ECLI:NL:RBZWB:2025:5272 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 8 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-330452-24, 02-270705-24, 02-323052-24 en 20-000567-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte], geboren op [geboortedag] 1991 te [plaats 1] , zonder vaste woon- of verblijfplaats, raadsvrouw mr. R.M. van Breemen, advocaat te Rijen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak met parketnummer 02-323052-24 heeft de politierechter naar deze kamer verwezen, overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering.
De zaken met bovenvermelde parketnummers zijn op de zitting van 25 juli 2025 gevoegd conform artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering en inhoudelijk behandeld, tezamen met de vordering tot tenuitvoerlegging. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie mr. E. Kool en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte parketnummer 02-330452-24 feit 1: op 15 oktober 2024 met toepassing van geweld een telefoon van [benadeelde 1] heeft gestolen; feit 2: op diezelfde datum [benadeelde 2] tegen de borst heeft gestompt of geslagen en geduwd; feit 3: op diezelfde datum een pet van [benadeelde 2] heeft gestolen; feit 4: in de periode van 14 tot en met 15 oktober 2024 een ruit van een deur heeft vernield van een pand dat eigendom is van [benadeelde 3] ; feit 5: zich in de periode van 1 tot en met 16 mei 2025 schuldig heeft gemaakt aan opzet- of schuldheling van een auto en twee kentekenplaten; parketnummer 02-270705-24 feit 1: op 23 augustus 2024 twee politieambtenaren heeft bedreigd; feit 2: op diezelfde datum producten bij [benadeelde 4] heeft gestolen; parketnummer 02-323052-24 op 8 juli 2024 samen met een ander meerdere vishengels uit de schuur van [benadeelde 5] heeft gestolen.
3 De voorvragen
De dagvaardingen zijn geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten kan komen en voert daartoe per afzonderlijk feit het volgende aan.
parketnummer 02-330452-24 Feit 1 De verdediging bepleit vrijspraak voor dit feit. Verdachte verklaart € 500,- aan [benadeelde 1] te hebben geleend, dat [benadeelde 1] dit op 15 oktober 2024 zou terugbetalen en dat [benadeelde 1] zijn telefoon als borg aan verdachte heeft gegeven, toen bleek dat [benadeelde 1] dit bedrag niet bij zich had. Zij zijn vervolgens samen naar de Jumbo supermarkt gelopen om [benadeelde 1] dit bedrag te laten pinnen, aldus verdachte. Deze verklaring van verdachte zou volgens de verdediging best op waarheid kunnen berusten en zou ook passen bij de camerabeelden van de Jumbo. Voor het verhaal van [benadeelde 1] , zoals neergelegd in zijn aangifte, bevat het dossier geen steunbewijs.
Feit 2 en feit 3 De verdediging bepleit vrijspraak voor deze feiten. Verdachte verklaart dat hij zijn muts heeft geruild met de pet van [benadeelde 2] . Voor het verhaal van [benadeelde 2] , zoals neergelegd in haar aangifte, bevat het dossier geen steunbewijs.
Feit 4 De verdediging bepleit vrijspraak voor dit feit. Er is ten onrechte geen DNA-onderzoek gedaan op basis van de bloedsporen die zijn aangetroffen op onder meer het glas van de ruit. Verder heeft een getuige verklaard dat de persoon die de ruit heeft vernield, sprak met een buitenlands accent. Verdachte is een Nederlandse man en spreekt niet met een buitenlands accent.
Feit 5 De verdediging voert met betrekking tot dit feit geen bewijsverweer.
parketnummer 02-270705-24 Feit 1 en feit 2 De verdediging voert met betrekking tot deze feiten geen bewijsverweer.
parketnummer 02-323052-24 De verdediging erkent dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de vishengels, maar stelt dat de medeverdachte hierin het voortouw heeft genomen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs parketnummer 02-330452-24 Feit 1 De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon van [benadeelde 1] en daarbij geweld heeft toegepast, zoals ten laste is gelegd.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario vindt nergens steun in het dossier. Dat [benadeelde 1] bij binnenkomst in de Jumbo supermarkt direct meldt dat hij is beroofd, waarna de politie wordt ingeschakeld, past bij hetgeen [benadeelde 1] heeft verklaard in zijn aangifte en rijmt niet met het scenario van verdachte waarin het zou gaan om een leenconstructie tussen hem en [benadeelde 1] . Bovendien verklaart een slachtoffer in een andere zaak – zie hierna feit 2 en feit 3 – dat [naam 1] een vriend is van verdachte en dat deze [naam 1] , circa 45 minuten na het voorval tussen verdachte en [benadeelde 1] , tegen haar zei dat hij had gezien dat verdachte iemand een kopstoot had gegeven. Deze verklaring en de foto waarop een rode plek op het gezicht van [benadeelde 1] te zien is, ondersteunen de aangifte van [benadeelde 1] .
Gelet op deze omstandigheden wordt het door verdachte geschetste alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Feit 2 en feit 3 De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [benadeelde 2] en de diefstal van de pet van [benadeelde 2] , zoals ten laste is gelegd.
Aan het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat sprake zou zijn van een ruil van de pet voor de muts van verdachte, wordt door verdachte tijdens het verhoor bij de politie op 16 oktober 2024 nauwelijks context gegeven. Op de vraag van wie de pet is, wil hij geen naam noemen. Aangeefster daarentegen, heeft de plaats, tijd en omstandigheden waaronder de diefstal van de pet zou hebben plaatsgevonden gedetailleerd beschreven en is direct aangifte gaan doen. De politie heeft toen een rode plek waargenomen op de plek waar aangeefster zei tweemaal te zijn gestompt door verdachte. Deze waarneming ondersteunt de aangifte.
Ook dit door verdachte geschetste alternatieve scenario wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Feit 4 De rechtbank acht dit feit op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5 De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een auto en twee kentekenplaten, zoals primair ten laste is gelegd.
Om tot bewezenverklaring van opzetheling te kunnen komen, is in de eerste plaats vereist dat kan worden vastgesteld dat verdachte de auto en de kentekenplaten voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Verdachte is immers kort voor zijn aanhouding op 15 mei 2025 gezien als bestuurder van de auto, met daarop de betreffende kentekenplaten. Bij zijn aanhouding had verdachte bovendien de sleutel van de auto vast.
Verder is vereist dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto en kentekenplaten wist dat deze door misdrijf verkregen waren. Ook dit is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Verdachte verklaart op 19 mei 2025 bij de rechter-commissaris dat hij de auto had geleend van ‘ [naam 2] ’, woonachtig aan de [straat] in [plaats 1] . Deze [naam 2] zou hij al tien jaar kennen. De politie heeft onderzoek gedaan naar [naam 2] , maar heeft vastgesteld dat er geen [naam 2] aan de [straat] in [plaats 1] woont. Ook is in de uitvoerige documentatie van verdachte in de politiesystemen nergens enige relatie van verdachte gevonden met iemand die [naam 2] heet. De rechtbank merkt de verklaring van verdachte daarom aan als een ongeloofwaardige verklaring.
Verdachte is op camerabeelden van een insluiping bij [sportvereniging] in [plaats 2] op 10 mei 2025 voor het eerst herkend als bestuurder van de gestolen auto. Hij is daar door bezoekers van [sportvereniging] tegengehouden, maar wist te ontkomen. Gezien is dat hij in een kleine witte auto is gestapt. Op de camerabeelden is gezien dat de auto met zekerheid een witte Hyundai i10 is met een zwart dak en zwarte spiegelkappen is. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte toen al in de gestolen auto reed. De kentekenplaten zijn vervolgens op 12 mei 2025 gestolen, waarna verdachte op 15 mei 2025, kort voor zijn aanhouding, weer wordt gezien als bestuurder van de gestolen auto. Nu verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven over het verkrijgen van de auto kort nadat deze is gestolen en in de periode dat verdachte gebruikmaakte van de auto de gestolen kentekenplaten op de auto zijn geplaatst, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte wist dat zowel de auto als de kentekenplaten afkomstig waren van een misdrijf, waardoor sprake is van opzetheling.
parketnummer 02-270705-24 Feit 1 en feit 2 De rechtbank acht deze feiten op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
parketnummer 02-323052-24 De rechtbank acht dit feit op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte parketnummer 02-330452-24 1 op 15 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Loon op Zand, een telefoon (iPhone 11) die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
-
voornoemde [benadeelde 1] te duwen en
-
voornoemde [benadeelde 1] met kracht een kopstoot te geven tegen diens hoofd en
-
voornoemde [benadeelde 1] te slaan tegen het gezicht;
2 op 15 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Loon op Zand, [benadeelde 2] heeft mishandeld door
-
voornoemde [benadeelde 2] te stompen tegen de borst en
-
voornoemde [benadeelde 2] met kracht te duwen tegen de borst;
3 op 15 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Loon op Zand, een pet (merk Under Armour) die aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; 4 in de periode van 14 oktober 2024 tot en met 15 oktober 2024 te [plaats 3] , gemeente Waalwijk , opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een toegangsdeur die aan [benadeelde 3] toebehoorde heeft vernield; 5 in de periode van 1 mei 2025 tot en met 15 mei 2025 in Nederland
-
een personenauto (Hyundai i10, [kenteken 1] ) en
-
twee kentekenplaten (met [kenteken 2] ),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
parketnummer 02-270705-24 1 op 23 augustus 2024 in Nederland, [benadeelde 6] en [benadeelde 7] heeft bedreigd
-
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
-
met zware mishandeling en
-
met brandstichting,
door die [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] de woorden toe te voegen
-
" ik ga je laten volgen" en
-
" ik ga je opzoeken" en
-
" ik ga je hele familie opzoeken en uitmoorden" en
-
" ik ga jou en jouw familie wat aandoen" en
-
" ik ga uitzoeken waar jij woont en een handgranaat naar binnen gooien" en
-
" ik ga een handgranaat in jouw woning gooien" en
-
" ik ga jou afmaken" en
-
" ik ga jou in elkaar stompen" en
-
" ik ga jouw hele familie afmaken"
terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [benadeelde 6] en [benadeelde 7] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie; 2 op 23 augustus 2024 te [plaats 2] , gemeente Loon op Zand, winkelgoederen die aan [benadeelde 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 02-323052-24 op 8 juli 2024 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, in een schuur op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten van de rechthebbende bevonden, meerdere vishengels, die aan [benadeelde 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen vishengels onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte bij een bewezenverklaring een taakstraf en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank De aard en ernst van de feiten Verdachte heeft zich in een periode van zo’n tien maanden schuldig gemaakt aan acht vermogens- of geweldsdelicten. Het plegen van deze delicten getuigt van een gebrek aan respect voor de eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen. Uit het concrete strafbare handelen van verdachte volgt dat hij geweld niet schuwt om zijn zin te krijgen. Het gaat dan ook om vervelende delicten, waarmee hij direct anderen dupeert, angst aanjaagt en daarmee een inbreuk maakt op hun gevoelens van veiligheid. Ook leidt het strafbare handelen van verdachte tot schade en overlast voor zowel de direct gedupeerden als de samenleving in het geheel. Bij deze gevolgen van zijn strafbare handelen heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan, deze allemaal op de koop toegenomen of zich hier simpelweg niet om bekommerd. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk.
Ook houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met zijn proceshouding. Verdachte ontkent het begaan van de delicten, beroept zich hierover op zijn zwijgrecht of legt hierover ongeloofwaardige verklaringen af. Ter zitting is hij niet verschenen, ondanks dat de verdediging de zittingsdag in het pleidooi omschreef als een belangrijke dag, waarop verdachte schoon schip kan maken. Verdachte heeft er klaarblijkelijk voor gekozen om geen enkele verantwoordelijkheid te nemen voor zijn strafbare handelen en om hier evenmin inzicht in te geven. Dit rekent de rechtbank hem aan.
De persoon van de verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juni 2025, waaruit blijkt dat verdachte in de jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten, zijnde vermogens- en geweldsdelicten. Er is sprake van recidive, waar in strafverzwarende zin rekening mee wordt gehouden.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 9 juli 2025. Hieruit volgt dat reclasseringsinterventies wel noodzakelijk worden geacht, maar dat er vanwege een gebrek aan motivatie bij verdachte geen mogelijkheden worden gezien om de risico’s met interventies of toezicht te beperken of om zijn gedrag te veranderen. De afgelopen periode heeft de reclassering naar eigen zeggen, samen met de betrokken hulpverlening, alles uit de kast gehaald om verdachte te laten aanhaken, echter zonder gewenst resultaat. Verdachte mist zijn afspraken en raakt uit beeld, ondanks zijn beloften om te beteren. De reclassering adviseert daarom om verdachte bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, waarbij er geen contra-indicaties bestaan voor een gevangenisstraf.
De op te leggen straf Gelet op de aard en de ernst van de in totaal acht feiten kan de rechtbank niet anders dan een gevangenisstraf opleggen van een aanzienlijke duur. Bij de bepaling van deze duur heeft de rechtbank acht geslagen op gevangenisstraffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten.
Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ten tijde van het begaan van alle bewezenverklaarde feiten liep verdachte nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling en zelfs een schorsing van zijn voorlopige hechtenis weerhield verdachte niet van het plegen van een nieuw strafbaar feit. Dit gedrag, de hierboven omschreven proceshouding, de voor zover bekend onveranderde persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering maken dat de rechtbank geen concrete feiten of omstandigheden ziet waaraan het vertrouwen kan worden ontleend dat verdachte zich laat weerhouden van het plegen van strafbare feiten door een voorwaardelijke straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7 De benadeelde partijen
parketnummer 02-330452-24 Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1) De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 677,- aan immateriële schade voor feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 300,-, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit 1.
De rechtbank zal het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal het toe te wijzen schadebedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag en de wettelijke rente. Dit betekent dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Benadeelde partij [benadeelde 8] (feit 5) De benadeelde partij [benadeelde 8] vordert een schadevergoeding van € 465,- aan materiële schade voor feit 5. Dit schadebedrag is opgebouwd uit de kosten voor het vervangen van de sloten van drie buitendeuren van zijn woning (€ 260,-), de waarde van een uit zijn woning gestolen tas (€ 60,-), de reiskosten voor het ophalen van zijn auto (€ 45,-) en het bedrag aan eigen risico van zijn autoverzekering (€ 100,-). De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft daarnaast toegelicht dat zijn auto total loss is verklaard en dat de daarmee verband houdende schade van € 13.000,- al door de verzekering is vergoed.
De vordering betreft materiële schade ten gevolge van diefstal van de auto van de benadeelde partij. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor opzetheling van die auto. Verdachte is pas acht dagen na de diefstal voor het eerst is gezien in de auto. Gezien dit tijdsverloop is de rechtbank is van oordeel dat er een onvoldoende nauw verband is vast te stellen met de diefstal, zodat de schade niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks toegebracht door de bewezenverklaarde opzetheling. Dat geldt ook voor de door de benadeelde partij [benadeelde 8] betaalde kosten voor het ophalen van de auto en het eigen risico van zijn autoverzekering. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat deze schade is geleden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat verdachte verantwoordelijk is voor de aan de auto toegebrachte schade, ten gevolge waarvan de auto total loss is verklaard en de benadeelde partij de ophaalkosten en het eigen risico moest betalen.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
parketnummer 02-323052-24 Benadeelde partij [benadeelde 5] De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 6.475,-, bestaande uit € 3.475,- aan materiële schade, € 2.500,- aan immateriële schade en € 500,- aan affectieschade. Daarnaast vordert de benadeelde partij [benadeelde 5] een vergoeding van proceskosten van € 200,-.
De verdediging betwist de gehele vordering.
Affectieschade is een vorm van smartengeld voor naasten van slachtoffers bij overlijden dan wel ernstig blijvend letsel. Van een dergelijke situatie is in het geval van de benadeelde geen sprake, waardoor de gevorderde affectieschade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Ook de gevorderde proceskosten komen naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de benadeelde partij niet op de zitting is verschenen en ook niet is gebleken dat er op een andere wijze proceskosten zijn gemaakt.
Voor vergoeding van de gestelde materiële en immateriële schade, staan de feiten en omstandigheden die tot toewijzing zou kunnen leiden – mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging – naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast. Ten aanzien van de gestelde immateriële schade is bovendien niet onderbouwd op basis van welke grondslag – genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek – deze kan worden gevorderd.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de posten affectieschade, proceskosten en immateriële schade gezien het voorgaande af.
Wat betreft de materiële schade volgt niet duidelijk uit de vordering welke schadeposten daarvan al door de verzekering zijn vergoed. Gelet op deze onduidelijkheid levert verdere behandeling van de vordering ten aanzien van deze post naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom ten aanzien van die post niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan ten aanzien van de gestelde materiële schade bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8 Het beslag
8.1 De onttrekking aan het verkeer De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten twee kentekenplaten met [kenteken 2] , zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat feit 5 van de zaak met parketnummer 02-330452-24 onder meer is begaan met betrekking tot deze kentekenplaten.
Verder heeft de officier van justitie ter zitting toegelicht dat de oorspronkelijk rechthebbende van deze kentekenplaten inmiddels over nieuwe kentekenplaten beschikt. Het terugbrengen van de oude en dus niet meer geldige kentekenplaten in het maatschappelijk verkeer is in strijd met de wet en het algemeen belang.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke drie weken gevangenisstraf die aan verdachte zijn opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 24 oktober 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 47, 57, 63, 285, 300, 311, 310, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-330452-24 feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken; feit 2: mishandeling; feit 3: diefstal; feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen; feit 5: opzetheling, meermalen gepleegd; parketnummer 02-270705-24 feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd; feit 2: diefstal; parketnummer 02-323052-24 diefstal door twee of meer verenigde personen, op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van achttien maanden;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de volgende voorwerpen: twee kentekenplaten met [kenteken 2] (G2860997);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 24 oktober 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 20-000574-23 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten drie weken gevangenisstraf;
Benadeelde partijen parketnummer 02-330452-24 [benadeelde 1] (feit 1)
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 300,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
wijst de vordering voor het overige af;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , € 300,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling zes dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 8] (feit 5)
-
wijst de vordering af;
-
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
parketnummer 02-323052-24 [benadeelde 5]
-
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de materiële schade en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
-
wijst de vordering voor het overige af.
-
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. A.L. Hoekstra en mr. K. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 augustus 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
12 Bijlage I
De tenlastelegging parketnummer 02-330452-24 1 hij op of omstreeks 15 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Loon op Zand, in elk geval in Nederland, een telefoon (Iphone 11), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-
voornoemde [benadeelde 1] te duwen en/of
-
voornoemde [benadeelde 1] met kracht een kopstoot te geven tegen diens slaap, in elk
geval het hoofd/gezicht en/of
- voornoemde [benadeelde 1] te slaan tegen het hoofd/gezicht;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht ) 2 hij op of omstreeks 15 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Loon op Zand, in elk geval in Nederland, [benadeelde 2] heeft mishandeld door
- voornoemde [benadeelde 2] met kracht te slaan en/of te stompen tegen de borst, in elk geval
tegen het lichaam en/of
- voornoemde [benadeelde 2] met kracht te duwen tegen de borst, in elk geval tegen het
lichaam; ( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht ) 3 hij op of omstreeks 15 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Loon op Zand, in elk geval in Nederland, een pet (merk Under Armour), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 2] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht ) 4 hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2024 tot en met 15 oktober 2024 te [plaats 3] , gemeente [plaats 1] , in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (ruit van) een toegangsdeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt ( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht ) 5 hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2025 tot en met 16 mei 2025 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
-
een personenauto (Hyundai I10, [kenteken 1] ) en/of
-
twee kentekenplaten (met [kenteken 2] ),
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof ( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 02-270705-24 1 hij op of omstreeks 23 augustus 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] heeft bedreigd
-
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
-
met zware mishandeling en/of
-
met brandstichting,
door die [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] de woorden toe te voegen
-
" ik ga je laten volgen" en/of
-
" ik ga je opzoeken" en/of
-
" ik ga je hele familie opzoeken en uitmoorden" en/of
-
" ik ga jou en jouw familie wat aandoen" en/of
-
" ik ga uitzoeken waar jij woont en een handgranaat naar binnen gooien" en/of
-
" ik ga een handgranaat in jouw woning gooien" en/of
-
" ik ga jou afmaken" en/of
-
" ik ga jou in elkaar stompen" en/of
-
" ik ga jouw hele familie afmaken"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie; ( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 285 lid 5 Wetboek van Strafrecht ) 2 hij op of omstreeks 23 augustus 2024 te [plaats 2] , gemeente Loon op Zand winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 02-323052-24 hij op of omstreeks 8 juli 2024 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een (schuur van een) woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), meerdere vishengels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen vishengels onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel ( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )