ECLI:NL:RBOVE:2025:5992 - Rechtbank Overijssel - 9 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-137279-25 (P) Datum vonnis: 9 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 2005 in [geboorteplaats 1], wonende aan de [woonplaats], nu verblijvende in het Justitieel Complex [locatie].
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M-J. Bouwman, advocaat in Zaandam, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op de terechtzitting van 22 juli 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 29 oktober 2024 in [plaats], al dan niet samen met anderen, met (bedreiging van) geweld, spullen van [slachtoffer] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy A04e, kleur zwart) en/of een telefoonoplader en/of een identiteitskaart (op naam van [slachtoffer]) en/of een boxershort (merk Ziki, kleur lichtblauw) en/of een mes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-
voornoemde [slachtoffer] zijn woning in te duwen en/of op de bank te duwen en/of naar de bank te sommeren,
-
voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen (dreigend) de woorden toe te voegen “vieze kanker ventje", “met je kanker moeder man” en/of “kanker sukkel”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (hierbij) voornoemde [slachtoffer] te filmen en/of (hierbij) in/naar het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te wijzen en/of (hierbij) voornoemde [slachtoffer] (met het opnameapparaat) in/op het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
-
een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde [slachtoffer] te zetten en/of te duwen en/of te steken.
3 De bewijsmotivering
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit [verdachte] van het ten laste gelegde vrij te spreken nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Subsidiair heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde geweldshandelingen tegen aangever [slachtoffer], nu er geen redengevend bewijs voorhanden is dat de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt. Ook het door [slachtoffer] gestelde letsel, dat volgens hem zou zijn ontstaan nadat de punt van een mes op zijn voorhoofd was gezet, wordt door de verdediging betwist.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 Inleiding Op 29 oktober 2024 omstreeks 19:25 uur ontving de politie een melding van een overval in een woning aan de [adres 1] in [plaats]. Drie jongens zouden onder dreiging met een mes de bewoner [slachtoffer] hebben gedwongen spullen af te staan.
3.3.2 Verklaringen verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] [verdachte] heeft verklaard dat hij op 29 oktober 2024 samen met twee hem bekende jongens naar [plaats] is gereden. Daar hebben zij nog een voor hem onbekende jongen opgepikt. [verdachte] was de bestuurder van de auto en hij had, zoals later bleek, het woonadres van [slachtoffer] in zijn navigatiesysteem ingevoerd. Nadat de jongens in [plaats] waren uitgestapt, is hij in de auto blijven wachten totdat zij terugkeerden, waarna hij hen weer heeft teruggereden, aldus [verdachte]. [verdachte] wist niet wat de jongens in de tussentijd hadden gedaan. Op een filmpje is [verdachte] zichtbaar als bestuurder van een rijdende auto, waarbij onder meer de telefoon en identiteitskaart van [slachtoffer] in beeld komen. [verdachte] heeft daarover verklaard dat hij op dat moment niet wist van wie die telefoon en identiteitskaart waren, noch hoe deze in zijn auto waren terechtgekomen. Op de vraag wie de andere jongens zijn, heeft [verdachte] zich telkens op zijn zwijgrecht beroepen of verklaard dat hij alleen over zichzelf wil verklaren.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 oktober 2024 met pizzadozen naar de woning van aangever [slachtoffer], gelegen aan de [adres 1] in [plaats], is gegaan. Hij is de woning binnengegaan en heeft daar [slachtoffer] opgedragen op de bank plaats te nemen. Daar heeft hij hem uitgescholden met ‘kanker viezerik’ en vervolgens een telefoon tegen zijn gezicht gedrukt. Bij het verlaten van de woning zijn zowel de telefoon met oplader als de in het telefoonhoesje aanwezige identiteitskaart van [slachtoffer] meegenomen. Toen hij tot de conclusie kwam dat met [slachtoffer] geen gesprek mogelijk was, heeft hij de woning verlaten. Op de vraag met wie [medeverdachte] naar de woning is gegaan en in die woning aanwezig is geweest, heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen.
3.3.3 Vaststelling van de feiten en omstandigheden Op 29 oktober 2024 rond 19:00 uur bevond [slachtoffer] zich in zijn woning aan de [adres 1] in [plaats]. [slachtoffer] verkeerde op dat moment in de veronderstelling dat [naam 1] , met wie hij sinds twee dagen telefonisch contact had en aan wie hij zijn adresgegevens had gegeven, naar hem onderweg was om samen met hem pizza te gaan eten. Toen de bel ging, trof [slachtoffer] daar echter niet [naam 1] of de pizzabezorger aan, maar medeverdachte [medeverdachte] met twee pizzadozen in zijn hand. Kort daarop kwamen er nog twee andere jongens bij staan, onder wie verdachte [verdachte]. De rechtbank zal deze vaststelling hieronder in een afzonderlijke overweging nader behandelen. [slachtoffer] is vervolgens in zijn woning door [medeverdachte] op zijn bankstel geduwd, waarna tegen hem werd geschreeuwd dat hij geld en zijn bankpas moest afstaan. Hierbij is [slachtoffer] door [medeverdachte] gefilmd en uitgescholden en heeft hij door [medeverdachte] de telefoon tegen zijn gezicht geduwd gekregen. Ondertussen heeft een van de jongens de persoonlijke spullen van [slachtoffer] doorzocht, waarbij hij een boxershort van [slachtoffer] om zijn hand heeft gedaan. Die jongen stopte de telefoon van [slachtoffer] in zijn zak en de oplader van die telefoon in de broek van een van de andere jongens, die [slachtoffer] op dat moment vasthield. De jongens verzochten [slachtoffer] om de pincode van zijn telefoon aan hen af te geven. Ook heeft een van de jongens de punt van een mes, afkomstig uit de keuken van [slachtoffer], tegen het voorhoofd van [slachtoffer] gezet, terwijl hij hem opdroeg zijn mond te houden. Daarna hebben de jongens, onder wie [medeverdachte] en [verdachte], gezamenlijk de woning verlaten, waarbij voornoemde spullen (waaronder ook de boxershort en het mes) van [slachtoffer] door hen zijn meegenomen.
Rond 19:15 uur heeft een buurtbewoner drie personen over de [adres 1] richting de [adres 2] zien rennen en kort daarna een man horen roepen dat hij was overvallen. Het rennen van deze drie jongens is eveneens zichtbaar op camerabeelden van de betreffende straat. De rechtbank stelt vast dat dit de drie jongens (onder wie [medeverdachte] en [verdachte]) zijn die kort daarvoor spullen uit de woning van [slachtoffer] hebben weggenomen, gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal uit de woning van [slachtoffer] en het wegrennen van de jongens vanuit de richting van die woning.
[medeverdachte] heeft gefilmd hoe hij, samen met [verdachte] en een andere jongen, in de door [verdachte] bestuurde rijdende auto zit, terwijl hij de uit de woning van [slachtoffer] weggenomen telefoon en identiteitskaart van [slachtoffer] vastheeft.
3.3.4 Overwegingen rechtbank -Aanwezigheid [verdachte] in woning [slachtoffer] De rechtbank heeft, zoals hierboven uiteengezet, vastgesteld dat [verdachte] een van de jongens is die op 29 oktober 2024 in de woning van [slachtoffer] in [plaats] is geweest. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 29 oktober 2024 op verzoek van een jongen die hij kent, twee jongens - die hij kent maar van wie hij de namen niet wil geven - naar [plaats] heeft gereden. In [plaats] zou [verdachte] een vierde jongen, die hij niet kent, hebben opgehaald. Op camerabeelden van vlak voor het incident, zijn drie jongens te zien die zich naar de woning van [slachtoffer] begeven. Ook [slachtoffer] spreekt in zijn verklaring over drie jongens die zijn woning zijn binnengedrongen, geweld tegen hem hebben gebruikt en spullen hebben weggenomen. Hij heeft hierover uitgebreid, consistent en gedetailleerd verklaard. Kort na de diefstal uit de woning zijn bovendien de drie jongens door een buurtbewoner rennend uit de richting van de woning van [slachtoffer] gezien en dit is ook vastgelegd op camerabeelden. Uit het fimpje van [medeverdachte] blijkt dat kort na de diefstal uit de woning in totaal drie jongens in de auto van [verdachte] zaten, onder wie [medeverdachte] en [verdachte] zelf, die de auto bestuurde. In die auto bevonden zich ook de kort ervoor uit de woning van [slachtoffer] weggenomen spullen. Nu zowel vlak voor, tijdens als na de diefstal uit de woning van [slachtoffer] steeds sprake was van drie jongens en aangezien [verdachte] samen met twee anderen in zijn auto naar het woonadres van [slachtoffer] is gereden en ook weer met hen én met de gestolen spullen is vertrokken, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat [verdachte], net als [medeverdachte], in de woning van [slachtoffer] aanwezig was tijdens de diefstal met geweld. De verklaring van [verdachte] dat hij in [plaats] een vierde jongen heeft opgepikt, acht de rechtbank volkomen ongeloofwaardig. [verdachte] heeft pas voor het eerst over de zaak verklaard in zijn politieverhoor op 15 september 2025, terwijl hij zich daarvoor op zijn zwijgrecht had beroepen. Deze verklaring is ruim tien maanden na het feit en ook geruime tijd nadat het einddossier gereed was afgelegd, waardoor [verdachte] de gelegenheid had zijn verklaring af te stemmen op de inhoud daarvan. De verklaring van [verdachte] over de aanwezigheid van een vierde jongen, vindt daarnaast op geen enkele wijze steun in het dossier. Daar komt bij dat [verdachte] heeft geweigerd de namen van de andere jongens te noemen, ook ter terechtzitting, ondanks dat hem dit herhaaldelijk is gevraagd. Hierdoor is zijn verklaring niet verifieerbaar. Uit het dossier blijkt dat [verdachte] op de dag van het ten laste gelegde feit veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte]. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat het door [verdachte] geschetste scenario, inhoudende dat in [plaats] een vierde persoon in de auto is gestapt die met [medeverdachte] en de andere jongen in de woning van [slachtoffer] zou zijn geweest, geen steun vindt in het dossier en ook overigens niet geloofwaardig of aannemelijk is geworden. Dit scenario wordt daarom als onaannemelijk terzijde geschoven.
De rechtbank zal hierna per gedachtestreepje ingaan op het bewijs.
- Eerste gedachtestreepje
Dat [slachtoffer] op de bank is geduwd, blijkt uit zijn aangifte die wordt ondersteund door de bij de politie afgelegde verklaring van [medeverdachte].
-Tweede gedachtestreepje Het bedreigen, filmen en het drukken/slaan van een telefoon in het gezicht van [slachtoffer], acht de rechtbank eveneens bewezen. De verklaring van aangever op dit punt wordt ondersteund door de processen-verbaal van bevindingen waarin de beelden die door [medeverdachte] met zijn telefoon zijn gemaakt zijn beschreven.
- Derde gedachtestreepje
De rechtbank acht ook bewezen dat [slachtoffer] met een mes is bedreigd, doordat de punt daarvan op zijn hoofd is gezet. [slachtoffer] heeft dit kort na het incident in zijn aangifte tegenover de politie verklaard, waarbij hij het mes - dat bovendien uit zijn eigen keuken afkomstig was - gedetailleerd heeft omgeschreven (koksvleesmes, zwart handvat en ongeveer 30 centimeter groot). Ook in zijn aanvullend verhoor, dat eveneens op de dag van het incident heeft plaatsgevonden, heeft [slachtoffer] verklaard dat de punt van het mes op zijn voorhoofd is gezet. Bij dit verhoor is bovendien een foto gevoegd waarop op het voorhoofd van [slachtoffer] een wondje zichtbaar is in de vorm van een punt. Dit wondje, alsmede de plek daarvan, past bij de verklaring van [slachtoffer] dat de punt van het mes op zijn voorhoofd is gezet. Bovendien volgt uit het op de telefoon van [medeverdachte] aangetroffen filmpje, waarop te zien en te horen is dat [slachtoffer] wordt uitgescholden en dat dus vóór het moment moet zijn opgenomen waarop de punt van het mes tegen zijn voorhoofd werd gezet, dat de genoemde beschadiging op dat moment niet zichtbaar was.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] en/of zijn medeverdachten goederen van [slachtoffer], te weten zijn telefoon, oplader, identiteitskaart, mes en boxershort, hebben gestolen, waarbij geweldshandelingen zijn verricht en met geweld is gedreigd.
- Medeplegen
De rechtbank overweegt dat [verdachte] samen met zijn twee medeverdachten, onder wie [medeverdachte], naar de woning van [slachtoffer] in [plaats] is gereden. Vervolgens gingen zij samen de woning van [slachtoffer] binnen. Zowel [verdachte] als zijn medeverdachten hebben in die woning meerdere keren en op verschillende momenten de geweldshandelingen en/of andere feitelijkheden uitgevoerd. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] op de bank geduwd en uitgescholden, terwijl de medeverdachte(n) de woning doorzochten op persoonlijke spullen, die zij vervolgens bij zich staken om mee te nemen. [verdachte] en zijn medeverdachten verlieten daarop gezamenlijk en al rennend de woning en stapten samen in de auto van [verdachte] om daarvandaan met de spullen van [slachtoffer] te vertrekken. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat [verdachte] en zijn medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt. Dat niet kan worden vastgesteld welke handelingen [verdachte] precies in de woning heeft verricht, maakt dit niet anders. Verdachten waren immers met z’n drieën in de woning en hun handelingen daar waren allemaal gericht op het uiteindelijk succesvol laten verlopen van de diefstal. Alle drie de verdachten hebben naar het oordeel van de rechtbank een voldoende intellectuele en/of materiële bijdrage aan het geheel gehad. De rechtbank betrekt tot slot in haar oordeel ook dat [verdachte] en [medeverdachte] in de periode voorafgaand aan en tot en met het incident frequent telefonisch contact met elkaar hebben gehad.
- Conclusie
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] zich, samen met zijn medeverdachten, op 29 oktober 2024 in [plaats] schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen een mobiele telefoon (Samsung Galaxy A04e, kleur zwart),een telefoonoplader, een identiteitskaart (op naam van [slachtoffer]),een boxershort (merk Ziki, kleur lichtblauw) en een mes, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-
voornoemde [slachtoffer] zijn woning in te duwen en op de bank te duwen,
-
voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “vieze kanker ventje", “met je kanker moeder man” en “kanker sukkel”, en hierbij voornoemde [slachtoffer] te filmen ennaar het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te wijzen en voornoemde [slachtoffer] met het opnameapparaat in het gezicht te slaan en
-
een mes tegen het gezichtvan voornoemde [slachtoffer] te zetten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
6 De op te leggen straf of maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen niet overgenomen, omdat de noodzaak van een strak begeleidend kader niet is gebleken en niet is gebleken dat [verdachte] zeer zwakbegaafd is.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het advies van de reclassering over te nemen en het jeugdstrafrecht toe te passen. Hij heeft verzocht om aan [verdachte] een jeugddetentie van 180 dagen waarvan 142 voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten en een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, op te leggen. Daarnaast kan volgens de raadsman eventueel aan [verdachte] een werkstraf worden opgelegd.
6.3 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
[verdachte] heeft, samen met anderen, door middel van geweld en bedreiging met geweld persoonlijke spullen van [slachtoffer] uit zijn woning gestolen. Hierbij zijn zij op zeer geraffineerde wijze te werk gegaan. Voorafgaand aan de diefstal deed medeverdachte [medeverdachte] zich in een chatgesprek met [slachtoffer] voor als de 17-jarige [naam 1], voerde hij seksueel getinte gesprekken, vroeg hij aangever om naaktfoto’s en stuurde hij aan op een afspraak bij hem thuis om op die manier zijn adres te achterhalen. Nadat een afspraak was gemaakt en [slachtoffer] zijn adres had verstrekt, hebben [verdachte] en zijn twee medeverdachten [slachtoffer] in zijn woning opgezocht en hem op grove en intimiderende wijze diverse spullen ontnomen. Verder hebben zij geprobeerd [slachtoffer] te dwingen geld en zijn pinpas af te staan. Daarbij werd, naast het gebruik van dreigende woorden en fysiek geweld, een mes tegen zijn voorhoofd geplaatst. [verdachte] en zijn medeverdachten zijn met hun handelen geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van en gevolgen voor [slachtoffer] en hebben slechts oog gehad voor hun eigen financieel gewin. Zij hebben met hun handelen de grenzen van het acceptabele ver overschreden. Zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van [slachtoffer] zijn door [verdachte] en zijn medeverdachten ernstig geschonden. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] zeer angstig is geweest, het feit een enorme impact op hem heeft gehad en dat hij daarvan nog geruime tijd de gevolgen heeft ondervonden. Door dit feit worden bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot. De rechtbank rekent dit alles [verdachte] zwaar aan. De rechtbank rekent het [verdachte] bovendien aan dat hij tijdens de zitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij samen met zijn medeverdachten heeft gedaan. [verdachte] blijft immers volharden in zijn verklaring dat hij niet of nauwelijks betrokken was bij het feit, terwijl uit het dossier zijn betrokkenheid blijkt. Uit het dossier volgt bovendien dat sprake was van een zorgvuldig voorbereide woningoverval. Met zijn houding heeft [verdachte] laten zien geen inzicht te hebben in de ernst van zijn handelen.
Persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 13 september 2025. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit. Wel blijkt dat sprake is van een aantal openstaande zaken.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de over [verdachte] opgemaakte reclasseringsrapporten van 13 mei 2025 en 19 september 2025. Hieruit volgt dat [verdachte] al langere tijd in beeld is bij justitie en hulpverlenende instanties. Hij wordt besproken binnen de persoonsgerichte aanpak (PGA) in Almere. De voornaamste zorgen die in dit overleg naar voren komen, hebben betrekking op zijn thuissituatie, zijn impulsiviteit en zijn neiging tot agressief gedrag, alsmede op recente politieregistraties in verband met drugsbezit en/of -handel en openstaande strafzaken in 2024 en 2025. Bij [verdachte] is sprake van instabiliteit op meerdere leefgebieden. Hij heeft als gevolg van zijn detentie een achterstand op school opgelopen. Daarnaast heeft [verdachte] schulden. Verder bestaan er aanwijzingen dat [verdachte] impulsief gedrag vertoont en moeite heeft met het reguleren van zijn agressie en emoties. Deze problematische agressieregulatie komt onder meer tot uiting binnen de familiedynamiek, met als gevolg dat [verdachte] samen met zijn moeder apart van zijn stiefvader en stiefbroers is gaan wonen. Voor deze problematiek staat [verdachte] momenteel op de wachtlijst voor behandeling in een vrijwillig kader bij De Waag. Tot slot lijkt sprake van een negatieve beïnvloeding vanuit het sociale netwerk, namelijk in de vorm van een jeugdige neiging om ergens bij te willen horen. De reclassering constateert dat het in de afgelopen periode bij [verdachte] heeft ontbroken aan pedagogische sturing, terwijl dit wenselijk en noodzakelijk was voor zijn ontwikkeling tot volwassene. Vanwege die nog onvoldoende ontwikkelde identiteit, bestaat dringend de noodzaak tot (her)opvoeding van [verdachte]. Daarbij wordt ingeschat dat [verdachte] vanwege de diagnose ADHD meer dient te worden (aan)geleerd en bijgestuurd dan anderen van zijn leeftijd. Gelet hierop acht de reclassering intensieve hulpverlening, bijvoorbeeld in de vorm van een jongerencoach, binnen het jeugdstrafrecht aangewezen. Hoewel [verdachte] zich in zijn houding ten opzichte van de hulpverlening vanuit de reclassering ambivalent toont, heeft hij tijdens het gesprek met de reclassering aangegeven mee te werken en zich te zullen houden aan het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden. Tot op heden is hij zijn afspraken binnen de PGA nagekomen. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht vanwege de gebrekkige organisatorische vaardigheden en impulsiviteit en de gevolgen van de diagnose ADHD voor [verdachte]. De reclassering adviseert daarom om aan [verdachte] een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling en begeleiding, contactverbod, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande advies en de persoon van [verdachte] zoals ter terechtzitting is gebleken, aanleiding om hem voor het bewezenverklaarde feit volgens het jeugdstrafrecht te berechten.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat geen andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. Daarbij neemt de rechtbank al het voorgaande in aanmerking, in het bijzonder de geraffineerde en intimiderende wijze waarop het feit is gepleegd, het gegeven dat dit in de woning van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden en de impact daarvan op [slachtoffer]. De rechtbank ziet vanwege de persoon van [verdachte] aanleiding om een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen en hieraan reclasseringstoezicht te verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die [verdachte] in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De proeftijd wordt gesteld op twee jaren. De rechtbank zal aan die proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten: begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling bij De Waag, ambulante begeleiding bij Samen Sterk en meewerken aan dagbesteding en schuldhulpverlening. De rechtbank zal daarnaast als bijzondere voorwaarde opleggen dat [verdachte] inzicht dient te geven in zijn sociale netwerk, gelet op de zorgen die de reclassering in haar rapport heeft geuit over de mogelijk negatieve invloed van dat netwerk. De rechtbank ziet, anders dan de reclassering, geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod.
7 De schade van de benadeelde
7.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.184,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
-
nieuwe identiteitskaart € 78,50;
-
weggenomen telefoon € 106,01.
Aan immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de vrijspraak die is bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich voor wat betreft de gevorderde immateriële schade op het standpunt gesteld dat deze moet worden gematigd.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [slachtoffer] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De opgevoerde materiële schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd, aannemelijk en door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van in totaal € 184,51 daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het feit is gepleegd.
De rechtbank overweegt over de gevorderde immateriële schade als volgt. Een vergoeding voor immateriële schade kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden toegekend indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat is hier het geval. [slachtoffer] heeft als gevolg van het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten letsel aan zijn hoofd opgelopen. Bij het vaststellen van de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer]. Ook heeft de rechtbank gekeken naar wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen. In het bijzonder is rekening gehouden met de omstandigheid dat de diefstal met geweld en bedreiging met geweld in de woning van [slachtoffer] plaatsvond en dat daarbij een mes is gebruikt. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op het bedrag van € 3.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het feit is gepleegd. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
7.5 Hoofdelijkheid
[verdachte] is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat hij tegenover de benadeelde partij [slachtoffer] voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.6 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien [verdachte] jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank zal de vervangende gijzeling bepalen op nul (0) dagen, daarmee rekening houdend met de landelijke afspraken die hieromtrent zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken.
8 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77c, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.
9 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
-
verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
-
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
-
verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart [verdachte] strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
-
veroordeelt [verdachte] tot een jeugddetentie voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
-
bepaalt dat van deze jeugddetentie 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien [verdachte] voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
-
stelt als algemene voorwaarde dat [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte]:
-
meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
-
zich ambulant laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt. [verdachte] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
-
zich laat begeleiden door Samen Sterk of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. [verdachte] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
-
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, scholing en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
-
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. [verdachte] geeft de jeugdreclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
-
inzicht geeft in zijn sociaal netwerk, indien en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
-
draagt de jeugdreclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat [verdachte]:
-
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
bepaalt dat de tijd die [verdachte] voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
-
wijst de vordering van de benadeelde partij **[slachtoffer]**toe tot een bedrag van € 3.184,51, bestaande uit € 184,51 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade.
-
veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.184,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2024, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, [slachtoffer] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
-
veroordeelt [verdachte] daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
-
legt de maatregel op dat [verdachte] verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.184,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van nul dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
-
bepaalt dat als [verdachte] heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de [verdachte] om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als [verdachte] aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
-
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.
Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland onderzoek “Taag24” met nummer ON2R0240752024509951. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 september 2025, voor zover inhoudend de verklaring van verdachte [verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik ben op 29 oktober 2024 met twee jongens die ik ken naar [plaats] gereden. Ik bestuurde de auto en had als adres de [adres 1] in [plaats] in het navigatiesysteem ingevoerd. Het klopt dat ik op het filmpje afkomstig van de telefoon van [medeverdachte] te zien ben als bestuurder van een rijdende auto.
Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 14 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 247-255:
V: Je zit hier voor de overval op 29 oktober 2024 te [plaats]. A: Ik heb een nepaccount aangemaakt. Ik heb die man een bericht gestuurd. Toen zijn we er naar toegegaan, naar hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]). Naar [plaats] (de rechtbank begrijpt: de [adres 1]). Ik had pizzadozen in mijn hand. Ik heb een stap naar binnen gezet. Toen heb ik de man aangewezen dat hij op de bank moest zitten. V: Wat zegt de naam [naam 1] jou?A: Dat is een verzonnen naam. Dat is dat nepaccount dat ik heb gemaakt.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van verbalisant [verbalisant 3] van 29 oktober 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 26-27:
Op 29 oktober 2024 omstreeks 19:00 uur was ik in mijn aanleunwoning (de rechtbank begrijpt: gelegen aan de [adres 1] te [plaats]). Ik was al sinds twee dagen aan het appen met een mevrouw. Deze mevrouw heette [naam 1] . Ze was een jaar of 17. Ik gaf haar mijn adres. Ik zat op haar te wachten. Ze appte tussendoor dat ze onderweg naar mij was. Even later werd er geklopt op de deur. Ik zag een jongen voor de deur staan met twee pizzadozen. Snel daarna kwamen er nog twee jongens bij staan. Die twee andere jongens duwden mij de woning in en duwden mij het bankstel in. Ik hoorde ze vragen waar mijn geld en mijn bankpas was. In de tussentijd ging de andere jongen in mijn huis op zoek naar spullen. Hiervoor had hij een boxershort van mij om zijn hand gedaan. Deze boxershort was lichtblauw met zwart van het merk Ziki. De boxershort is meegenomen door hem toen hij vertrok. Ik hoorde dat hij de lades overal opentrok en mijn spullen overhoop haalde. Ik zag dat hij mijn telefoon in zijn broekzak deed. Hij pakte ook de oplader en stopte die in de broek van een van de jongens die mij vasthield. De jongen die mijn huis doorzocht had, zette uiteindelijk een mes op mijn voorhoofd. Ik hoorde hem zeggen dat ik mijn mond moest houden. Het mes had een zwart handvat en rond de 30 cm groot. Een koksmes was het. Het mes is met de punt op mijn voorhoofd gezet. Ik heb hier een klein puntje van op mijn voorhoofd. Daarna zijn de jongens vertrokken.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van [slachtoffer] van verbalisant [verbalisant 4] van 29 oktober 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 29-31, alsmede de bijgevoegde foto op p. 32:
V: Vertel eens over het mes?A: Die hebben ze ook meegenomen.V; Waar lag dat mes?A; In de keuken op het aanrecht. [Afbeelding]
Het proces-verbaal getuige [getuige] van verbalisant [verbalisant 4] van 30 oktober 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 45-46:
Op 29 oktober 2024, omstreeks 19.15 uur, wilde ik naar mijn boot die schuin achter de woning aan de [adres 1] 140 in [plaats] ligt. Om bij mijn boot te komen loop ik via het pad van deze woning. Toen ik terugliep naar de straat, zag ik drie personen rennen in de richting van de straat. Ik zag dat ze de [adres 1] overstaken en ze renden in de richting van de [adres 2]. Daarna zag ik een man uit het huisje daar komen. Ik hoorde hem zeggen: ‘Ik ben overvallen, ik ben overvallen’.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 24 december 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 49-64:
Camerabeelden [adres 3]
- Op 29-10-2024 19:0250 uur: 3 mannen te wachten. De eerste persoon draagt een of twee donkerkleurige vierkante dozen met een lichte vlek in het midden, gelijkende op een pizzadoos. De tweede en de derde dader blijven ongeveer 3 a 4 meter achter de eerste dader lopen. Om 19:04:44 uur verdwijnen de daders aan de rechter kant uit beeld. 19:16:54 uur: komen de drie daders, rennend vanuit de rechter kant, in beeld. De drie daders rennen de [adres 1] over, passeren de rotonde en rennen de [adres 2] te [plaats] in.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 18 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 79-90:
Telefoon - Samsung Galaxy S20 FE - [medeverdachte] – in beslag genomen. Deze werd aangetroffen in het nachtkastje op de slaapkamer van verdachte [medeverdachte].
3.1 SMS Ik zag dat er meer dan 1000 SMS berichten verstuurd waren naar verschillende telefoonnummers met dezelfde tekst: ‘Hai met [naam 1] 17 jaar oud ik ben op zoek naar een leuke sugardaddy wil jij die zijn whatsapp me’.
3.2 Snapchat Ik zag dat [naam 2] op 8 november 2024 om 22:41 uur een video stuurde. Hiervan heb ik, verbalisant, onderstaande screenshot gemaakt. Ik zag dat [naam 2] op 6 november 2024 om 22:06 uur een foto in de chat stuurt naar [naam 3]. Op 2 november 2024 om 11:04 uur stuurt [naam 4] een foto naar [naam 2]. Ik, verbalisant, herken de man op de afbeeldingen als [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2002 te [geboorteplaats 2]. Aangezien de Samsung telefoon in de slaapkamer bij [medeverdachte] in beslag is genomen en gezien bovenstaande Snapchats is de Samsung telefoon hoogstwaarschijnlijk bij [medeverdachte] in gebruik.
Ik zag dat [naam 2] op 30 oktober 2024 om 07:44 uur een video had gestuurd. Ik zag dat er een man met een bril werd gefilmd.
Er wordt onder andere tegen de man “vieze kankervent” en “kankersukkel” gezegd. Ik zie nog twee personen in beeld komen. De man heeft in zijn linkerhand een telefoon vast.
Ik zag dat [naam 2] op 29 oktober 2024 om 20:21 uur een video stuurde. Ik zag dat de video was opgenomen in een rijdende auto. Ik zag dat de persoon die de video maakte meerdere telefoons vast had en een identiteitskaart van [slachtoffer].
[Afbeelding]
Ik zag vervolgens de bestuurder in beeld komen. Ik zag dat er ook een man op de achterbank van de auto even kort in beeld was. De video is hoogstwaarschijnlijk met de Samsung telefoon gemaakt, welke in beslag is genomen bij [medeverdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 10 juli 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Op 18 april 2025 sloot ik het proces-verbaal betreffende de Samsung S20 SM-G781B, in beslag genomen op de slaapkamer van [medeverdachte] . In dit proces-verbaal beschreef ik een video. In deze video werd een man met een bril gefilmd. Deze man bleek aangever [slachtoffer] te zijn.
[Afbeelding]Ik heb de video opnieuw bekeken. Ik zag in deze video geen letsel bij [slachtoffer] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] van 11 juli 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de video. Ik zie op de video drie personen waaronder het slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). De persoon die de video maakt is niet in beeld. Ik zie dat het slachtoffer in een stoel zit en de andere drie personen eromheen staan. Ik hoor dat de persoon die de video maakt het volgende tegen het slachtoffer zegt: ‘Vieze kankerventje, vieze, vieze voozje, he bro, vieze kanker voozje, je kankermoeder man, kanker sukkel, kanker sukkel’.
In de video, na ongeveer 2 seconden, hoor ik een doffe knal waarbij het lijkt of de persoon die de video maakt iets naar het voorhoofd van het slachtoffer brengt. Ik zie dat het beeld dan ook een korte periode zwart wordt. Hierna gaat de video weer verder.
[Afbeelding]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 11 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 139-140:
Telefoonnummer [telefoonnummer 1] op naam van [medeverdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 22 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 145-146:
Telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Uit de CIOT bevraging bleek dit telefoonnummer te zijn afgegeven aan [verdachte] , [adres 4]. Uit onderzoek is gebleken dat dit [verdachte] betreft. [verdachte] is de meisjesnaam van zijn moeder en de [adres 4] is zijn oude woonadres. 12. Het proces-verbaal van bevindingen Iphone 13 Pro [verdachte] van verbalisant [verbalisant 9] van 15 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 130:
Call log: Op 29 oktober 2024 worden er in de middag en resterende dag de volgende gesprekken gevoerd.
[Afbeelding]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 17 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 142-143:
Historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] [medeverdachte] De gevorderde periode is van 29 september 2024 00:01 uur tot en met 29 oktober 2024 23:59 uur.
Telefonische contacten Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat er vanaf 3 oktober tot en met het einde van de opgevraagde periode veelvuldig (46x) contact is met telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Uit onderzoek in de politiesystemen blijkt dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [verdachte], [verdachte], geboren op [geboortedatum 1]-2005 te [geboorteplaats 1].