Artikel 31 (Duur en aanvang ontzetting van rechten)
1. Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter de duur als volgt:
1°. bij veroordeling tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven; 2°. bij veroordeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd de duur van de hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande; 3°. bij veroordeling tot geldboete, voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren; 4°. bij afzonderlijke oplegging, voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren.
2. De ontzetting van het recht vermeld in artikel 28, eerste lid, onder 3°, gaat in op de dag dat de veroordeling daartoe onherroepelijk is geworden. De ontzetting van een van de andere in artikel 28, eerste lid, vermelde rechten gaat in op de dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter de duur als volgt:
Dit betekent dat wanneer een rechter beslist tot ontzetting van bepaalde rechten, de rechter de tijdsduur van deze ontzetting vaststelt op de hierna beschreven wijze:
1°. bij veroordeling tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven;
Dit houdt in dat als een persoon wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, de ontzetting van rechten levenslang duurt.
2°. bij veroordeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd de duur van de hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande;
Dit betekent dat als een persoon wordt veroordeeld tot een tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, de ontzetting van rechten geldt voor een periode die de duur van de opgelegde hoofdstraf met minimaal twee jaar en maximaal vijf jaar overschrijdt.
3°. bij veroordeling tot geldboete, voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;
Dit houdt in dat als een persoon wordt veroordeeld tot het betalen van een geldboete, de ontzetting van rechten een duur heeft van minimaal twee jaar en maximaal vijf jaar.
4°. bij afzonderlijke oplegging, voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren.
Dit betekent dat als de ontzetting van rechten als een zelfstandige straf wordt opgelegd (los van andere hoofdstraffen), deze een duur heeft van minimaal twee jaar en maximaal vijf jaar.
2. De ontzetting van het recht vermeld in artikel 28, eerste lid, onder 3°, gaat in op de dag dat de veroordeling daartoe onherroepelijk is geworden. De ontzetting van een van de andere in artikel 28, eerste lid, vermelde rechten gaat in op de dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.
Dit lid specificeert wanneer de ontzetting van rechten begint. De ontzetting van het recht zoals genoemd in artikel 28, eerste lid, onder 3° (betreffende uitoefening van bepaalde beroepen), start op de dag dat de veroordeling hiervoor definitief is geworden en er geen beroep meer mogelijk is (onherroepelijk). Voor de ontzetting van de andere rechten die in artikel 28, eerste lid, worden genoemd, geldt dat deze ingaat op de dag dat de rechterlijke beslissing daadwerkelijk uitgevoerd kan worden.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBMNE:2025:5288 - Rechtbank Midden-Nederland - 10 oktober 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2696 - Gerechtshof Amsterdam - 8 oktober 2025
ECLI:NL:GHSHE:2025:2637 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 29 september 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:5917 - Hof past schakelbewijs toe bij zedendelicten door fysiotherapeut - 26 september 2025
Het hof oordeelt dat verklaringen van meerdere slachtoffers als schakelbewijs kunnen dienen door de consistente modus operandi van de verdachte fysiotherapeut. Dit patroon van handelen, bestaande uit het creëren van een kwetsbare situatie en onverhoedse ontuchtige handelingen, levert voldoende steunbewijs op voor de veroordeling.
ECLI:NL:RBOVE:2025:5661 - Veroordeling bestuurder voor faillissementsfraude, onttrekking gelden en schending plichten - 22 september 2025
De Rechtbank Overijssel veroordeelt een feitelijk en middellijk bestuurder voor faillissementsfraude. De bestuurder schond zijn administratieplicht vóór het faillissement en zijn inlichtingenplicht tijdens het faillissement. Tevens heeft hij buitensporig veel geld aan de vennootschap onttrokken, waardoor schuldeisers zijn benadeeld. Zijn persoonlijke problemen leidden tot een voorwaardelijke straf.
ECLI:NL:RBOVE:2025:5662 - Onjuiste btw-aangiften en valse facturen leiden tot veroordeling voor belastingfraude - 22 september 2025
De Rechtbank Overijssel veroordeelt een verdachte voor het opzettelijk indienen van onjuiste btw-aangiften voor zijn eenmanszaak en als feitelijk leidinggever van een BV. Het overleggen van geantedateerde, valse facturen om de ten onrechte geclaimde voorbelasting te onderbouwen, wordt als ongeloofwaardig en bewezen geacht.
ECLI:NL:RBAMS:2025:6904 - Veroordeling masseur voor verkrachting en aanranding tijdens massagebehandelingen - 19 september 2025
Een masseur is door de Rechtbank Amsterdam veroordeeld voor gekwalificeerde opzetverkrachting en vier aanrandingen. De rechtbank oordeelt dat de kwetsbare positie van de slachtoffers tijdens de massage en het misbruik van vertrouwen als dwang kwalificeren. Voor één feit wordt schakelbewijs op basis van de modus operandi gebruikt.
ECLI:NL:RBOVE:2025:5568 - Feitelijk leidinggeven aan stelselmatige belastingfraude en gebrekkige administratie - 15 september 2025
De rechtbank veroordeelt een feitelijke leidinggever voor het structureel onjuist doen van loonbelastingaangiften en het niet voeren van een deugdelijke administratie door de rechtspersoon. Het bewijs voor de opzet en de leidinggevende rol volgt uit contante loonbetalingen en bewuste onvolledige informatieverstrekking aan de boekhouder.