ECLI:NL:RBZWB:2025:5275 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 8 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-002390-25; 02-408636-24 (ttz. gev); 02-111235-25 (ttz.gev); 02-331483-22 (tul); 20-001124-23 (tul) en 02-147836-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, raadsman mr. M.P.J.W.M. Govers, advocaat te Tilburg.
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak met parketnummer 02-408636-24 naar de meervoudige kamer verwezen.
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van de meervoudige kamer van 25 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L. van Hemert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn, overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering, de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging met bovenvermelde parketnummers behandeld.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte 02-002390-25 feit 1: op 4 januari 2025 een kentekenplaat heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking, dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die kentekenplaat; feit 2: op 4 januari 2025 een kentekenplaat heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking, dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die kentekenplaat; feit 3: op 4 januari 2025 een kentekenplaat heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking, dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die kentekenplaat; feit 4: op 30 januari 2025 een scooter heeft vernield; *feit 5:*op 30 januari 2025 bij Albert Heijn een fles wijn heeft gestolen; feit 6: op 9 maart 2025 bij Aldi twee blikken bier heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en gedreigd heeft geweld te gebruiken tegen twee politieagenten; 02-408636-24
*feit 1:*op 29 december 2024 [benadeelde 3] heeft mishandeld;*feit 2:* op 29 december 2024 twee buitengewoon opsporingsambtenaren en een politieagent heeft beledigd;
feit 3: op 29 december 2024 een buitengewoon opsporingsambtenaar en een politieagent met de dood heeft bedreigd; 02-111235-25 op 13 december 2024 [benadeelde 4] heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Bij de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 02-002390-25 gaat het daarbij om de primair ten laste gelegde diefstal. Voor feit 3 moet wel partiële vrijspraak volgen voor de ten laste gelegde braak en verbreking.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 onder parketnummer 02-002390-25. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 ontbreekt het voor diefstal vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte heeft puur uit baldadigheid de kentekenplaten van de auto’s afgetrokken. Voor de feiten 4, 5 en 6 bevat het dossier onvoldoende redengevend bewijs. Mocht de rechtbank ten aanzien van feit 6 wel van oordeel zijn dat verdachte de twee blikken bier heeft weggenomen, dan moet partiële vrijspraak volgen voor de ten laste gelegde geweldshandelingen, nu niet bewezen kan worden dat het geweld is gepleegd om de diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of om de vlucht mogelijk te maken. Verdachte heeft enkel geweld gebruikt om zichzelf los te maken. Hij kan er niet tegen als andere mensen aan hem zitten.
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1 onder parketnummer 02-408636-24, nu verdachte een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt. [benadeelde 3] heeft verdachte bij zijn trui vastgepakt, hem meegesleurd naar de overkant van de straat en hem daar vastgehouden. Verdachte kon alleen wegkomen door [benadeelde 3] een klap in zijn gezicht te geven. Verdachte heeft daarmee niet disproportioneel gehandeld. De verdediging bepleit eveneens vrijspraak van de feiten 2 en 3 onder parketnummer 02-408636-24. De uitlatingen van verdachten waren niet expliciet gericht tegen de verbalisanten. Verdachte was boos op [benadeelde 3] , omdat die hem had aangevallen.
De verdediging is van mening dat het feit onder parketnummer 02-111235-25 alleen kan worden bewezen voor wat betreft het bij de trui pakken en dat voor het overige ten laste gelegde geen bewijs is en partieel vrijspraak dient te volgen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs 02-002390-25 Feiten 1, 2 en 3 Op basis van de bewijsmiddelen in de bijlage stelt de rechtbank vast dat verdachte de kentekenplaten van de auto’s heeft afgetrokken en deze daarna heeft meegenomen. Verdachte heeft twee kentekenplaten later in een afvalcontainer gegooid. Hij had één kentekenplaat vast toen hij door de politie werd aangehouden.
Op het moment dat verdachte de kentekenplaten besloot mee te nemen, is hij als heer en meester over de kentekenplaten gaan beschikken en heeft hij zich deze wederrechtelijk toegeëigend. Daarmee is sprake van diefstal. De rechtbank acht de onder feiten 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde diefstal dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier blijkt niet dat de diefstal van de kentekenplaat met [kenteken 1] (feit 3) door middel van braak of verbreking heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte daarom van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 4 De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat verdachte de scooter heeft vernield. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 5 De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fles wijn heeft weggenomen. Op de camerabeelden is enkel te zien dat verdachte voor het schap met flessen wijn staat. Er is geen wegnemingshandeling zichtbaar. Uit het dossier blijkt verder ook niet hoe de aangifte zich verhoudt tot een diefstal door verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 6 Op basis van de bewijsmiddelen in de bijlage stelt de rechtbank vast dat verdachte bij de kassa door de medewerkster [benadeelde 1] is aangesproken op zijn gedrag. Zij heeft tegen hem gezegd dat hij de winkel moest verlaten. Hij heeft de twee blikken bier van de kassaband gegrist en is daarmee vervolgens richting de uitgang gelopen. De medewerkster [benadeelde 1] is achter verdachte aangelopen en heeft hem bij zijn arm vastgepakt. Verdachte heeft vervolgens met één van de blikken tegen de arm van de medewerkster [benadeelde 1] geslagen.
Volgens de verdediging heeft verdachte de geweldshandeling niet gepleegd met het oogmerk om te vluchten of het bezit van de gestolen blikken bier te verzekeren. Hij heeft enkel geweld gebruikt om zichzelf los te maken uit de greep van het winkelpersoneel, omdat hij er niet tegen kan als andere mensen aan hem zitten.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Uit de aangifte, de getuigenverklaring en de beschrijving van de camerabeelden blijkt namelijk dat verdachte aanzette om weg te rennen maar door de medewerkster [benadeelde 1] werd vastgepakt bij zijn arm. Vervolgens heeft verdachte de medewerkster [benadeelde 1] meteen met één van de blikken bier geslagen. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte (met de gestolen blikken bier) wilde vluchten om niet aangehouden te worden en daarom geweld heeft gebruikt. De rechtbank acht de onder 6 ten laste gelegde diefstal met geweld dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ook geweld heeft gebruikt tegen de medewerker [benadeelde 2] . De rechtbank zal verdachte daarom van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de bedreiging met geweld tegen verbalisanten [benadeelde 5] en [benadeelde 6] , nu niet is vast te stellen dat deze bedreiging in toereikende mate in relatie heeft gestaan tot de diefstal. Verdachte werd immers al vastgehouden door het winkelpersoneel toen de verbalisanten arriveerden.
02-408636-24
*Feit 1*
Op grond van de bewijsmiddelen in de bijlage staat voor de rechtbank vast dat verdachte de aangever [benadeelde 3] met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces, toekomt. Een geslaagd beroep op noodweer heeft tot gevolg dat de wederrechtelijkheid, die in de ten laste gelegde mishandeling impliciet besloten ligt, niet kan worden bewezen en vrijspraak moet volgen.
Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van iemands lijf of goed. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding. De enkele vrees voor zo’n aanranding is daartoe echter niet voldoende.
De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd, zodanig bedreigend zijn voor verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht. Als de grenzen van de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding worden overschreden, kan sprake zijn van noodweerexces. De overschrijding van grenzen moet dan wel het onmiddellijk gevolg zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging door de aanrander veroorzaakt.
Verdachte heeft verklaard dat [benadeelde 3] hem vasthield en dat hij alleen kon wegkomen door [benadeelde 3] een klap in diens gezicht te geven.
De rechtbank stelt vast dat de stelling van verdachte, dat [benadeelde 3] hem vasthield en dat hij zich moest verdedigen, op geen enkele wijze wordt ondersteund door (andere) bewijsmiddelen in het dossier. Het is juist verdachte geweest die als agressor heeft gehandeld, door [benadeelde 3] uit het niets te slaan.
Gezien de feiten en omstandigheden als hiervoor omschreven en als aangehaald in de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, zodat het beroep op noodweer moet worden verworpen. Omdat verdachte niet heeft gehandeld uit noodweer kan zich niet de situatie voordoen dat verdachte te ver is gegaan in die verdediging en dit brengt met zich mee dat ook het beroep op noodweerexces niet kan slagen.
Daarmee acht de rechtbank de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte buitengewoon opsporingsambtenaren [benadeelde 7] en [benadeelde 8] en politieagent [benadeelde 9] heeft beledigd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte buitengewoon opsporingsambtenaren [benadeelde 7] en [benadeelde 8] en politieagent [benadeelde 9] heeft uitgemaakt voor ‘kanker blanke’, ‘kanker witte’, ‘kanker homo’, ‘homo’, ‘mongool’, ‘deze kanker witte homo’ en ‘kanker Nederlanders homo’.
Feit 3 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte buitengewoon opsporingsambtenaar [benadeelde 8] en politieagent [benadeelde 9] met de dood heeft bedreigd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte tegen buitengewoon opsporingsambtenaar [benadeelde 8] en politieagent [benadeelde 9] heeft gezegd: ‘ik schiet jou kapot’ en 'je kanker moeder, als ik je zie neuk ik je moeder en ik schiet je tot ik je kanker dood schiet’.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte tegen hen ook gezegd heeft: ‘Ik steek je neer’. De rechtbank zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
02-111235-25 Op 19 december 2024 heeft medewerkster bij [zorgorganisatie] [benadeelde 4] bij de politie aangifte gedaan en een verklaring afgelegd. [benadeelde 4] heeft verklaard dat verdachte haar op 13 december 2024 bij [zorgorganisatie] , waar zij op dat moment werkzaam was als leefcoach, bij haar trui heeft vastgepakt ter hoogte van haar borst. Ook heeft hij haar bij haar arm vastgegrepen en in haar arm geknepen. Vervolgens heeft hij haar hard tegen de lockers geduwd, waar zij voor stond. [benadeelde 4] heeft meerdere keren geroepen dat hij moest loslaten. Verdachte liet haar echter niet los. Hij bleef haar tegen de lockers aanduwen en hard in haar arm knijpen.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij [benadeelde 4] bij haar schouder heeft vastgepakt. Hij wilde zijn spullen, die hij van haar moest inleveren, terug hebben. Verdachte ontkent dat hij [benadeelde 4] bij haar arm heeft vastgepakt, dat hij in haar arm heeft geknepen en dat hij haar tegen de lockers aan heeft geduwd.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde 4] uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard over het fysieke geweld dat verdachte op haar heeft toegepast. Haar verklaring wordt ondersteund door enkele andere bewijsmiddelen. Zo is op een drietal foto’s letsel te zien dat haar is toegebracht. Dit betreft rode verkleuringen op haar bovenarm en ellenboog. Het letsel op de foto’s past bij de plaatsen waarvan [benadeelde 4] heeft gezegd dat zij door verdachte is aangeraakt. Daarnaast heeft [getuige] verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [benadeelde 4] in de buurt van haar keel vastgreep, dat hij haar ter hoogte van haar borst bij haar trui vastpakte en dat hij haar niet losliet. Na afloop heeft hij rode plekken bij [benadeelde 4] gezien. [benadeelde 4] heeft ook verklaard dat zij een brandende pijn in haar arm en op de borst had, alsmede een drukkende pijn achter op de rug door het handelen van verdachte.
De rechtbank ziet op basis van het voorgaande geen reden om aan de verklaring van [benadeelde 4] te twijfelen. Zij is dan ook van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-002390-25 1 primair op 4 januari 2025 te Tilburg een kentekenplaat ( [kenteken 2] ), die aan [benadeelde 10] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2 primair op 4 januari 2025 te Tilburg een kentekenplaat ( [kenteken 3] ), die aan [benadeelde 11] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3 primair op 4 januari 2025 te Tilburg een kentekenplaat ( [kenteken 1] ), die aan [benadeelde 12] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6 op 9 maart 2025 te Tilburg twee blikken bier, die aan Aldi toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 1] met een blik bier tegen de arm te slaan;
02-408636-24 1 op 29 december 2024 te Tilburg [benadeelde 3] heeft mishandeld door die [benadeelde 3] in het gezicht te stompen;
2 op 29 december 2024 te Tilburg opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 7] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en [benadeelde 8] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en [benadeelde 9] (hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen: ‘kanker blanke’ en ‘kanker witte’ en ‘kanker homo’ en ‘homo’ en ‘mongool’ en ‘deze kanker witte homo’ en ‘kanker Nederlanders homo’, althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking;
3 op 29 december 2024 te Tilburg [benadeelde 8] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en [benadeelde 9] (hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [benadeelde 8] en [benadeelde 9] de woorden toe te voegen ‘ik schiet jou kapot’ en 'Je kanker moeder, als ik je zie neuk ik je moeder en ik schiet je tot ik je kanker ... dood schiet’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [benadeelde 8] en [benadeelde 9] in hun hoedanigheid van ambtenaar van de politie en buitengewoon opsporingsambtenaar;
02-111235-25 op 13 december 2024 te Tilburg [benadeelde 4] heeft mishandeld door die [benadeelde 4]
-
met kracht vast te pakken aan haar trui ter hoogte van de borst en
-
met kracht vast te pakken aan de arm en vervolgens in de arm te knijpen en
-
met kracht tegen de kluisjes aan te duwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de eendaadse samenloop tussen de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 02-002390-25 en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
6.3 Het oordeel van de rechtbank De aard en ernst van de feiten Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan acht strafbare feiten. Dit betreffen mishandelingen, diefstallen (waarvan één met geweld), bedreigingen en beledigingen van buitengewoon opsporingsambtenaren en politieagenten. Verdachte heeft de meeste feiten onder invloed van alcohol gepleegd. Deze feiten hebben niet alleen voor financiële schade en overlast gezorgd, maar ook voor veel angst bij de slachtoffers door de agressie van verdachte, zo blijkt uit hun verklaringen.
Het zijn stuk voor stuk ernstige strafbare feiten, waarbij het zwaartepunt voor de rechtbank ligt bij de mishandeling van de hulpverlener. [benadeelde 4] werd totaal onverwacht, terwijl zij bij [zorgorganisatie] als leefcoach aan het werk was, door verdachte aangevallen. De mishandeling heeft op [benadeelde 4] veel impact gehad. Zij kampt nog dagelijks met de gevolgen daarvan, zo blijkt uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding en de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [benadeelde 4] . Zij heeft EMDR-therapie gevolgd voor haar psychische klachten en heeft zich ziek gemeld op haar werk. De aanval heeft haar angstig en onveilig doen voelen.
Misdrijven als deze raken niet alleen de direct betrokkenen, maar veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Eendaadse samenloop De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 02-002390-25, zoals door de verdediging is betoogd. Het gaat hier om zelfstandige gedragingen waarbij verdachte telkens de beslissing nam om de kentekenplaat mee te nemen.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte Bij de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Bovendien zijn de feiten gepleegd tijdens maar liefst twee proeftijden van eerdere veroordelingen alsmede tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis. Een en ander heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. De rechtbank zal daarentegen ook rekening houden met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is. Verdachte is namelijk na het plegen van de feiten veroordeeld in een andere strafzaak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 15 juli 2025 dat over verdachte is opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat verdachte al geruime tijd op vrijwel alle leefgebieden met problemen kampt. Zo heeft hij geen huisvesting, geen inkomen, geen zinvolle dagbesteding, zijn er zorgen over zijn sociaal netwerk en kampt hij met schulden. Ook is sprake van ernstige psychische problemen en een hardnekkige verslaving. Eerder opgelegde reclasseringstoezichten zijn mislukt. De reclassering krijgt geen grip op verdachte, waardoor het recidiverisico onverminderd hoog blijft. In mei 2025 is een zorgmachtiging afgegeven voor een kortdurende klinische opname, maar er is nog altijd geen geschikte plek voor verdachte gevonden, zodat die zorgmachtiging nog niet is geeffectueerd. Geadviseerd wordt nu een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht in een strafrechtelijk kader de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Ter zitting is dit advies door deskundige / reclasseringswerker [persoon] toegelicht. Verdachte is aangemeld bij de afdeling High Intensive Care van GGZ Breburg en staat daar op de wachtlijst. De op te leggen straf Gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Wat betreft de hoogte van deze op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De oriëntatiepunten gaan, alleen al voor winkeldiefstal met geweld waarbij sprake is van recidive, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is en zal dit aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7 De benadeelde partijen
7.1. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (02-111235-25) De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 1.271,51, waarvan € 446,51 aan materiële schade en € 825,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit:
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade Medicatie en eigen risico De rechtbank is van oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat deze kosten redelijkerwijs als gevolg van de mishandeling kunnen worden toegerekend. Nu de verdediging het causaal verband tussen deze schade en de mishandeling gemotiveerd heeft betwist, is nader debat en eventueel bewijsvoering nodig. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden zal de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de medicatie en het eigen risico niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan haar vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vervanging beschadigde kleding De benadeelde partij vordert een vergoeding van kleding die als gevolg van het strafbare feit kapot is gegaan. Dat de kleding die de benadeelde partij die dag droeg, kapot is gegaan als gevolg van het strafbare feit is gelet op de plaats en de aard van het letsel onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank dit als vaststaand zal aannemen. Ook de omvang van de gestelde schade is onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank zal daarom de vordering van € 21,99 toewijzen.
Reiskosten Nu de verdediging deze kosten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank de vordering ook in zoverre toewijzen.
Immateriële schade Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat zij als gevolg van de feiten nadelige (lichamelijke en psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Zij had diverse blauwe plekken en schaafwonden. Zij voelt zich onveilig en angstig, kan zich moeilijk concentreren en kampt met slaapproblemen. Zij volgt hiervoor ook EMDR-therapie. Verder stelt zij dat zij als gevolg van de mishandeling nog steeds ongeschikt is om arbeid te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat het lichamelijk letsel dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte heeft opgelopen een geval betreft als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, zodat recht bestaat op immateriële schadevergoeding.
Zonder nader debat en toelichting is gelet op de gemotiveerde betwisting van het gestelde causaal verband tussen de mishandeling en de gestelde gevolgen, niet vast te stellen dat alle door de benadeelde partij gestelde klachten en beperkingen, meer in het bijzonder de psychische klachten, een gevolg zijn van de mishandeling. Dit strafgeding leent zich niet voor zo’n debat. Op grond van het thans wel vast te stellen letsel, begroot de rechtbank de immateriële schade billijkheidshalve op € 250,--.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 13 december 2024.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (02-408636-24; feit 1) De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 600,-- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade Vast staat dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen door het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Reeds om die reden heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank begroot de immateriële schadevergoeding gelet op de aard en ernst van het letsel naar billijkheid op € 200,--. De vordering zal voor dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 29 december 2024.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.3. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] (02-408636-24; feit 2) De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 300,-- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade Vast staat dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte in zijn eer en goede naam is aangetast. Mitsdien is sprake van een geval als bedoeld in artikel 6:106 BW dat recht geeft op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op € 100,--. De vordering zal voor dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 29 december 2024.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
8 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat:- de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 april 2023 ten uitvoer zal worden gelegd (parketnummer 02-331483-22);
-
de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken die aan verdachte is opgelegd bij arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 23 november 2023 ten uitvoer zal worden gelegd (parketnummer 20-001124-23);
-
de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 januari 2024 ten uitvoer zal worden gelegd (parketnummer 02-147836-23).
Op zitting heeft de officier van justitie echter aanvullend gevorderd haar niet-ontvankelijk te verklaren in de hiervoor eerst genoemde vordering tot tenuitvoerlegging, in de zaak met parketnummer 02-331483-22, nu dit vonnis van de politierechter gevolgd is door een uitspraak in hoger beroep, de hiervoor als tweede genoemde vordering tenuitvoerlegging betreffende het arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 23 november 2023.
De rechtbank zal de officier van justitie om de door de officier van justitie aangegeven reden niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 02-331483-22. Het arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in die zaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 20-001124-23 en 02-147836-23 worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 266, 267, 285, 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 4 en 5 onder parketnummer 02-002390-25
tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-002390-25 feit 1: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking; feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking; feit 3: diefstal; feit 6: diefstal, gevolgd van geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren; 02-408636-24 feit 1: mishandeling; feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd; feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd; 02-111235-25 mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zeven maanden;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
-
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 02-331483-22;
-
gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 23 november 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 20-001124-23ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van twee weken;
-
gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 23 januari 2024 is opgelegd in de zaak onder parketnummer
02-147836-23 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van twee weken;
Benadeelde partijen 02-111235-25
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van
€ 285,52, waarvan € 35,52 aan materiële schade en € 250,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 december 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] , € 285,52 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 december 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02-408636-24 feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 200,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
29 december 2024 december 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] , € 200,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 december 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
feit 2
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 7] van € 100,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 december 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 7] , € 100,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 december 2024 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling tweedagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. P.K.J. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 augustus 2025.
Mr. Van der Wal is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging 02-002390-25 1 hij op of omstreeks 4 januari 2025 te Tilburg een kentekenplaat en/of voertuig (gekentekend [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2025 te Tilburg, een kentekenplaat (met [kenteken 2] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
2 hij op of omstreeks 4 januari 2025 te Tilburg een kentekenplaat en/of voertuig (gekentekend [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 11] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2025 te Tilburg, een kentekenplaat (met [kenteken 3] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht ) 3 hij op of omstreeks 4 januari 2025 te Tilburg een kentekenplaat en/of voertuig (gekentekend [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2025 te Tilburg, een kentekenplaat (met [kenteken 1] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
4 hij op of omstreeks 30 januari 2025 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 13] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5 hij op of omstreeks 30 januari 2025 te Tilburg een fles wijn, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
6 hij op of omstreeks 9 maart 2025 te Tilburg twee, althans een blik(ken) bier, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan Aldi, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 5] (ambtenaar werkzaam politie Zeeland West brabant) en/of [benadeelde 6] (ambtenaar werkzaam voor politie Zeeland West Brabant) en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 1] voornoemd met een blik bier in de hand tegen en/of in de richting van het hoofd en/of de buik en/of de arm, althans het lichaam te slaan en/of vervolgens/daarbij (tegen die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] voornoemd) dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie vermoorden" en/of "Ik ga jullie moeder vermoorden" en/of "kankerlijers, ik maak jullie dood" en/of "ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
02-408636-24 1 hij, op of omstreeks 29 december 2024 te Tilburg, [benadeelde 3] heeft mishandeld door die [benadeelde 3] in/tegen het gezicht en/of het lichaam te slaan en/of stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2 hij op of omstreeks 29 december 2024 te Tilburg opzettelijk een ambtenaar,te weten [benadeelde 7] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en/of [benadeelde 8] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en/of [benadeelde 9] (hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: ‘kanker blanke’ en/of ‘kanker witte’ en/of ‘kanker homo’en/of ‘homo’ en/of ‘mongool’ en/of ‘deze kanker witte homo’ en/of ‘kanker Nederlanders homo’, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht )
3 hij op of omstreeks 29 december 2024 te Tilburg [benadeelde 8] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en/of [benadeelde 9] (hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) heeft bedreigd met met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9] de woorden toe te voegen ‘ik steek je neer’ en/of ‘ik schiet jou kapot’ en/of 'Je kanker moeder, als ik je zie neuk ik je moeder en ik schiet je tot ik je kanker ... dood schiet’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9] in diens hoedanigheid van ambtenaar van de politie en/of buitengewoon opsporingsambtenaar;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 285 lid 5 Wetboek van Strafrecht )
02-111235-25 hij op of omstreeks 13 december 2024 te Tilburg, in elk geval in Nederland, [benadeelde 4] heeft mishandeld door die [benadeelde 4] , meermalen in elk geval eenmaal
-
met kracht vast te pakken aan haar trui ter hoogte van de borst en/of
-
met kracht vast te pakken/grijpen aan de arm en/of vervolgens in de arm te
knijpen en/of
- met kracht tegen de kluisjes aan te duwen en/of drukken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )