Uitspraak inhoud

Familie & Jeugd

Locatie Haarlem

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer: 09/232359-24 Uitspraakdatum: 7 juli 2025 Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van [datum] in de zaak tegen:

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , feitelijk verblijvende te [adres] .

Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 2 juni 2025 is de zaak verwezen naar deze rechtbank.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie [de OvJ] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, kantoorhoudende te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

Verder waren aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [vertegenwoordiger van de jeugdreclassering] , namens de jeugdreclassering en [vertegenwoordiger van Nabij Zorg] , namens Nabij Zorg.

Ook was de moeder van de verdachte aanwezig.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 16 juli 2024 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomenmisdrijf om een portemonnee en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] ( [leeftijd] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft verdachte die [benadeelde partij] ,- de lift en/of de portiek uit getrokken en/of geduwd, en/of- tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen, en/of- tegen het lichaam geschopt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs

3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

3.2. Standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

3.3 Oordeel van de rechtbank

3.3.1. Redengevende feiten en omstandigheden Omdat sprake is van een bekennende verdachte, zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:

  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van [datum] afgelegd;

  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] van 16 juli 2024 (dossierpagina 69 tot en met 71);

  • de geneeskundige verklaring van ANIOS chirurgie, [de ANIOS chirurgie] , van 16 juli 2024 (los document).

Het hierboven vermelde proces-verbaal is in de wettelijke vorm opgemaakt door een persoon die daartoe bevoegd is en voldoet ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

3.4. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat

hij op 16 juli 2024 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een portemonnee en/of een telefoon, die aan [benadeelde partij] ( [leeftijd] ), toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [benadeelde partij] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, immers heeft verdachte en/of zijn mededader die [benadeelde partij] ,- de lift uit getrokken en- tegen het hoofd en het lichaam geslagen en- tegen het lichaam geschopt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5 Strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 4 december 2024, opgesteld door [kinder- en jeugdpsycholoog] , kinder- en jeugdpsycholoog en GZ-psycholoog. Dit psychologisch onderzoeksrapport houdt, onder meer, het volgende in.

Bij de verdachte is sprake van een disharmonisch opgebouwd intelligentieprofiel. Hij is belast met een stoornis in het autisme spectrum (mate van ernst: niveau 1, ondersteuning vereist), misbruik van middelen (hasj), een normoverschrijdende gedragsstoornis en een verstoorde ouder- kind relatie. De copingstijlen die hij hanteert wanneer hij geconfronteerd wordt met spanning of frustratie zijn verdoven en vermijden alsmede egocentrisch, wensvervullend en normoverschrijdend handelen. Voornoemde problematiek was ook aanwezig ten aanzien van het ten laste gelegde feit. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van een kwetsbaarheid in het ontwikkelen van een drugspsychose bij overbelasting en overmatig drugsgebruik. Ten tijde van het onderzoek was zijn middelenmisbruik in gedwongen remissie.

Er wordt een verband gezien tussen de geconstateerde stoornissen en het aan hem ten laste gelegde feit. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.

De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat het bewezenverklaarde feit aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.

Nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte (geheel) uitsluit, is de verdachte wel strafbaar.

6 Motivering van de sanctie

6.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 104 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een proeftijd van twee jaar onder de algemene voorwaarde en bijzondere, dadelijk uitvoerbare, voorwaarden zoals mondeling en schriftelijk geadviseerd door de Raad, waaronder het meewerken aan ambulante behandeling bij [zorginstelling] dan wel klinische behandeling bij [zorgkliniek] , het hebben van een positieve dagbesteding en zich houden aan een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachte.

Als onderbouwing van de gevorderde bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat ter terechtzitting is gebleken dat het noodzakelijk is dat de verdachte behandeling krijgt. Hiervoor staat hij op de wachtlijst bij [zorginstelling] en [zorgkliniek] . De hoop is dat de verdachte allereerst kan starten met de ambulante behandeling bij [zorginstelling] . Als blijkt dat deze behandeling onvoldoende toereikend is, is een klinische behandeling bij [zorgkliniek] passend.

6.2. Standpunt van de verdediging De verdediging heeft bepleit om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gelijk aan het voorarrest en een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met algemene en bijzondere, dadelijk uitvoerbare, voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, met uitzondering van het meewerken aan de klinische behandeling bij [zorgkliniek] . De klinische behandeling bij [zorgkliniek] is niet werkbaar en tevens niet in het belang van de verdachte wegens de lange wachtlijst en een verandering van zijn omgeving. Indien achteraf blijkt dat deze behandeling toch noodzakelijk is, kan een wijziging van de voorwaarden verzocht worden.

6.3. Oordeel van de rechtbank Inleiding Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Aard en ernst In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich, samen met de medeverdachte, schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit, te weten een poging tot diefstal met geweld van een [leeftijd] man. De verdachte heeft op voorhand samen met de medeverdachte een plan gemaakt om iemand te beroven, waarbij zij uiteindelijk het slachtoffer hebben ‘uitgekozen’ en hem zijn gevolgd tot aan de portiek van zijn woning om hem vervolgens te overvallen. Het aanvankelijke plan was om het slachtoffer te vragen of zij gebruik mochten maken van zijn telefoon, maar hij bleek enkel zijn portemonnee bij zich te hebben. Het slachtoffer weigerde zijn portemonnee af te staan, waarna de verdachte en de medeverdachte fors geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer, bestaande uit het slaan tegen het hoofd en lichaam en het schoppen tegen lichaam, ook terwijl hij op de grond lag. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel overgehouden, te weten schaafwonden, blauwe plekken en gebroken ribben. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en gevoelens van angst bij het slachtoffer veroorzaakt. Dit blijkt onder andere uit de ter zitting door de rechtbank voorgelezen schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft hierin aangegeven dat de verdachten weliswaar geen goederen van hem hebben afgenomen, maar wel het meest kostbare, namelijk zijn gevoel van vrijheid en veiligheid omdat hij sinds het feit angstig is buiten en in het bijzonder bij het zien van jongeren. Tot slot vergroot dit soort feiten gevoelens van onveiligheid in de samenleving, zeker nu dit incident op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden en diverse personen hiervan getuige zijn geweest.

Persoonlijke omstandigheden Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:

  • het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.

  • het ook onder 5 genoemde Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 4 december 2024, opgesteld door [kinder- en jeugdpsycholoog] , kinder- en jeugdpsycholoog en GZ-psycholoog;

  • het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 5 juni 2025 van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.

Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat, zoals hierboven beschreven onder 5., de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank zal hier bij het bepalen van de straf rekening mee houden. Uit het psychologisch onderzoek blijkt verder dat zelfbewuste emoties of affectieve cognities meewegen en daarmee boosheid en eigen wensen onderdrukken, nog nauwelijks ontwikkeld lijkt te zijn bij de verdachte. Hij is namelijk geneigd om zijn eigen wensen te vervullen, waarbij hij de gevolgen voor anderen onvoldoende meeweegt. Daarnaast ontstaat er bij sociaal-emotionele overvraging en middelengebruik, een risico voor stemmenlast, wat een vicieuze cirkel kan veroorzaken. Om het risico te verminderen adviseert de psycholoog om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Als bijzondere voorwaarde wordt geadviseerd dat de verdachte zich klinisch laat behandelen in de forensische jeugdpsychiatrie ‘ [zorgkliniek] ’ in [plaats] . Gevolgd door een nazorgtraject met kamertraining bijvoorbeeld bij [zorgkliniek] . Gelet op de problematiek van de verdachte is een residentiële behandeling voor langere duur namelijk nodig om zowel de complexe psychiatrische problematiek als het normoverschrijdend gedrag te behandelen. Tevens kan binnen deze omgeving de overbelasting en overprikkeling bij de verdachte worden gemonitord en kunnen hem de benodigde vaardigheden aangeleerd worden.

De Raad kan zich niet met de uitkomsten van het psychologisch onderzoek verenigen. De Raad heeft schriftelijk geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte verblijft bij en zich laat begeleiden door [zorgkliniek] en zich houdt aan de al daar geldende regels. Indien dit onvoldoende blijkt, dient de verdachte zich klinisch te laten behandelen in de forensische behandelsetting voor jongeren bij [zorgkliniek] in [plaats] . Het recidiverisico wordt ingeschat op gemiddeld, al kan op dit moment nog niet volledig ingeschat worden hoe de risico's op recidive eruit zien wanneer de verdachte steeds meer vrijheden krijgt. Dit heeft ermee te maken dat de verdachte langere tijd intensieve één-op-één begeleiding heeft gehad bij [zorgkliniek] , waardoor de risico's op herhaling nihil te noemen zijn. Sinds enkele weken krijgt hij echter minder intensieve begeleiding en dat verloopt positief. De Raad is dan ook van mening dat begeleiding van [zorgkliniek] voldoende houvast en structuur biedt en kan blijven bieden, zodat de verdachte zijn positieve ontwikkeling kan doorzetten. De verdachte is ook gemotiveerd voor zijn verblijf bij [zorgkliniek] alsmede behandeling. Indien de verdachte toch bij [zorgkliniek] geplaatst wordt, zoals geadviseerd door de psycholoog, vreest de Raad dat hij zijn motivatie verliest. De Raad ziet wel in dat er nog risico’s zijn op recidive vanwege de persoonlijke problematiek van de verdachte en daarom is naast verblijf bij [zorgkliniek] ook behandeling noodzakelijk. Namens [zorgkliniek] is ter zitting naar voren gebracht dat – na een maandenlange positieve ontwikkeling – de afgelopen weken sprake is van een negatieve gedragsverandering bij de verdachte waarvan de oorzaak onduidelijk is. De verdachte is geregeld volledig uit contact, waarbij hij niet bereikbaar is en nachten wegblijft, meest recentelijk nog het weekend voor de zitting. Daarnaast is hij moeilijk begeleidbaar; hij is niet aanspreekbaar, vermijdt begeleiding en is prikkelbaar. Het vermoeden is dat hij weer middelen gebruikt omdat dit gedrag ook werd gezien in de periode dat hij nog veelvuldig blowde. Het is dan ook van belang dat de verdachte leert om niet direct middelen te gebruiken bij iedere uitdaging, zeker omdat er nog veel uitdagingen zullen volgen. Ook dient zijn weerbaarheid vergroot te worden zodat hij leert om keuzes te maken die in zijn belang zijn.

Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting naar voren gebracht dat de laatste twee weken sprake is van een gedragsverandering omdat de verdachte niet bereikbaar en slecht aanspreekbaar is. Het middelengebruik lijkt hierin een rol te spelen, waar hij eerder open en eerlijk over was. Indien hij wordt aangesproken op zijn gedrag geeft hij aan dat hij het niet meer zal doen, maar uiteindelijk doet hij het vrij kort daarna toch. Het is dan ook de vraag of hij het begrijpt. Daarnaast wordt gezien dat hij op zoek is naar momenten zonder enig toezicht. Hoewel één-op-één begeleiding niet meer mogelijk is, wordt er wel nog gezocht naar enige vorm van toezicht.

De Raad heeft ter zitting aan het raadsrapport toegevoegd dat ondanks de recente negatieve ontwikkelingen nog steeds wordt geadviseerd om zowel ambulante behandeling bij [zorginstelling] als klinische behandeling bij [zorgkliniek] op te leggen. Uit het persoonlijkheidsonderzoek is naar voren gekomen dat behandeling noodzakelijk is, maar dit is tot op heden nog niet gestart vanwege de wachtlijsten bij zowel [zorginstelling] als [zorgkliniek] . De verdachte staat op de wachtlijst bij [zorgkliniek] , waarbij het nog enkele maanden kan duren voordat hij daadwerkelijk kan starten. In de tussentijd kan hij, zonder één-op-één begeleiding, bij [zorgkliniek] verblijven, wat in eerste instantie ook het meest passend wordt geacht samen met ambulante behandeling van [zorginstelling] . De behandeling bij [zorginstelling] kan hopelijk op korte termijn starten. De Raad adviseert nog wel een aanvullende bijzondere voorwaarde, namelijk dat de verdachte positieve dagbesteding heeft. Daarnaast zijn er zorgen over het middelengebruik van de verdachte, maar het is niet wenselijk om dit als voorwaarde op te nemen nu dit naar verwachting op korte termijn zal leiden tot een negatieve terugmelding. Het middelengebruik dient dan ook met de hulpverlening aangepakt te worden. Tot slot adviseert de Raad om dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gezien de hoge kans op recidive zonder behandeling.

Conclusie In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, te weten een poging tot diefstal met geweld, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Bij oplegging van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte 44 dagen gedetineerd is geweest. Daarnaast heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen, wat is gebleken uit de openheid omtrent zijn handelen. Ook houdt de rechtbank rekening met het persoonlijkheidsonderzoek, waaruit onder andere is gebleken dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Tot slot houdt de rechtbank met het advies van de Raad om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden.

Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van het uitgangspunt alsmede de eis van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie van 104 dagen moet worden opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit*.*De rechtbank zal daarbij bepalen dat de verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden, waaronder verblijf bij [zorgkliniek] , ambulante behandeling bij [zorginstelling] en dagbesteding. Tevens vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte meewerkt aan klinische behandeling bij [zorgkliniek] , tenzij dit niet langer noodzakelijk wordt geacht door de jeugdreclassering gelet op de ambulante behandeling bij [zorginstelling] en het verblijf van de verdachte bij [zorgkliniek] . Hoewel de rechtbank met de psycholoog van oordeel is dat een klinische behandeling noodzakelijk lijkt voor het slagen ervan, is het eveneens noodzakelijk dat een behandeling zo snel mogelijk wordt gestart. Het is op dit moment nog onzeker of de verdachte terecht kan bij [zorgkliniek] en zo ja, per wanneer. Daarbij komt dat de verdachte de afgelopen periode ook positieve stappen heeft gezet in het ambulante kader. De intentie van de rechtbank is daarom dat de behandeling van de verdachte aanvankelijk wordt gestart in het ambulant kader, mede gelet op de problematiek van de verdachte en de op dit moment aanwezige motivatie van de verdachte. Mocht blijken dat de verdachte deze kans met beide handen pakt en zodanige positieve resultaten laat zien, dan geeft de rechtbank de jeugdreclassering in overweging de behandeling voort te zetten in het ambulante kader. Vooralsnog is de rechtbank van oordeel dat aansluitend een opname bij [zorgkliniek] noodzakelijk is.

De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen noodzaak om een contactverbod op te leggen met het slachtoffer of met de medeverdachte.

De rechtbank zal bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De verdachte heeft zich namelijk schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen, en gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging tot diefstal met geweld. De rechtbank is daarom, in het licht bezien van het risico op herhaling dat is vastgesteld door de Raad, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.805,51 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 905,51 aan materiële schade en € 900,00 aan immateriële schade. De gestelde materiële schade bestaat uit het volgende: bril (€ 493,92), apotheekkosten (€ 14,22), boodschappenkar (€ 99,95), stomerijkosten (€ 13,50), jas (€ 262,64), pleisters en paracetamol (€ 8,29) en voltaren emulgel (€ 12,99).

Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schade, vermeerderd met de wettelijke rente, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een hoofdelijke veroordeling. Standpunt verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding toegewezen kan worden.

Oordeel rechtbank De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Daarnaast komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

De betalingsverplichting wordt hoofdelijk opgelegd aan de verdachte en de medeverdachte ( [medeverdachte] ), omdat de verdachte het bewezen verklaarde feit samen met hem heeft gepleegd. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

schadevergoedingsmaatregel De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: artikel 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van honderdvier (104) dagen. Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot zestig (60) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.

Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te [adres][adres] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.

Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van die wet uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Bepaalt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij **[benadeelde partij]**geleden schade tot een bedrag van € 1.805,51, bestaande uit € 905,51 voor de materiële en € 900,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.805,51, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen jeugddetentie. Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Beek, voorzitter, mr. J. Lintjer en mr. E.K.A. van den Bos, rechters, allen (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.D. Warmerdam, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2025.

Mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.