ECLI:NL:RBZWB:2025:6068 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-193871-24; 02-329021-24 (ttz gev)
vonnis van de meervoudige kamer van 11 september 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] raadsman mr. P.A. Groenhuis, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 28 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S. van der Wilt-Withfield, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 02-329021-24 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-193871-24
02-329021-24
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. Bij alle feiten kan het medeplegen worden bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het medeplegen bij de feiten 1 en 2 van parketnummer 02-329021-24. Voor het overige heeft de verdediging geen verweer gevoerd over het bewijs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank en de bewijsmiddelen
4.3.1 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Aangezien verdachte ten aanzien van alle feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
02-193871-24
Feit 1
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 augustus 2025;
-
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] d.d. 31 mei 2024;
Feit 2
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 augustus 2025;
-
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] d.d. 7 juni 2024;
Feit 3
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 augustus 2025;
-
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] d.d. 12 juni 2024;
02-329021-24
Feit 1
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 augustus 2025;
-
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] van 9 mei 2024;
-
het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL2000-2024115884-12 d.d. 17 juli 2024;
Feit 2
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 augustus 2025;
-
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] van 9 mei 2024;
-
het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL2000-2024115884-12 van 17 juli 2024.
De rechtbank acht bij feit 1 en feit 2 onder 02-329021-24 niet bewezen dat verdachte de feiten samen met een ander heeft gepleegd, nu zowel uit de verklaring van verdachte als van de medeverdachte volgt dat de medeverdachte er niet van op de hoogte was dat het geld dat op zijn rekening werd gestort van diefstal afkomstig was en het dossier daar voor het overige ook onvoldoende aanknopingspunten voor bevat. De zaak tegen de medeverdachte is volgens de mededeling van de officier van justitie ter zitting inmiddels geseponeerd met als grond dat hij ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-193871-24
1op 31 mei 2024 te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van ongeveer € 6280,-, door (al dan niet samen met zijn mededader(s))- in te bellen op het telefoonnummer van die [benadeelde 1] en daarbij zich voor te doen alspolitieambtenaar en tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat er verdachten waren die wildengaan inbreken bij die [benadeelde 1] en te zeggen dat er iemand langs zou komen om tecontroleren of alles in orde was en- (vervolgens) naar de woning van die [benadeelde 1] te gaan en zich daarbij voor te doen alspolitieambtenaar en tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geld en juwelen kwam halenen- (vervolgens) een geldbedrag van € 6280,- mee te nemen en (daarbij) tegen die[benadeelde 1] te zeggen dat het geld naar het politiebureau in [plaats 4] wordt gebracht;
2op 7 juni 2024 te [plaats 2] , gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, munten (behorende tot een muntencollectie) die aan [benadeelde 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een samenweefsel van verdichtsels, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders- ingebeld op het telefoonnummer van die [benadeelde 2] en zich daarbij voorgedaan alspolitieambtenaar en daarbij gezegd dat er in de buurt werd ingebroken en te zeggendat er iemand langs zou komen om de (waardevolle) goederen van die [benadeelde 2] tetaxeren en- (vervolgens) naar de woning van die [benadeelde 2] te gaan en zich daarbij voor te doenals verzekeringsmedewerker en aan te geven dat de (waardevolle) goederen van die[benadeelde 2] getaxeerd/bekeken moesten worden;
3op 12 juni 2024 te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van ongeveer € 5.580en meerdere sieraden, door (al dan niet samen met zijn mededader(s))- in te bellen op het telefoonnummer van die [benadeelde 3] en daarbij zich voor te doenals politieambtenaar en tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat haar persoonlijke gegevensen contante spaargeld in gevaar waren en dat de dochter van voornoemde [benadeelde 3]op weg was naar het politiebureau en dat die [benadeelde 3] al haar sieraden en geldmoest klaarleggen en dat er iemand langs zou komen en- (vervolgens) naar de woning van die [benadeelde 3] te gaan en zich daarbij voor te doenals politieambtenaar en te zeggen dat hij geld en sieraden kwam halen en dat hijlater zou terugkomen;
02-329021-24
1 inde periode van 3 mei 2024 tot en met 6 mei 2024, te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom , telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening geldbedragen ter hoogte van in totaal ongeveer 1.063,30 euro die aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] toebehoorde(n) heeft weggenomen waarbij de verdachte het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel te weten: de inloggegevens en bankapp gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of toegangscode ) van de internetbankieren omgeving van voornoemde [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , te gebruiken tot welk gebruik hij, verdachte) niet gerechtigd was;
2inde periode van 4 mei 2024 tot en met 6 mei 2024, te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom , een voorwerp, te weten 1.060 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsmede een werkstraf van 160 uur, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie. De feiten kunnen volledig aan verdachte worden toegerekend.
6.2 Het standpunt van de verdediging Verzocht wordt conform de eis van de officier van justitie te beslissen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Aard en ernst van de feiten Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting van drie slachtoffers op leeftijd in hun eigen woningen. Hij heeft er samen met anderen op een geraffineerde manier voor gezorgd dat de drie slachtoffers contante geldbedragen en waardevolle spullen hebben afgegeven, ofwel het huis doorzocht en zelf waardevolle spullen meegenomen. Verdachte was telkens degene die in de woning van de slachtoffers aanwezig was om het geld en de spullen mee te nemen, terwijl een ander via de telefoon instructies gaf aan de slachtoffers. Ondanks dat verdachte zag dat het kwetsbare slachtoffers waren, is hij telkens toch doorgegaan. Van een van de slachtoffers zijn sieraden meegenomen die voor haar veel emotionele waarde hadden. Het spreekt voor zich dat dergelijke feiten zeer kwalijk zijn en voor gevoelens van onveiligheid maar ook schaamte bij de slachtoffers zorgen. Daarnaast was er sprake van aanzienlijke financiële schade. Gebleken is dat één van de slachtoffers een aantal maanden last heeft gehad van slaapproblemen en als gevolg van het feit van zelfstandig naar hulpbehoevend is gegaan, omdat zij bijvoorbeeld niet meer alleen ergens naar toe durfde. Verdachte heeft bij de gevolgen voor de slachtoffers niet stilgestaan en alleen oog gehad voor het financieel gewin, zoals hij zelf ook heeft verklaard. Verder heeft hij zich schuldig gemaakt aan een diefstal van geld van de bankrekening van zijn eigen grootouders door middel van een valse sleutel en het witwassen van dat geld. Hij heeft het vertrouwen van zijn grootouders beschaamd door hun bank- en inloggegevens te bemachtigen, geld over te maken van hun bankrekening naar de bankrekening van een vriend om te verhullen dat hij ermee te maken had en door dit geld vervolgens uit te geven. Het heeft de grootouders van verdachte verdriet gedaan dat zij zich hierdoor genoodzaakt zagen aangifte te doen tegen hun eigen kleinzoon. De rechtbank rekent verdachte alle feiten aan, maar weegt ook mee dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan, dat hij openheid van zaken heeft gegeven en heeft deelgenomen aan een geslaagd mediationtraject met (de dochter van) een van de slachtoffers.
Persoon van verdachte De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de [psycholoog] , van 5 december 2024. Uit het rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis met beperkte pro-sociale emoties. Hiervan was ook sprake ten tijde van de feiten en hierdoor werden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed. Er wordt echter geen wilsonvrijheid bij verdachte gezien. Geadviseerd wordt de feiten volledig aan hem toe te rekenen. Een klinische inschatting in combinatie met de gestructureerde risicotaxatie, leidt tot de inschatting van een matig tot hoog recidiverisico. De kans op recidive neemt toe zodra verdachte aangewezen is op zijn eigen mogelijkheden om de geldende normen en waarden toe te passen. Hij heeft veel meer toezicht nodig dan hem buiten justitie geboden kan worden. Hij heeft zeer duidelijke structurering van zijn gedrag nodig en een steviger lik-op-stukbeleid dan hem in de huidige begeleiding (ten tijde van het onderzoek) wordt geboden. De indruk is dat hij niet meer zou kunnen profiteren van een adequate pedagogische aanpak. Verdachte heeft zich ontwikkeld als een opportunistische, egocentrische jongen die strikt uit is op eigen gewin en hierin weinig tot geen rekening houdt met anderen. Hij is intelligent en verbaal en sociaal zeer vaardig hetgeen hij zonder enige terughoudendheid inzet, waar nodig ten koste van anderen. Hoewel hij beseft dat hij zeer structuurbehoeftig is, accepteert hij dit slechts om straf te vermijden. Zijn motivatie om tot gedragsverandering te komen, kent geenszins zijn basis in enig intrinsiek lijden doch kan zeker gebruikt worden tot een meer aangepast bestaan te komen. Op termijn zou schematherapie hem veel baat kunnen bieden om in contact te kunnen komen met zowel zijn gevoelswereld als die van anderen, maar dit vereist de nodige motivatie en bereidheid zich open te stellen. Zolang hier nog geen sprake van is, zou hij baat kunnen hebben bij EMDR-sessies en cognitieve gedragstherapie, omdat dit mogelijk wat minder zelfreflectie vereist. Gelet op zijn manipulatieve vaardigheden wordt aangeraden dit binnen het forensisch kader op te leggen bij een polikliniek van bijvoorbeeld Fivoor. Geadviseerd wordt de zeer stringent opgelegde structuur die bestaat in het kader van het schorsingstoezicht, zo lang als mogelijk vast te houden binnen bijzondere voorwaarde(n) bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel of binnen een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) en de genoemde behandeling als bijzondere voorwaarde op te nemen. Het lijkt van belang serieuze consequenties te verbinden aan het overtreden van voorwaarden, waarbij de eerste interventie een opname op een zeer gestructureerde justitiële (leef)groep zou moeten zijn waarbinnen voorafgaand aan zelfstandigheid, gewerkt wordt aan intrinsieke motivatie voor verandering zodat mogelijk de positieve resultaten zoals die kennelijk bij [organisatie] werden behaald, zich kunnen herhalen.
De rechtbank volgt de conclusie van de psycholoog over de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte en neemt deze over. De rechtbank heeft verder kennis genomen van de rapporten van de Raad, in het bijzonder het rapport van 16 juli 2025. Hieruit volgt dat de conclusies van de psycholoog door betrokken organisaties (Jeugdbescherming Brabant, [stichting] en [zorgbureau] ) slechts (nog) ten dele worden herkend. Verdachte heeft na een moeizame start, waarbij de schorsing van de voorlopige hechtenis twee keer is opgeheven, de draad goed opgepakt. Binnen een heel strak kader en met ondersteuning van de jeugdreclassering, [stichting] en de woongroep van [zorgbureau] heeft verdachte een positieve ontwikkeling in zijn gedrag laten zien. Vanwege deze ontwikkeling is de door de psycholoog geadviseerde hulpverlening op dit moment niet passend aldus de Raad. Als er in de toekomst opnieuw zorgen komen over het functioneren, kan worden afgewogen of de geadviseerde hulp ingezet moet worden. Om de kans op nieuw politiecontact te verkleinen, is van belang dat verdachte de sturing, ondersteuning, het toezicht en de begrenzing geboden blijft krijgen die hij al krijgt vanuit de jeugdreclassering, [stichting] en woongroep [zorgbureau] en dat hij een startkwalificatie behaalt door middel van de BBL Entree opleiding, waarvoor hij zich heeft aangemeld, en dat hij een daginvulling houdt in de vorm van school, werk en/of dagbesteding. Door de jeugdreclassering kan worden bezien of aanvullende hulpverlening noodzakelijk is. Doordat verdachte de afgelopen periode heeft laten zien dat hij meewerkt aan de noodzakelijk geachte hulpverlening en begeleiding en daarvan ook profiteert, is een GBM een te zware maatregel. De reeds ingezette en nog lopende (hulpverlenings)trajecten zullen verdachte verder helpen bij het voorkomen van herhaling. Jeugddetentie is niet passend, omdat de positieve processen niet doorbroken dienen te worden. Deze dragen juist bij aan het voorkomen van de kans op herhaling. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, meewerken aan hulpverlening van [stichting] en aanvullende hulpverlening, als de jeugdreclassering deze nodig acht, meewerken aan plaatsing op de woongroep van [zorgbureau] en het houden van een daginvulling, met begeleiding door de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Brabant. De jeugdreclassering kan erop toezien dat verdachte de positieve lijn die hij heeft ingezet, vasthoudt en verder uitbouwt en, indien nodig, aanvullende hulpverlening inzetten. Zodra het mogelijk is, kan de contactfrequentie omlaag en kan het toezicht mogelijk ook eerder positief worden afgesloten. Geadviseerd wordt daarnaast een werkstraf op te leggen.
Straffen De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de feiten een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en noodzakelijk is. De rechtbank zal aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte het afgelopen jaar heeft doorgemaakt met behulp van hulpverlening in het kader van het schorsingstoezicht. Ondanks een moeizame start, heeft verdachte binnen een strikt kader uiteindelijk de draad opgepakt. De rechtbank acht van belang dat de betrokken hulpverlening en ondersteuning wordt voortgezet om ervoor te zorgen dat verdachte de positieve lijn vasthoudt en verder doorzet om het risico op recidive te verkleinen. De rechtbank acht van belang dat de jeugdreclassering aanvullende hulpverlening voor verdachte in kan zetten als zij dat noodzakelijk acht en dat verdachte daaraan ook mee moet werken. Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht door de ouders en de jeugdreclassering en gelet op het rapport van de psycholoog, zou dat kunnen bestaan uit een onderzoek naar ADHD, hulp bij zijn financiën/budgettering, en/of schematherapie. De rechtbank zal dus de door de Raad bijzondere voorwaarden aan de proeftijd koppelen, te weten een meldplicht bij de jeugdreclassering, meewerken aan hulpverlening van [stichting] en aanvullende hulpverlening (zoals schematherapie, een onderzoek naar ADHD en/of hulp bij zijn financiën/budgettering) als de jeugdreclassering deze nodig acht, meewerken aan plaatsing op de woongroep van [zorgbureau] en het houden van een daginvulling, met begeleiding door de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Brabant.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen van 160 uren, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie als verdachte deze werkstraf niet (goed) uitvoert, zodat verdachte niet alleen hulp krijgt, maar ook de gevolgen van zijn daden ondervindt.
7 De benadeelde partij
[benadeelde 1] Benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 6.280,= voor feit 1 (02-193871-24), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verzocht wordt de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 6.280,= aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2024 tot aan de dag der voldoening. Deze schade is niet betwist en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt dat hier 0 (nul) dagen gijzeling tegenover staan bij niet betaling. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van gijzeling vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet opportuun is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
[benadeelde 3] De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 3.580,= voor feit 3 (02-193871-24), bestaande uit € 2.830,= aan materiële schade en € 750,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verzocht wordt de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade De benadeelde partij vordert als materiële schade het geldbedrag dat zij door de oplichting aan verdachte heeft afgegeven, minus de coulancevergoeding die door haar verzekering is uitgekeerd. Dit deel van de vordering is niet betwist, en is daarmee toewijsbaar.
Immateriële schade De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden, de onderbouwing van de benadeelde partij en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van € 750,= billijk.
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar tot een bedrag van € 3.580,=, bestaande uit € 2.830,= aan materiële schade en € 750,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2024 tot aan de dag der voldoening. Deze schade is niet betwist en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt dat hier 0 (nul) dagen gijzeling tegenover staan bij niet betaling. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van gijzeling vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet opportuun is.
Hoofdelijke aansprakelijkheid De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
8 Het beslag
Onder verdachte is een mes in beslag genomen (goednummer PL2000-2024135796-G2736422). Dit mes staat vermeld op de beslaglijst in het dossier. Uit de kennisgeving van inbeslagneming in het dossier volgt dat verdachte hiervan afstand heeft gedaan. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij dit mes niet terug hoeft te hebben. Nu verdachte al afstand heeft gedaan van het mes, is een beslissing op het beslag niet meer nodig. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen over het in beslag genomen mes.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-193871-24 feit 1: Medeplegen van oplichting; feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een samenweefsel van verdichtsels; feit 3: Medeplegen van oplichting;
02-329021-24 feit 1: Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels; feit 2: Witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 129 dagen dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
-
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende een door Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur, afdeling Jeugdreclassering, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- dat verdachte meewerkt aan het hebben en houden van een daginvulling in de vorm van werk, school en/of dagbesteding;
- dat verdachte meewerkt aan zijn plaatsing op de woongroep van [zorgbureau] en zich houdt aan de daar geldende regels en met hem gemaakte afspraken;
- dat verdachte meewerkt aan de hulpverlening vanuit [stichting] ;
- dat verdachte meewerkt aan aanvullende hulpverlening, zoals schematherapie, een onderzoek naar ADHD en/of hulp bij zijn financiën/budgettering, als de jeugdreclassering deze noodzakelijk acht;
- van rechtswege geldende voorwaarden daarbij zijn:
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- dat verdachte medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
geeft opdracht aan Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur, afdeling Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 160 uren;
-
beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 80 dagen;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 6.280,=, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (feit 1 onder parketnummer 02-193871-24), € 6.280,= te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
-
bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 3]
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 3.580,=, waarvan € 2.830,= aan materiële schade en € 750,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] (feit 3 onder parketnummer 02-193871-24), € 3.580,= te betalen, waarvan
€ 2.830,= aan materiële schade en € 750,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
-
bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.W. Haesen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma, kinderrechter, mr. H. Skalonjic, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 september 2025.
11 Bijlage I
De tenlastelegging
02-193871-24
1hij op of omstreeks 31 mei 2024 te [plaats 1] , gemeente [geboorteplaats] , in elkgeval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althansalleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of doorlistige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of hetteniet doen van een inschuld, te weteneen geldbedrag van ongeveer € 6280,-, door (al dan niet samen met zijnmededader(s))- in te bellen op het telefoonnummer van die [benadeelde 1] en daarbij zich voor te doen alspolitieambtenaar en tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat er verdachten waren die wildengaan inbreken bij die [benadeelde 1] en te zeggen dat er iemand langs zou komen om tecontroleren of alles in orde was en/of- (vervolgens) naar de woning van die [benadeelde 1] te gaan en zich daarbij voor te doen alspolitieambtenaar en tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geld en juwelen kwam halenen/of- (vervolgens) een geldbedrag van € 6280,- mee te nemen en/of (daarbij) tegen die[benadeelde 1] te zeggen dat het geld naar het politiebureau in [plaats 4] wordt gebracht;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2hij op of omstreeks 7 juni 2024 te [plaats 2] , gemeente Moerdijk, in elk geval inNederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meerdere munten (behorende tot een muntencollectie), in elk geval eniggoed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aanverdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met hetoogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijnmededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaften/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebbengebracht door middel van het aannemen van een valse naam en/of door listigekunstgrepen en/of samenweefsel van verdichtsels, immers hebbenverdachte en/of zijn mededaders- ingebeld op het telefoonnummer van die [benadeelde 2] en zich daarbij voorgedaan alspolitieambtenaar en daarbij gezegd dat er in de buurt werd ingebroken en te zeggendat er iemand langs zou komen om de (waardevolle) goederen van die [benadeelde 2] tetaxeren en/of- (vervolgens) naar de woning van die [benadeelde 2] te gaan en zich daarbij voor te doenals verzekeringsmedewerker en aan te geven dat de (waardevolle) goederen van die[benadeelde 2] getaxeerd/bekeken moesten worden;
(art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek vanStrafrecht)
3hij op of omstreeks 12 juni 2024 te [plaats 3] , in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/ofdoor listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van eendienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/ofhet teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van ongeveer € 5.580en/of meerdere stukken sieraden, door (al dan niet samen met zijn mededader(s))- in te bellen op het telefoonnummer van die [benadeelde 3] en daarbij zich voor te doenals politieambtenaar en tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat haar persoonlijke gegevensen contante spaargeld in gevaar waren en dat de dochter van voornoemde [benadeelde 3]op weg was naar het politiebureau en dat die [benadeelde 3] al haar sieraden en geldmoest klaarleggen en dat er iemand langs zou komen en/of- (vervolgens) naar de woning van die [benadeelde 3] te gaan en zich daarbij voor te doenals politieambtenaar en te zeggen dat hij geld en sieraden kwam halen en dat hijlater zou terugkomen;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
02-329021-24
1 hij op of omstreeks de periode van 3 mei 2024 tot en met 6 mei 2024, te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening geldbedragen ter hoogte van in totaal ongeveer 1.063,30, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft / hebben weggenomen waarbij de verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder hun/zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel te weten: de inloggegevens en/ of bankapp gegevens (gebruikersnaam en/ of wachtwoord en/ of toegangscode ) van de internetbankieren omgeving van voornoemde [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , te gebruiken tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededaders) niet gerechtigd was/ waren;
( art 310/311 lid Wetboek van Strafrecht)
2hij op of omstreeks de periode van 4 mei 2024 tot en met 6 mei 2024, te [plaats 1] , tezamen met (een) ander(en), gemeente Bergen op Zoom , althans in Nederland, althans alleen, een voorwerp, te weten 1.060 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat datvoorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig(eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond bWetboek van Strafrecht)