Artikel 106 (Gronden voor vergoeding immateriële schade)
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding: a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen; b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast; c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
Uitleg in duidelijke taal
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
Dit betekent letterlijk: Voor nadeel dat niet bestaat uit schade aan het vermogen (vermogensschade), heeft de persoon die schade heeft geleden (de benadeelde) recht op een schadevergoeding die naar redelijkheid en eerlijkheid (billijkheid) moet worden vastgesteld. De volgende punten specificeren wanneer dit recht van toepassing is:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
Dit betekent dat de benadeelde recht heeft op schadevergoeding indien de persoon die aansprakelijk is voor de schade, de uitdrukkelijke bedoeling (het oogmerk) had om specifiek dat soort nadeel (nadeel dat niet in vermogensschade bestaat) te veroorzaken (toe te brengen).
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
Dit betekent dat de benadeelde recht heeft op schadevergoeding indien hij of zij lichamelijk letsel heeft opgelopen, zijn of haar eer of goede naam is geschaad, of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
Dit betekent dat er recht is op schadevergoeding indien het nadeel bestaat uit het beschadigen (aantasting) van de nagedachtenis van een overleden persoon. Deze schadevergoeding kan worden gevorderd door specifieke nabestaanden: de echtgenoot (die niet van tafel en bed gescheiden was), de geregistreerde partner, of een bloedverwant van de overledene tot in de tweede graad (dit omvat ouders, kinderen, broers, zussen, grootouders en kleinkinderen). Een cruciale voorwaarde (mits) is dat deze aantasting van de nagedachtenis gebeurde op een manier die zodanig was, dat als de overledene nog in leven zou zijn geweest, deze zelf recht zou hebben gehad op schadevergoeding omdat zijn of haar eer of goede naam was geschaad.