Uitspraak inhoud

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer: 09-221986-24 Datum uitspraak: 25 september 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte], (hierna: de verdachte), geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] , inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 11 september 2025.

De officier van justitie in deze zaak is mr. A. Briejer en de raadsvrouw van de verdachte is mr. S.M. Hoogenraad te Zoetermeer. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 De bewijsbeslissing

3.1 Inleiding

De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

  1. primair:

verkrachting van [aangeefster] , gepleegd op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2024 tot 1 juli 2024 te ’s-Gravenhage; subsidiair:het plegen van ontuchtige handelingen met [aangeefster] die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, in de periode van 1 februari 2024 tot 1 juli 2024 te ’s-Gravenhage;

  1. het in bezit hebben en/of aanbieden en/of vervaardigen van kinderporno, in de periode van 1 februari 2024 tot en met 8 juli 2024 te ‘s-Gravenhage;

  2. een ander, te weten [aangeefster] , door bedreiging met een feitelijkheid, wederrechtelijk dwingen iets te doen of dulden in de periode van 1 februari 2024 tot en met 8 juli 2024 te ’s-Gravenhage.

3.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde.

3.3 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde bepleit. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich namens de verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsvrouw zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.

3.4 Beslissing van de rechtbank

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, zoals hieronder uiteengezet. Voor de feiten 1 en 3 heeft de rechtbank in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen. Voor feit 2 volgt een opsomming van de bewijsmiddelen.

3.5 Bewijsoverwegingen feiten 1 en 3

De verdachte wordt onder feit 1 ervan verdacht dat hij de aangeefster [aangeefster] op twee verschillende momenten heeft verkracht, dan wel ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd en onder feit 3 dat hij haar gedwongen heeft seksuele handelingen te ondergaan en bij zichzelf te verrichten, en daarvan dan beeldmateriaal te maken en aan hem te sturen.

Feiten en omstandigheden Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de aangeefster op 16 mei 2024 en 28 juni 2024 seks met elkaar hebben gehad. Het ging daarbij om orale seks (de verdachte heeft zich door de aangeefster laten pijpen). Ook heeft de verdachte zijn penis in de vagina van aangeefster gebracht. Volgens de verdachte heeft de seks beide keren plaatsgevonden met instemming van de aangeefster en was er sprake van vrijwilligheid. De aangeefster heeft daarentegen verklaard dat zij zich gedwongen voelde om naar de twee afspraken met de verdachte te gaan, omdat de verdachte dreigde om video’s met seksueel beeldmateriaal van haar online te zetten. Uit angst voor de verspreiding van deze video’s, is de aangeefster naar de afspraken met de verdachte gegaan en heeft zij seksuele handelingen met de verdachte moeten ondergaan. Op de telefoon van de verdachte zijn meerdere video’s met seksueel beeldmateriaal van de aangeefster aangetroffen. Hij heeft deze video’s gedeeld met zijn neef. Dit laatste heeft de verdachte ter zitting ook bekend.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van één of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam en in hoeverre de video’s daarbij een rol hebben gespeeld, en dus of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en/of dwang.

Juridisch kader Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.

Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het is voldoende dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, die afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring van de aangeefster en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.

28 juni 2024 Op 16 mei 2024 hebben de verdachte en aangeefster seks met elkaar gehad. In haar aangifte heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte op 27 juni 2024 (weer) contact met haar heeft gezocht via sociale media. De verdachte heeft naar de aangeefster berichten gestuurd waarin hij zei dat zij weer seks met hem moest hebben of dat hij anders filmpjes waarop zij seksuele handelingen verricht met zichzelf op Telegram zou zetten.

Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat er tussen de verdachte en de aangeefster gesprekken hierover hebben plaatsgevonden via Snapchat. De verdachte heeft naar de aangeefster een bericht gestuurd en gezegd “kom neuken”. De aangeefster heeft dit geweigerd. De verdachte heeft vervolgens berichten gestuurd naar de aangeefster die aansluiten bij hetgeen zij heeft verklaard bij de politie, namelijk dat hij haar dwingende berichten heeft gestuurd met de inhoud dat zij de volgende dag in de Primark seks met hem moest hebben of dat hij anders een video met seksueel beeldmateriaal van haar op Telegram zou zetten. De verdachte heeft zijn bedreiging kracht bijgezet door een bericht te sturen dat hij ook een intieme video van de aangeefster online kon zetten waarop haar hoofd te zien was en zij dus herkenbaar was. De aangeefster heeft vervolgens gereageerd dat zij alleen naar de Primark zou komen onder de voorwaarde dat hij de naaktbeelden van haar zou verwijderen.

Op 28 juni 2024 is de aangeefster naar de Primark gegaan en heeft zij de verdachte daar ontmoet. De aangeefster heeft verklaard dat zij vervolgens met de verdachte een pashokje in is gegaan. Daar heeft de verdachte de aangeefster bij haar hoofd naar beneden geduwd en haar hand bij zijn geslachtsdeel gelegd. De verdachte duwde vervolgens zijn geslachtsdeel in de mond van de aangeefster en bewoog deze op en neer. Vervolgens heeft de verdachte de aangeefster omgedraaid, haar rug naar beneden geduwd en heeft haar vervolgens gepenetreerd met zijn geslachtsdeel.

Verklaringen aangeefster In haar verklaringen bij de politie heeft de aangeefster gedetailleerd en consistent verklaard over de plaats, de aanleiding en de context van de seksuele handelingen, alsmede over de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. Dat de aangeefster in haar eerste verklaring bij de politie niet gedetailleerd heeft beschreven waar de seksuele handelingen uit bestonden, maar heeft gezegd dat zij tegen haar wil is misbruikt door de verdachte, doet daar volgens de rechtbank niet aan af. De daarop volgende verklaringen van de aangeefster waarin zij wel gedetailleerd verklaard heeft over de seksuele handelingen, komen authentiek over op de rechtbank. Over de aard van de seksuele handelingen heeft de verdachte bovendien een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank komt al met al tot de conclusie dat de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en geloofwaardig kunnen worden aangemerkt en daarom als basis voor het bewijs kunnen dienen.

Steunbewijs De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaring van de aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal afkomstig van een andere bron. De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend en neemt daarbij het volgende in aanmerking.

De verklaring van de aangeefster wordt onderbouwd door getuige [getuige 1] . Op 28 juni 2024 hebben de getuige en de aangeefster contact met elkaar via Snapchat, vlak voordat de aangeefster met de verdachte had afgesproken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangeefster de getuige berichten heeft verstuurd waarin zij aangaf dat de verdachte een dag eerder contact met haar had opgenomen en tegen haar had gezegd dat ze seks met hem moest hebben of dat hij anders dingen (de rechtbank begrijpt: intieme video’s van haarzelf) die zij tijdens haar relatie met de neef van de verdachte aan die neef zou hebben gestuurd, op Telegram zou zetten. De aangeefster had contact met de getuige op het moment dat zij onderweg was naar de afspraak met de verdachte in de Primark. De aangeefster heeft vervolgens 40 minuten lang niet meer gereageerd op de berichten van de getuige. Na afloop van de afspraak tussen de verdachte en de aangeefster in de Primark, heeft de aangeefster aan de getuige verteld dat zij seks heeft gehad met de verdachte.

Ook door de getuige [getuige 2] wordt de verklaring van de aangeefster op belangrijke punten ondersteund. Deze getuige heeft verklaard dat de verdachte heeft gedreigd dat hij intieme video’s van de aangeefster zou gaan posten als zij niet opnieuw seks met hem zou hebben. Volgens de getuige [getuige 2] heeft de aangeefster nogmaals met de verdachte afgesproken, uit angst dat de intieme filmpjes online zouden worden gezet.

Dwingen De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of in de onderhavige zaak sprake is geweest van ‘dwingen’ in de zin van artikelen 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zoals dat gold ten tijde van de ten laste gelegde feiten, in die zin dat er sprake is van geweld en/of andere feitelijkheden (of de bedreiging daarmee) die hebben geleid tot het ondergaan van handelingen die het slachtoffer zonder dat geweld of die feitelijkheden (of de bedreiging daarmee) niet zou hebben verricht of laten gebeuren. Het gaat om handelingen waaraan het slachtoffer zich ‘naar redelijke verwachting’ niet heeft kunnen onttrekken. Ook moet er bij de verdachte sprake zijn van opzet, in die zin dat de verdachte opzettelijk een zodanige druk heeft uitgeoefend dat het slachtoffer zich daartegen naar redelijke verwachting niet heeft kunnen verzetten of zich niet of alleen zeer moeilijk aan het handelen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.

Er moet sprake zijn van onvrijwilligheid en van onvermijdbaarheid. De verdachte moet hebben geweten van de onvrijwilligheid aan de kant van het slachtoffer én moet opzettelijk een situatie in het leven geroepen hebben waaraan het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet heeft kunnen onttrekken. Het is hierbij ook voldoende als de verdachte de aanmerkelijke kans op de onvrijwilligheid en de onvermijdbaarheid willens en wetens heeft aanvaard (voorwaardelijk opzet).

De rechtbank is van oordeel dat er in deze situatie sprake is geweest van de hiervoor bedoelde dwang door feitelijkheden en geweld. De aangeefster heeft verklaard dat zij tegen de verdachte heeft gezegd dat ze geen seks met hem wilde. Naar aanleiding van de berichten die de verdachte stuurde waarin hij dreigde de video’s van de aangeefster online te zetten als zij geen seks met hem zou hebben, is de aangeefster alsnog naar de afspraak met de verdachte gegaan en heeft zij seks met hem gehad, waarbij de verdachte haar heeft geduwd en omgedraaid.

Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zelf niet veel ervaring heeft en dat zijn neef heeft gezegd dat hij zulke berichten naar de aangeefster moest sturen. De verdachte heeft – naar eigen zeggen – daarom het afspreken met de aangeefster op deze manier aangepakt en was zich er geenszins van bewust dat de aangeefster dit alles onvrijwillig heeft ondergaan en dat de dreiging met het online zetten van intieme video’s heeft bewerkstelligd dat de aangeefster seks met hem had.

Ter zitting heeft de verdachte in dat verband verder verklaard dat de seks op 28 juni 2024 tussen hem en de aangeefster vrijwillig was, en dat ook het eerdere seksuele contact op 16 mei 2024 vrijwillig was en dat vóór dát seksuele contact niet gedreigd was met het online zetten van intieme video’s.

De rechtbank acht het om te beginnen ongeloofwaardig dat wanneer er op 16 mei 2024 vrijwillige seks zou hebben plaatsgevonden, het dreigen met het online zetten van de intieme video’s nodig was om een afspraak met de aangeefster te kunnen maken om opnieuw seks met haar te hebben. De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat de verdachte dit slechts deed, omdat dit meer spanning zou geven en hij in de veronderstelling was dat dit zo hoorde te gaan. Hij heeft verklaard dat hij niet dacht dat het dreigen met het online zetten van intieme video’s van de aangeefster een rol speelde bij het hebben van seks, en dat de aangeefster dat in zijn beleving ook niet erg vond. De rechtbank acht dit een ongeloofwaardige verklaring, mede in het licht van de inhoud van de chatgesprekken tussen de verdachte en zijn neef, en de inhoud van de chatgesprekken met de aangeefster. De verdachte stuurt aan de aangeefster op 27 juni 2024 berichten met de inhoud “kom gw kk neuken of ik zet je op tg” en “kan ook die met je hoofd zetten he”. De aangeefster reageert met “ik kom morgen alleen als je dat vw”. Vervolgens stuurt de verdachte de aangeefster opdrachten om seksuele handelingen bij zichzelf te verrichten en zegt ook daarbij “ga je nog beginnen of telegram”, en (later): “is 2 klikken en je staat online”. Ook zegt de verdachte tegen de aangeefster dat ze iets sexy’s aan moet trekken en dat hij alles bepaalt. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de aangeefster een bericht heeft gestuurd naar de verdachte dat zij hem kan aansteken als zij in zijn buurt komt. De rechtbank begrijpt dat de aangeefster op dat moment ziek was. De verdachte heeft hierop gereageerd door te zeggen dat dit hem niet boeit en dat ze gewoon moet komen. Hoewel deze laatste berichten van een latere datum zijn, dragen zij wel bij aan het bewijs dat er bij de aangeefster geen sprake was van vrijwilligheid. Tijdens de seksuele handelingen heeft de verdachte bovendien enige mate van geweld gebruikt door de aangeefster te duwen en om te draaien. Dat de aangeefster zich tijdens de seksuele handelingen niet hevig heeft verzet maakt dat niet anders, nu een groot gedeelte van de dwang waarmee de weerstand van de aangeefster is gebroken is uitgeoefend door te dreigen met het online zetten van de video’s. Zwaardere vormen van geweld tijdens de seks waren daardoor niet nodig om de aangeefster op het moment zelf te dwingen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.

In de hiervoor geschetste context - te weten het meermalen dreigen met online zetten van intieme video’s - kan er aan de zijde van de aangeefster niet worden gesproken van vrijwilligheid. Al deze omstandigheden wijzen er juist op dat de verdachte dwingend was richting de aangeefster en dat er ten tijde van de seks geen sprake was van vrijwilligheid aan de zijde van de aangeefster. Door op deze manier te handelen heeft de verdachte de aangeefster in een zodanige door hem veroorzaakte bedreigende situatie gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan de seksuele handelingen heeft kunnen onttrekken.

De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het creëren van een voor de aangeefster dwingende en onvermijdbare situatie. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de aangeefster zich gedwongen voelde om met de verdachte af te spreken en deze seksuele handelingen te plegen en te ondergaan, uit de angst die was ontstaan door de dreiging dat haar video’s online zouden worden verspreid. Het is invoelbaar dat de dreiging dat de video’s waarop de aangeefster seksuele handelingen verricht met zichzelf, zeer ingrijpend is voor een minderjarig meisje. Dat geldt zeker in een tijd waarin sociale media een grote rol spelen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat ook de verdachte zich, in ieder geval in enige mate, bewust was van de dreiging die kan uitgaan van het hebben en mogelijk verspreiden van dergelijke video’s, omdat hij op de vraag van de aangeefster om zelf video’s te maken antwoordt dat dat bij hem niet werkt, en dat hij “geen kk sukkeltje is”. De verklaring van de verdachte die er op neer komt dat hij zich van de dreiging van het online zetten van seksueel beeldmateriaal helemaal niet bewust is geweest, acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig in het licht van de inhoud van de bewijsmiddelen.

Gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van aangeefster op 28 juni 2024.

16 mei 2024 Op 15 mei 2024 heeft de aangeefster een bericht van de verdachte gekregen waarin hij zei: ‘neuken of telegram’. De aangeefster kreeg vervolgens een intieme video van zichzelf doorgestuurd. Volgens de aangeefster betreft dit een video die zij naar de neef van de verdachte had gestuurd, waarmee zij in 2023 een relatie had gehad. De verdachte heeft vervolgens een bericht gestuurd en gezegd dat de aangeefster op 16 mei 2024 naar de Megastores in Den Haag moest komen en als zij niet zou komen of te laat zou zijn, dat hij de video zou verspreiden op sociale media. Uit angst dat de video’s online zouden komen, is de aangeefster naar de Megastores in Den Haag gegaan. Eenmaal daar heeft de verdachte haar meegenomen naar de wc en deed hij de deur op slot. Hij heeft haar vervolgens tegen de muur geduwd en begon haar te zoenen. Aangeefster heeft de verdachte daarop weggeduwd. De verdachte heeft daarop gereageerd door te zeggen dat de aangeefster met twee klikken online staat. De verdachte heeft vervolgens de aangeefster bij haar rug naar beneden geduwd en is met zijn penis in haar vagina gegaan. Ook heeft de verdachte zijn penis in de mond van de aangeefster geduwd.

De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte dezelfde handelswijze hanteerde voorafgaand aan de afspraken waarbij seksuele handelingen hebben plaatsgevonden op 16 mei 2024 en op 28 juni 2024. De verdachte heeft beide keren gedreigd intieme video’s van de aangeefster op Telegram te plaatsen. Gelet op de verklaringen van de aangeefster die overeenkomen met de Snapchatgesprekken die zien op de afspraak van 28 juni 2024, vindt de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat het tot stand brengen van de afspraak op 16 mei 2024 anders zou zijn verlopen dan het tot stand brengen van de afspraak op 28 juni 2024. De verklaring van de verdachte dat de intieme filmpjes bij het maken van de afspraak op 16 mei 2024 geen enkele rol hebben gespeeld, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Dat maakt dat de rechtbank ook bewezen acht dat de verdachte op 16 mei 2024 seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster heeft verricht, en dat dat is gebeurd onder de dreiging met het online zetten van intieme video’s van de aangeefster. Ook hierbij is enige mate van geweld gebruikt.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich op 16 mei 2024 en op 28 juni 2024 schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen.

Feit 3 Dwang Voor een bewezenverklaring van artikel 284 Sr is vereist dat iemand wederrechtelijk is gedwongen iets te doen, na te laten of te dulden door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging hiermee. De gedragingen van de verdachte moeten met andere woorden een zodanige psychische druk opleveren dat het slachtoffer hieraan geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde te voldoen aan hetgeen van hem werd verlangd.

Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de dwang bij de verkrachtingen, overweegt de rechtbank dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen met hem door te dreigen intieme filmpjes van haar online te zetten. In hetzelfde gesprek waarin de verdachte onder dreiging van het online zetten van de filmpjes de aangeefster dwingt om seks met hem te hebben, heeft hij haar eveneens gedwongen filmpjes te sturen waarop zij seksuele handelingen met zichzelf verricht. De verdachte heeft daarbij dwingende berichten verstuurd met de opdracht dat de aangeefster zichzelf moest filmen terwijl zij zichzelf vingerde. Als de aangeefster vervolgens niets stuurt, zet de verdachte zijn dwingende woorden kracht bij door te dreigen eerdere video’s van haar online te zetten. De rechtbank is van oordeel dat deze feitelijkheden van zodanige aard waren dat zij in de gegeven omstandigheden leidden tot een zodanige psychische druk dat de aangeefster hieraan geen weerstand heeft kunnen bieden.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend is bewezen.

3.6 Gebruikte bewijsmiddelen feit 2

De rechtbank zal voor feit 2 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024216705, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 328). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen.

  1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 september 2024, (p. 287-322).

3.7 De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

1hij in de periode van 1 mei 2024 tot en met 28 juni 2024 te 's-Gravenhage, [aangeefster] door geweld en bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten door één of meerdere malen- te dreigen naaktfilmpjes van die [aangeefster] (via social media) te verspreiden en - die [aangeefster] tegen de muur te duwen en- de rug van die [aangeefster] omlaag te duwen en - het hoofd van die [aangeefster] naar beneden te duwen en - de hand van die [aangeefster] bij zijn, verdachtes, penis te leggen en die vervolgens naar de mond van die [aangeefster] te duwen en- die [aangeefster] om te draaien,(telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft verdachte één of meerdere malen zijn, verdachtes, penis in de vagina en mond van die [aangeefster] gebracht en geduwd en (vervolgens) heen en weer bewogen

2hij in de periode van 1 mei 2024 tot en met 8 juli 2024te 's-Gravenhage, meerdere malen telkens afbeeldingen, te weten video's en gegevensdragers bevattende afbeeldingen (te weten een mobiele telefoon) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft verspreid, in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:- het met een vinger penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en- het betasten en aanraken van het eigen geslachtsdeel en ontbloot (boven)lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt

3hij in de periode van 1 mei 2024 tot en met 28 juni 2024 te 's-Gravenhage, een ander, te weten [aangeefster] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten- het verrichten van seksuele handelingen met hem, verdachte en- het versturen van video's van het aanraken en wrijven en verrichten van seksuele gedragingen aan de eigen vagina, althans het eigen lichaam,door die [aangeefster] één of meerdere malen de woorden toe te voegen- "stuur iets leuks dan", en- "twee klikken en je staat online", en- "kom KKR neuken dan, anders kom je op telegram, althans woorden van gelijke aard/strekking

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 6. De op te leggen straf

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 227 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie gevorderd. Ook heeft de officier van justitie een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr maatregel gevorderd, inhoudende een contactverbod met aangeefster, voor de duur van drie jaren, waarbij voor elke overtreding twee weken hechtenis kan worden opgelegd.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het advies van de psycholoog om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en het feit dat de verdachte werd beïnvloed door zijn neef. Ingeval van een bewezenverklaring heeft de verdediging verzocht de zaak af te doen conform het advies van de Raad. Indien de rechtbank komt tot vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde, heeft de verdediging gelet op de persoonlijke omstandigheden en het feit dat de verdachte een first offender is een voorwaardelijke taakstraf bepleit.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van de feiten De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen, verwerven, verspreiden en het in bezit hebben van kinderporno, door video’s van seksuele aard van het 15-jarige slachtoffer door haar te laten maken, naar hem te laten sturen en deze vervolgens aan zijn neef door te sturen. Deze video’s hebben ook een grote rol gespeeld in het afdwingen van seks bij het slachtoffer. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee verkrachtingen, waarbij hij het slachtoffer heeft gedwongen seksuele handelingen te ondergaan door te dreigen met het online zetten van deze video’s. De verdachte heeft door deze feiten een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit en privacy van het slachtoffer. Daarbij heeft de verdachte de (seksuele) grenzen van het slachtoffer overschreden en heeft hij niet stilgestaan bij het verdriet en de angst die dit bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten hier nog lange tijd negatieve gevolgen van ondervinden. Dit is ook bij het slachtoffer het geval, zoals blijkt uit de toelichting op de namens het slachtoffer ingediende vordering tot schadevergoeding en haar slachtofferverklaring. Bij het slachtoffer is een posttraumatische stressstoornis geconstateerd en zij volgt hiervoor behandeling bij een psycho(trauma)therapeut.

Strafblad De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 september 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit heeft verder geen invloed op de strafoplegging, omdat een blanco strafblad het uitgangspunt is.

Persoon van de verdachte De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van dr. [naam 1] (klinisch psycholoog) van 30 december 2024. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis. Hierdoor is de verdachte sterk verminderd in staat om zich te verplaatsen in de belevingswereld van een ander, diens emoties te herkennen en zijn gedrag daarop aan te passen. De verdachte werd hierdoor ten tijde van de strafbare feiten onvoldoende geremd door empathische gevoelens of gewetenswroeging richting de aangeefster. Hoewel de verdachte gelet op zijn bovengemiddeld intelligentieniveau en seksuele voorlichting die hij heeft gehad, in staat kan worden geacht om het ontoelaatbare van zijn gedrag in te zien, valt niet uit te sluiten dat hij onvoldoende inzag dat zijn handelen ontoelaatbaar was. Vanwege zijn autismespectrumstoornis en het feit dat hij zijn oudere neef een sterke negatieve invloed om op hem had, was de verdachte verminderd in staat om andere gedragskeuzes te maken en conform te handelen. Gelet daarop wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als laag-matig ingeschat. In dat kader is positief dat de verdachte geen contact meer heeft met zijn neef en dat de verdachte behandeling bij [zorginstantie] heeft gevolgd, gericht op het beter begrijpen van seksualiteit. Om het recidiverisico verder te verlagen is behandeling aangewezen, zodat de verdachte leert om op een gezonde manier uiting te geven aan zijn seksualiteit, waarbij de grenzen van een ander en hemzelf centraal staan. Geadviseerd wordt om de behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel te realiseren, waarbij de jeugdreclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden.

De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad van 1 september 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte vanwege zijn autismespectrumstoornis sociale situaties (soms) verkeerd ingeschat dan wel niet begrijpt. De verdachte is correct en beleefd en heeft een zekere mate van zelfcontrole. De verdachte is positief gericht op de toekomst en heeft redelijk goed meegewerkt aan de behandeling bij [zorginstantie] . Binnen deze behandeling was er aandacht voor seksualiteit en het sociaal vaardiger maken van de verdachte. De behandeling is inmiddels afgerond. Gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich goed gehouden aan de schorsende voorwaarden en komt hij zijn afspraken goed na. De verdachte heeft een goede en hechte band met zijn gezin en zijn ouders werken goed mee aan de hulpverlening. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot matig. De tijd die de verdachte in de jeugdgevangenis heeft doorgebracht heeft hij als zwaar ervaren en dit zal naar verwachting preventief werken. Om de kans op herhaling verder te verkleinen wordt geadviseerd om de begeleiding van de jeugdreclassering voort te zetten en de inzet van een speciaal op autisme gerichte coach (een zogenaamde BOBA-coach). Gelet daarop adviseert de Raad ingeval van een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie om de hulpverlening voort te zetten. Daarbij wordt geadviseerd de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

De deskundige van Jeugdbescherming west heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte zich goed aan de afspraken heeft gehouden tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte heeft bij [zorginstantie] de module seksueel overschrijdend gedrag gevolgd. De behandeling zit nu in de afrondende fase. Het advies is om met een BOBA-coach verder te werken aan doelen. De begeleiding van deze coach zal gericht zijn op het omgaan met autisme, het aanleren van sociale vaardigheden, maar ook vaardigheden op het gebied van seksualiteit/consent en sociale media. Toerekeningsvatbaarheid De rechtbank volgt de conclusies van de deskundige wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en vindt de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.

Strafmodaliteit en strafmaat De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt bij een verkrachting een jeugddetentie van zes maanden genomen. Hoewel de rechtbank rekening houdt met het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten en er sprake was van een zekere mate van invloed van zijn oudere neef, heeft de verdachte een actief en belangrijk eigen aandeel gehad. Daarbij komt dat de verdachte intelligent is en hij op zijn minst enig besef moet hebben gehad van het ontoelaatbare van zijn handelen. De bewoordingen die de verdachte heeft gebruikt om het slachtoffer te bewegen seks met hem te hebben en video’s van seksuele aard naar hem te sturen waren buitengewoon respectloos en denigrerend.

Aan de andere kant houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte ten tijde van het feit zelf ook zeer jong was en hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De verdachte heeft lange tijd in voorarrest gezeten en dit heeft hij als zwaar ervaren. Tijdens de schorsing heeft de verdachte zich goed gehouden aan de schorsende voorwaarden en zich ingezet voor de behandeling bij [zorginstantie] .

Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien met de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat in deze specifieke situatie een jeugddetentie voor de duur van 273 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht (73 dagen), waarvan 200 dagen voorwaardelijk een passende straf is. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke gedeelte een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Deze bijzondere voorwaarden zijn gericht op het voortzetten van de behandeling en begeleiding, zodat de verdachte zich positief kan blijven ontwikkelen en om de kans op herhaling zo laag mogelijk te houden.

De rechtbank ziet geen aanleiding om een artikel 38v maatregel aan de verdachte op te leggen, maar zal een contactverbod met het slachtoffer en de neef van de verdachte opnemen als bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet evenmin aanleiding nog een taakstraf op te leggen.

VOG Anders dan door de raadsvrouw is verzocht, zal de rechtbank zich niet uitlaten over de vraag of deze veroordeling van invloed moet zijn op de afgifte aan de verdachte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Dat staat immers niet ter beoordeling van de rechtbank, maar van de dienst Justis. Daarbij komt nog dat de vraag of al dan niet een VOG wordt afgegeven mede afhankelijk is van de functie in verband waarmee die aanvraag wordt gedaan, zodat daarover ook om die reden op voorhand geen uitspraak kan worden gedaan.

Dadelijke uitvoerbaarheid De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht bevelen zoals (ter zitting) door de Raad is geadviseerd. Uit het rapport van de psycholoog betreffende de persoonlijkheid van de verdachte en zijn verklaring ter zitting volgt dat hij nog onvoldoende inzicht lijkt te hebben in de gevolgen van zijn handelen, en dat hij door zijn gedragingen aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan en verrichten van seksuele handelingen met hem. De verdachte heeft nog steeds hulpverlening en begeleiding nodig om handvatten te krijgen om de juiste keuzes te maken. Zonder deze hulpverlening moet er – naar het oordeel van de rechtbank – ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet daarop acht de rechtbank de dadelijke voortzetting van de behandeling en begeleiding noodzakelijk.

7 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[aangeefster] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 2] en [naam 3] en ter terechtzitting bijgestaan door mr. R.G. van der Laan, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 10.046,20, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 46,20 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

7.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie concludeert tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om de immateriële schade aanzienlijk te matigen, nu vrijspraak is bepleit ten aanzien van feit 1 en deels feit 3. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de verdediging ook verzocht de hoogte van de schadevergoeding te matigen, nu deze niet aansluit bij de hoogte van de bedragen zoals die gebruikelijk worden opgelegd. De verdediging heeft daarbij verwezen naar de Rotterdamse Schaal. In dat verband heeft de verdediging er op gewezen dat er geen sprake was van leeftijdsverschil tussen de verdachte en de benadeelde partij en er geen sprake is geweest van onbeschermde seks.

7.3 Het oordeel van de rechtbank Materiële schade De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag aan materiële schade toewijzen.

Immateriële schade Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. De rechtbank maakt voor de vaststelling van de omvang van de schade gebruik van haar schattingsbevoegdheid naar billijkheid (zoals voortvloeit uit artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek). Mede gelet op de onderbouwing van de vordering, waaruit blijkt dat de benadeelde partij zich onder psychologische behandeling heeft gesteld en de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, zal de rechtbank de immateriële schade vaststellen op € 7.500,-. De rechtbank zal de vordering wat betreft de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 7.546,20, bestaande uit € 46,20 aan materiële schade en € 7.500,-,- aan immateriële schade.

Wettelijke rente De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 mei 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.

Proceskostenveroordeling verdachte Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel Nu de verdachte ten opzichte van het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag € 7.546,20, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster] . Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

BEM-clausule De rechtbank zal voorts bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding en rente daarover zullen worden gestort op een ten behoeve van [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] 2008) te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger(s) kunnen slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen beschikken tot het moment waarop [aangeefster] de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.

8 De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen telefoon zal worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van de inbeslaggenomen laptop heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zal worden teruggegeven aan de verdachte.

8.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om de in beslag genomen voorwerpen terug te geven aan de verdachte. De telefoon kan via de recherche worden opgeschoond voordat deze wordt teruggegeven.

8.3 Het oordeel van de rechtbank

Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen laptop. De rechtbank zal de in beslag genomen telefoon onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp de bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

9 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:

36b, 36c, 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 240b (oud), 252 (nieuw), 242, 284 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.7 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:

ten aanzien van feit 1 primair: verkrachting, meermalen gepleegd;

ten aanzien van feit 2:

een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de

leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, verwerven, vervaardigen, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen;

ten aanzien van feit 3:

een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander,

wederrechtelijk dwingen iets te doen;

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;

straf en maatregel veroordeelt de verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 273 (TWEEHONDERDDRIEENZEVENTIG) DAGEN;

beveelt dat de tijd (73 dagen), door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot 200 (tweehonderd) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

  1. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft en zich zal houden aan het daar geldende rooster, alles in overleg met de jeugdreclassering;

  2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:- [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 2008;- [naam 4] , geboren op [geboortedatum 3] 2005,

zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

geeft opdracht aan Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen

aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden

toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

beveelt dat de bovengenoemde voorwaarden en het – op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;

de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij [aangeefster] , een bedrag van € 7.546,20, bestaande uit € 46,20 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster] te betalen € 7.546,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] 2008) te openen spaarrekening met een BEM-clausule;

de inbeslaggenomen goederen verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen mobiele telefoon, merk Samsung;

gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen laptop, merk Dell P30t Chromebook;

het bevel tot voorlopige hechtenis heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.

Dit vonnis is gewezen door: mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter, mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter, en mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mrs. L.B.M.A. Roozen en L.J. van Heel, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2025.