Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemene bepalingen
Titel VIII A. Bijzondere bepalingen voor jeugdigen en jongvolwassenen
Artikel 77aa

Artikel 77aa (Toezicht en begeleiding naleving voorwaarden jeugdigen)

Laatste versie

1. De rechter kan aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet of, in bijzondere gevallen en na overleg met een dergelijke rechtspersoon, aan een particulier persoon, opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

2. De rechter kan, indien de veroordeelde ingevolge artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek onder toezicht is gesteld, aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet opdragen aan de veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden hulp en steun te verlenen.

3. Indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter een in artikel 14c, zesde lid, bedoelde reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

4. Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kunnen regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van het toezicht en de begeleiding, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter kan aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet of, in bijzondere gevallen en na overleg met een dergelijke rechtspersoon, aan een particulier persoon, opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Dit betekent dat de rechter de bevoegdheid heeft om een opdracht te geven. Deze opdracht kan worden gegeven aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. In bijzondere gevallen, en pas na overleg met een dergelijke rechtspersoon (de gecertificeerde instelling), kan de opdracht ook aan een particulier persoon worden gegeven. De opdracht houdt in dat er toezicht wordt gehouden op de naleving van de voorwaarden en dat de veroordeelde hiervoor (ten behoeve daarvan) moet worden begeleid.

2. De rechter kan, indien de veroordeelde ingevolge artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek onder toezicht is gesteld, aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet opdragen aan de veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden hulp en steun te verlenen.

Dit betekent dat de rechter de bevoegdheid heeft om een gecertificeerde instelling (zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet) een opdracht te geven. Deze opdracht mag de rechter geven als de veroordeelde al onder toezicht is gesteld op grond van (ingevolge) artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De opdracht voor de gecertificeerde instelling is dan om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen met betrekking tot (ter zake van) de naleving der bijzondere voorwaarden.

3. Indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter een in artikel 14c, zesde lid, bedoelde reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Dit betekent dat indien een jeugdige veroordeelde de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de rechter de mogelijkheid heeft om een reclasseringsinstelling, zoals gespecificeerd in artikel 14c, zesde lid, een opdracht te geven. Deze opdracht houdt in dat de reclasseringsinstelling toezicht moet houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde daarvoor (ten behoeve daarvan) moet begeleiden.

4. Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kunnen regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van het toezicht en de begeleiding, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Dit betekent dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over de aard en de omvang van het toezicht en de begeleiding die in het eerste en tweede lid zijn genoemd. Dergelijke regels worden gesteld op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.