Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5707 - Hof legt deels voorwaardelijke straf op voor brandstichting en bedreigingen - 24 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:570724 september 2025

Essentie

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelt een verdachte voor brandstichting in zijn woning en bedreiging van zijn ex-partner. Het hof legt een lagere straf op dan de rechtbank, mede vanwege de bekennende verklaring in hoger beroep en het advies van deskundigen om de feiten verminderd toe te rekenen.

Arrest inhoud

Afdeling strafrecht

Parketnummer 21-000775-25

Uitspraak van 24 september 2025

TEGENSPRAAK

Brandstichting woning en bedreigingen (o.a.) ex-partner. Het hof legt deels voorwaardelijke gevangenisstraf op met bijzondere voorwaarden. Vorderingen benadeelde partijen.

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 18 februari 2025 met parketnummer 05-196343-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1981, thans verblijvende in de P.I. [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 september 2025 – welk onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 24 september 2025 – en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G. Bischop naar voren is gebracht. Voorts heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door mr. F. van den Heuvel als gemachtigde van de benadeelde partij [benadeelde 1] en door [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland namens [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .

Ontvankelijkheid in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank partieel vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, te weten de bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daarmee mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven partiële vrijspraak.

Het hof leest de tenlastelegging van feit 2 zo dat de daar omschreven delicten dienen te worden begrepen als afzonderlijke cumulatief tenlastegelegde feitelijk omschreven bedreigingen in de tenlastegelegde periode. Het hof is daarom van oordeel dat de partiële vrijspraak van de bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als beschermde vrijspraak moet worden beschouwd. Gelet op artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat tegen die vrijspraak is gericht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten – kort gezegd: de brandstichting van zijn woning en bedreigingen van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] via WhatsApp-berichten – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest. Verder is een gedragsbeïnvloedende maatregel aan de verdachte opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn (deels) toegewezen. Tot slot zijn twee mobiele telefoons verbeurdverklaard.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover thans in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 3 mei 2024 te [plaats 1] , [gemeente] opzettelijk brand heeft gesticht in een pand (gelegen aan de [adres 1] ) door (open) vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met enig in en/of aan dat pand aanwezig brandbaar materiaal en/of met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan goederen/inboedel in voornoemd pand en/of voornoemd pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan:

  • gemeen gevaar voor goederen, te weten goederen/inboedel die zich in dat pand bevonden en/of een of meer belendende panden en/of de goederen/inboedel van die een of meer belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of

-levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich in de belendende panden bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of anderen te duchten was;

2.hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 mei 2024 tot en met 3 juni 2024 te [plaats 1] , [gemeente] en/of te [plaats 2] , in elk geval in Nederland [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (met gebruikmaking van meerdere telefoonnummers): die [benadeelde 1] meerdere Whatsapp-berichten te versturen met daarin (onder andere) de volgende teksten opgenomen:

  • “ I will come for you if you do not expect it your end if your children are around or not I would attack you and will take your life your children will be put in foster care because they are better off there than with theirs your own parents” en/of

  • “ We have already attacked your house and will not rest either until justice has been achieved how we plan to do this you are not safe from us anywhere we know what you do where you go what you buy where the children go to school what time you pick them up who you call of message we know who they are also followed by our people sooner or later it will be your turn when you least expect it” en/of

  • “ your brother. who is in France he has nice colleagues yes we are there too yes you are wearing very nice clothes today now the question for you is we will grab him or you first calmly” en/of

  • “ we wish you a beautiful summer day and we always watch you, you have been warned [benadeelde 1] ” en/of

  • “ unfortunately for him we are taking everyone he loves because he does not keep the agreement” en/of

  • “ we will continue to catch everyone he loves” en/of

  • “ we will do everything we can to hurt everyone he loves because of his actions you are now in this situation” en/of

  • “ You will be so full of fear with everything that is happening to you and your children and you look around every time to see if you see anyone. Keep going as your end is approaching and how or what will happen to you. You feel so unsafe and that is certainly right, we know every step you take, because of your own actions, this is happening to you now and you will never be safe again.. ?enjoy this day it could be your last” en/of

  • “ We are already a few steps ahead of you, we don’t fully understand why you are doing this, your house burned down, that was an attempt on a life, unfortunately it was not successful. This week you have another appointment, we will see you there, keep a close eye on the news. An article or murder of a loved one then you know who it is about, causes your children a lot of sadness and the loss of a loved one” en/of

  • “ the postman will bring you a package with a big surprise in SEMTEX! Will leave a big mess with many victims and deaths”

en/of die [benadeelde 2] meerdere Whatsapp-berichten te versturen met daarin (onder andere de) volgende teksten opgenomen:

  • “ we know what you did together with your daughter, we will nog rest until we see justice for how we envision this, you would not be safe from us anywhere just like your dear hypocritical daughter, we know where you stay and do it every day. will nog rest until you and your daughter are at the end of your life, we will see who laughs last, but it will not be julie, that is one thing forsure, no one is safe from us, we are also going after you, you and your daughter started this and my people are making this for julie at the end, but not in the way julie had in mind, your time also comes at the end, wish you a nice time that you still have, do something good with it” en/of

  • “ but now the question is, should we grab him fist or your daughter with your grandchildren” en/of

  • “ you will lose your children in horrible ways before it is your turn”

en/of die [benadeelde 3] een Whatsapp-bericht te versturen met daarin (onder andere de) volgende tekst opgenomen:

  • “ we will deal with corpses quickly enough and if you remain involvoed, you would also be icluded, we know where you live wouldn't know what would happen to you if we came for you”,

althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten bewezen moeten worden verklaard.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de tenlastegelegde feiten.

Oordeel van het hof Het hof is van oordeel dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. De hiertoe gebezigde bewijsmiddelen zullen later bij een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.

Feit 1 (brandstichting) De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof – voor het eerst – een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 3 mei 2024 in zijn huis opzettelijk brand heeft gesticht in een gat in de stoffering van de hoekbank. Die hoekbank vatte vlam. Vervolgens heeft hij het huis verlaten terwijl de bank in brand stond. Verdachte is vervolgens met zijn auto naar een parkeerplaats gereden. Daar zag hij op zijn telefoon een bericht over een brand in zijn woonwijk in [plaats 1] . Toen hij dat bericht zag, realiseerde hij zich dat zijn huis als gevolg van het aansteken van de hoekbank in brand gevlogen moest zijn. Het hof is van oordeel dat bij het door verdachte in brand steken van een hoekbank in de woonkamer van een woning waarin zich ook ander meubilair bevond zonder meer sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. Tevens was sprake van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. De brand is immers gesticht kort na middernacht, op een moment dat buren in de naastgelegen woningen lagen te slapen en het risico dat zij door het zich uitbreidende vuur overmand zouden worden substantieel was. Door de felle brand hebben de buren hun huizen ook moeten verlaten. Verdachte heeft verklaard dat zijn opzet niet gericht was op het geheel (laten) afbranden van de woning en daarmee ook niet op levensgevaar voor de buren. Nu het levensgevaar een geobjectiveerd gevolg betreft, staat deze verklaring niet aan een bewezenverklaring van dit onderdeel in de weg.

Feit 2 (bedreigingen) Gebleken is dat de Engelstalige WhatsApp-berichten met de bedreigende teksten zijn verzonden vanaf telefoonnummers die actief zijn geweest in de telefoon van verdachte. De verklaring van verdachte dat een familielid de berichten heeft verstuurd, acht het hof niet aannemelijk. Bij dit oordeel betrekt het hof, net als de rechtbank, dat verdachte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] aan de politie heeft doorgegeven als zijn tijdelijke nummer. Dit telefoonnummer was gekoppeld aan het IMEI-nummer van de iPhone 12 die naast verdachte lag tijdens zijn aanhouding en waar de Apple ID van verdachte in stond. De telefoonnummers waarmee de bedreigingen zijn verstuurd waren ook gekoppeld aan dit IMEI-nummer en waren geactiveerd in de telefoon van verdachte. Daarnaast verwijzen sommige berichten naar de brandstichting, terwijl verdachte op dat moment de enige persoon lijkt te zijn geweest die op de hoogte was van het feit dat hij de brand had aangestoken. De berichten bevatten dus daderinformatie. Naar het oordeel van het hof waren de door verdachte verstuurde WhatsApp-berichten zowel vanwege hun inhoud (zij bevatten onder meer verwijzingen naar de brand) als vanwege de omstandigheden waaronder zij zijn verzonden (hun verzending vond kort na de brand plaats) geschikt om bij de ontvangers ervan in redelijkheid de vrees te doen ontstaan dat zij het leven zouden verliezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.hij op of omstreeks 3 mei 2024 te [plaats 1] , [gemeente] opzettelijk brand heeft gesticht in een pand (gelegen aan de [adres 1] ) door (open) vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met enig in en/of aan dat pand aanwezig brandbaar materiaal en/of met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan goederen/inboedel in voornoemd pand en/of voornoemd pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan:

  • gemeen gevaar voor goederen, te weten goederen/inboedel die zich in dat pand bevonden en/of een of meer belendende panden en/of de goederen/inboedel van die een of meer belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of

-levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich in de belendende panden bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of anderen te duchten was;

2.hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 mei 2024 tot en met 3 juni 2024 te [plaats 1] , [gemeente] en/of te [plaats 2] , in elk geval in Nederland

[benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (met gebruikmaking van meerdere telefoonnummers): die [benadeelde 1] meerdere Whatsapp-berichten te versturen met daarin (onder andere) de volgende teksten opgenomen:

  • “ I will come for you if you do not expect it your end if your children are around or not I would attack you and will take your life your children will be put in foster care because they are better off there than with theirs your own parents” en/of

  • “ We have already attacked your house and will not rest either until justice has been achieved how we plan to do this you are not safe from us anywhere we know what you do where you go what you buy where the children go to school what time you pick them up who you call of message we know who they are also followed by our people sooner or later it will be your turn when you least expect it” en/of

  • “ your brother. who is in France he has nice colleagues yes we are there too yes you are wearing very nice clothes today now the question for you is we will grab him or you first calmly” en/of

  • “ we wish you a beautiful summer day and we always watch you, you have been warned [benadeelde 1] ” en/of

  • “ unfortunately for him we are taking everyone he loves because he does not keep the agreement” en/of

  • “ we will continue to catch everyone he loves” en/of

  • “ we will do everything we can to hurt everyone he loves because of his actions you are now in this situation” en/of

  • “ You will be so full of fear with everything that is happening to you and your children and you look around every time to see if you see anyone. Keep going as your end is approaching and how or what will happen to you. You feel so unsafe and that is certainly right, we know every step you take, because of your own actions, this is happening to you now and you will never be safe again.. ?enjoy this day it could be your last” en/of

  • “ We are already a few steps ahead of you, we don’t fully understand why you are doing this, your house burned down, that was an attempt on a life, unfortunately it was not successful. This week you have another appointment, we will see you there, keep a close eye on the news. An article or murder of a loved one then you know who it is about, causes your children a lot of sadness and the loss of a loved one” en/of

  • “ the postman will bring you a package with a big surprise in SEMTEX! Will leave a big mess with many victims and deaths”

en/of die [benadeelde 2] meerdere Whatsapp-berichten te versturen met daarin (onder andere de) volgende teksten opgenomen:

  • “ we know what you did together with your daughter, we will not rest until we see justice for how we envision this, you would not be safe from us anywhere just like your dear hypocritical daughter, we know where you stay and do it every day. will not rest until you and your daughter are at the end of your life, we will see who laughs last, but it will not be julie, that is one thing forsure, no one is safe from us, we are also going after you, you and your daughter started this and my people are making this for julie at the end, but not in the way julie had in mind, your time also comes at the end, wish you a nice time that you still have, do something good with it” en/of

  • “ but now the question is, should we grab him fist or your daughter with your grandchildren” en/of

  • “ you will lose your children in horrible ways before it is your turn”

en/of die [benadeelde 3] een Whatsapp-bericht te versturen met daarin (onder andere de) volgende tekst opgenomen:

  • “ we will deal with corpses quickly enough and if you remain involvoed, you would also be icluded, we know where you live wouldn't know what would happen to you if we came for you”,

althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

en

terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het Openbaar Ministerie De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Verder is een vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd, namelijk een contactverbod met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft aangevoerd dat wat betreft de op te leggen straf kan worden volstaan met een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd door de reclassering. Een gedragsbeïnvloedende maatregel is volgens de raadsvrouw niet noodzakelijk nu het recidiverisico via ambulante behandeling kan worden ingeperkt tot een aanvaardbaar niveau. De verdediging heeft zich niet verzet tegen de oplegging van een contactverbod als bijzondere voorwaarde.

Oordeel van het hof Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De ernst van de feiten Verdachte heeft op 3 mei 2024 zijn eigen woning in brand gestoken. Rond middernacht heeft hij in de woonkamer van de woning uit boosheid een aansteker bij de hoekbank gehouden en deze zo in brand gestoken. Vervolgens heeft hij het huis verlaten, terwijl de brand zich uitbreidde. Uiteindelijk is het volledige huis afgebrand en zijn de naastgelegen woningen als gevolg van de brand onbewoonbaar verklaard. De boosheid van verdachte kwam voort uit de scheidingsprocedure waar verdachte met zijn toenmalige partner in zat. Het zag er op dat moment naar uit dat de woning toebedeeld zou worden aan zijn ex-partner en hun gezamenlijke kinderen. Verdachte heeft zich destijds geen rekenschap gegeven van de ernstige gevolgen van het aansteken van de bank. Hij heeft de woning en spullen aan zijn ex-partner en zijn kinderen ontnomen. Voorts heeft hij de door de brand op een nachtelijk tijdstip aan te steken zijn buren blootgesteld aan levensgevaar. Dit feit en de omstandigheid dat verdachte zich om deze gevolgen niet heeft bekommerd, rekent het hof verdachte aan.

Na de brandstichting heeft de verdachte zich bovendien nog schuldig gemaakt aan het bedreigen van zijn ex-partner, haar moeder en zijn buurvrouw door hen bedreigende WhatsApp-berichten te sturen. Met deze berichten heeft verdachte de als gevolg van de brand reeds bestaande gevoelens van angst en onveiligheid vergroot. De berichten hebben veel impact gehad op de aangevers. Dat blijkt alleen al uit het feit dat [benadeelde 1] samen met de hulpverlening heeft besloten de kinderen uit huis te plaatsen, omdat hun veiligheid door de bedreigingen niet meer gegarandeerd kon worden. Ook dit rekent het hof verdachte aan.

Gevangenisstraf Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan bij de strafoplegging niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf met een fors onvoorwaardelijk deel. Wel zal het hof een lagere straf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan en zal het hof een deel van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen. Daar is naar het oordeel van het hof reden toe, onder meer vanwege de veranderde proceshouding van verdachte. Waar verdachte bij de rechtbank de brandstichting nog ontkende, heeft hij dit feit bij het hof bekend. Naar eigen zeggen heeft hij hier veel spijt van, ook voor zijn ex-partner en de kinderen.

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof voorts gelet op het over verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapport van 20 september 2024 van GZ-psycholoog drs. [naam 2] . Hieruit valt op te maken dat bij verdachte sprake is van een cognitieve beperking in de vorm van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De genoemde problematiek was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. In het rapport wordt in de volgende bewoordingen geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen: Vanuit de problematiek van betrokkene staat op de voorgrond dat er sprake is van emotieregulatie-problemen, impulsiviteit en gebrekkige copingvaardigheden. Zijn cognitieve beperking kan ook een rol hebben gespeeld in de zin van het onvoldoende kunnen overzien van een oorzaak-gevolg relatie. Dit maakt dat betrokkene onvoldoende nadenkt voordat hij handelt en vervolgens beperkt in staat is om verstandige keuzes te maken. Betrokkene kan in staat worden geacht om het ontoelaatbare van zijn gedrag in te zien, maar hij is verminderd in staat geweest om een andere keuze te maken en conform te handelen. Derhalve wordt geadviseerd om betrokkene de ten laste gelegde bedreiging van [benadeelde 1] , indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen. De overige ten laste gelegde feiten lijken in dezelfde sfeer te hebben plaatsgevonden. Derhalve zou het in de rede liggen om deze feiten, indien bewezen, betrokkene ook in een verminderde mate toe te rekenen. Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.

Alles afwegende zal het hof, conform de eis van de advocaat-generaal, verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en met een voorwaardelijk gedeelte van één jaar met een proeftijd van drie jaren.

Bijzondere voorwaarden Het hof zal bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf en overweegt daartoe als volgt.

Uit het Pro Justitia-rapport van 20 september 2024 volgt dat het risico op (herhaling van) ongeoorloofd/strafbaar gewelddadig gedrag bij ongewijzigde omstandigheden zonder adequate hulpverlening als ten minste matig wordt beoordeeld. De risico’s kunnen oplopen bij frustraties en spanningen, die met name zijn gelegen in de relationele sfeer. De psycholoog acht het van belang dat verdachte een behandeling krijgt, waarbij hij leert om op een adequate manier met zijn emoties om te gaan en waarbij hij passende copingvaardigheden aangeleerd krijgt. Deze behandeling kan volgens de psycholoog worden gerealiseerd in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld een reclasseringstoezicht, waarbij een langere looptijd van de voorwaarden dan de reguliere twee jaren wenselijk lijkt. Het hof neemt dit advies over en zal de duur van de proeftijd op drie jaren bepalen.

Op 28 januari 2025 is door de reclassering een rapportage over verdachte opgemaakt. Dit rapport is slechts gericht op de bedreigingen, omdat verdachte destijds de brandstichting nog ontkende. De reclassering constateerde problemen op tal van levensgebieden. Met name de psychische toestand van verdachte in de periode voorafgaand aan de verdenkingen zijn volgens de reclassering de reden geweest voor onjuiste keuzes, zoals de zorgen om zijn zoon, de latere uithuisplaatsing van zijn zoon, de beschuldigingen van seksueel misbruik en de scheiding van zijn partner. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld en acht een ambulant traject in het kader van bijzondere voorwaarden toereikend. Geadviseerd wordt om de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: • meldplicht bij reclassering • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) • dagbesteding • meewerken aan schuldhulpverlening • ambulant maatschappelijke begeleiding Verder wordt in het rapport in overweging gegeven om een contact- en locatieverbod op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel.

Kort voor de inhoudelijke behandeling in het hoger beroep is door reclasseringsmedewerker [naam 3] van Leger des Heils Reclassering aanvullende informatie verstrekt over verdachte, waaruit blijkt dat de reclassering nog steeds achter de in het rapport van 28 januari 2025 geadviseerde bijzondere voorwaarden staat.

Het hof zal de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering heeft geadviseerd, met dien verstande dat de voorwaarde “ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)” anders wordt geformuleerd. Uit de e-mail van reclasseringsmedewerker [naam 3] van 29 augustus 2025 blijkt dat er geen risicosignalen zijn die erop wijzen dat een klinisch traject aan de orde kan zijn. Het hof constateert daarnaast dat verdachte in de gevangenis actief bezig is met het volgen van behandelingen en cursussen. De passage over de klinische opname zal dan ook worden verwijderd uit de bijzondere voorwaarde. Verder zal verdachte niet worden verplicht om medicatie in te nemen als onderdeel van de ambulante behandeling, nu dit een ingrijpende voorwaarde betreft waarvoor in de voor het hof beschikbare informatie geen onderbouwing of concretisering wordt gegeven.

Het hof zal contactverboden met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet als vrijheidsbenemende maatregel maar als bijzondere voorwaarde opnemen. Voor het opleggen van een locatieverbod ziet het hof geen noodzaak.

Dadelijke uitvoerbaarheid Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. Gelet op de omstandigheid dat het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen overweegt het hof dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan als verdachte niet wordt behandeld voor zijn psychiatrische problematiek en het feit dat hij mede onder invloed van deze problematiek de brandstichting heeft gepleegd.

Tenuitvoerlegging Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Onder verdachte zijn twee mobiele telefoons (iPhone 12 en Samsung Galaxy A10) in beslag genomen. De rechtbank heeft de telefoons verbeurdverklaard.

Standpunt van het Openbaar Ministerie De advocaat-generaal heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoons verbeurd te verklaren.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.

Oordeel van het hof Het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de mobiele telefoon van het merk Apple (iPhone). Deze behoort verdachte toe en zal daarom worden verbeurdverklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Verdachte heeft met zijn mobiele telefoon van het merk Samsung geen bedreigingen verstuurd die in deze zaak bewezen zijn verklaard. Om die reden is deze mobiele telefoon niet vatbaar voor verbeurdverklaring en zal deze aan verdachte worden teruggegeven.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.500,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Standpunt van het Openbaar Ministerie De advocaat-generaal heeft gevorderd de beslissing van de rechtbank te volgen.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de materiële schade is aangevoerd dat de inboedel niet nieuw was en deels is geschonken. Het door de rechtbank geschatte bedrag van € 5000,- is passend. De helft van dit bedrag komt [benadeelde 1] toe, aldus de raadsvrouw.

Oordeel van het hof Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen.

Immateriële schade Volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek komt in de volgende gevallen ander nadeel dan vermogensschade voor vergoeding in aanmerking:

De vraag die in dit geval voorligt, is of de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders, indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.

De benadeelde partij [benadeelde 1] is volgens haar verklaring in het kader van het spreekrecht bij de rechtbank alles van emotionele waarde verloren als gevolg van de brand. Zij is naar eigen zeggen in gevaar gebracht door de bedreigingen, waarin ook haar kinderen werden benoemd. Daarom is samen met de hulpverlening besloten de kinderen uit huis te plaatsen. Uit de toelichting op het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat [benadeelde 1] een geheime, veilige locatie van [stichting] heeft moeten verlaten, omdat haar veiligheid niet gegarandeerd kon worden toen de berichten heftiger werden en zich ook gingen richten tot de kinderen en tevens de hulpverlening bereikten. Verder blijkt uit die toelichting dat [benadeelde 1] slecht sliep, niet werkte en zou gaan starten bij een psycholoog. Ter terechtzitting bij het hof is duidelijk geworden dat [benadeelde 1] inmiddels in een behandeltraject bij een psycholoog zit.

Het hof kan enkel op basis van deze gegevens niet vaststellen of sprake is van psychische schade in de hiervoor bedoelde zin. Naar het oordeel van het hof zijn de aard en de ernst van de door verdachte jegens [benadeelde 1] gepleegde normschendingen en de gevolgen daarvan voor de benadeelde echter zodanig, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zo voor de hand ligt dat deze moet worden aangenomen. De betreffende aantasting is gelegen in de gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid. Het hof betrekt hierbij dat verdachte de ex-partner van [benadeelde 1] is en dat [benadeelde 1] ten tijde van de normschendingen al in een beschermde omgeving van [stichting] verbleef. Haar gevoelens van onveiligheid zijn enorm toegenomen door de brand en de bedreigingen. In de afgebrande woning is op de muur de tekst ‘je gaat dood’ aangetroffen, waarna bedreigingen volgden waarin werd verwezen naar de brandstichting. Er was sprake van gerichte acties, die ook elkaar versterkten en waar [benadeelde 1] het mikpunt van was.

Het hof acht het gevorderde bedrag aan immateriële schade billijk, mede gelet op de door de advocaat aangedragen jurisprudentie, en zal dit bedrag dan ook toewijzen.

Materiële schade Het gevorderde bedrag aan materiële schade ziet op de afgebrande inboedel. Het hof zal wat betreft de waarde van de inboedel gebruikmaken van zijn schattingsbevoegdheid en daarbij meewegen dat de inboedel grotendeels tweedehands was aangekocht. De waarde van de inboedel wordt geschat op een bedrag van € 5.000,-, waarbij wordt opgemerkt dat de helft van dit bedrag wordt toegewezen, omdat destijds sprake was van gemeenschap van goederen. Met deze schatting volgt het hof de schatting van de rechtbank. Hoewel het begrijpelijk is dat de benadeelde partij, nu zij door de brand alles wat tot bewijs had kunnen dienen (foto’s, aankoopbewijzen) is verloren, de gevorderde schade enkel nader heeft kunnen onderbouwen met een in hoger beroep overgelegde ‘Inboedelwaardemeter 2024’, is het hof van oordeel dat het betreffende document onvoldoende grond biedt voor een hogere schatting van de waarde van de inboedel omdat niet kan worden vastgesteld dat en in hoeverre het document van toepassing kan worden geacht op het specifieke geval van de afgebrande woning, nu een dergelijke waardemeter doorgaans bedoeld is voor het op basis van onder meer het inkomen schatten van de verzekerde waarde van een inboedel.

Het hof acht een bedrag van € 2.500,- aan materiële schade toewijsbaar en zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.312.500,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Standpunt van het Openbaar Ministerie De advocaat-generaal heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat het een te ingewikkelde vordering betreft.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft bepleit dat het een te ingewikkelde vordering betreft die thuis hoort bij de civiele rechter en verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.

Oordeel van het hof Het hof is van oordeel dat behandeling van deze complexe vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft bepleit dat de toewijzing van een bedrag van € 150,- tot € 200,- meer passend zou zijn gelet op de jurisprudentie.

Oordeel van het hof Het hof stelt voorop dat artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek een limitatieve opsomming geeft van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen.

Naar het oordeel van het hof biedt de wet in dit geval geen grond voor vergoeding van de gestelde immateriële schade in deze strafprocedure. De benadeelde partij heeft geen lichamelijk letsel opgelopen en er zijn onvoldoende concrete gegevens naar voren gebracht om naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel vast te kunnen stellen. De aard en ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij brengen evenmin met zich dat moet worden aangenomen dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in haar persoon is aangetast. Nader onderzoek in het kader van deze strafzaak zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Daarom zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft bepleit dat de toewijzing van een bedrag van € 250,- tot € 300,- meer passend zou zijn gelet op de jurisprudentie.

Oordeel van het hof Het hof stelt voorop dat artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek een limitatieve opsomming geeft van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen.

Naar het oordeel van het hof biedt de wet in dit geval geen grond voor vergoeding van de gestelde immateriële schade in deze strafprocedure. De benadeelde partij heeft geen lichamelijk letsel opgelopen en er zijn onvoldoende concrete gegevens naar voren gebracht om naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel vast te kunnen stellen. De aard en ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij brengen evenmin met zich dat moet worden aangenomen dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in haar persoon is aangetast. Nader onderzoek in het kader van deze strafzaak zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Daarom zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36f, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak ter zake van feit 2 van het bedreigen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 14 mei 2024:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

  • Betrokkene meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering van het Leger des Heils te [plaats 3] op het adres [adres 2] , of maakt hiertoe een telefonische afspraak via [telefoonnummer 2] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

  • Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van [zorgverlener 1] / [zorgverlener 2] of een soortgelijke zorgverlener op de tijden en plaatsen als door of namens die [zorgverlener 1] / [zorgverlener 2] of een soortgelijke zorgverlener vast te stellen. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

  • Stelt als bijzondere voorwaarde dat betrokkene zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk dan wel dagbesteding, met een vaste structuur.

  • Stelt als bijzondere voorwaarde dat betrokkene meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.

  • Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is (direct of indirect) contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde 1] (geboren [geboortedag 2] 1994), tenzij in overleg met jeugdzorg in het kader van het overleg over de omgangsregeling met hun gemeenschappelijke kinderen.

  • Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde 2] (geboren [geboortedag 3] 1963).

Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beveelt dat voormelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

  • iPhone 12 (PL0600-2024201289-3234401).

Beveelt de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

  • Samsung Galaxy A10 (PL0600-2024201289-3234398 ).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 62 (tweeënzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 3 juni 2024.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door mr. O.G. Schuur, voorzitter, mr. J. Corthals en mr. M.L. Plas, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. T. Lammerdink, griffier, en op 24 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.