten en daarmee het witwassen. Nu het geld de rekening van verdachte nooit heeft bereikt is sprake van een poging tot witwassen.

Voorts kan de rol van verdachte naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als die van medepleger. De bijdrage van verdachte, te weten het ter beschikking stellen van een bankrekening, is immers van wezenlijk belang om bankhelpdeskfraude te kunnen plegen en het daaruit voortkomende geld te kunnen witwassen.

Gelet op vorenstaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot witwassen, zoals primair ten laste gelegd.

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

  1. ​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2022, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- [nummer] d.d. 3 augustus 2023, inhoudende als verklaring van [aangever 2] :

Ik doe aangifte namens mijn man [aangever 1] . Op 16 september 2022 werd ik gebeld. Ik hoorde de persoon zich voorstellen als medewerker van de ING bank afdeling fraude, genaamd [nickname] . Ik hoorde de bankmedewerker zeggen dat ons gehele netwerk besmet was en dat er onbekende personen geprobeerd hebben ons netwerk te hacken. Ik hoorde de bankmedewerker zeggen dat de mogelijke hackers geprobeerd hebben om 1300 euro over te boeken naar een buitenlands bankrekeningnummer vanaf mijn man zijn bankrekening. Ik hoorde de bankmedewerker zeggen dat er daarom voorzorgsmaatregelen getroffen moesten worden en dat ons netwerk beveiligd moest worden. Ik hoorde de bankmedewerker vragen of ik achter de computer plaats wilde nemen. Ik schrok want ik nam de boodschap als waarheid aan. Ik nam plaats achter mijn computer en volgde de volgende opdrachten die de bankmedewerker mij gaf. Ik moest naar google en ik moest het programma Any desk downloaden. Op een gegeven moment zag ik dat het computer scherm helemaal zwart werd. Ik hoorde de bankmedewerker zeggen:"mevrouw u ziet nu een balkje in het scherm met zes blauwe vinkjes, ik verzoek u het laatste grijze vinkje aan te klikken". Ik deed wat de bankmedewerker mij vroeg en klikte het laatste grijze vinkje aan. Ik zag dat het scherm weer een paar minuten zwart werd. Ik hoorde de bankmedewerker zeggen dat tijdens ons telefoongesprek er weer een poging was gedaan om geld van mijn man zijn bankrekening af te schrijven. Ik hoorde de bankmedewerker zeggen dat ik om veiligheidsredenen direct in moest loggen op de ING bankieren app. Ik dacht dat ik echt te maken had met een medewerker van de ING bank. Ik zag vervolgens op het beeldscherm dat er 1800 euro van mijn man zijn spaarrekening over was geboekt naar mijn man zijn betaalrekening. Dit bevreemdde mij en ik vroeg aan de bankmedewerker waarom hij dit had gedaan. Ik hoorde de bankmedewerker zeggen dat dit was voor onze eigen veiligheid en dat binnen een paar minuten de 1800 weer terug geboekt zou worden op mijn man zijn spaarrekening. Ik moest vervolgens de QR code die zichtbaar was op het beeldscherm van de computer scannen met mijn QR scanner op mijn telefoon. Vervolgens zag ik allerlei ballonnen op het beeldscherm verschijnen dat de overboeking gelukt was. Ik zei tegen de bankmedewerker dat ik het niet vertrouwde en dat ik de 1800 euro nu direct terug geboekt wilde hebben op de spaarrekening. Ik hoorde dat de bankmedewerker de verbinding had verbroken.

Ik zag op een bankafschrift dat de 1800 euro overgeboekt is naar het volgende bankrekeningnummer: [bankrekeningnummer] [verdachte]

  1. ​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verstrekking gevorderde identificerende gegevens bij banken d.d. 28 september 2022, opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 26 september 2022 is op grond van art. 126nc Sv van Bunq bank gevorderd identificerende gegevens te verstrekken gerelateerd aan: [bankrekeningnummer] . Door de voornoemde bank zijn de volgende identificerende gegevens verstrekt: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2003, [adres] .

  1. ​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2024, opgenomen op pagina 22 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 21 december 2023 ontvingen wij van de BUNQ bank de historische bankgegevens van [verdachte] . In het overzicht dat zij stuurden is te zien dat de rekening met nummer [bankrekeningnummer] is geopend op 9 september 2022 en is gesloten op 17 september 2022. Het bedrag van 1.800 euro dat van de aangever zijn rekening zou zijn overgemaakt is op het overzicht niet terug te vinden.

  1. ​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2024, opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant 3] :

In zijn verklaring gaf de verdachte [verdachte] aan dat hij de rekening van de BUNQ bank niet had geopend. Op mijn vraag aan de BUNQ bank hoe de betreffende rekening is geopend, en of daar eventueel nog video- of fotobeelden van zijn kreeg ik een filmpje toegestuurd. Op dit filmpje herken ik voor 100% [verdachte] . Ik heb het filmpje vergeleken met de ID-staat die is opgemaakt op de dag van het verdachtenverhoor. [verdachte] zijn haar is langer dan op de foto van de ID staat, maar de gezichtskenmerken, de neus, ogen en wenkbrauwen komen duidelijk overeen. De rekening van de BUNQ bank is dus, ondanks dat de verdachte anders verklaart, wel door hem geopend.

Parketnummer 09.314306.22 (bankhelpdeskfraude: medeplegen oplichting)

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

Parketnummer 08.138419.23(bankhelpdeskfraude: medeplegen diefstal met valse sleutel) De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

  1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 januari 2023, opgenomen op pagina 128 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 10] ;

  2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2023, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 11] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18.162966.23 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18.138261.24 primair ten laste gelegde en het onder parketnummers 09.314306.22 en 08.138419.23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

18.162966.23

subsidiair hij op 29 oktober 2022 te Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, te weten een Citroën C1 ( [kenteken] ), van [slachtoffer 1] , heeft beschadigd door een explosief af te laten gaan bij die auto;

18.138261.24

primair hij op 16 september 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een voorwerp, te weten een geldbedrag van 1800,-, te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of over te dragen en/of om te zetten, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf, een geldbedrag naar de rekening van [verdachte] is overgemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

09.314306.22

hij op 1 december 2022 te Hillegom en/of te Amsterdam en/of te Hoofddorp, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het afgeven van hun bankpassen en bijbehorende pincodes, door

  • met die bankpassen geld (totaal 3560 euro) op te nemen van de bankrekeningen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] ;

hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 december 2022 tot en met 6 januari 2023 te

tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan een ander dan aan hem, verdachte, of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas en bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd, gemachtigd of bevoegd waren, door kort na het in ontvangst nemen van de bankpassen van die slachtoffers zonder toestemming en medeweten van die slachtoffers geld te pinnen bij geldautomaten te weten:

  • op 22 december 2022 te Apeldoorn een geldbedrag van 1.000,- toebehorende aan [slachtoffer 5] en

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

18.162966.23

subsidiair. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen

18.138261.24

primair. medeplegen van een poging tot witwassen 09.314306.22

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

08.138419.23

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.162966.23 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18.138261.24 primair ten laste gelegde en het onder parketnummers 09.314306.22 en 08.138419.23 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 415 dagen waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft bepleit dat verdachte, gelet op zijn jeugdige leeftijd en kijkend naar zijn ontwikkeling, gebaat zou zijn bij begeleiding van de reclassering, ondanks dat de reclassering geen begeleidingsmogelijkheden meer ziet. Voor het overige heeft de raadsman zich ten aanzien van de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier

van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan meerdere vermogensdelicten, te weten het medeplegen van een poging tot witwassen, medeplegen van meerdere oplichtingen en medeplegen van meerdere diefstallen met een valse sleutel. Daarnaast heeft verdachte, vermoedelijk in ruil voor een geldelijke beloning, een vuurwerkbom onder een auto geplaatst waardoor deze auto ernstig beschadigd is. Aldus stonden alle feiten in het teken van het financiële gewin van verdachte, waarbij hij kennelijk op geen enkel moment heeft gedacht aan de schade en de gevolgen van zijn handelen voor anderen.

Zo heeft verdachte veel slachtoffers veroorzaakt met de door hem gepleegde vermogensdelicten. Bij alle (vormen van) vermogensdelicten was sprake van bankhelpdeskfraude, waarbij verdachte en zijn mededaders op een georganiseerde en slinkse wijze de slachtoffers hebben gemanipuleerd om ofwel toegang te geven tot hun digitale betaalomgeving ofwel om hun bankpassen en pincodes af te geven waarna er aanzienlijke bedragen van de bankrekeningen werd gepind*.*In het eerste geval was verdachte degene die een bankrekening had geopend en ter beschikking had gesteld waar het geld voortkomend uit de bankhelpdeskfraude naartoe over kon worden gemaakt. In de gevallen waarin de slachtoffers hun bankpassen en pincodes afhandig werden gemaakt was verdachte degene die de pinpassen bij de slachtoffers thuis ging ophalen en met de pinpassen ging pinnen. Verdachte had dan ook telkens een belangrijke rol in het geheel. Algemeen bekend is dat dit soort feiten de slachtoffers niet alleen in financiële zin treft, maar dat het ook zorgt voor gevoelens van schaamte, stress en angst. Verdachte en zijn mededaders hadden zich bovendien met name gericht op mensen op leeftijd en daarmee kwetsbare slachtoffers die minder bestand zijn tegen dergelijke oplichtingsconstructies. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij samen met zijn mededaders misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van deze oude mensen en het gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens van alle slachtoffers ernstig heeft geschaad.

Daarnaast heeft verdachte met de vuurwerkbom veel angst en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij aangeefster [slachtoffer 1] . Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.

De aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de personen met wie verdachte de feiten heeft begaan duiden er voorts op dat verdachte zich destijds in een crimineel circuit begaf en gelet op de reclasseringsrapporten lijkt het erop dat verdachte zich nog steeds in een crimineel netwerk begeeft. Waar verdachte bij aanvang van de schorsing van de voorlopige hechtenis gemotiveerd was om aan zijn toekomst te werken, heeft daar op enig moment een omslag in plaats gevonden waarna verdachte zich niet langer aan de afspraken hield en hij nagenoeg volledig uit beeld is verdwenen. Volgens de reclassering is er bij verdachte geen bereidheid om tot gedragsverandering te komen en blijft hij contacten onderhouden met personen uit een crimineel netwerk, ondanks begeleiding om dit te doorbreken. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden meer om met interventies of toezicht de risicos te beperken en het gedrag van verdachte te veranderen.

Hoewel in eerdere rapporten van de reclassering werd geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen, ziet de rechtbank gelet op vorenstaande op dit moment geen aanleiding meer om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte maakt een eigengereide indruk, vertoont zelfbepalend gedrag (zoekt bewust zijn

criminele netwerk op) en is weinig responsief voor gedragsverandering en begeleiding. De rechtbank ziet met de reclassering dan ook geen mogelijkheden voor enige pedagogische beïnvloeding van het gedrag van verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook berechten volgens het volwassenenstrafrecht.

De rechtbank komt tot een iets andere strafoplegging dan de eis van de officier van justitie. In aanvulling op de eis van de officier van justitie legt de rechtbank ook een taakstraf aan verdachte op, om recht te doen aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten. Gelet op hetgeen hiervoor is aangehaald met betrekking tot het verloop van de schorsing van de voorlopige hechtenis en de houding van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding om reclasseringstoezicht te verbinden aan het voorwaardelijke deel, zoals verzocht door de raadsman. Hoewel de situatie rondom verdachte zorgelijk is, zijn er op dit moment geen mogelijkheden om verdachte te begeleiden noch om tot gedragsverandering te komen.

Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 150 uren en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 245 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Hierbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn is overschreden.

Benadeelde partijen

18.162966.23 [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

08.138419.23 De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen kunnen worden toegewezen met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] afgewezen dient te worden in verband met de bepleitte vrijspraak. Ten aanzien van de andere benadeelde partijen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank 18.162966.23[slachtoffer 1] (vuurwerkbom onder auto) Verzocht wordt om vergoeding van immateriële schade. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Een van die gevallen is wanneer er sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Hiervan kan sprake zijn indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.

Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.

Hoewel in het onderhavige geval uitgebreid is gemotiveerd wat de gevolgen en de impact zijn van het bewezenverklaarde op de benadeelde partij, is het geestelijk letsel onvoldoende onderbouwd om naar objectieve maatstaven te kunnen worden vastgesteld. Het enkele feit dat zij sinds het voorval erg angstig, onzeker en schrikachtig is, maakt nog niet dat sprake is van geestelijk letsel als bedoeld in artikel 6:106 BW en een nadere, concrete onderbouwing van de psychische schade ontbreekt. Evenmin zijn de aard en ernst van de normschending het vernielen van de auto van de benadeelde partij door een vuurwerkbom tot ontploffing te brengen dusdanig dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat hieruit een aantasting in de persoon kan worden afgeleid.

Gelet op vorenstaande wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

08.138419.23 [slachtoffer 6] en [slachtoffer 11](bankhelpdeskfraude) Ook door benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 11] wordt verzocht om vergoeding van immateriële schade in verband met een aantasting in de persoon. Hierboven is reeds het juridisch kader uiteengezet in welke gevallen daar sprake van kan zijn.

De rechtbank is van oordeel dat in beide gevallen voldoende gemotiveerd is aangevoerd dat de aard en de ernst van de normschending het doelgericht oplichten van kwetsbare ouderen en de gevolgen daarvan voor de benadeelden meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW.

Ten aanzien van de aard en ernst van de normschending overweegt de rechtbank dat verdachte en zijn mededaders bewust slachtoffers op leeftijd hebben uitgekozen als makkelijk doelwit voor bankhelpdeskfraude en op zeer geraffineerde wijze misbruik hebben gemaakt van deze kwetsbare ouderen. De slachtoffers werden opgebeld door een zogenaamde bankmedewerker waarbij hen werd voorgehouden dat er een probleem was met hun bankrekening en nadat hun vertrouwen was gewekt kregen zij instructies om hun bankpas en pincode in een envelop te doen. Vervolgens werd die envelop door verdachte bij de woningen van de slachtoffers opgehaald en werd er zoveel mogelijk geld van hun rekening gepind.

Met betrekking tot de gevolgen van dit handelen voor de benadeelden blijkt uit de onderbouwingen van de vorderingen van de benadeelde partijen dat de impact groot is geweest. Mevrouw [slachtoffer 6] , destijds 85 jaar oud, durft sinds het incident niemand meer binnen in haar woning te laten of zomaar de deur open te doen. Ook komt ze sinds het incident amper haar huis uit. Ze voelt zich onveilig, haar vertrouwen in haar medemens is ernstig geschaad en ze leidt een geïsoleerd leven. Mevrouw [slachtoffer 11] , destijds 87 jaar oud, heeft de eerste dagen na het incident last gehad van herbelevingen, was erg onrustig en piekerde veel over wat er was gebeurd. Zij is sinds het incident erg angstig en onzeker wanneer zij met onbekenden moet praten en ook mevrouw [slachtoffer 11] heeft geen vertrouwen meer in haar medemens. Hieruit volgt dat voor beide benadeelden sprake is van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.

Gelet op vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aantasting in de persoon ten gevolge van het bewezenverklaarde handelen van verdachte en hebben [slachtoffer 6] en [slachtoffer 11] recht op vergoeding van immateriële schade. Ten aanzien van de hoogte van die vergoeding acht de

rechtbank de gevraagde 550,- billijk zodat beide vorderingen in hun geheel zullen worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 december 2022 ( [slachtoffer 6] ) respectievelijk 6 januari 2023 ( [slachtoffer 11] ).

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.

Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank in beide gevallen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die beide benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

De Rabobank De Rabobank vraagt vergoeding van materiële schade nu zij de slachtoffers van het bewezenverklaarde schadeloos heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de Rabobank deze schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 08.139419.23 bewezen verklaarde, met dien verstande dat niet het gevraagde bedrag van 13.350,- zal worden toegewezen maar 13.200,- nu uit de bijgevoegde bankafschriften blijkt dat slachtoffer [slachtoffer 5] 150,- meer terug heeft gekregen van de Rabobank dan het bedrag dat door verdachte en zijn mededaders van zijn rekening was gepind.

Daarnaast vraagt de Rabobank een vergoeding van 600,- aan onderzoekskosten, kort gezegd ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid. Ook deze kosten komen op grond van artikel 6:96, tweede lid, sub b, BW voor vergoeding in aanmerking en zijn voldoende onderbouwd zodat dit bedrag zal worden toegewezen.

In totaal wordt dus een bedrag van 13.800,- aan materiële schade toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 januari 2023.

De rechtbank stelt ook hier vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.

Nu het hier een professionele partij betreft die in staat moet worden geacht met eigen incassomogelijkheden haar vordering op verdachte te verhalen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Voorts vraagt de Rabobank een vergoeding van 120,- aan proceskosten, voor het opstellen van het verzoek tot schadevergoeding. Ook deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking en zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal verdachte derhalve veroordelen in deze proceskosten en in de kosten die de Rabobank ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder parketnummer 09.314306.22 in beslag genomen cadeaubonnen verbeurd verklaard dienen te worden.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen. Oordeel van de rechtbank De rechtbank zal voornoemde cadeaubonnen ( VVV -bonnen) op grond van art. 33a, eerste lid, onder a, Wetboek van Strafrecht verbeurdverklaren nu deze uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 311, 326, 350 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.162966.23 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder parketnummer 18.162966.23 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18.138261.24 primair ten laste gelegde en het onder parketnummers 09.314306.22 en 08.138419.23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 245 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 18.162966.23

Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Ten aanzien van parketnummer 08.138419.23

[slachtoffer 6] Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 6] te betalen:

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat te betalen een bedrag van 550,- (zegge: vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

[slachtoffer 11] Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 11] te betalen:

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 11] aan de Staat te betalen een bedrag van 550,- (zegge: vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

De Rabobank Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan Coöperatieve Rabobank U.A. te betalen:

  • het bedrag van 13.800,- (zegge: dertienduizend achthonderd euro);

Wijst de vordering voor het overige af.

Beslag Verklaart verbeurd de acht cadeaubonnen zoals vermeld op de beslaglijst, te weten:

  1. 1 1 STK Cadeaubon, (Omschrijving: [nummer] , VVV )
  2. 1 1 STK Cadeaubon, (Omschrijving: [nummer] , VVV )
  3. 1 1 STK Cadeaubon, (Omschrijving: [nummer] , VVV )
  4. 1 1 STK Cadeaubon, (Omschrijving: [nummer] , VVV )
  5. 1 1 STK Cadeaubon, (Omschrijving: [nummer] , VVV )
  6. 1 1 STK Cadeaubon, (Omschrijving: [nummer] , VVV )
  7. 1 1 STK Cadeaubon, (Omschrijving: [nummer] , VVV )
  8. 1 1 STK Cadeaubon, (Omschrijving: [nummer] , VVV )

Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. A. Nieuwenhuis en mr. N. Hof, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2025.

Mrs. Baluah en Hof zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.