ECLI:NL:RBAMS:2025:6904 - Veroordeling masseur voor verkrachting en aanranding tijdens massagebehandelingen - 19 september 2025
Uitspraak
Essentie
Een masseur is door de Rechtbank Amsterdam veroordeeld voor gekwalificeerde opzetverkrachting en vier aanrandingen. De rechtbank oordeelt dat de kwetsbare positie van de slachtoffers tijdens de massage en het misbruik van vertrouwen als dwang kwalificeren. Voor één feit wordt schakelbewijs op basis van de modus operandi gebruikt.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/077736-25 (zaak A), 13/223315-25 (zaak B)
Datum uitspraak: 19 september 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] , [woonplaats] , nu gedetineerd in: [naam Justitieel Complex] , hierna: verdachte.
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Vuuren, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] (zaak A, feit 1) en van wat haar advocaat, mr. S. Striekwold, daarover naar voren heeft gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (zaak A, feit 2) en van wat haar advocaat, mr. M.J. Schimmel, daarover naar voren heeft gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A
-
gekwalificeerde) opzetverkrachting van [benadeelde partij 1] op 16 februari 2025 in Amsterdam;
-
aanranding van [benadeelde partij 2] op 9 mei 2022 in Hilversum;
-
aanranding van [slachtoffer 1] op 23 juni 2022 in Almere.
Zaak B
-
verkrachting van [slachtoffer 2] (primair), dan wel aanranding van die [slachtoffer 2] (subsidiair), op 6 januari 2023 in Almere;
-
aanranding van [slachtoffer 3] op 10 maart 2023 in Hilversum.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.
3 Waardering van het bewijs
3.1. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De gekwalificeerde opzetverkrachting van [benadeelde partij 1] (zaak A, feit 1), de aanranding van [benadeelde partij 2] (zaak A, feit 2), de aanranding van [slachtoffer 1] (zaak A, feit 3), de verkrachting van [slachtoffer 2] (zaak B, feit 1 primair) en de aanranding van [slachtoffer 3] (zaak B, feit 2) kunnen worden bewezen.
3.2. Standpunt van de verdediging
In de zaak van [benadeelde partij 1] (zaak A, feit 1) heeft de verdediging bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die zien op het naar beneden schuiven van de onderbroek, het vastpakken van de keel en het hardhandig wrijven in de keel/halsstreek en het op het lichaam van [benadeelde partij 1] gaan zitten (de laatste drie gedachtestreepjes van de tenlastelegging) en van de kwalificatie dwang, geweld of bedreiging.
Verder heeft de verdediging betoogd dat verdachte van alle andere in zaak A en zaak B aan hem tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. De verweren van de verdediging komen er – samengevat – op neer dat de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende betrouwbaar zijn, dat het steunbewijs ontbreekt en dat de tenlastegelegde handelingen niet als ontuchtig en/of dwingend kunnen worden gekwalificeerd. Volgens de raadsman kan tot slot geen gebruik worden gemaakt van schakelbewijs, nu geen sprake is van eenzelfde criminele modus operandi.
3.3. Oordeel van de rechtbank
3.3.1. Inleidende opmerkingen over het bewijs in zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het gegeven dat slechts twee personen – het vermeende slachtoffer en de vermeende dader – aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen. Dat is in dit geval niet anders.
Voor een bewezenverklaring zijn de verklaringen van het vermeende slachtoffer alleen onvoldoende. Er moet sprake zijn van steunbewijs, afkomstig uit een andere bron dan het slachtoffer zelf. Daarbij geldt in zedenzaken dat een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kunnen opleveren. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een verkrachting of aanranding niet als zodanig bevestiging hoeft te vinden in ander bewijs, maar dat het voldoende is dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde belangrijke punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Steunbewijs kan bijvoorbeeld bestaan uit een waarneming van de emotie bij het slachtoffer na het delict. Een dergelijke (getuige)verklaring kan steunbewijs opleveren als de emotionele toestand of eventuele gedragsverandering die de getuige bij het slachtoffer heeft waargenomen, niet anders kan worden opgevat dan als een bevestiging van de verklaring van het slachtoffer. Voor steunbewijs geldt dat er geen sprake mag zijn van een te ver verwijderd verband tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal.
De rechtbank zal hierna afzonderlijk ingaan op de tenlastegelegde feiten. Zij zal daarbij de (betrouwbaarheid van de) verklaringen van de aangeefsters en het steunbewijs bespreken. Daarna zal zij de vraag beantwoorden of er sprake was van dwang en/of ontuchtige handelingen. De rechtbank zal afsluiten met haar oordeel per feit.
3.3.2. Vaststaande feiten
Verdachte was ten tijde van de tenlastegelegde feiten werkzaam als masseur in onder meer Amsterdam, Hilversum en Almere. Alle aangeefsters zijn door verdachte gemasseerd.
3.3.3. Zaak A
Feit 1 – gekwalificeerde opzetverkrachting van [benadeelde partij 1] Verklaringen van [benadeelde partij 1] Uit de aangifte van [benadeelde partij 1] blijkt dat zij op 16 februari 2025 van verdachte een massage kreeg in Amsterdam. Tijdens de massage trok verdachte de handdoek naar beneden, waardoor eerst de hele onderbroek van [benadeelde partij 1] zichtbaar was. Vervolgens trok hij haar onderbroek naar beneden waardoor een stuk van haar bilspleet zichtbaar was. De massage begon normaal bij haar rug, maar [benadeelde partij 1] hoorde verdachte wel op een opvallende manier ademhalen en fluisterend aan haar vragen of het goed was. Er zat voor [benadeelde partij 1] een ondertoon in en samen met de ademhaling leek het voor haar een soort gehijg-fluister. Daarna masseerde verdachte [benadeelde partij 1] ’ billen bij haar stuitje. Ook masseerde hij [benadeelde partij 1] ’ hals en nek terwijl zij op haar buik lag. Dit deed erg pijn en [benadeelde partij 1] vroeg zich af of verdachte haar ging doodmaken. Hierna ging verdachte met zijn beide handen op het bovenste gedeelte van de borsten van [benadeelde partij 1] . Verdachte nam de handen van [benadeelde partij 1] mee naar achteren en omhoog, waardoor zij zich niet kon bewegen. Ze kreeg hierdoor het gevoel dat verdachte haar domineerde. Verdachte is uiteindelijk op de benen van [benadeelde partij 1] gaan zitten terwijl zij nog steeds op haar buik lag en heeft tijdens het masseren zijn hand onder het lichaam van [benadeelde partij 1] gewrongen. Verdachte is toen met zijn hand over de blote clitoris van [benadeelde partij 1] gegaan. Haar onderbroek was al zo laag dat hij niet onder haar onderbroek hoefde te gaan. Haar benen waren al wat gespreid en op enig moment spreidde verdachte haar billen als massagebeweging waardoor hij kijk had op haar vagina. Vervolgens is verdachte over [benadeelde partij 1] ’ bilnaad naar beneden gegaan en met zijn vinger een paar keer in haar vagina geweest. Daarna wreef hij over [benadeelde partij 1] ’ hele vagina en ging met één of twee vingers naar binnen. Verdachte ging een paar keer heen en weer in haar vagina en heeft ook met een vinger over haar anus gedraaid. Het geheel had voor haar een hele dominante seksuele connotatie.
Verklaring verdachte Op de zitting heeft verdachte de aangifte bevestigd, in die zin dat hij heeft verklaard dat hij met zijn vingers in de vagina van [benadeelde partij 1] is geweest en mogelijk ook haar anus heeft geraakt.
Gekwalificeerde opzetverkrachting De rechtbank stelt op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij [benadeelde partij 1] terwijl hij wist dat bij [benadeelde partij 1] daartoe de wil ontbrak. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetverkrachting.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of er ook sprake is van de gekwalificeerde variant van opzetverkrachting. Daarvoor is vereist dat de opzetverkrachting werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging.
[benadeelde partij 1] lag ten tijde van de verkrachting met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel, waardoor zij zich al in een kwetsbare positie bevond. Terwijl [benadeelde partij 1] in deze positie lag heeft verdachte op een pijnlijke wijze haar keel gemasseerd, aan haar borsten gezeten, haar handen in een houding geplaatst waardoor zij zich niet kon bewegen en op haar benen gezeten. Vervolgens is hij onverhoeds bij haar binnengedrongen. Deze omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank van oordeel is dat de opzetverkrachting werd voorafgegaan en vergezeld door dwang. Daardoor is er sprake van de gekwalificeerde variant van opzetverkrachting.
Verdachte heeft nog aangevoerd dat er sprake was van een misverstand. Voor zover hij heeft bedoeld aan te voeren dat hij dacht dat aangeefster het wilde, overweegt de rechtbank dat alleen al uit het feit dat er sprake is geweest van dwang, zoals hiervoor overwogen, volgt dat er geen sprake kan zijn geweest van een misverstand.
Beoordeling Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 16 februari 2025 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan de gekwalificeerde opzetverkrachting van [benadeelde partij 1] .
Feit 2 – aanranding van [benadeelde partij 2] Betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde partij 2] heeft direct na het incident contact opgenomen met de politie en de politie heeft daarvan in een proces-verbaal een melding opgemaakt. Ook is [benadeelde partij 2] de volgende dag naar haar huisarts gegaan. Pas later heeft zij aangifte gedaan.
In haar aangifte verklaart [benadeelde partij 2] dat zij op 9 mei 2022 een rug- en nekmassage in Hilversum had geboekt en dat verdachte haar masseur was. Zij lag met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel. Op enig moment is verdachte op de massagetafel geklommen en op de billen van [benadeelde partij 2] gaan zitten. Ook probeerde verdachte steeds haar handdoek en onderbroek naar beneden te krijgen. Hij had zijn hand op haar nek en drukte haar op de massagetafel. Ze bevroor en werd bang. In de tussentijd masseerde verdachte met zijn andere hand haar billen. Terwijl hij dit deed voelde [benadeelde partij 2] dat hij opgewonden raakte. Met zijn duim maakte verdachte rondjes ter hoogte van het stuitje van [benadeelde partij 2] . [benadeelde partij 2] voelde dat verdachte met zijn penis over haar billen wreef en uiteindelijk een climax bereikte. Ze voelde hem klaarkomen. Hij trilde/schudde en zweette en was kreunende geluiden aan het maken.
[benadeelde partij 2] heeft nog dezelfde dag melding bij de politie gedaan en het voorval omschreven, waarbij zij heeft gezegd dat verdachte op haar ging zitten, haar billen masseerde, begon te hijgen en een climax bereikte. Ze heeft daarmee in grote lijnen hetzelfde verklaard als in haar aangifte. Wat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid meeweegt voor de rechtbank is dat zij volgende dag naar de huisarts is geweest, waar zij wederom heeft verteld dat zij de dag daarvoor was aangerand tijdens een massage. Ze heeft ook twee dagen na dit feit een vriendin geappt en gezegd dat ze iets vreselijks heeft meegemaakt, waarbij de masseur op haar was gaan zitten. Zij heeft in haar melding bij de politie en in haar aangifte telkens volledig en in dezelfde volgorde verklaard over de gebeurtenissen van 9 mei 2022. Haar verklaringen zijn in grote lijnen consistent en gedetailleerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde partij 2] betrouwbaar zijn.
Steunbewijs In het dossier bevindt zich een getuigenverklaring van de man [benadeelde partij 2] . Hij heeft ten aanzien van het incident verklaard dat hij wist dat er iets niet goed zat bij [benadeelde partij 2] en dat zij erg stil was. [benadeelde partij 2] heeft aan hem bevestigd dat er iets slechts en ergs was gebeurd tijdens de massage. Uit zijn verklaring blijkt dus dat hij na het incident emotie bij [benadeelde partij 2] heeft waargenomen Naar oordeel van de rechtbank levert het voorgaande voldoende steunbewijs op voor de tenlastegelegde aanranding.
Dwang en ontuchtige handelingen [benadeelde partij 2] lag tijdens de massage met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel, waardoor zij zich al in een kwetsbare positie bevond. Terwijl [benadeelde partij 2] in deze positie lag is verdachte op haar billen gaan zitten en heeft haar met zijn hand in haar nek tegen de massagetafel gedrukt. Deze omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank oordeelt dat hier sprake was van dwang. Toen verdachte op [benadeelde partij 2] zat heeft hij haar billen gemasseerd en een climax gekregen. Naar oordeel van de rechtbank zijn dit geen handelingen die bij een normale massage horen en kwalificeren deze handelingen tezamen en in onderlinge samenhang bezien als ontuchtige handelingen, welke [benadeelde partij 2] was gedwongen te dulden.
Beoordeling Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 9 mei 2022 in Hilversum schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [benadeelde partij 2] .
Feit 3 – aanranding van [slachtoffer 1] Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] heeft twee dagen na het incident contact opgenomen met de politie en daarvan is een melding opgemaakt. Daarna heeft zij ook een klacht ingediend bij de beroepsvereniging. Ze heeft pas later aangifte gedaan.
In het proces-verbaal van bevindingen staat dat [slachtoffer 1] heeft gemeld dat zij op 23 juni 2022 voor een rug-, nek- en schoudermassage in Almere was. Zij heeft toen verdachte als voorkeur opgegeven, omdat zij eerder een voetmassage bij hem had geboekt en toen erg tevreden was. Dit keer moest zij van verdachte met ontbloot bovenlichaam en alleen haar onderbroek aan op haar buik op de massagetafel gaan liggen, wat zij vreemd vond gelet op het soort massage. Verdachte trok de onderbroek van [slachtoffer 1] nog lager, waarna zij zich oncomfortabel begon te voelen. Op een gegeven moment heeft verdachte haar billen gemasseerd, waarbij hij heel dicht met zijn beide duimen bij haar vagina kwam. Daarna kwam verdachte op haar zitten terwijl zij op haar buik lag. Verdachte leunde zover naar voren dat [slachtoffer 1] zijn geslachtsdeel tegen haar billen voelde. In haar aangifte verklaart [slachtoffer 1] dat verdachte op haar kwam zitten, dat ze dat niet gewend was en dat ze zijn geslachtsdeel tegen haar billen voelde.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer 1] twee dagen na het incident contact heeft opgenomen met de politie en op 28 juni 2022 een klacht heeft ingediend bij de belangenvereniging voor Beroepsbeoefenaars in de Massage- en Sportverzorgingsbranche over verdachte. In die klacht heeft ze klaagt over het feit dat verdachte haar onderbroek lager deed dan ze gewend was, hij haar billen masseerde waarbij hij dicht bij haar vagina kwam en dat hij op haar ging zitten. [slachtoffer 1] heeft op meerdere momenten volledig en in dezelfde volgorde verklaard over de gebeurtenissen van 23 juni 2022. Haar verklaringen zijn in grote lijnen consistent en gedetailleerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn.
Steunbewijs [naam getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] destijds, in 2022, als een bang vogeltje op haar werk verscheen en in huilen is uitgebarsten. [slachtoffer 1] had verteld dat ze naar een massagesalon was geweest en dat ze daar was betast. Hieruit blijkt dat getuige [naam getuige] emotie bij [slachtoffer 1] heeft waargenomen toen zij over de aanranding vertelde. Naar het oordeel van de rechtbank levert het voorgaande voldoende steunbewijs op voor de tenlastegelegde aanranding.
Dwang en ontuchtige handelingen [slachtoffer 1] lag tijdens de massage met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel, waardoor zij zich al in een kwetsbare positie bevond. Terwijl [slachtoffer 1] in deze positie lag is verdachte op haar gaan zitten. Deze omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank stelt dat hier sprake was van dwang. Verdachte heeft de billen van [slachtoffer 1] gemasseerd waarbij hij dicht bij haar vagina kwam. Terwijl verdachte op [slachtoffer 1] zat heeft hij zo ver naar voren geleund dat [slachtoffer 1] zijn geslachtsdeel voelde. Naar oordeel van de rechtbank zijn dit geen handelingen die bij een normale massage horen en kwalificeren deze handelingen in samenhang bezien als ontuchtige handelingen, welke [slachtoffer 1] gedwongen was te dulden.
Beoordeling Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 23 juni 2022 in Almere schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer 1] .
3.3.4. Zaak B
Feit 1 – verkrachting (primair) / aanranding (subsidiair) van [slachtoffer 2] Vrijspraak primair tenlastegelegde verkrachting De rechtbank kan op basis van de eigen verklaring van [slachtoffer 2] niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte daadwerkelijk met zijn vingers in haar vagina is geweest. Haar verklaring is op dat punt te weinig overtuigend, waardoor de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder 1 primair tenlastegelegde verkrachting.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] heeft in het informatieve gesprek zeden en in haar aangifte een verklaring afgelegd. In grote lijnen komen haar verklaringen op het volgende neer.
[slachtoffer 2] was op 6 januari 2023 in Almere voor een sportmassage en werd gemasseerd door verdachte. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij al vaker in de massagesalon was geweest. Ze wist dus wat gebruikelijk was bij een massage. Bij aanvang van de massage vertelde verdachte haar dat zij alleen haar slip moest aanhouden. [slachtoffer 2] lag op haar buik op de massagetafel en werd eerst op haar rug gemasseerd. Het begon normaal, maar toen verdachte bij haar benen kwam ging hij steeds meer met zijn vingers richting haar vagina. [slachtoffer 2] merkte dat zij onrustig werd. Op enig moment is zij omgedraaid en toen ging verdachte achter haar staan. Vanuit deze positie heeft verdachte met zijn handen draaiende bewegingen over haar borsten gemaakt.
[slachtoffer 2] heeft in beide verklaringen volledig en in dezelfde volgorde verklaard over de gebeurtenissen van 6 januari 2023, welke in grote lijnen consistent en gedetailleerd zijn. Dat zij minder overtuigend heeft verklaard over de vraag of verdachte nu daadwerkelijk met zijn vinger in haar vagina is geweest, doet niet af aan de geloofwaardigheid van haar verklaring. [slachtoffer 2] heeft niet twijfelachtig verklaard over het feit dat verdachte haar op bepaalde intieme delen heeft aangeraakt, zoals de plekken rond haar vagina en op haar borsten. Ook blijkt uit de hierna te bespreken getuigenverklaringen van haar vriendin [naam vriendin] en haar toenmalige partner [toenmalige partner] dat [slachtoffer 2] hen kort na het incident, in januari 2023, heeft verteld dat zij een nare ervaring had gehad tijdens de massage. Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn.
Steunbewijs Uit de verklaring van eerdergenoemde getuige [naam vriendin] blijkt dat [slachtoffer 2] in januari 2023 aan haar heeft verteld dat zij was gemasseerd door een Italiaanse man die tijdens de massage over haar grens heen was gegaan. Hij zou haar borsten hebben aangeraakt en tussen haar benen zijn gegaan. Toen [slachtoffer 2] dit vertelde zag [naam vriendin] dat zij geschrokken, bang en beschaamd was. Ook de ex-partner van [slachtoffer 2] , [toenmalige partner] , gaf aan dat [slachtoffer 2] na de massage ontdaan en gechoqueerd thuiskwam. Toen hij vroeg wat er was gebeurd gaf zij aan dat de masseur met zijn handen op plekken was gekomen die “echt niet oké” waren. [toenmalige partner] herinnerde zich nog goed dat [slachtoffer 2] in de avond verdrietig was. Uit deze verklaringen blijkt dat de getuigen emotie bij [slachtoffer 2] hebben waargenomen toen zij over de aanranding vertelde. [toenmalige partner] nam die emotie dezelfde dag nog waar. Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze verklaringen daarom voldoende steunbewijs op voor de tenlastegelegde aanranding.
Dwang en ontuchtige handelingen [slachtoffer 2] lag tijdens de massage met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik en rug op de massagetafel, waardoor zij zich al in een kwetsbare positie bevond. Deze omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank stelt dat hier sprake was van dwang. Verdachte is gaan masseren in de richting van de vagina van [slachtoffer 2] en heeft met zijn handen draaiende bewegingen over haar borsten gemaakt. Naar oordeel van de rechtbank zijn dit geen handelingen die bij een normale massage horen en kwalificeren deze handelingen in samenhang bezien als ontuchtige handelingen, welke [slachtoffer 2] gedwongen was te dulden.
Beoordeling Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 6 januari 2023 in Almere schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer 2] .
Feit 2 – aanranding van [slachtoffer 3] Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] heeft een verklaring afgelegd in het informatieve gesprek zeden en in haar aangifte. Ook heeft zij een uitgebreide en gedetailleerde klachtmail gestuurd naar de massagesalon na haar massage door verdachte. In grote lijnen komen de verklaringen van [slachtoffer 3] op het volgende neer.
[slachtoffer 3] was op 10 maart 2023 in Hilversum voor een relaxmassage bij [naam massagesalon] , waar zij al twee à drie jaar een tevreden klant was. Zij wist dus wat gebruikelijk was bij een massage. Ditmaal werd zij gemasseerd door verdachte. Zij had alleen haar string aan. Het viel haar op dat verdachte haar ondergoed lager deed dan zij gewend was van andere masseurs. Ook viel haar op dat verdachte in verhouding vaker haar billen masseerde en daar net te ver doorging met zijn vingers in de richting van haar liezen. Daarnaast raakte verdachte steeds de zijkant van haar borsten aan, waarbij hij net niet haar tepels raakte. Verdachte maakte opmerkingen die [slachtoffer 3] vreemd vond en ze verstijfde. Terwijl [slachtoffer 3] op haar buik lag ging verdachte op haar zitten met zijn geslachtsdeel op haar billen.
[slachtoffer 3] ’ verklaringen zijn in grote lijnen consistent en gedetailleerd. De omstandigheid dat [slachtoffer 3] getwijfeld zou hebben of zij al dan niet aangifte zou doen, doet niet af aan de geloofwaardigheid van de inhoud van haar aangifte. Dat geldt eveneens voor de datum van aangifte die ruim twee jaar na dato is gedaan. [slachtoffer 3] heeft namelijk wel direct na haar massage op 10 maart 2023 een mail met een klacht gestuurd waarin zij de handelingen beschrijft naar massagesalon [naam massagesalon] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 3] betrouwbaar zijn.
Steunbewijs In het dossier zelf is geen steunbewijs te vinden voor de aangifte van [slachtoffer 3] . Steunbewijs kan echter ook worden gevormd door schakelbewijs. In een dergelijke bewijsconstructie worden verklaringen van aangevers van verschillende delicten gebruikt om elkaar in bewijstechnische zin te ondersteunen, omdat de handelswijze van de verdachte op essentiële punten overeenkomt. De rechtbank ziet in het bewijsmateriaal ten aanzien van zaak A, feiten 1 tot en met 3 en zaak B, feiten 1 subsidiair en 2, belangrijke overeenkomsten die duiden op een gelijksoortig patroon, een zogeheten modus operandi, van verdachte. De rechtbank weegt de volgende omstandigheden mee:
De rechtbank vindt al deze omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang bezien voldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is van een herkenbaar en gelijksoortig gedragspatroon bij verdachte. Zij zal daarom de aangiftes in zaak A, feiten 1 tot en met 3 en zaak B, feit 1 subsidiair, als steunbewijs gebruiken voor zaak B, feit 2.
Dwang en ontuchtige handelingen [slachtoffer 3] lag tijdens de massage met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel, waardoor zij zich al in een kwetsbare positie bevond. Terwijl [slachtoffer 3] in deze positie lag is verdachte op haar gaan zitten. Deze omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank stelt dat hier sprake was van dwang. Tijdens de massage heeft verdachte de hele bil, een te groot deel van de borsten en in de richting van de liezen van [slachtoffer 3] gemasseerd. Ook heeft [slachtoffer 3] toen verdachte op haar zat zijn geslachtsdeel op haar billen gevoeld. Naar oordeel van de rechtbank zijn dit geen handelingen die bij een normale massage horen en kwalificeren deze handelingen in samenhang bezien als ontuchtige handelingen, welke [slachtoffer 3] was gedwongen te dulden.
Beoordeling Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 10 maart 2023 in Hilversum schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer 3] .
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte:
Zaak A Feit 1 op 16 februari 2025 te Amsterdam met een persoon, te weten [benadeelde partij 1] , seksuele handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
-
het met zijn vingers, wrijven over de vagina van die [benadeelde partij 1] en
-
het met zijn vingers binnendringen van de vagina van die [benadeelde partij 1] en
-
het met zijn vinger betasten van de anus van die [benadeelde partij 1] ,
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [benadeelde partij 1] daartoe de wil ontbrak,
en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door en vergezeld van dwang, door
-
de omstandigheid dat deze handelingen onverhoeds zijn verricht tijdens een professioneel geboekte massage, waarbij die [benadeelde partij 1] in een kwetsbare positie was en
-
dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het vertrouwen van die [benadeelde partij 1] als klant, terwijl zij met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel lag en
-
door de onderbroek van die [benadeelde partij 1] naar beneden te schuiven en
-
in de halsstreek te wrijven en
-
vervolgens op het lichaam van die [benadeelde partij 1] te gaan zitten, met zijn benen aan beide kanten van het lichaam van die [benadeelde partij 1] ;
Feit 2 op 9 mei 2022 te Hilversum, door een feitelijkheid, te weten,
-
de omstandigheid dat er sprake was van een professioneel geboekte massage, waarbij [benadeelde partij 2] als klant in een kwetsbare positie was en
-
dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het vertrouwen van die [benadeelde partij 2] als klant, terwijl zij met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel lag en
-
het gaan zitten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] te gaan, met zijn benen aan beide kanten van het lichaam van die [benadeelde partij 2] en
-
het met zijn hand, drukken tegen de nek van die [benadeelde partij 2] ,
[benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
-
het masseren van de billen van die [benadeelde partij 2] en
-
het met zijn penis, wrijven tegen de billen van die [benadeelde partij 2] en
-
het met zijn vingers wrijven in de regio van het stuitje van die [benadeelde partij 2] ;
Feit 3 op 23 juni 2022 te Almere, door een feitelijkheid, te weten
-
de omstandigheid dat er sprake was van een professioneel geboekte massage, waarbij [slachtoffer 1] als klant in een kwetsbare positie was en
-
dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het vertrouwen van die [slachtoffer 1] als klant, terwijl zij met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel lag en
-
het naar beneden schuiven van de onderbroek van die [slachtoffer 1] en
-
het gaan zitten op het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
-
het naar beneden schuiven van de onderbroek van die [slachtoffer 1] en
-
het masseren van de billen van die [slachtoffer 1] ;
Zaak B Feit 1 subsidiair op 6 januari 2023 te Almere door een feitelijkheid, te weten
-
de omstandigheid dat deze nader genoemde handelingen bij [slachtoffer 2] onverhoeds zijn verricht tijdens een professioneel geboekte massage, waarbij die [slachtoffer 2] in een kwetsbare positie was en
-
dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het vertrouwen van die [slachtoffer 2] als klant, terwijl zij met een grotendeels ontbloot lichaam op de massagetafel lag,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten - het masseren van de borsten van die [slachtoffer 2] ;
Feit 2 op 10 maart 2023 te Hilversum, door een feitelijkheid, te weten
-
de omstandigheid dat er sprake was van een professioneel geboekte massage, waarbij [slachtoffer 3] als klant in een kwetsbare positie was en
-
dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het vertrouwen van die [slachtoffer 3] als klant, terwijl zij met een grotendeels ontbloot lichaam op haar buik op de massagetafel lag en
-
het gaan zitten op de billen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] ,
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
-
het masseren van de borsten en de billen van die [slachtoffer 3] en
-
het masseren van de liesstreek van die [slachtoffer 3] .
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5 Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6 Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7 Motivering van de straffen
7.1. Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 tot en met 3 en in zaak B onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte een beroepsverbod zal krijgen, inhoudende dat hij voor de duur van 8 jaar zijn beroep als masseur niet mag uitoefenen.
7.2. Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte voor zaak A, feit 1, hoogstens een gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Mocht de rechtbank verdachte voor meer feiten veroordelen, dan heeft de verdediging verzocht de door de officier van justitie geëiste straf te beperken. Verder heeft de verdediging verzocht om het door de officier van justitie verzochte beroepsverbod te beperken tot een verbod op het masseren van vrouwen.
7.3. Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één verkrachting en vier aanrandingen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van aangeefsters. Door zijn plotselinge en grensoverschrijdend handelen heeft verdachte het in hem gestelde vertrouwen als masseur ernstig beschaamd, terwijl de vrouwen aan zijn professionaliteit waren overgeleverd. Hij heeft geen oog gehad voor de gevolgen die zijn gedrag zou kunnen hebben voor deze vrouwen. Hij is kennelijk ook niet geschrokken van zijn eigen gedrag nadat dit één keer is gebeurd en is hiermee doorgegaan totdat door politie-ingrijpen een einde is gemaakt aan zijn handelen. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij de vrouwen na hun massages in vertwijfeling achterliet: aangeefsters dachten dat het aan hen lag, terwijl het verdachte is die grenzen overschreed. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffers. Uit de slachtofferverklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] volgt dat zij nog altijd last hebben van psychische problemen als gevolg van wat hen is overkomen. Ook betrekt de rechtbank daarbij dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Weliswaar heeft verdachte bekend over de schreef te zijn gegaan in de zaak van [benadeelde partij 1] , maar alsnog spreekt hij van een misverstand en denkt hij dat hij het kan goedmaken door het geven van een massage. Dat toont geen respect voor de gevolgen die zijn daad voor [benadeelde partij 1] heeft gehad.
Persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De reclassering heeft ten behoeve van de zitting een rapport uitgebracht op 13 mei 2025. Uit dit rapport volgt dat geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor seksueel deviante gedachten en gedragingen. Van hyperseksualiteit of seks als coping is geen sprake. Ook uit het Pro Justitiaconsult zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen die duiden op seksuele pathologie. De reclassering sluit echter niet uit dat sprake is geweest van seksuele preoccupatie, in ieder geval tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden als masseur. De reclassering vermoedt dat verdachte enigszins handelingsverlegen is als het gaat om het contact met vrouwen, waarbij hij grensoverschrijdend kan handelen. Hoewel de kans dat verdachte in herhaling valt, als hij geen behandeling ondergaat, als matig-laag wordt ingeschat, acht de reclassering een inzichtgevend ambulant behandeltraject bij een instelling voor forensische psychiatrie, waarbij ook de delictscenario’s worden besproken, geïndiceerd. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
Strafoplegging De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. Daarbij worden als bijzondere voorwaarden aan verdachte opgelegd:
Verdachte lijkt niet in te zien wat hij verkeerd heeft gedaan. Het is van belang dat hij daar met behulp van behandeling inzicht in krijgt. Daarnaast zal de rechtbank verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod opleggen om als masseur (in brede zin) werkzaam te zijn, nu de bewezenverklaarde feiten tijdens de uitoefening van zijn beroep als masseur zijn begaan. Deze bijkomende straf wordt, uit een oogpunt van preventie en om mogelijke recidive te voorkomen, opgelegd voor een termijn van 7 jaren. De rechtbank legt een beroepsverbod aan verdachte op als bijkomende straf omdat zij er zeker van wil zijn dat verdachte de komende jaren niet als masseur zal werken en dat in de vorm van een bijzondere voorwaarde onvoldoende is gewaarborgd.
Toelichting op de straffen De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Hierbij is van belang dat de rechtbank minder bewezen heeft verklaard en daarmee afwijkt van het standpunt van de officier van justitie. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar wat er in soortgelijke zaken aan straffen is opgelegd. De rechtbank heeft daarbij onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld (via het LOVS, het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Het oriëntatiepunt voor verkrachting met een beperkte mate van dwang is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Aanrandingen worden nog wel eens bestraft met een taakstraf, maar de rechtbank vindt die strafmodaliteit – gelet op alle bewezenverklaarde feiten tezamen en in onderlinge samenhang bezien – niet opportuun meer.
De rechtbank zal het beroepsverbod niet beperken tot een verbod op het masseren voor vrouwen, gelet op de ernst van de feiten en het feit dat het lastig is om dat verbod te handhaven.
8 Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 6.699,08 aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade. Beide benadeelde partijen verzoeken vermeerdering van hun vorderingen met de wettelijke rente vanaf de datum dat het feit is gepleegd en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] kan ten aanzien van het materiële deel worden toegewezen tot een bedrag van € 1.699,08. De benadeelde partij dient in haar vordering van € 5.000,- aan vergoeding van toekomstige materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. De € 5.000,- aan gevorderde immateriële schadevergoeding kan volledig worden toegewezen. De vordering is daarmee in totaal toewijsbaar tot een bedrag van € 6.699,08, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot vergoeding van immateriële schade is voldoende onderbouwd en kan in zijn geheel tot een bedrag van € 3.000,- worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2. Standpunt van de verdediging
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] dient in haar vordering van € 5.000,- aan vergoeding van toekomstige materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. Daarnaast ontbreekt rechtstreeks verband tussen de gevorderde materiële schadevergoeding van € 372,08 voor het geheime adres bij de Kamer van Koophandel (KvK) en het tenlastegelegde feit. Ten aanzien van deze post is de vordering bovendien onvoldoende onderbouwd. De gevorderde € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade dient te worden gematigd, gelet op vergelijkbare jurisprudentie.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] dient te worden gematigd, gelet op de aard van het ten laste gelegde.
8.3. Oordeel van de rechtbank
8.3.1. [benadeelde partij 1]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak A, feit 1, bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade De rechtbank verklaart de benadeelde partij in haar vordering van € 5.000,- voor vergoeding van toekomstige schade niet-ontvankelijk, omdat dit niet is onderbouwd. Datzelfde geldt voor de vordering van € 372,08 voor het geheime adres bij de KvK, omdat de rechtbank zonder nadere toelichting onvoldoende rechtstreeks verband ziet met het bewezenverklaarde en het strafproces geen ruimte biedt voor nadere onderbouwing. De gevorderde € 1.327,- voor vergoeding van de kosten van de psycholoog acht de rechtbank voldoende onderbouwd en houdt voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde. Ook is dit bedrag door de verdediging niet betwist. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade daarom toe tot een bedrag van € 1.327,-.
Immateriële schade Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien zij ten gevolge van het strafbare feit is aangetast in de persoon. Zij heeft geestelijk letsel opgelopen en verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De benadeelde partij heeft voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat ten gevolge van de strafbare feiten geestelijk letsel is ontstaan. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding voor een lager bedrag toe en begroot zij deze naar billijkheid op € 4.000,-. De rechtbank wijst het overige deel van deze vordering af.
Conclusie De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 5.327,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2025.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank legt de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel op, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 5.327,-.
8.3.2. [benadeelde partij 2]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Immateriële schade Ook [benadeelde partij 2] is door het strafbare feit op andere wijze in haar persoon aangetast. Zij heeft geestelijk letsel opgelopen en verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De benadeelde partij heeft voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat ten gevolge van de strafbare feiten geestelijke letsel is ontstaan. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding voor een lager bedrag en begroot zij deze naar billijkheid op € 2.500,-. De rechtbank wijst het overige deel van deze vordering af.
Conclusie De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2022.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank legt de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel op, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, [benadeelde partij 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 2.500,-.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36f, 57, 243, 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en het in zaak B onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, feit 1: gekwalificeerde opzetverkrachting
Ten aanzien van zaak A, feiten 2 en 3 en zaak B, feiten 1 subsidiair en 2: telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet. dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering. aan de orde is.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden: 1. Meldplicht bij reclassering Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2 Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling moet nog starten. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft aan de Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Algemene voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ontzet verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van masseur voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] : Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 1.327,- (duizend driehonderdzevenentwintig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 4.000,- (vierduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 16 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart [benadeelde partij 1] voor het overige deel aan materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 1] voor het overige deel aan immateriële schade af.
Schadevergoedingsmaatregel Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat **€ 5.327,- (vijfduizend driehonderdzevenentwintig euro)**te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 16 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 61 (eenenzestig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2] Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 9 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 2] voor het overige deel af.
Schadevergoedingsmaatregel Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat **€ 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro)**te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 9 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall, voorzitter, mrs. C. Bruil en I. Struijkenkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.V. Koppelman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2025.