ECLI:NL:RBNNE:2025:3226 - Rechtbank Noord-Nederland - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/321159-20
Vonnis van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 augustus 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , wonende te [adres ] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni, 24 juni, 26 juni en 31 juli 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.W. Flokstra, advocaat te Almere, en mr. S.A. Heukers, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman en mr. W.B. Gaasbeek.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 september 2022, te Veghel , Heeswijk-Dinther , Assen en/of Gasteren, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) aan [medeverdachte] , zijnde iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam was in dienstbetrekking bij en/of optrad als lasthebber van Jumbo Groep Holding BV en/of Jumbo Food Groep B.V. en/of de Koninklijke Jumbo Food Groep B.V. en/of Jumbo Supermarkten B.V. (in de functie van Chief Executive Officer en/of algemeen directeur en/of lid van de Raad van Bestuur en/of aandeelhouder),
naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking en/of bij de uitvoering van zijn last(en) heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zal/zou doen en/of nalaten,
(telkens) al dan niet van/via [verdachte] en/of van/via een bedrijf van die [verdachte] , te weten [naam bedrijf 1] ,
een of meer gift(en), te weten:
- zes, althans een of meer, gereedschapskisten (van het merk Snap-on) (sponsoring [naam ] ), en/of
een of meer belofte(n), te weten:
- het leveren van zes, althans een of meer, (luxe) gereedschapskisten (extra) (met inhoud, merk Snap-On) (sponsoring Stichting [naam stichting] ), en/of
een of meer dienst(en), te weten:
heeft gedaan en/of beloofd en/of verleend en/of aangeboden, (telkens) van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat verdachte (telkens) redelijkerwijs moest aannemen dat die [medeverdachte] handelde in strijd met zijn plicht en/of de goede trouw, te weten dat die [medeverdachte] (telkens) die gift(en), belofte(n) en/of dienst(en) verzweeg tegenover zijn werkgever en/of lastgever;
[naam bedrijf 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 september 2022, te Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) als degene(n) die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie, overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, (telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of laten voeren, door geen, althans een onvolledige/niet sluitende administratie bij te houden en/of te bewaren en/of te laten bijhouden en/of te laten bewaren, te weten
waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van [naam bedrijf 1] en andere voor de heffing van belasting zijnde gegevens kunnen/konden worden gekend, en/of
waardoor die administratie niet zodanig was ingericht en/of werd gevoerd en/of (een) gegevensdrager(s) niet zodanig werd(en) bewaard dat controle daarvan door (de inspecteur van) de Belastingdienst binnen een redelijke termijn mogelijk was,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 september 2022, te Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) als degene(n) die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie, overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, (telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of laten voeren, door geen, althans een onvolledige/niet sluitende administratie bij te houden en/of te bewaren en/of te laten bijhouden en/of te laten bewaren, te weten
waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van [naam bedrijf 1] en andere voor de heffing van belasting zijnde gegevens kunnen/konden worden gekend, en/of
waardoor die administratie niet zodanig was ingericht en/of werd gevoerd en/of gegevensdragers niet zodanig werden bewaard dat controle daarvan door (de inspecteur van) de Belastingdienst binnen een redelijke termijn mogelijk was,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
[naam bedrijf 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 april 2017 tot en met 25 januari 2022 in Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 1] over:
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, door
(telkens) in die bij de Belastingdienst ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 april 2017 tot en met 25 januari 2022 in Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 1] over:
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, door
(telkens) in die bij de Belastingdienst ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
[naam bedrijf 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2018 tot en met 17 mei 2021 in Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting ten name van [naam bedrijf 1] over:
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, door
(telkens) in die bij de Belastingdienst ingediende aangifte(n) een onjuist belastbaar bedrag op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2018 tot en met 17 mei 2021 in Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting ten name van [naam bedrijf 1] over:
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, door
(telkens) in die bij de Belastingdienst ingediende aangifte(n) een onjuist belastbaar bedrag op te geven en/of laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 mei 2019 tot en met 13 juni 2022 in Gasteren, Assen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van [verdachte] over:
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, door
(telkens) in die bij de Belastingdienst ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen (uit werk en woning (box 1) en/of uit aanmerkelijk belang (box 2) op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
A.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 1 mei 2019 te Assen en/of Gasteren en/of Anloo en/of Zuidvelde en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)personen, althans alleen,
meerdere geschriften, althans een geschrift, die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- december 2018, en/of
- januari 2019, meermalen, namelijk: met een vermeld (bruto) salaris van 2.022,88 euro, en/of met een vermeld (bruto) salaris van 1.375 euro, en/of
- februari 2019, en/of
- maart 2019, en/of
- april 2019,
valselijk heeft/hebben opgemaakt of doen/laten opmaken,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat/die geschrift(en) weergegeven of doen/laten weergeven dat [naam ] werkzaam was voor [naam bedrijf 1] en/of (daar) in vaste dienst was en/of salaris had ontvangen van [naam bedrijf 1] , en/of (in totaal in die periode) 260, althans (telkens) een groot aantal, loonuren had gewerkt voor [naam bedrijf 1] ,
althans (telkens) op dat/die geschrift(en) onjuiste arbeidsrechtelijke gegevens en/of salarisgegevens vermeld, en/of (aldus) dat/die geschrift(en) geheel of deels fictief opgemaakt of doen/laten opmaken,
zulks met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
EN/OF B) hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 1 mei 2019 te Assen en/of Gasteren en/of Anloo en/of Zuidvelde en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)personen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere valse geschriften, althans een vals geschrift, die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die echt en onvervalst, te weten:
bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat/die geschrift(en) was weergegeven dat die [naam ] werkzaam was voor [naam bedrijf 1] en/of (daar) in vaste dienst was en/of salaris had ontvangen van [naam bedrijf 1] , en/of (in totaal in die periode) 260, althans (telkens) een groot aantal, loonuren had gewerkt voor [naam bedrijf 1] ,
althans (telkens) op dat/die geschrift(en) onjuiste arbeidsrechtelijke gegevens en/of salarisgegevens waren vermeld, en/of (aldus) dat/die geschrift(en) geheel of deels fictief was/waren, en/of
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) een of meer van die geschrift(en) heeft/hebben doen toekomen aan het bedrijf [naam bedrijf 7] en/of [naam ] , zijnde hypotheekbemiddelaar of financieel dienstverlener/tussenpersoon, en/of (tevens), al dan niet via dat bedrijf en/of die/een tussenpersoon, aan het bedrijf Aegon Hypotheken B.V., in verband met een hypotheekaanvraag,
dan wel opzettelijk zodanig geschrift(en) heeft afgeleverd of voorhanden gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschriften bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
A) hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 1 juni 2018 te Hooghalen en/of Smilde en/of Assen en/of Gasteren en/of Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)personen, althans alleen,
meerdere geschriften, althans een geschrift, die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een werkgeversverklaring (gedateerd 17 mei 2018) van (werkgever) [naam bedrijf 2] te Hooghalen betreffende [naam ] , en/of
valselijk heeft/hebben opgemaakt of doen/laten opmaken,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat/die geschrift(en) weergegeven dat dat [naam ] werkzaam was voor [naam bedrijf 2] en/of (daar) een contract voor onbepaalde tijd had en/of in vaste dienst was en/of per 1 augustus 2018 gemiddeld 40 uren per week werkzaam was voor [naam bedrijf 2] , en/of 117 loonuren had gewerkt voor [naam bedrijf 2] en/of 164,67 uren had gewerkt voor [naam bedrijf 1] (telkens) in de maand april 2018,
althans (telkens) op dat/die geschrift(en) onjuiste arbeidsrechtelijke gegevens en/of salarisgegevens vermeld, en/of (aldus) dat/die geschrift(en) geheel of deels fictief opgemaakt of doen/laten opmaken,
zulks met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
EN/OF
B) hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 1 juni 2018 te Hooghalen en/of Smilde en/of Assen en/of Gasteren en/of Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)personen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere valse geschriften, althans een vals geschrift, die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die echt en onvervalst, te weten:
bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat/die geschrift(en) was weergegeven dat dat [naam ] werkzaam was voor [naam bedrijf 2] en/of (daar) een contract voor onbepaalde tijd had en/of in vaste dienst was en/of per 1 augustus 2018 gemiddeld 40 uren per week werkzaam was voor [naam bedrijf 2] , en/of 117 loonuren had gewerkt voor [naam bedrijf 2] in de maand april 2018,
althans (telkens) op dat/die geschrift(en) onjuiste arbeidsrechtelijke gegevens en/of salarisgegevens waren vermeld, en/of (aldus) dat/die geschrift(en) geheel of deels fictief opgemaakt was/waren, en/of
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) een of meer van die geschrift(en) heeft/hebben doen toekomen aan het bedrijf [naam bedrijf 7] en/of [naam ] , zijnde hypotheekbemiddelaar of financieel dienstverlener/tussenpersoon, en/of (tevens), al dan niet via dat bedrijf en/of die/een tussenpersoon, aan het/de bedrijf/bedrijven (handelende onder de naam) [naam ] en/of de SNS Bank en/of (behorende bij) de Volksbank N.V., in verband met een hypotheekaanvraag,
dan wel opzettelijk zodanig geschrift(en) heeft afgeleverd of voorhanden gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschriften bestemd was/waren voor zodanig gebruik.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officieren van justitie De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde hebben zij het volgende aangevoerd.
Gebleken is dat de administratie van [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ) over de jaren 2017 tot en met 2022 onjuist en onvolledig was. Nu de aangiften voor de omzet- en vennootschapsbelasting op basis van deze administratie gedaan zijn, zijn deze aangiften evident onjuist. Omdat de administratie niet in orde was, kan de verschuldigde omzet- en vennootschapsbelasting niet worden vastgesteld. Met betrekking tot de aangifte omzetbelasting betreft dit meerdere aangiften in de jaren 2017 tot en met 2021 en wordt uitgegaan van een fiscaal nadeel van 272.834,-. Aan het strekkingsvereiste is voldaan aangezien het onjuist aangeven van verschuldigde omzetbelasting een gedraging is die naar haar aard ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. Met betrekking tot de vennootschapsbelasting gaat het om de aangiften voor het jaar 2017 en het jaar 2018. Het fiscale nadeel voor 2017 is berekend op 130.279,-. Over het jaar 2018 is naar aanleiding van de door de verdediging medio 2024 verstrekte stukken geen negatieve kas meer berekend. Deze stukken zijn echter niet ten grondslag gelegd aan de desbetreffende aangiften vennootschapsbelasting. Dat er later correcties zijn aangebracht in de berekening, doet daarom niet af aan de onjuistheid van de betreffende aangifte en de conclusie dat er als gevolg van die onjuistheid belastingnadeel kan ontstaan. Bovendien hoeft de gedraging ook niet in hetzelfde belastingjaar tot nadeel te leiden. Naast de omzet- en vennootschapsbelasting zijn ook de aangiften inkomstenbelasting van verdachte zelf over de jaren 2017 tot en met 2020 onjuist. In het rapport van de controleambtenaar zijn de correcties benoemd als genoten voordelen van de enig aandeelhouder van [naam bedrijf 1] , zijnde verdachte, en aangemerkt als winst, die belast had moeten worden in box 2 van de aangifte inkomstenbelasting (aanmerkelijk belang). In de aangiften inkomstenbelasting is echter nooit een dividenduitkering opgegeven. Gelet op de uitbetalingen die verdachte, al dan niet uit de kas, aan zichzelf deed, zijn de aangiften inkomstenbelasting dus onjuist. Subsidiair kan in ieder geval geconcludeerd worden dat verdachte vanuit [naam bedrijf 1] een hoger inkomen heeft genoten dan hij in zijn aangiften inkomstenbelasting (ongeveer rond de 50.000,- per jaar) heeft opgegeven. Aan het strekkingsvereiste is voldaan aangezien het onjuist doen van aangiften inkomstenbelasting een gedraging is die naar haar aard ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. Het fiscale nadeel is berekend op 401.701,-. De Belastingdienst is daarbij uitgegaan van de niet verantwoorde omzet (inclusief regulier kassaldo) van [naam bedrijf 1] .
Standpunt van de verdediging
Niet-ambtelijke omkoping
De advocaten hebben betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd.
Er is geen relevante relatie tussen het veronderstelde omkopingsmiddel en de tegenprestatie in het licht van de omkopingsbeschuldiging. Verdachte heeft goederen verkocht die door medeverdachte [medeverdachte] werden gefinancierd door middel van betaling door Jumbo van sponsorfacturen die Jumbo ontving van motorcrossteams. Niet omdat verdachte dat wilde, maar omdat die wijze van financiering voor [medeverdachte] financieel aantrekkelijker was en hij op deze manier ervoor kon zorgen dat verdachte buiten de officiële boeken van de handelsonderneming van [medeverdachte] of van Jumbo zou blijven. De sponsorcontracten met Jumbo waren een middel ter financiering voor [medeverdachte] , maar geen doel voor verdachte. Dat verdachte de relatie met [medeverdachte] goed wilde houden, wordt door hem niet ontkend. Verdachte is een handelaar met een bijzondere interesse voor en kennis van autos en motoren. Hij is er niet vies van om daar geld mee te verdienen. [medeverdachte] deelt dezelfde interesse en kocht graag goederen die verdachte hem aanbood. Hoe hij dat financierde was voor verdachte minder van belang. Het feit dat [medeverdachte] financieel voordeel genoot door zijn privéaankopen op eigen initiatief en in zijn eigen belang te financieren middels zakelijke betalingen door Jumbo van sponsorfacturen, maakt niet dat verdachte [medeverdachte] heeft omgekocht. Met betrekking tot het contante geldbedrag van 25.000,- heeft verdachte aangegeven dat dit betrekking had op de terugbetaling van een eerdere aanbetaling die [medeverdachte] had gedaan voor een Hummer. Van een relatie tussen het contante geldbedrag en de sponsordeal met Stichting [naam stichting] (hierna: [naam stichting] ) of de betaling van de eerste sponsorfactuur van 40.000,- is niet gebleken. Met betrekking tot de dieplader is niet gebleken dat deze aan [medeverdachte] is verkocht voor een prijs die ver onder de marktwaarde lag. Het openbaar ministerie heeft de dieplader niet laten taxeren en gaat hierbij enkel uit van de prijs waarvoor verdachte de dieplader op marktplaats.nl had gezet. Met betrekking tot de overige omkopingsmiddelen in de tenlastelegging kan enig concreet verband met sponsordeals niet vastgesteld worden. De Mercedes kan daarnaast niet als gift of dienst worden gekwalificeerd. Verdachte en [medeverdachte] hebben beide verklaard dat [medeverdachte] de Mercedes van verdachte had gekocht. Er loopt momenteel een civiele zaak over de aankoop en betaling van deze Mercedes.
Fiscale delicten
Met betrekking tot het onder 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde hebben de advocaten zich op het standpunt gesteld dat deze feiten in principe bewezen kunnen worden verklaard, maar in een veel beperktere omvang en met een veel lager fiscaal nadeel dan door het openbaar ministerie wordt gesteld. Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde hebben de advocaten bepleit dat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van enig belastingnadeel. Daarnaast is niet voldaan aan het dubbele bewustheidsvereiste. Verdachte heeft aangegeven dat hij alles in rekening-courant boekte en dat er op deze wijze verrekeningen plaatsvonden. Er was dus op geen enkele manier sprake van een bevoordelingsbedoeling (van meer dan tijdelijke aard). Dit wordt ondersteund door het feit dat er een rekening-courant overeenkomst bestond tussen [naam bedrijf 1] en verdachte en het feit dat verdachte vanuit privé kapitaalinjecties heeft gedaan in de vennootschap. Verder is er ook geen sprake geweest van een hoger inkomen dan verdachte heeft opgegeven bij de Belastingdienst. Voor het aanmerken van een betaling als loon dient er minimaal sprake te zijn van persoonlijke arbeid, loon en gezag. Deze zijn bij een directeur-grootaandeelhouder (DGA) niet onverkort aan de orde. Een optelling van contante opnamen als loon, bovenop het minimale DGA-salaris kan op basis van bestendige jurisprudentie niet en zeker niet
zonder nadere toelichting aan de orde zijn.
Valsheid in geschrifte
Ten aanzien van het onder 6 en 7 ten laste gelegde hebben de advocaten zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Oordeel van de rechtbank
Inleiding 1
In 2020 wordt het strafrechtelijk onderzoek Hille gestart. Dit onderzoek vindt zijn oorsprong in diverse strafrechtelijke (drugs)onderzoeken, waaronder Arville, Engill en 26Eufaula. In deze onderzoeken komt naar voren dat verdachte voertuigen faciliteert aan criminele contacten. Daarnaast zijn er ten aanzien van verdachte over 2019 en 2020 meerdere processen-verbaal verstrekt door het Team Criminele Inlichtingen (TCI). In een proces-verbaal van het TCI uit 2019 staat dat verdachte een grote speler en financierder is in de cocaïnehandel en dat hij hierin nauw samenwerkt met de topman van Jumbo. In 2020 volgt een proces- verbaal van het TCI waarin wordt benoemd dat de directeur van Jumbo, genaamd [medeverdachte] , een zeer groot geldbedrag heeft overgeboekt naar verdachte. Dit geld zou verdachte op een andere wijze terug hebben gegeven.2 In het onderzoek Arville, een onderzoek naar onder andere de import van cocaïne en witwassen, kwam de naam van medeverdachte [medeverdachte] ook al naar voren. In dit onderzoek zijn verdachte en [medeverdachte] beiden als verdachte verhoord. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat de sponsorgelden die verdachte van Jumbo had ontvangen in de periode 2012 tot en met 2014 grotendeels in relatie stonden met bestedingen van verdachte ten behoeve van [naam ] , de hoofdverdachte in het onderzoek Arville. [naam ] is in die zaak uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar voor onder meer de import van cocaïne en witwassen.3 [medeverdachte] heeft in het onderzoek Arville verklaard dat Jumbo sinds 2001 motorcross sponsort, waaronder teams van verdachte. Nadat [medeverdachte] wordt geconfronteerd met het feit dat sponsorgelden door verdachte voor een groot deel werden aangewend voor andere activiteiten dan motorcross verklaarde [medeverdachte] dat hij hier geen enkele wetenschap van had en dat hij het bijna niet kan geloven dat hij zich kennelijk zo op de persoon van verdachte heeft verkeken. Naderhand is [medeverdachte] in het onderzoek Arville als getuige aangemerkt.4 Verdachte is in het onderzoek Arville door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor onder andere witwassen.5 Deze veroordeling is bij de Hoge Raad in stand gebleven.6
Niet-ambtelijke omkoping (feit 1)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast.
Contact tussen verdachte en [medeverdachte] na het onderzoek Arville Op 8 juli 2014 stuurt [medeverdachte] namens Jumbo Supermarkten B.V. een brief naar verdachte waarin kenbaar wordt gemaakt dat de sponsoring van de aan verdachte gelieerde motorcrossteams per 13 mei 2014 wordt stopgezet in verband met het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte.7 Op 10 oktober 2014 doet Jumbo ook aangifte tegen verdachte wegens oplichting en verduistering.8 De toenmalig CFO van Jumbo, [naam ] , heeft in zijn getuigenverhoor van 9 maart 2023 aangegeven dat Jumbo na 2014 heeft besloten om geen zaken meer te doen met verdachte en dat er nadrukkelijk gesprekken zijn geweest met [medeverdachte] en zijn zus dat het uitgesloten zou zijn dat zij ooit nog iets met verdachte van doen zouden hebben.9
Desondanks blijven verdachte en [medeverdachte] contact houden. Uit het contact dat gevoerd wordt via WhatsApp blijkt dat verdachte en [medeverdachte] elkaar niet alleen vaak berichten sturen, maar dat ze ook regelmatig fysiek afspreken. Dit doen ze onder andere in de werkplaats van [medeverdachte] in [plaats] (hierna: de werkplaats). Verder biedt verdachte regelmatig voertuigen en andere goederen (bijvoorbeeld horloges) aan bij [medeverdachte] , waarop [medeverdachte] dan reageert met “Dat is een mooi cadeau!” of “cadeau voor mij neem ik aan”. Daarnaast fungeert verdachte met enige regelmaat als tussenpersoon tussen [medeverdachte] en partijen als No Fear, [naam bedrijf 4] , Kawasaki, [naam ] en [naam bedrijf 5] (hierna: [naam bedrijf 5] ). Verder stuurt hij berichten naar [medeverdachte] die afkomstig zijn van [naam bedrijf 3] , een leverancier die zijn producten graag in de schappen van Jumbo wil hebben.10
Ten laste gelegde giften, beloftes en/of diensten De rechtbank zal in chronologische volgorde de feiten en omstandigheden ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde giften, beloftes en/diensten bespreken.
Twee (cross)motoren of brommers met nummer [nummer] respectievelijk [nummer] Een (blauwe) Yamaha (cross)motor Uit de WhatsApp-berichten tussen verdachte en [medeverdachte] blijkt dat verdachte op 19 en 20 juni 2017 fotos stuurt van twee bromfietsen met nummer [nummer] respectievelijk nummer [nummer] . Verdachte geeft vervolgens aan dat hij ze binnenkort in de bus naar [medeverdachte] zal zetten. [medeverdachte] reageert daarop met “Dat is een mooi kado!!!”. Tijdens de doorzoeking van de werkplaats worden beide bromfietsen ook daadwerkelijk aangetroffen.11
Op 12 juli 2017 stuurt verdachte twee fotos van een blauwe Yamaha crossmotor aan [medeverdachte] . Hierop reageert [medeverdachte] met “Kado voor mij neem ik aan.”. Waarop verdachte antwoordt met “Jij bent nogal van de kadotjes he” en “Ik neem hem volgende week wel mee”. Ook deze crossmotor wordt tijdens de doorzoeking van de werkplaats aangetroffen.12
In het onderzoek is ten aanzien van de bovenstaande bromfietsen en crossmotor geen transactie, vergoeding of facturatie aangetroffen. In het WhatsApp-contact wordt ook op geen enkel moment gesproken of onderhandeld over een prijs. Dat schenkingen van crossmotoren aan [medeverdachte] geen uitzondering waren wordt bevestigd door een OVC-gesprek dat verdachte op 8 december 2021 heeft met een onbekend gebleven persoon. In dit gesprek geeft verdachte aan dat hij samen met de man van de filet american bij Jumbo is geweest. Dit betreft [naam ] , de eigenaar van [naam bedrijf 3] Vervolgens geeft verdachte aan dat [naam ] nog een oude Yamaha crossmotor heeft liggen en dat hij heeft geadviseerd om dat ding aan [medeverdachte] te geven zodat hij niet meer om [naam ] heen kan.13 Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat [medeverdachte] voor deze crossmotoren heeft betaald en dat deze onderdeel zouden zijn van een deal met een Hummer. Het zou volgens verdachte niets te maken hebben met sponsoring. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. In de berichten wordt immers steeds gesproken over cadeaus en niet over een verkoopprijs of tegenprestatie en bovendien zit er tussen het schenken van de brommers en crossmotor in juni/juli 2017 en de verkoop en levering van de Hummer aan [medeverdachte] in oktober 202114 een periode van ruim vier jaar.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] de bromfietsen met nummer [nummer] en nummer [nummer] en de blauwe Yamaha crossmotor als gift heeft
ontvangen van verdachte.
Een rode Mercedes Benz SL (1957) Op 6 juli 2018 stuurt verdachte meerdere fotos van een rode Mercedes SL 190 uit 1957 (hierna: de Mercedes) door aan [medeverdachte] . [medeverdachte] reageert daarop met “Phoe, mooie auto!”.15 Op 14 juli 2018 stuurt verdachte vervolgens een e-mail met fotos van de Mercedes vanaf het e-mailadres [mailadres] aan [mailadres] .16 Een dag later, op 15 juli 2018, stuurt verdachte een bericht dat hij de auto, die 400 kilometer boven Stockholm staat, deze week ophaalt en dat [medeverdachte] hem wel mag hebben. Een week later, op 22 juli 2018, stuurt verdachte een aantal fotos waaruit kan worden opgemaakt dat hij de Mercedes heeft opgehaald. Ongeveer twee maanden later, op 27 september 2018, stuurt [medeverdachte] een foto van de Mercedes aan verdachte. Hierop is te zien dat de auto een lekkage heeft. Verdachte biedt aan om langs te komen en er even naar te kijken.17 Kennelijk is de Mercedes ergens tussen 22 juli 2018 en 27 september 2018 aan [medeverdachte] geleverd.
Verdachte heeft aangegeven dat hij de Mercedes voor 155.000,- aan [medeverdachte] heeft verkocht, maar dat de auto nooit betaald is.18 [medeverdachte] heeft in zijn verhoor op 14 september 2022 verklaard dat hij ervan uitgaat dat hij de Mercedes heeft betaald via de bank, maar dat hij het niet meer weet. Hij weet ook niet meer precies hoeveel hij voor de auto heeft betaald.19 Aan de hand van het dossier kan vastgesteld worden dat er in ieder geval geen girale betaling voor de Mercedes heeft plaatsgevonden.
Het dossier bevat voor het overige ook geen ander bewijs voor de beweerdelijke verkoop van de Mercedes door verdachte aan [medeverdachte] . Blijkens een factuur van [naam bedrijf 6] van 23 juli 2018 is de Mercedes voor een bedrag van 825.000,- Zweedse kronen (omgerekend is dit ongeveer 80.000,-) verkocht aan [naam bedrijf 1] .20 Op 13 juli 2018, tien dagen voor de factuurdatum, wordt dit bedrag door [naam bedrijf 1] overgeboekt naar de bankrekening van [naam bedrijf 6] onder vermelding van Mercedes SL. Deze betaling kon enkel plaatsvinden door een bijschrijving op de rekening van [naam bedrijf 1] van 75.000,- afkomstig van [naam ] op diezelfde dag. In de administratie van [naam bedrijf 1] is een factuur aangetroffen gericht aan [naam ] met factuurnummer 2018-255 en factuurdatum 28 december 2018 voor een totaalbedrag van 85.000,-. In de omschrijving bij de factuur wordt gerefereerd aan een Mercedes- Benz uit 1957 die opgehaald is uit Zweden.21 [naam ] heeft verklaard dat de 75.000,- een lening betrof aan [naam bedrijf 1] in verband met de aanschaf van een oldtimer. Dit was een mondelinge afspraak. [naam bedrijf 1] heeft geen rente betaald over deze lening. Verder verklaart zij dat zij de Mercedes niet heeft gekocht en de factuur van 28 december 2018 nooit heeft ontvangen.22 Uit de gegevens van de Rijksdienst Wegverkeer (RDW) blijkt dat [naam ] nooit een Mercedes Benz uit 1957 op haar naam heeft gehad.23 Verdachte bevestigt in zijn verhoor van 14 september 2022 dat de lening van [naam ] bedoeld was voor de aanschaf van de Mercedes, dat dit een mondelinge afspraak was en dat er niets was afgesproken over rente, looptijd, zekerheden en aflossing.24 Volgens verdachte was het de bedoeling dat [naam ] de Mercedes aan [medeverdachte] zou factureren, maar is dit nog niet gebeurd. De reden om het op deze manier te regelen, was om voor de familie van [medeverdachte] te verbergen dat hij de Mercedes aan [medeverdachte] had verkocht. De reden dat hij in al deze jaren sinds de verkoop nooit achter de betaling aan is gegaan, is volgens verdachte gelegen in het feit dat hij andere mensen in contact kon brengen met [medeverdachte] voor sponsoring van hun motorcrossteams door Jumbo. Volgens verdachte was dat een goede regeling en heeft hij daar goed aan verdiend.25
[medeverdachte] heeft op 14 september 2022 verklaard dat hij de Mercedes heeft doorverkocht aan zijn zwager, [naam ] . Hij weet niet meer voor welke prijs hij de Mercedes heeft verkocht.26 Op 14 maart 2023 verklaart [medeverdachte] dat hij de Mercedes met zijn zwager heeft geruild voor een Ferrari. De waarde van de Mercedes lag volgens [medeverdachte] ergens rond de 50.000,- en 60.000,-.27
De Mercedes is niet aangetroffen bij de doorzoeking van de werkplaats. Volgens het Landelijk Informatiepunt Voertuigcriminaliteit (LIV) is de registratie van het voertuig in Zweden opgeschort, maar is het voertuig vervolgens niet aangemeld (keuring) of geregistreerd in Nederland.28 Evenmin zijn er stukken aangetroffen waaruit de verkoop of de levering aan [naam ] blijkt.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de Mercedes voor 155.000,- aan [medeverdachte] had verkocht, maar dat dit bedrag nog moest worden betaald, ongeloofwaardig. Verdachte zou de Mercedes in 2018 aan [medeverdachte] hebben verkocht. Echter, nergens uit het dossier blijkt dat verdachte in al die jaren ooit aan [medeverdachte] heeft gevraagd om betaling. Inmiddels zou de beweerdelijke civiele vordering van verdachte ook verjaard zijn en kan vastgesteld worden dat niet voor de Mercedes is betaald. Naar het oordeel van de rechtbank is de Mercedes derhalve aan [medeverdachte] geschonken, hetgeen ook is aan te merken als een door verdachte aan [medeverdachte] verleende dienst, nu [medeverdachte] om niet gebruik heeft kunnen maken van de Mercedes.
Een Polaris Fendt Ranger 6x6 Deze Polaris Fendt Ranger 6x6 (hierna: de Polaris) wordt in 2011 door verdachte gekocht via zijn eenmanszaak [eenmanszaak] .29 In het onderzoek komt naar voren dat de Polaris op 20 september 2018 vermoedelijk bij [medeverdachte] is afgeleverd.30 Dit vermoeden wordt bevestigd door verdachte in zijn verhoor van 14 september 2022.31 Volgens verdachte is de Polaris te leen gegeven aan [medeverdachte] en is deze uiteindelijk teruggegeven aan [naam bedrijf 1] .32 [medeverdachte] verklaart eveneens dat de Polaris aan hem is geleverd. Dit was volgens [medeverdachte] enkel met het doel om hem uit te proberen. Hij heeft hem naar schatting enkele maanden gehad.33
In de administratie van [naam bedrijf 1] is een verkoopfactuur van 29 december 2018 aangetroffen. De verkoopfactuur is gericht aan [naam ] , [adres ] , en vermeldt de verkoop van een Fendt 6x6 Ranger voor een bedrag van 50.000,-.34 Op het adres [adres ] is onder andere [naam ] ingeschreven. Dit betreft de vader van [naam ] , die volgens de loongegevens van de Belastingdienst in de periode van 1 december 2018 tot en met 1 april 2019 in dienst was van [naam bedrijf 1] . In de administratie van [naam bedrijf 1] is een handgeschreven notitie aangetroffen waaruit blijkt dat het aankoopbedrag voor de Polaris in mindering moest worden gebracht op een lening van [naam ] aan [naam bedrijf 1] .35 [naam ] heeft aangegeven dat hij nooit een Polaris heeft gekocht van [naam bedrijf 1] en dat hij de verkoopfactuur van 29 december 2018 niet kent.36 Verdachte heeft toegegeven dat hij de Polaris nooit heeft verkocht aan [naam ] en ook niet aan haar vader.37 De rechtbank gaat ervan uit dat deze valse factuur, net als de factuur aan [naam ] bij de levering van de Mercedes, gebruikt is om de levering aan [medeverdachte] op heimelijke wijze weg te boeken in de administratie van [naam bedrijf 1] .
Ten aanzien van de Polaris is sprake van het verlenen van een dienst. [medeverdachte] heeft meerdere maanden om niet gebruik kunnen maken van de Polaris en heeft daarmee immaterieel voordeel genoten.
Gereedschapskisten (van het merk Snap-on) Op 22 juni 2019 stuurt verdachte via WhatsApp meerdere fotos aan [medeverdachte] waarop in totaal acht gereedschapskisten te zien zijn. Verdachte vermeldt daarbij dat het gaat om een “speciale limited kleur”. Bovenop de gereedschapskisten is een A4 papier zichtbaar met onderaan een rode kleur en aan de bovenkant een rode tekst. Bij de doorzoeking van de werkplaats zijn in totaal negen gereedschapskisten van het merk Snap-on aangetroffen. Deze gereedschapskisten zien er exact hetzelfde uit als de gereedschapskisten op de fotos die verdachte had doorgestuurd, inclusief het A4 papier op de bovenkant. Het modelnummer van de gereedschapskisten die bij de doorzoeking zijn aangetroffen, betreft [nummer] .38 Verdachte heeft verklaard dat hij de gereedschapskisten heeft gekocht bij [naam ] . In het digitale beslag van [naam bedrijf 1] in het onderzoek 26Eufaula zijn meerdere facturen aangetroffen van de onderneming [naam ] waaronder een factuur van 21 juni 2019 met betrekking tot elf gereedschapskisten van het type [nummer] .39 Dit past bij het modelnummer van de gereedschapskisten die zijn aangetroffen in de werkplaats van [medeverdachte] .
Op 2 september 2020 stuurt verdachte via WhatsApp naar [medeverdachte] verschillende fotos van een laptopscherm waarop inlays (inleg foam) voor gereedschap te zien zijn. Vervolgens stuurt verdachte “zo worden de kisten”. De fotos van de inlays komen overeen met de fotos van de met gereedschap gevulde inlays die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de werkplaats van [medeverdachte] .40
Verdachte heeft verklaard dat hij de gereedschapskisten heeft aangeboden aan [medeverdachte] omdat hij weet dat [medeverdachte] van mooie spullen houdt. [medeverdachte] wilde de kisten wel hebben, maar alleen als er een factuur voor sponsoring voor kon worden gemaakt. Uiteindelijk heeft verdachte naar eigen zeggen veel meer gekregen voor de gereedschapskisten dan waarvoor hij ze heeft ingekocht.41 [medeverdachte] heeft verklaard dat de gereedschapskisten afkomstig zijn van verdachte, maar dat hij niet meer weet hoe dat is gegaan. Het heeft volgens [medeverdachte] in ieder geval niets te maken met sponsoring.42
In het dossier wordt een verband gelegd tussen de gereedschapskisten en een factuur van 8 juli 2019 van [naam bedrijf 5] aan Jumbo voor een bedrag van 405.350,- ( 335.000,- exclusief btw).43
[naam ] (het motorcrossteam van [naam bedrijf 5] ) wordt vanaf april 2018 gesponsord door Jumbo. Aan deze sponsoring ligt geen schriftelijke overeenkomst ten grondslag. Tussen [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 1] bestaat wel een schriftelijke overeenkomst. In deze overeenkomst staat onder meer dat verdachte zijn goede contacten bij de directeur/eigenaar van Jumbo, [medeverdachte] , heeft gebruikt om sponsoring tussen [naam bedrijf 5] en Jumbo mogelijk te maken. Verder is in de overeenkomst opgenomen dat [naam bedrijf 1] ter afwikkeling van de bestaande afspraken tussen Jumbo en [naam bedrijf 1] een vergoeding ontvangt van [naam bedrijf 5] van 215.000,-. Bovendien ontvangt [naam bedrijf 1] van alle toekomstige sponsorbedragen van Jumbo aan [naam bedrijf 5] 50%.44 Op 11 mei 2018 heeft [naam bedrijf 5] een bedrag van 278.300,- (exclusief btw 230.000,-) ontvangen van Jumbo. Diezelfde dag maakt [naam bedrijf 5] een bedrag van 260.150,- (exclusief btw 215.000,-) over naar [naam bedrijf 1] .45 Deze betaling correspondeert met de overeenkomst tussen [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 1] . In totaal heeft [naam bedrijf 5] middels zes transacties in totaal 913.550,- overgemaakt aan [naam bedrijf 1] .46 Uit het WhatsApp-contact tussen verdachte en [naam ] , de eigenaar van [naam bedrijf 5] , blijkt dat verdachte zich ook actief bemoeid heeft met de sponsoring van [naam bedrijf 5] , zo neemt hij bijvoorbeeld contact op met [medeverdachte] wanneer het sponsorgeld nog niet binnen is en doet [naam ] navraag bij verdachte over de hoogte van het sponsorbedrag.47
In het fysieke beslag uit het pand van [naam bedrijf 1] is een handgeschreven notitie aangetroffen.48 In deze notitie staat onder andere “ [naam ] heeft [medeverdachte] voor 105.000 spullen gedaan (moet ie nog hebben)”, “juli factuur 230.000,- (+ 105.000)” en “115 jij 115 ik daarna”.49 De genoemde bedragen passen bij de factuur van [naam bedrijf 5] van juli en bij de afspraak om het sponsorgeld 50/50 te verdelen. In zijn verhoor van 31 oktober 2022 heeft verdachte aangegeven dat met “ [medeverdachte] ” [medeverdachte] wordt bedoeld. Volgens verdachte wilde [medeverdachte] spullen van hem hebben en moest dit geregeld worden via een sponsorfactuur.50 [naam ] is de roepnaam van verdachte.
Gelet op de verklaring van verdachte, de handgeschreven notitie en de feitelijke gang van zaken moet geconcludeerd worden dat van het door Jumbo aan [naam bedrijf 5] betaalde volledige bedrag van 335.000,- exclusief btw, 115.000,- (de helft van 230.000,-) kennelijk bedoeld was als commissie voor verdachte en 105.000,- in werkelijkheid betrekking had op door verdachte aan [medeverdachte] geleverde spullen. Dat het daarbij specifiek om de gereedschapskisten gaat, zoals vermeld in de tenlastelegging, kan echter niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld. De rechtbank acht deze gang van zaken echter wel illustratief voor het feit dat er spullen aan [medeverdachte] in privé worden gegeven en dat deze spullen indirect via sponsorgeld van Jumbo aan de schenkers van de spullen worden vergoed.
Hoewel de rechtbank niet buiten elke redelijke twijfel kan vaststellen dat er een verband is tussen de gereedschapskisten enerzijds en de factuur van [naam bedrijf 5] van juli 2019 en de handgeschreven notitie anderzijds, biedt dit wel steun aan de verklaring van verdachte dat de gereedschapskisten zijn gefinancierd middels een sponsorcontract. Nu het dossier voor het overige geen aanknopingspunten bevat dat [medeverdachte] in privé voor deze gereedschapskisten heeft betaald, is de rechtbank van oordeel dat deze als gift kunnen worden gekwalificeerd.
Een Honda CR 125 R (cross)motor Op 4 september 2020 stuurt verdachte via WhatsApp een link van een Google album van [naam ] naar [medeverdachte] . In dit album staan fotos van een Honda CR 125 R crossmotor. Verdachte geeft aan dat het een nieuwe crossmotor met origineel kenteken betreft. Hij stuurt vervolgens “Zal ik mee brengen van de week”. [medeverdachte] reageert hierop met “Oh”, waarop verdachte zegt “Niet gedacht gedacht he”. Uit de gegevens van de RDW blijkt dat de crossmotor op 5 september 2020 op naam is gesteld van [naam bedrijf 1] . Diezelfde dag stuurt verdachte fotos van de crossmotor naar [medeverdachte] . Te zien is dat de crossmotor in de werkplaats van [verdachte] staat. Op 9 september 2020 stuurt verdachte een bericht aan [medeverdachte] met daarin de tenaamstellingscode van de crossmotor. Volgens de gegevens van de RDW is de crossmotor op 10 september 2020 op naam gesteld van [medeverdachte] .51
In het onderzoek is geen transactie, vergoeding of facturatie aangetroffen die in relatie staat tot de levering van de crossmotor.52 Verder zijn er zoals hiervoor reeds is overwogen vaker crossmotoren/brommers door verdachte cadeau gedaan aan [medeverdachte] . De rechtbank is derhalve van oordeel dat ook deze crossmotor gekwalificeerd kan worden als gift.
Bemiddelen bij [naam bedrijf 4] Op 21 juli 2017 vraagt verdachte of [medeverdachte] interesse heeft in veertien nieuwe motoren van [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4] ), het bedrijf van [naam ] en zijn zoon [naam ] . [medeverdachte] geeft aan dat hij geen interesse heeft.
Vanaf 20 augustus 2019 vindt er wederom contact plaats over de verkoop van motoren door [naam bedrijf 4] aan [medeverdachte] . Hierbij is te zien dat verdachte als tussenpersoon fungeert. Wanneer [naam bedrijf 4] geen reactie ontvangt van [medeverdachte] , is verdachte degene die aan [medeverdachte] vraagt om te reageren op [naam bedrijf 4] . Daarnaast vraagt verdachte aan [naam bedrijf 4] om een “jumbo lijstje” te sturen. [naam bedrijf 4] stuurt vervolgens een lijstje met daarop dertien motoren en bevestigt aan verdachte dat hij dit lijstje ook heeft gestuurd naar [medeverdachte] . Vervolgens ontstaat er discussie over het lijstje. Op 29 augustus 2019 vraagt verdachte aan [medeverdachte] of hij het heeft geregeld met [naam bedrijf 4] en later op de dag stuurt hij “Dat heb ik ervan, om iets te regelen tussen jullie”. Op 10 september 2019 stuurt [naam bedrijf 4] nog twee lijstjes met daarop motoren. Verdachte stuurt deze vrijwel direct door naar [medeverdachte] . Vervolgens spreken verdachte en [medeverdachte] de dag daarna af. Het is onbekend of [medeverdachte] uiteindelijk motoren heeft gekocht van [naam bedrijf 4] .
Eind 2021 neemt verdachte weer contact op met [medeverdachte] in verband met motoren van [naam bedrijf 4] . Op 23 december 2021 stuurt verdachte een handgeschreven lijstje met daarop veertien motoren. Een gedeelte van het lijstje komt overeen met het lijstje dat in 2019 naar [medeverdachte] is gestuurd. Verdachte geeft aan “Denk dat nu goeie moment wel is”.53 In een OVC-gesprek van 7 januari 2022 laat verdachte weten dat hij op 6 januari 2022 nog bij Jumbo is geweest.54 Uit de printlijst van het telefoonnummer dat in gebruik is bij verdachte kan worden opgemaakt dat zijn telefoon op 6 januari 2022 van 15:35 uur tot 16:12 uur een mast aanstraalde bij [plaats] , de woonplaats van [medeverdachte] .55 Hieruit blijkt dat wanneer verdachte het over “Jumbo” heeft, hij hiermee [medeverdachte] bedoelt. In hetzelfde OVC-gesprek zegt verdachte dat [medeverdachte] aan hem heeft gevraagd om de koop van de motoren te regelen en dat hij daarbij heeft gezegd dat er dan wel een factuurtje voor sponsoring moet komen.56 Het gesprek wordt vervolgd waarbij verdachte aangeeft “dan hebt hij ze weer privé, maar de zaak betaald ze weer”.57 Uit een OVC-gesprek tussen verdachte en [naam ] , een werknemer van verdachte, blijkt daarnaast dat [medeverdachte] geen rechtstreeks contact wil met [naam bedrijf 4] en dat als [naam bedrijf 4] hem rechtstreeks appt dat [medeverdachte] dan niet reageert.58
Zowel [naam ] als [naam ] zijn als getuige gehoord. [naam ] heeft aangegeven dat [medeverdachte] in januari 2022 motoren bij hem wilde kopen. Vervolgens is hem gevraagd om hiervoor een sponsorfactuur op te maken, maar dat wilde [naam bedrijf 4] niet. [naam ] bevestigt bovendien dat verdachte in deze transactie als tussenpersoon fungeerde.59 Verdachte heeft in zijn verhoor van 21 september 2022 verklaard dat [medeverdachte] niet rechtstreeks contact wilde hebben met [naam bedrijf 4] en dat hij een deal had met [medeverdachte] om tegen een vergoeding het contact met [naam bedrijf 4] op zich te nemen. Verdachte geeft in dit verhoor ook aan dat [medeverdachte] de koop van de motoren wilde regelen via een sponsorfactuur, maar dat [naam bedrijf 4] dit niet wilde.60 [medeverdachte] heeft op 14 september 2022 verklaard dat hij wel rechtstreeks contact had met [naam bedrijf 4] , maar dat verdachte er vaak als een soort van tussenpersoon tussen zat. Hij merkt daarbij op dat het dus voor 2014 geweest zal zijn.61 Dat laatste is overduidelijk onjuist.
De bemiddeling door verdachte bij de aankoop van motoren van [naam bedrijf 4] waarbij geprobeerd is om een valse sponsorfactuur ten laste van Jumbo op te maken, kan gekwalificeerd worden als een dienst. De bemiddeling strekte ertoe dat [medeverdachte] in privé een groot aantal motoren in bezit zou krijgen.
Roundup/Formaline en een (bijbehorend) karretje Zoals hiervoor reeds is overwogen, kan vastgesteld worden dat verdachte op 6 januari 2022 langs is gegaan bij de woning van [medeverdachte] in [plaats] .62 In een OVC-gesprek tussen verdachte en
[naam ] (hierna: [naam ] ) op 18 januari 2022 refereert verdachte aan dit bezoek. Volgens verdachte was er veel groene aanslag om het huis, ook op de tuinmeubels. In het OVC-gesprek geeft verdachte aan dat hij tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat hij nog wel wat antigroen heeft liggen tegen deze aanslag. Uit het WhatsApp-contact is gebleken dat verdachte vlak voor het gesprek met [naam ] twee fotos naar [medeverdachte] heeft gestuurd. De eerste van een bloempot met groene aanslag en de tweede van een bloempot die behandeld is met antigroen. Verdachte geeft daarbij aan dat het resultaat in één dag is bereikt. Binnen tien minuten reageert [medeverdachte] met “Wanneer leveren?”.63
Op 3 februari 2022 maakt het telefoonnummer van verdachte omstreeks 08: 58 uur gebruik van een zendmast aan de [adres ] in [plaats] . Het hoofdkantoor van Jumbo is gelegen in de nabijheid van deze zendmast.64 Kort na dit bezoek is er een OVC-gesprek opgenomen tussen verdachte en [naam ] . Verdachte zegt dan tegen [naam ] dat hij die ochtend Formaline/Roundup mee moest nemen. [naam ] vraagt of verdachte dat cadeau heeft gegeven. Dit wordt door verdachte beaamd. Hij geeft daarbij aan dat hij er ook zon mooi karretje bij heeft gedaan om te spuiten. Hij heeft daarnaast ook aan [medeverdachte] uitgelegd hoe hij de Formaline/Roundup en het karretje moet gebruiken.65
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte] de Roundup/Formaline en het bijbehorende karretje heeft ontvangen van verdachte zonder dat hiervoor is betaald. Hoewel de waarde van de Roundup/Formaline en het karretje mogelijk slechts beperkt is, betekent dat niet dat er geen sprake is van een gift in de zin van artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het past binnen een langdurig patroon waarbij verdachte herhaaldelijk giften van verschillende omvang en waarde aan [medeverdachte] deed. Daarnaast had deze gift wel degelijk waarde voor [medeverdachte] . Hij vraagt vrijwel direct aan verdachte wanneer de goederen geleverd kunnen worden. Kennelijk had hij er belang bij en wilde hij de spullen graag hebben.
Een contant geldbedrag van 25.000,- Zoals hiervoor reeds is overwogen, kan vastgesteld worden dat verdachte op 3 februari 2022 langs is geweest bij [medeverdachte] in [plaats] . In het OVC-gesprek dat verdachte kort daarna met [naam ] voert, geeft verdachte aan dat hij bij dat bezoek ook 25.000,- in een tasje heeft meegenomen voor [medeverdachte] . Volgens verdachte is [medeverdachte] altijd gek op geld.66
[medeverdachte] heeft zich aanvankelijk in zijn verhoor van 16 september 2022 beroepen op zijn zwijgrecht nadat hij werd geconfronteerd met de OVC-gesprekken die onder meer gaan over het geldbedrag van 25.000,-.67 Pas later, in het verhoor van 17 maart 2023, verklaart [medeverdachte] dat hij nooit contant geld heeft aangenomen van verdachte.68 Verdachte heeft in zijn verhoor van 31 oktober 2022 bekend dat hij 25.000,- naar [medeverdachte] heeft gebracht. Dit geld heeft [medeverdachte] ook van hem aangenomen.69 Verdachte heeft verklaard dat hij het geld in een enveloppe of een zakje aan [medeverdachte] heeft gegeven op de parkeerplaats van de werkplaats.70 Het geld zou volgens verdachte afkomstig zijn van [naam bedrijf 1] .71 De verklaring van verdachte vindt steun in ander bewijsmateriaal, namelijk in het OVC-gesprek tussen verdachte en [naam ] van 3 februari 2022. In dit gesprek geeft verdachte onder andere aan dat hij Roundup/Formaline bij [medeverdachte] heeft langsgebracht. Dit wordt door zowel verdachte als door [medeverdachte] niet ontkend. In hetzelfde gesprek geeft verdachte aan dat hij 25.000,- naar [medeverdachte] heeft gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat in dat deel van het OVC-gesprek door verdachte gelogen zou zijn en dat het zoals verdachte ter zitting heeft aangegeven allemaal grootspraak is geweest.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat de betaling van 25.000,- zou zien op de terugbetaling van een eerdere aanbetaling die [medeverdachte] heeft gedaan voor een Hummer. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte is meerdere keren bevraagd over het geldbedrag van 25.000,-. Hij heeft hiervoor nooit eerder het verband gelegd tussen de aankoop van de Hummer en de 25.000,-. Bovendien vindt deze verklaring geen steun in het dossier. Van een contante aanbetaling is niet gebleken. [medeverdachte] heeft de Hummer op 22 oktober 2021 giraal betaald via zijn persoonlijke holding.72 Verdachte heeft in zijn verhoor van 14 september 2022 ook aangegeven dat [medeverdachte] de Hummer direct heeft betaald.73
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het contante geldbedrag van 25.000,- aan [medeverdachte] heeft gegeven en dat dit een gift betreft.
Het contante geldbedrag en de Roundup/Formaline worden in verband gebracht met de sponsoring van Stichting [naam stichting] (hierna: [naam stichting] ) door Jumbo. De bestuurders van [naam stichting] zijn [naam ] (hierna: [naam ] ) en [naam ] . [naam ] was vanaf de oprichting tot eind 2018 penningmeester. Het heeft er echter alle schijn van dat [naam ] feitelijk bestuurder was van [naam stichting] . Uit chatberichten kan worden afgeleid dat hij degene was die, samen met verdachte, aan [naam ] opdracht gaf sponsorfacturen op te maken en daarbij bepaalde aan wie de sponsorfacturen moesten worden gericht en voor welke bedragen.74 Op 27 januari 2021 stuurt [naam ] een berichtje naar [naam ] dat hij het btw-nummer en alle gegevens naar verdachte moet sturen. Volgens [naam ] gaat verdachte de week daarop naar Jumbo om te kijken “hoeveel die gaat doen of wat mogelijk is”. Op 3 februari 2021 gaat verdachte zoals hiervoor reeds overwogen is s ochtends langs bij [medeverdachte] in [plaats] en neemt daarbij Roundup/Formaline en 25.000,- voor hem mee. Kort daarna gaat verdachte langs bij [naam ] . Direct daarna stuurt [naam ] aan [naam ] dat “hij” hen gaat helpen voor vijf jaar. Met “hij” wordt [medeverdachte] bedoeld.75
Op 5 februari 2022 stuurt [naam ] via WhatsApp aan [naam ] dat “hij” (naar de rechtbank begrijpt: verdachte) bij [medeverdachte] geweest is en dat [naam ] een factuur mag opmaken. Op 7 februari 2022 heeft verdachte via WhatsApp contact met [naam ] . Verdachte geeft aan dat er een factuur van 40.000,- exclusief btw gemaakt kan worden en geeft nadere specificaties. Ook geeft hij opdracht om de factuur te antedateren.76 In het digitaal beslag van Jumbo is een factuur van [naam stichting] aangetroffen met factuurdatum 14 januari 2022 en factuurnummer [factuurnummer] . Bij de omschrijving staat “Sponsoring [naam ] ”. Het bedrag van de factuur is 40.000,- ( 48.400,- inclusief btw).77 Op 9 en 11 maart 2022 stuurt verdachte via WhatsApp berichten van [naam ] door aan [medeverdachte] . Uit deze berichten blijkt dat het geld nog niet is bijgeschreven. Uit de transactiegegevens van [naam stichting] blijkt dat Jumbo vervolgens op 11 maart 2022 daadwerkelijk een bedrag van 48.400,- heeft overgemaakt. In de omschrijving staat het factuurnummer [factuurnummer] vermeld.78 Dat de factuur geantedateerd is, blijkt ook uit het OVC-gesprek tussen verdachte en [naam ] op 3 februari 2022. In dit gesprek zegt verdachte: “Donderdag kan ik de factuur brengen van 40.000 ex.; de eerste. Ik antidateer hem even. Ik zeg een maand eerder, want anders wacht ie weer met betalen en dat kan nou even niet”.79 Dit betreft hetzelfde OVC-gesprek waarin verdachte aangeeft dat hij Roundup/Formaline en 25.000,- heeft meegenomen naar [medeverdachte] .
Uit het voorgaande blijkt dat de sponsordeal met [naam stichting] tot stand is gekomen direct nadat verdachte bij [medeverdachte] langs is gegaan en hem de Roundup/Formaline, het bijbehorende karretje en een geldbedrag van 25.000,- als gift heeft overhandigd.
Een dieplader van het merk KTS en met kenteken [kenteken] Op 27 mei 2022 stuurt verdachte via WhatsApp een foto van een oranje dieplader (in het dossier ook wel oplegger of trailer genoemd) naar [medeverdachte] . Verdachte stuurt daarna het bericht: “Bedenken we plan mee”. [medeverdachte] reageert met “mooi ding”. Vervolgens spreken verdachte en [medeverdachte] op 7 juni 2022 om 08:00 uur af in de werkplaats.80 In het onderzoek Hille heeft de politie opname apparatuur geplaatst in de kantine/koffieruimte van de werkplaats van [medeverdachte] .81 Het gesprek dat verdachte en [medeverdachte] in de ochtend van 7 juni 2022 in de werkplaats hebben gevoerd, is derhalve opgenomen. In dit gesprek geeft verdachte onder meer aan dat de dieplader nieuw is en dat hij er wel een plannetje voor kan bedenken. Hij geeft vervolgens aan “krijg je gewoon een factuurtje voor sponsoring” en “kan wel in twee keer, hoeft niet in één keer”. Ook heeft verdachte het over een “wegracertje” in het team van [naam ] die gesponsord kan worden. [medeverdachte] merkt op dat hij een bonnetje moet hebben om het kenteken over te schrijven. Verdachte geeft aan dat hij wel een bonnetje voor 10.000,- van hem kan krijgen. [medeverdachte] reageert daarop door te zeggen dat dat niet kan op een nieuwe trailer. Vervolgens biedt verdachte gereedschapskisten aan aan [medeverdachte] . Volgens verdachte zijn deze gereedschapskisten groter, breder en dieper dan de gereedschapskisten die [medeverdachte] al heeft (hiermee wordt door verdachte waarschijnlijk gedoeld op de gereedschapskisten die hij in 2019 aan [medeverdachte] heeft gegeven). Verdachte doet vervolgens het volgende voorstel aan [medeverdachte] : een factuur van 15.000,- voor de dieplader, een sponsorfactuur voor 40.000,- en voor de gereedschapskisten nog twee keer een sponsorfactuur van 45.000,-. Dit komt dan in totaal uit op 145.000,-. Verdachte geeft daarbij aan dat [medeverdachte] het spul dan goedkoop heeft en het hem maar 15.000,- kost. [medeverdachte] merkt op dat verdachte de dieplader dan met heel veel verlies aan hem verkoopt.82 Hij benadrukt dat het verschil te groot is en hij zegt daarbij: “Dat is toch misdaad”. Daarop komt verdachte met een ander voorstel, namelijk 25.000,- voor de dieplader en daarna drie sponsorfacturen van ieder 40.000,-. Hierbij komt het totaal wederom uit op 145.000,-. Na een korte stilte vraagt [medeverdachte] aan verdachte “wie gaan we sponsoren?”. Uiteindelijk geeft [medeverdachte] aan “Is goed [naam ] . Doen we het zo”.83 Volgens de RDW gegevens is de dieplader op diezelfde dag, 7 juni 2022, op naam gesteld van de handelsonderneming van [medeverdachte] .84 De dieplader is op 13 september 2022 tijdens de doorzoeking van de werkplaats in de nabijheid van de werkplaats aangetroffen en in beslag genomen.85
Kort na het gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] in de kantine van de werkplaats van [medeverdachte] neemt verdachte via WhatsApp contact op met [naam ] . Hij geeft aan dat [naam ] de volgende dag een factuur kan mailen voor 40.000,- exclusief btw naar [mailadres] .86 In het digitale beslag van Jumbo is een factuur van [naam stichting] aangetroffen met factuurdatum 7 juni 2022 en factuurnummer [factuurnummer] . Bij de omschrijving staat “sponsoring [naam ] ”. Het bedrag is 48.400,- inclusief btw.87 [naam ] is een wegracer in het team van [naam ] en hij is tevens de zoon van [naam ] .88 Op 29 juni 2022 heeft [naam stichting] een bedrag van 48.400,- ontvangen van Jumbo onder vermelding van “Nr. [factuurnummer] ”. Op 25 juli 2022 meldt [naam ] via WhatsApp aan verdachte dat hij [medeverdachte] in de eerste week van juli een factuur heeft gestuurd maar tot nu toe nog niks heeft ontvangen. In het digitale beslag van Jumbo is een factuur van [naam stichting] aangetroffen met factuurdatum 1 juli 2022 en factuurnummer 20220701. Bij de omschrijving staat “sponsoring [naam ] ”. Het bedrag is wederom 48.400,- inclusief btw.89 Op 1 augustus 2022 heeft [naam stichting] een bedrag van 48.400,- ontvangen van Jumbo onder vermelding van “Nr. 20220701”.90 Tot slot is ook de derde sponsorfactuur voor een bedrag van 48.400,- inclusief btw aangetroffen in het digitale beslag van Jumbo.91 Deze factuur is echter niet meer betaald. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de aanhoudingen van verdachte en [medeverdachte] op 13 september 2022.92 Verdachte heeft in zijn verhoor van 15 september 2022 aangegeven dat hij met [medeverdachte] heeft besproken dat Jumbo nog drie keer 40.000,- sponsoring zou betalen aan [naam stichting] en dat hij hem dan de dieplader gunde voor 25.000,-. Verdachte geeft aan dat hij degene is die [naam ] in contact heeft gebracht met [medeverdachte] . Vervolgens heeft hij gekeken wat hij los kon krijgen bij [medeverdachte] . De hoogte van het sponsorbedrag werd volgens verdachte gebaseerd op wat
[medeverdachte] wilde geven en daarnaast op wat hij aan [medeverdachte] vroeg om te geven.93 De reden dat verdachte de dieplader in eerste instantie voor nog minder geld heeft aangeboden aan [medeverdachte] , was volgens verdachte omdat hij ook wel eens goed heeft kunnen verdienen aan [medeverdachte] .94
[medeverdachte] wordt in het verhoor van 15 september 2022 geconfronteerd met de geluidsopnames die op 7 juni 2022 zijn gemaakt in de werkplaats. In reactie hierop verklaart hij dat verdachte het iedere keer interessant maakt door de prijs omlaag te doen en er sponsorfacturen aan toe te voegen. Verdachte zou volgens [medeverdachte] gebaat zijn bij sponsorfacturen omdat hij daar zijn deel weer van krijgt. De prijs die [medeverdachte] voor de dieplader heeft betaald, betreft volgens hem de handelswaarde die een normale ondernemer er ook voor zou betalen. Verder zou volgens [medeverdachte] aan de deal onlosmakelijk verbonden zijn dat er een motorrijder wordt gesponsord. Desgevraagd geeft [medeverdachte] aan dat Jumbo, zijn vader en zijn zussen dit niet fijn zouden vinden omdat er dingen vermengd worden, namelijk een sponsorcontract en de aanschaf van een dieplader, die niets met elkaar te maken hebben en waar twee verschillende bedrijven bij betrokken zijn.95 In het verhoor van 14 maart 2023 komt [medeverdachte] terug op zijn eerdere verklaring. Hij geeft aan dat verdachte juist degene was die probeerde zaken te vermengen. Volgens [medeverdachte] was de situatie in de kantine erg hectisch en chaotisch. Het was erg druk, hij stond naar eigen zeggen al met één been in een vergadering en er waren allerlei mensen die vragen aan hem stelden. In de tussentijd kwam verdachte met allerlei berekeningen, maar dat is allemaal langs hem heengegaan. [medeverdachte] geeft aan dat hij geen intentie had om zaken met elkaar te vermengen. Hij heeft een dieplader gekocht voor een marktconforme prijs en daarnaast heeft hij sponsoring geregeld voor [naam stichting] .96 Het gesprek in de kantine van de werkplaats wordt beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2023. De verbalisant geeft aan dat de kantine is afgezonderd van de werkplaats. Verdachte en [medeverdachte] zitten minimaal 45 minuten in deze ruimte tijdens het gesprek. Het gesprek klinkt ontspannen en er wordt af en toe ook over “koetjes en kalfjes” gepraat. In het proces-verbaal van bevindingen wordt ook duidelijk aangegeven wanneer er geluiden te horen zijn op de achtergrond en wanneer er andere mensen de kantine in en uit lopen. Op het moment dat verdachte de constructie aan [medeverdachte] uitlegt en het moment dat [medeverdachte] daarmee akkoord gaat, zijn er geen andere personen te horen in de kantine. Voordat [medeverdachte] zegt: “Is goed [naam ] . Doen we het zo”, is er bovendien een stilte te horen van minimaal vijf seconden.97 De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] dat er sprake was van een chaotisch situatie derhalve ongeloofwaardig.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] de dieplader voor 25.000,- van verdachte heeft gekocht. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit gekwalificeerd kan worden als gift aangezien dit bedrag aanzienlijk onder de marktwaarde ligt. Verdachte heeft de dieplader zelf namelijk aangeschaft voor een bedrag van 35.090,- en deze heeft hij vervolgens op marktplaats gezet voor een bedrag van 54.500,-.98 Hij heeft derhalve de dieplader met aanzienlijk verlies doorverkocht aan [medeverdachte] . Bovendien was zoals blijkt uit het gesprek dat verdachte en [medeverdachte] op 7 juni 2022 op de werkplaats hebben gevoerd verdachte bereid om de dieplader met nog veel meer verlies aan [medeverdachte] te verkopen. [medeverdachte] heeft derhalve voordeel genoten doordat hij de dieplader voor een te laag bedrag heeft verkregen.
Het leveren van gereedschapskisten met inhoud (van het merk Snap-On) Zoals eerder al kort is benoemd, bood verdachte tijdens het gesprek in de werkplaats op 7 juni 2022 op een gegeven moment gereedschapskisten aan aan [medeverdachte] als onderdeel van een sponsordeal met [naam stichting] waar ook de dieplader bij hoorde. Uit het OVC-gesprek blijkt dat de gereedschapskisten cadeau zouden worden gedaan aan [medeverdachte] door middel van drie sponsorfacturen van ieder 40.0000,- aan [naam stichting] . Nadat verdachte desgevraagd aangeeft dat het
volle gereedschapskisten betreffen, zegt [medeverdachte] “Dat slaat ook helemaal nergens op hè wat er eh, wat er eigenlijk hier eh, wat ik ervoor ga geven” en “Ach jonge hou op zeg, voor niks? Er is helemaal NIEMAND! hier op de aardbol die eh die dat doet”.99 Dat [medeverdachte] uiteindelijk wel akkoord is gegaan met de levering van de gereedschapskisten blijkt uit het gesprek dat verdachte en [medeverdachte] op 20 juli 2022 hebben in de kantine van de werkplaats. [medeverdachte] vraagt verdachte hoe het gaat met de gereedschapskisten. Hij geeft aan dat hij er niet op kan wachten en dat hij ze mooi vindt.100
Verdachte ontkent dat de gereedschapskisten via sponsorfacturen betaald zijn. Hij heeft aangegeven dat hij deze zou verkopen aan [medeverdachte] , maar dat zij nog geen prijs waren overeengekomen.101 [medeverdachte] heeft in zijn verhoor van 15 september 2022 verklaard dat verdachte de gereedschapskisten bovenop de deal met de dieplader had gegooid. [medeverdachte] weet niet meer op welke wijze er voor de gereedschapskisten is betaald. Wanneer de politie hem vraagt of de betalingen van de sponsorfacturen van Jumbo aan [naam stichting] over augustus en september betrekking hebben op de gereedschapskisten geeft [medeverdachte] aan dat dat zou kunnen.102 In zijn verhoor op 14 maart 2023 geeft [medeverdachte] aan dat er geen sprake was van een deal met betrekking tot de gereedschapskisten en dat hij ze eigenlijk ook helemaal niet wilde hebben.103 Dit laatste wordt echter weersproken door het OVC-gesprek van 20 juli 2022.
Gelet op de OVC-gesprekken en de verklaring van [medeverdachte] op 15 september 2022 acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aan [medeverdachte] de belofte heeft gedaan om hem (in privé) gereedschapskisten met inhoud te leveren.
Tussenconclusie Uit de bovenstaande uiteenzetting van de feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte aan [medeverdachte] de in de tenlastelegging genoemde giften en belofte heeft gedaan en diensten heeft geleverd. Er is sprake van een langdurig patroon waarbij goederen door verdachte gratis, dan wel onder de marktwaarde, geleverd werden aan [medeverdachte] in privé. In sommige gevallen kan er een duidelijk en direct verband gelegd worden met het betalen van sponsorgeld door Jumbo; in andere gevallen waren deze goederen gegeven met de intentie om [medeverdachte] gunstig te stemmen, zoals verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard.104
Juridische duiding De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er in het geval van verdachte sprake is van actieve niet-ambtelijke omkoping in de zin van artikel 328ter Sr. Daarvan is op grond van dat artikel sprake indien verdachte aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam in dienstbetrekking of optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht.
De rechtbank zal eerst beoordelen of [medeverdachte] werkzaam was in dienstbetrekking of dat hij gekwalificeerd kan worden als lasthebber. Vervolgens zal de rechtbank (nogmaals) kort stilstaan bij de vraag of verdachte de ten laste gelegde giften, beloftes en diensten aan [medeverdachte] heeft gedaan, beloofd, verleend en/of aangeboden. Daarna zal de rechtbank ingaan op de vraag of er sprake is van een tegenprestatie door [medeverdachte] en of er een relevante relatie vastgesteld kan worden tussen de omkopingsmiddelen en deze tegenprestatie in het licht van de omkopingsbeschuldiging. Tot slot zal
uiteengezet worden of [medeverdachte] heeft gehandeld in strijd met zijn plicht. Daarbij zal ook ingegaan worden op de vraag of verdachte redelijkerwijs moest aannemen dat [medeverdachte] handelde in strijd met zijn plicht en/of de goede trouw.
Een dienstbetrekking en/of optreden als lasthebber De begrippen dienstbetrekking en lasthebber dienen ruim uitgelegd te worden, waarbij het beschermde belang van artikel 328ter Sr, namelijk de openheid en transparantie van de relatie tussen werkgever en werknemer dan wel lastgever en lasthebber, van doorslaggevend belang is.105 Als een verdachte bestuurder, aandeelhouder of commissaris is van een onderneming en vanuit die hoedanigheid (rechts)handelingen voor die onderneming verricht, zal doorgaans een sterke verbondenheid bestaan tussen de verdachte en de betreffende onderneming op grond waarvan gesproken kan worden van lastgeving in de zin van artikel 328ter Sr.106
Tot 28 maart 2022 was [medeverdachte] Chief Executive Officier (CEO) van Jumbo. Hij vormde samen met zijn zus, [naam ] en [naam ] tot 28 maart 2022 de Raad van Bestuur. Daarna is de Raad van Bestuur als bestuurslaag komen te vervallen en is [medeverdachte] benoemd tot algemeen directeur. Zijn zus en [naam ] traden toe tot de Raad van Commissarissen en [naam ] en [naam ] vormden sindsdien het statutair bestuur. Bovendien was [medeverdachte] gedurende de gehele ten laste gelegde periode voor de holding (vanaf 1 oktober 2021 genaamd Koninklijke Jumbo Food Groep B.V.), Jumbo Food B.V. en Jumbo Supermarkten B.V. als algemeen directeur ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).107 [medeverdachte] heeft tot slot ook verklaard dat hij de dagelijkse leiding had binnen het concern Jumbo.108
Gelet op de positie die [medeverdachte] had binnen Jumbo, zijn vergaande bevoegdheden en de sterke verbondenheid tussen [medeverdachte] en Jumbo kan [medeverdachte] gekwalificeerd worden als lasthebber van de holding en de bedrijven die daaronder vallen. Er is geen sprake van een situatie waarin [medeverdachte] volstrekt eigen baas was. Jumbo had, zoals hiervoor benoemd, meerdere bestuurders en aandeelhouders. Getuige [naam ] , voormalig Chief Financial Officer (CFO) van Jumbo, heeft aangegeven dat de besluitvorming omtrent sponsoring een familieaangelegenheid is. Van die sponsoring vindt in de financiële rapportages verantwoording plaats, die door de CFO in de gaten wordt gehouden.109 [medeverdachte] heeft ook verklaard dat de sponsoring met elkaar werd besproken en dat dit volledig transparant verliep. Daarnaast werd er volgens [medeverdachte] gewerkt met een vierogenprincipe.110 Bij bedragen boven de 250.000,- moest er een tweede directeur mee tekenen.111
Het aannemen van een gift, belofte of dienst De rechtbank heeft hiervoor uiteengezet dat verdachte aan [medeverdachte] de in de tenlastelegging genoemde giften en belofte heeft gedaan en diensten heeft geleverd en dat er sprake is van een langdurig patroon waarbij goederen door verdachte gratis, dan wel onder de marktwaarde, geleverd werden aan [medeverdachte] in privé. De rechtbank verwijst daarnaar en merkt bovendien op dat ook indien er wel voor de goederen betaald is door middel van betaling van een sponsorfactuur door Jumbo, er naar het oordeel van de rechtbank nog steeds sprake is van een omkopingsmiddel in de zin van artikel 328ter Sr, nu [medeverdachte] deze goederen immers niet zelf heeft betaald, maar deze door Jumbo betaald zijn middels betaling van sponsorfacturen, terwijl [medeverdachte] deze goederen wel in privé heeft verkregen.
Tegenprestatie en causaal verband
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, kan ten aanzien van de Roundup/Formaline en het bijbehorende karretje, het geldbedrag van 25.000,-, de dieplader en de belofte tot het leveren van gereedschapskisten een concreet causaal verband vastgesteld worden met de sponsoring van [naam stichting] door Jumbo. De Roundup/Formaline en het geldbedrag van 25.000,- heeft verdachte gebracht bij [medeverdachte] en zeer kort na dit bezoek was de sponsordeal met [naam stichting] een feit. Het verband tussen de dieplader en de gereedschapskisten enerzijds en de tegenprestatie, namelijk de betaling door Jumbo van meerdere sponsorfacturen van [naam stichting] , anderzijds, blijkt heel duidelijk uit het OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] in de werkplaats op 7 juni 2022. Verdachte doet een voorstel waarbij hij de dieplader voor 15.000,- aan [medeverdachte] wil verkopen in combinatie met een sponsorfactuur van [naam stichting] voor 40.000,- en dan nog twee sponsorfacturen (van in totaal 90.000,-) voor de levering van de gereedschapskisten. Wanneer [medeverdachte] het bedrag voor de dieplader te laag vindt omdat verdachte hem dan met te veel verlies verkoopt (waarbij [medeverdachte] opmerkt “dat is toch misdaad”112), komt verdachte met een nieuw voorstel waarbij de prijs voor de dieplader voor [medeverdachte] in privé 10.000,- omhoog gaat en het door Jumbo te betalen sponsorgeld met 10.000,- omlaag gaat. De rechtbank kan dit niet anders interpreteren dan dat hier een zeer duidelijk causaal verband is tussen de omkopingsmiddelen enerzijds en de tegenprestatie (de sponsorfacturen van [naam stichting] aan Jumbo) anderzijds. Het vaststellen van een concrete tegenprestatie is echter geen vereiste om tot een bewezenverklaring te komen van niet-ambtelijke omkoping. Voldoende is dat sprake is van een gift, belofte of dienst met als doel een relatie met de lasthebber te doen ontstaan en/of te onderhouden en zo een voorkeursbehandeling te krijgen.113
De giften, belofte en diensten waren alle bedoeld om [medeverdachte] gunstig te stemmen. Die omkopingsmiddelen zijn ingezet om hem te bewegen tot het aangaan van sponsordeals vanuit Jumbo en/of op enig andere wijze voordeel te trekken uit de positie die [medeverdachte] had bij Jumbo. Uit het dossier is gebleken dat verdachte hieraan ook flink heeft verdiend. Zo heeft hij aan de sponsordeal met [naam bedrijf 5] bijna één miljoen euro overgehouden. Dit is een buitensporige vergoeding voor enkel het aanbrengen van een motorcrossteam bij [medeverdachte] . In zijn verhoor van 19 september 2022 heeft verdachte ook aangegeven dat hij de dieplader voor minder geld aan [medeverdachte] heeft aangeboden omdat hij ook wel eens goed aan [medeverdachte] heeft kunnen verdienen. In datzelfde verhoor geeft verdachte ook aan dat hij bereid is wat verlies te nemen op de verkoop van een dieplader als dat betekent dat hij meer sponsoring binnen kan halen.114 Uit het dossier blijkt bovendien duidelijk dat verdachte zich actief bemoeit met de sponsoring door Jumbo. Hij brengt mensen aan bij [medeverdachte] , overlegt over de hoogte van het sponsorbedrag, gaat achter de betaling van facturen aan en fungeert regelmatig als tussenpersoon tussen [medeverdachte] en andere partijen.
De verdediging heeft bepleit dat er geen sprake is van een causaal verband tussen de omkopingsmiddelen en de tegenprestatie van [medeverdachte] , maar enkel van een dubieuze wijze van financiering door [medeverdachte] van goederen die hij privé aanschafte. Uit het dossier blijkt echter dat er niet alleen goederen die aan [medeverdachte] zijn verstrekt via sponsorcontracten door Jumbo zijn betaald, maar dat er ook goederen cadeau zijn gedaan. Daarbij was het verdachte dus niet alleen te doen om de betaling van de spullen die hij aan [medeverdachte] aanbood en dat het hem daarbij niet uitmaakte of het geld van [medeverdachte] afkomstig was of van Jumbo, maar ook om de relatie met [medeverdachte] te onderhouden en een voorkeurspositie te verkrijgen van waaruit hij [medeverdachte] bijvoorbeeld kon bewegen om specifieke motorcrossteams door Jumbo te laten sponsoren, met welke teams verdachte dan weer afspraken maakte over een vergoeding voor zijn bemiddeling. Op de vraag of verdachte [medeverdachte] spullen heeft gegeven om hem gunstig te stemmen, heeft verdachte ook geantwoord “100%, dat is zo ja”.115 Illustratief voor de intenties van verdachte bij het geven van goederen aan [medeverdachte] is ook wat verdachte in de al eerder aangehaalde OVC-opname zegt tegen en over
[naam ] van [naam bedrijf 3] , die probeert zijn producten in de Jumbo-schappen te krijgen: “je moet die [medeverdachte] dat ding geven, dan kan hij nooit meer om je heen”, en “hoe meer je brengt, hoe meer je dat straks kan halen.”116 Tot slot blijkt uit de OVC-gesprekken tussen verdachte en [naam ] ook dat verdachte zijn relatie met [medeverdachte] misbruikte om daar zelf financieel beter van te worden.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat ten aanzien van alle bewezenverklaarde omkopingsmiddelen gesproken kan worden van een causaal verband met een tegenprestatie van [medeverdachte] , ook indien het verband met een concretetegenprestatie minder duidelijk is of helemaal niet blijkt.
In strijd met een plicht als lasthebber De rechtbank acht eveneens bewezen dat [medeverdachte] heeft gehandeld in strijd met zijn plicht als CEO van Jumbo.
Volgens het derde lid van artikel 328ter Sr valt onder het handelen in strijd met een plicht in ieder geval het in strijd met de goede trouw tegenover de werkgever of lastgever verzwijgen van het aannemen dan wel vragen van een gift, belofte of dienst.
Naar aanleiding van het onderzoek Arville heeft Jumbo aangifte gedaan tegen verdachte. Daarnaast heeft Jumbo uitdrukkelijk alle banden met verdachte verbroken. De brief waarin dit kenbaar werd gemaakt aan verdachte, is ondertekend door [medeverdachte] zelf. Daarnaast zijn er gesprekken geweest met [medeverdachte] en zijn zus dat het uitgesloten zou zijn dat zij ooit nog iets met verdachte van doen zouden hebben.
[medeverdachte] heeft tegenover Jumbo verzwegen dat hij na 2014 nog steeds regelmatig contact had met verdachte. Dit contact had niet uitsluitend een privékarakter, maar er werden ook zaken gedaan en het zag bijvoorbeeld veelal ook op de sponsoring van verscheidene motorcrossteams door Jumbo. Bovendien heeft [medeverdachte] verzwegen dat hij in verband met de sponsordeals die hij besprak met verdachte allerlei spullen heeft gekregen, die al dan niet gedeeltelijk werden gefinancierd via sponsorfacturen die door Jumbo werden betaald.
Bovendien heeft [medeverdachte] daarbij ook gehandeld in strijd de gedragscode van Jumbo, genaamd “Code Geel”. Op 6 juni 2019 heeft [medeverdachte] de Centrale Ondernemingsraad van Jumbo gemaild met het voorgenomen besluit tot aanpassing van Code Geel. De e-mail bevat een voorstel tot het invoeren van de “Regeling omkoping en corruptie” en het aanscherpen van de “Regeling relatiegeschenken geven en ontvangen”. Uit deze regelingen blijkt dat omkoping en corruptie verboden is, ongeacht wie erbij betrokken is. Daarnaast wordt opgemerkt dat Jumbo bij sponsoring volkomen transparant te werk gaat. Alles wordt open en eerlijk in de boeken opgenomen. Verder mogen relatiegeschenken met een waarde van meer dan 50,- niet worden geaccepteerd zonder voorafgaande toestemming van de direct leidinggevende. Bij Code Geel hoort ook een e-learning, die door iedere nieuwe werknemer gevolgd dient te worden. Op het introductiefilmpje dat bij de e-learning hoort, is [medeverdachte] te zien. Hierin benadrukt [medeverdachte] hoe belangrijk de leiding van Jumbo het vindt dat iedereenbinnen Jumbo zich aan Code Geel houdt.117 Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte] bekend was met de inhoud van Code Geel en dat deze regels ook op hemzelf van toepassing waren.
Redelijkerwijs vermoeden Voor actieve niet-ambtelijke omkoping is daarnaast nog vereist dat de omkoper redelijkerwijs moest aannemen dat de omgekochte handelde in strijd met zijn plicht en/of de goede trouw. In zijn verhoor van 14 september 2022 geeft verdachte aan dat hij “persona non grata” was voor de familie van [medeverdachte] . Hierdoor kon [medeverdachte] niet rechtstreeks aan hem betalen.118 Op 15 september 2022 verklaart verdachte dat hij gevoelig ligt bij de familie van [medeverdachte] vanwege de rechtszaak in 2014.119 Op 31 oktober 2022 herhaalt verdachte dit nogmaals door te zeggen dat [medeverdachte] van zijn familie geen handel mocht doen met verdachte en dat hij om die reden via sponsoring wilde betalen.120
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt niet alleen dat verdachte redelijkerwijs moest aannemen dat [medeverdachte] handelde in strijd met zijn plicht en/of de goede trouw, maar zelfs dat hij dit wist. Hij wist dat [medeverdachte] geen zaken met hem mocht doen, maar er werden constructies bedacht om de naam van verdachte uit het zicht van Jumbo en de familie van [medeverdachte] te houden. Binnen die constructies heeft [medeverdachte] in privé giften ontvangen en ook verdachte heeft hier ten koste van Jumbo goed aan verdiend.
Conclusie De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde actieve niet-ambtelijke omkoping wettig en overtuigend bewezen.
Fiscale delicten (feiten 2, 3, 4 en 5)
Verdachte wordt daarnaast een viertal fiscale delicten ten laste gelegd. De eerste drie hebben betrekking op het handelen of nalaten van [naam bedrijf 1] , het bedrijf van verdachte. Kort gezegd gaat dit om het opzettelijk niet voeren van een deugdelijke administratie en het opzettelijk onjuist en onvolledig doen van aangiften omzet- en vennootschapsbelasting. Het vierde feit betreft het opzettelijk onjuist en onvolledig doen van aangiften inkomstenbelasting door verdachte zelf.
Opzettelijk niet voeren van een deugdelijke administratie Naar aanleiding van het onderzoek Hille hebben de Belastingdienst en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) onderzoek gedaan naar de bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf 1] . In dit onderzoek wordt onder meer geconcludeerd dat er negatieve kassen zijn geconstateerd in de jaren 2017 en 2018 en dat de gevoerde kasadministratie derhalve niet juist kan zijn. Daarnaast zijn over de jaren 2017 tot en met het eerste halfjaar van 2022 de volgende gebreken vastgesteld:
Ten aanzien van de goederenbeweging vanaf het jaar 2018 stelt de Belastingdienst/FIOD vast dat:
Uiteindelijk wordt geconcludeerd dat er 477 voertuigen niet, niet volledig dan wel niet correct in de administratie van [naam bedrijf 1] zijn verwerkt.121
Op 6 december 2023 is aan verdachte een overzicht verstrekt met vraagpunten naar aanleiding van het onderzoek door de Belastingdienst/FIOD.122 Op 21 mei 2024 heeft de verdediging een reactie gestuurd waarin zij op een deel van deze vraagpunten hebben gereageerd123 en op 17 juni 2024 heeft de verdediging nog extra stukken aangeleverd bij de Belastingdienst/FIOD.124 Deze reactie heeft vervolgens geleid tot zes processen-verbaal van de Belastingdienst/FIOD waarin zij concluderen dat een aantal voertuigen achteraf alsnog door of namens verdachte is verantwoord, maar dat een heel groot aantal nog altijd niet volledig dan wel niet correct in de administratie van [naam bedrijf 1] is verwerkt.125 Op 22 juni 2025, de dag voor de start van de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting, heeft de verdediging nog aanvullende stukken aan het openbaar ministerie en de rechtbank verzonden.
[naam bedrijf 1] heeft op grond van artikel 52 lid 1 jo lid 2 sub a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) de verplichting tot het voeren van een volledige en juiste administratie. Uit het onderzoek door de Belastingdienst/FIOD blijkt dat [naam bedrijf 1] niet aan deze verplichting heeft voldaan. Verdachte heeft ook bekend dat zijn administratie niet op orde was.126 De verdediging heeft achteraf ten aanzien van een heel aantal voertuigen verantwoording afgelegd, maar dat doet niet af aan het feit dat de administratie ten tijde van de ten laste gelegde periode niet aan de door de wet gestelde eisen voldeed. Dat het om exact 477 voertuigen gaat die niet correct in de administratie van [naam bedrijf 1] waren verwerkt, kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen, maar dat het gaat om een zeer groot aantal acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
Onjuiste aangiften omzet- en vennootschapsbelasting Gelet op het feit dat er fouten in de kasadministratie zijn vastgesteld, kan ook vastgesteld worden dat de belastingaangiften, die daarop gebaseerd zijn, onjuist zijn. Dit betreft meerdere aangiften voor de omzetbelasting over de jaren 2017 tot en met 2021 en de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2017 en 2018.127 Aan het strekkingsvereiste is voldaan aangezien het indienen van onjuiste belastingaangiften een gedraging is die naar objectieve maatstaven geschikt is om het heffen van onvoldoende belasting teweeg te brengen.
Feitelijk leidinggeven Het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is in de primaire variant ten laste gelegd als feitelijk leidinggeven. Verdachte was bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bedrijf 1] .128 Hoewel [naam ] de administratie verzorgde129 en de aangiften omzetbelasting klaarzette130 en [naam ] de aangiften vennootschaps- en inkomstenbelasting verzorgde,131 heeft verdachte aangegeven dat hij de feitelijk leidinggevende was van [naam bedrijf 1] en dat hij ook eindverantwoordelijke was.132 De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aan het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feitelijk leiding heeft gegeven en dat deze feiten in de primaire variant bewezen kunnen worden.
Onjuiste aangiften inkomstenbelasting Over de aangiften inkomstenbelasting overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft verklaard dat er geen kassa met contant geld aanwezig was bij [naam bedrijf 1] . Al het kasgeld had verdachte op zak. Hij noemt zichzelf ook wel “de wandelende kas”. Volgens verdachte lopen zakelijk en privé door elkaar in de portemonnee. Aan het eind van het jaar wordt alles verrekend.133 Het kasgeld van de B.V. dat door verdachte in privé werd uitgegeven, heeft hij niet (als dividenduitkering) opgegeven bij de Belastingdienst. De rechtbank gaat er vanuit dat de niet verantwoorde omzetten zijn uitgekeerd aan verdachte als enig aandeelhouder (verdachte liep immers met de kas op zak en gaf dat ook privé uit). Door deze (verkapte) winstuitdeling niet als inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) in zijn belastingaangifte op te nemen, stelt de rechtbank vast dat de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2020134, die ingediend zijn op basis van een foutieve kasadministratie, onjuist zijn. Aan het strekkingsvereiste is voldaan aangezien het indienen van een onjuiste aangifte inkomstenbelasting tot gevolg kan hebben dat het belastbaar inkomen tot een te laag bedrag wordt vastgesteld. De gedraging is derhalve naar objectieve maatstaven geschikt om het heffen van onvoldoende belasting teweeg te brengen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde.
Fiscaal nadeel De Belastingdienst/FIOD heeft geconcludeerd dat de onjuiste aangiften tot gevolg hebben gehad dat er te weinig belasting is geheven. Aansluitend is er een berekening gemaakt van het fiscale nadeel.135 Hierop is later nog een correctie aangebracht.136 Het openbaar ministerie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat er sprake zou zijn van een fiscaal nadeel van 272.834,- ten aanzien van de omzetbelasting, 130.279,- ten aanzien van de vennootschapsbelasting en 401.701,- ten aanzien van de inkomstenbelasting. Dit komt in totaal neer op 804.814,-.
Het rapport van de Belastingdienst/FIOD en de daarop aangebrachte correctie zijn door de verdediging gemotiveerd bestreden aan de hand van een aantal punten. De verdediging stelt onder meer dat de toelichting van de Belastingdienst/FIOD vaak summier is en wanneer die wel is gegeven het regelmatig geen deugdelijke berekening betreft, maar een schatting. Daarnaast zijn er regelmatig voertuigen gekocht uit het buitenland. Het ging om voertuigen die werden ingekocht met een buitenlands kenteken, maar in Nederland werden verkocht met een Nederlands kenteken. Door bij de in- en verkoop enkel te kijken naar het kenteken (en bijvoorbeeld niet naar het chassisnummer) is regelmatig ten onrechte geconcludeerd dat de inkoop van het verkochte voertuig niet is verantwoord en/of dat het buitenlandse voertuig niet meer op voorraad stond, maar er tegelijkertijd geen verkoopboeking is aangetroffen. Voorts heeft de Belastingdienst/FIOD bij de onjuiste verwerking van btw- en margevoertuigen ten onrechte enkel de marge gecorrigeerd en geen rekening gehouden met teruggaven. Bovendien zijn er in het “Overzicht negatieve kassen 2017-2022” verschillende nog uit te werken (of niet onderbouwde) posten opgenomen. Deze niet onderbouwde posten leiden echter wel tot opnames uit de kas en dus tot belastingnadeel.
De verdediging stelt daarmee niet dat er in het geheel geen fiscaal nadeel is geweest. Aan de hand van de door hen ingebrachte aanvullende stukken heeft de verdediging een eigen berekening gemaakt van het fiscale nadeelbedrag. De verdediging komt tot de conclusie dat alleen in 2017 en 2022 sprake is geweest van fiscaal nadeel. Het jaar 2022 komt echter niet in de tenlastelegging voor. Voor het jaar 2017 zou er volgens de verdediging sprake zijn van een fiscaal nadeel van 35.089,03 ten aanzien van de omzetbelasting en 41.772,65 ten aanzien van de vennootschapsbelasting. Dit komt in totaal neer op 76.861,68. Met betrekking tot de inkomstenbelasting heeft de verdediging bepleit dat er geen sprake is van fiscaal nadeel.
Het openbaar ministerie heeft vervolgens niet tot nauwelijks op deze punten gereageerd. De officieren van justitie hebben aangegeven dat de verdediging pas in een zeer laat stadium met de aanvullende stukken is gekomen en dat de FIOD en het openbaar ministerie deze stukken niet aan nader onderzoek hebben kunnen onderwerpen. Zij hebben echter geen bezwaar gemaakt tegen het voegen van deze stukken en hebben evenmin gevraagd om daar nader onderzoek naar te laten doen.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat er over de jaren ná 2017 fiscaal nadeel is ontstaan. De rechtbank gaat derhalve uit van de berekening van de verdediging met betrekking tot het fiscale nadeelbedrag en zij zal hiermee rekening houden in de strafmaat.
Valsheid in geschrifte (feiten 6 en 7)
De rechtbank acht het onder 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
[naam ] , werknemer [naam bedrijf 1] en hypotheek [adres ] d.d. 18 mei 2022, opgenomen op pagina 7448 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 2 april 2024 (onderzoek HILLE / NNRBB20005);
-
een schriftelijk bescheid, te weten een werkgeversverklaring, opgenomen op pagina 11124 van voornoemd dossier;
-
een schriftelijk bescheid, te weten een salarisspecificatie voor december 2018, opgenomen op pagina 6695 van voornoemd dossier;
-
een schriftelijk bescheid, te weten een salarisspecificatie voor januari 2019 met een brutosalaris van 2.022,88, opgenomen op pagina 7457 van voornoemd dossier;
-
een schriftelijk bescheid, te weten een salarisspecificatie voor januari 2019 met een brutosalaris van 1.375,-, opgenomen op pagina 7458 van voornoemd dossier;
-
een schriftelijk bescheid, te weten een salarisspecificatie voor februari 2019, opgenomen op pagina 7459 van voornoemd dossier;
-
een schriftelijk bescheid, te weten een salarisspecificatie voor maart 2019, opgenomen op pagina 7460 van voornoemd dossier;
-
een schriftelijk bescheid, te weten een salarisspecificatie voor april 2019, opgenomen op pagina 7461 van voornoemd dossier;
-
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor [naam ] d.d. 15 september 2022, opgenomen op pagina 2143 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
-
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 september 2022, te Veghel , Heeswijk-Dinther, Assen en/of Gasteren, in elk geval in Nederland, meermalen,
telkens aan [medeverdachte] , zijnde iemand die, anders dan als ambtenaar, optrad als lasthebber van Jumbo Groep Holding BV en/of Jumbo Food Groep B.V. en/of de Koninklijke Jumbo Food Groep B.V. en/of Jumbo Supermarkten B.V. (in de functie van Chief Executive Officer en/of algemeen directeur en/of lid van de Raad van Bestuur en/of aandeelhouder),
naar aanleiding van hetgeen deze bij de uitvoering van zijn lasten heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zou doen en/of nalaten,
telkens al dan niet van/via [verdachte] en/of van/via een bedrijf van die [verdachte] , te weten [naam bedrijf 1] ,
giften, te weten:
een belofte, te weten:
- het leveren van (luxe) gereedschapskisten (extra) (met inhoud, merk Snap-On) (sponsoring Stichting [naam stichting] ), en
diensten, te weten:
heeft gedaan en/of beloofd en/of verleend en/of aangeboden, telkens van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat verdachte telkens redelijkerwijs moest aannemen dat die [medeverdachte] handelde in strijd met zijn plicht en de goede trouw, te weten dat die [medeverdachte] telkens die giften, belofte en diensten verzweeg tegenover zijn lastgever;
- primair
[naam bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 september 2022, te Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
telkens als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie, overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, telkens opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of laten voeren, door een onvolledige/niet sluitende administratie bij te houden en/of te bewaren en/of te laten bijhouden en/of te laten bewaren, te weten
waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van [naam bedrijf 1] en andere voor de heffing van belasting zijnde gegevens kunnen/konden worden gekend,
en
waardoor die administratie niet zodanig was ingericht en/of werd gevoerd dat controle daarvan door (de inspecteur van) de Belastingdienst binnen een redelijke termijn mogelijk was,
terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
- primair
[naam bedrijf 1] in de periode van 28 april 2017 tot en met 25 januari 2022 in Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 1] over:
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, door
telkens in die bij de Belastingdienst ingediende aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
- primair
[naam bedrijf 1] in de periode van 5 december 2018 tot en met 17 mei 2021 in Assen, Gasteren en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
digitale aangiften voor de vennootschapsbelasting ten name van [naam bedrijf 1] over:
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, door
telkens in die bij de Belastingdienst ingediende aangiften een onjuist belastbaar bedrag op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
hij in de periode van 22 mei 2019 tot en met 13 juni 2022 in Gasteren, Assen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
(telkens) opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
digitale aangiften voor de inkomstenbelasting ten name van [verdachte] over:
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, door
telkens in die bij de Belastingdienst ingediende aangiften een onjuist bedrag uit aanmerkelijk belang (box 2) op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven;
A)
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 december 2018 tot en met 1 mei 2019 te Assen en/of Gasteren en/of Anloo en/of Zuidvelde en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met personen,
meerdere geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- december 2018, en
- januari 2019, meermalen, namelijk: met een vermeld brutosalaris van 2.022,88 euro, en met een vermeld brutosalaris van 1.375 euro, en
- februari 2019, en
- maart 2019, en
- april 2019,
valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens valselijk en in strijd met de waarheid op die geschriften weergegeven dat [naam ] werkzaam was voor [naam bedrijf 1] en/of daar in vaste dienst was en/of salaris had ontvangen van [naam bedrijf 1] , en/of (in totaal in die periode) 260 loonuren had gewerkt voor [naam bedrijf 1] ,
althans telkens op die geschriften onjuiste arbeidsrechtelijke gegevens en/of salarisgegevens vermeld, en aldus die geschriften geheel fictief opgemaakt,
zulks met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
EN
B) hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 december 2018 tot en met 1 mei 2019 te Assen en/of Gasteren en/of Anloo en/of Zuidvelde en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met personen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere valse geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die echt en onvervalst, te weten:
-
een werkgeversverklaring (gedateerd 6 februari 2019) van (werkgever) [naam bedrijf 1] te Assen betreffende [naam ] , en
-
een salarisspecificatie vanwege [naam bedrijf 1] en op naam van [naam ] over de maand januari 2019 met een vermeld brutosalaris van 1.375 euro,
bestaande die valsheid hierin dat telkens valselijk en in strijd met de waarheid op die geschriften was weergegeven dat die [naam ] werkzaam was voor [naam bedrijf 1] en/of daar in vaste dienst was en/of salaris had ontvangen van [naam bedrijf 1] , en/of (in totaal in die periode) 260 loonuren had gewerkt voor [naam bedrijf 1] ,
althans telkens op die geschriften onjuiste arbeidsrechtelijke gegevens en/of salarisgegevens waren vermeld, en aldus die geschriften geheel fictief waren, en
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en zijn medeverdachten die geschriften hebben doen toekomen aan het bedrijf [naam bedrijf 7] en/of [naam ] , zijnde hypotheekbemiddelaar of tussenpersoon, en via dat bedrijf en/of die tussenpersoon, aan het bedrijf Aegon Hypotheken B.V., in verband met een hypotheekaanvraag,
A) hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 februari 2018 tot en met 1 juni 2018 te Hooghalen en/of Smilde en/of Assen en/of Gasteren en/of Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met personen,
meerdere geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens valselijk en in strijd met de waarheid op die geschriften weergegeven dat [naam ] werkzaam was voor [naam bedrijf 2] en/of daar een contract voor onbepaalde tijd had en/of in vaste dienst was en/of per 1 augustus 2018 gemiddeld 40 uren per week werkzaam was voor [naam bedrijf 2] , en/of 117 loonuren had gewerkt voor [naam bedrijf 2] ,
althans telkens op die geschriften onjuiste arbeidsrechtelijke gegevens en/of salarisgegevens vermeld, en aldus die geschriften geheel fictief opgemaakt,
zulks met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
EN
B) hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 februari 2018 tot en met 1 juni 2018 te Hooghalen en/of Smilde en/of Assen en/of Gasteren en/of Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met personen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere valse geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die echt en onvervalst, te weten:
bestaande die valsheid hierin dat telkens valselijk en in strijd met de waarheid op die geschriften was weergegeven dat [naam ] werkzaam was voor [naam bedrijf 2] en/of daar een contract voor onbepaalde tijd had en/of in vaste dienst was en/of per 1 augustus 2018 gemiddeld 40 uren per week werkzaam was voor [naam bedrijf 2] , en/of 117 loonuren had gewerkt voor [naam bedrijf 2] in de maand april 2018,
althans telkens op die geschriften onjuiste arbeidsrechtelijke gegevens en/of salarisgegevens waren vermeld, en aldus die geschriften geheel fictief opgemaakt waren, en
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en zijn medeverdachten die geschriften hebben doen toekomen aan het bedrijf [naam bedrijf 7] en/of [naam ] , zijnde hypotheekbemiddelaar of tussenpersoon, en via dat bedrijf en/of die tussenpersoon, aan de bedrijven [naam ] en/of de Volksbank N.V., in verband met een hypotheekaanvraag,
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
- het, aan iemand die, anders dan als ambtenaar, optrad als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze bij de uitvoering van zijn lasten heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zou doen en/of nalaten, giften, een belofte en diensten heeft gedaan en/of beloofd en/of verleend en/of aangeboden van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelde in strijd met zijn plicht
en de goede trouw, meermalen gepleegd;
-
primair medeplegen van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft geven aan de verboden gedraging;
-
primair medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft geven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
-
primair medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft geven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
-
medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
-
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
- medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officieren van justitie De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Zij hebben daarnaast gevorderd dat aan verdachte een strafrechtelijk bestuursverbod voor de duur van negen jaren wordt opgelegd en dat dit vonnis ter effectuering van dit bestuursverbod openbaar gemaakt dient te worden door toezending aan de KvK. Tot slot hebben de officieren van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Standpunt van de verdediging De advocaten hebben zich, onder meer gelet op de door hen bepleite vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde en hun standpunt dat het fiscale nadeel als gevolg van de onjuiste belastingaangiftes veel lager is dan door het openbaar ministerie is gesteld, op het standpunt gesteld dat de door de officieren van justitie
gevorderde straf veel te hoog is. Voorts rechtvaardigen de persoonlijke omstandigheden van verdachte een strafkorting. De zaak heeft veel media aandacht gehad, waarbij het bedrijf van verdachte met naam en toenaam is benoemd en verdachte is weggezet als “die witwasser”. Bij de strafmaat dient tot slot rekening gehouden te worden met het overschrijden van de redelijke termijn. De advocaten hebben zich verder op het standpunt gesteld dat een beroepsverbod achterwege dient te blijven. Tot slot hebben zij bepleit dat de schorsing van de voorlopige hechtenis niet opgeheven dient te worden.
Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten Verdachte heeft zich over een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan actieve niet-ambtelijke omkoping van [medeverdachte] , de toenmalige CEO van Jumbo. Nadat verdachte in het onderzoek Arville is aangehouden en uiteindelijk ook is veroordeeld tot een gevangenisstraf van ruim 17 maanden, is verdachte vrijwel direct verder gegaan met het plegen van een verscheidenheid aan fraudedelicten. Daarnaast heeft hij ook zijn bedenkelijke verstandhouding met [medeverdachte] voortgezet, terwijl hij wist dat [medeverdachte] van het bestuur en de aandeelhouders van Jumbo niet langer zaken mocht doen met verdachte. Met verschillende omkopingsmiddelen heeft hij [medeverdachte] bewogen tot het aangaan van sponsorcontracten. Dit alles met de bedoeling om zelf ten koste van Jumbo financieel voordeel te behalen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een viertal fiscale delicten. Hij heeft als feitelijk leidinggevende van [naam bedrijf 1] geen deugdelijke administratie gevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat zijn administratie vol foutieve transacties stond. Dit betreffen niet alleen slordige foutjes, maar ook bewust vervalste facturen. De actieve niet-ambtelijke omkoping en het schenden van de administratieplicht hebben gelet op de inhoud van het strafdossier plaatsgevonden binnen de context van georganiseerde criminaliteit waarin verdachte bewust heeft gesjoemeld met zijn administratie. Op basis van deze administratie heeft verdachte vervolgens aangiften omzet-, vennootschaps- en inkomstenbelasting ingediend die onjuist waren. Met zijn handelwijze heeft verdachte belasting ontdoken en daarmee het vertrouwen, dat aan de inhoud van belastingaangiften mag worden ontleend, geschaad. De strafbaarstelling van belastingontduiking beschermt niet alleen de gemeenschapsbelangen die door belastingheffing worden gediend, maar ook de belangen van andere belastingbetalers. Belastingontduiking kan leiden tot verdere verzwaring van de belastingdruk voor alle Nederlanders. Het ontduiken van belasting draagt bovendien bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal en zorgt voor hogere administratieve lasten, hetgeen ongunstig is voor het economisch klimaat.
Tot slot heeft verdachte zich twee keer schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en hypotheekfraude. Hierin valt de onverschilligheid waarmee verdachte te werk gaat op. Deze feiten zijn exemplarisch voor het gemak waarmee verdachte schijnbaar dergelijke delicten pleegt. Door het handelen van verdachte hebben
de hypotheekverleners geen goede inschatting kunnen maken van de risicos die zijn verbonden aan de verstrekking van hypothecaire leningen. Door het gebruik van valse geschriften wordt het vertrouwen dat in het economisch verkeer in dergelijke stukken moet kunnen worden gesteld bovendien ernstig geschaad.
Documentatie en persoon van verdachte De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hoewel de documentatie van verdachte nog enigszins beperkt lijkt, blijkt uit de documentatie dat verdachte zich gedurende een lange periode aaneengesloten bezig houdt met criminele activiteiten. De rechtbank leidt hieruit af dat eerder ingrijpen door justitie en strafrechtelijke veroordelingen geen enkel positief effect lijken te hebben. Verdachte geeft blijk van een hardnekkige pro- criminele houding waarbij zijn eigen gewin zijn enige drijfveer lijkt te zijn.
Uitgangspunt Gelet op de inhoud van het onderzoek en het uiteindelijke dossier is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgevonden in de context van zware georganiseerde criminaliteit. Uit het dossier blijkt van voldoende aanwijzingen dat verdachte zich in kringen van (drugs)criminaliteit bevond. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen.
Overschrijding redelijke termijn De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6 lid 1 EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Normaliter wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Gelet op de omvang en complexiteit van het onderzoek en het uiteindelijke einddossier, ziet de rechtbank aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en uit te gaan van een redelijke termijn van drie jaar.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf de inverzekeringstelling van verdachte op 13 september 2022. Aangezien het eindvonnis gewezen is binnen de redelijke termijn van drie jaar, zal de rechtbank hiermee geen rekening houden in de strafmaat.
Straf Aangezien de rechtbank de fiscale delicten in een beperktere omvang en als gevolg daarvan met een lager fiscaal nadeel bewezen acht dan het openbaar ministerie, zal de rechtbank enigszins afwijken van de strafeis. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 42 maanden recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis Bij de beslissing van de rechtbank van 23 november 2022 om de voorlopige hechtenis van verdachte per 24 november 2022 te schorsen, heeft de rechtbank betrokken dat de inhoudelijke behandeling van de zaak niet binnen afzienbare tijd plaats zou vinden en dat [naam bedrijf 1] op dat moment dreigde onder te gaan. Mede daarom wogen de persoonlijke belangen van verdachte destijds zwaarder dan de belangen van strafvordering. Die situatie is nu anders. Nu de strafzaak thans wordt afgedaan, waarbij een bewezenverklaring volgt en oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf, is de rechtbank van oordeel dat het maatschappelijk belang op dit moment zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van verdachte. Bovendien heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij niet van plan is om het bedrijf [naam bedrijf 1] voort te zetten. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden opheffen.
Bijkomende straffen Daarnaast ziet de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte en de aard en omvang van de gepleegde feiten voldoende aanleiding om verdachte voor de duur van negen jaren te ontzetten uit het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon. De rechtbank weegt hierin mee dat de feiten in hoedanigheid van bestuurder van een rechtspersoon zijn gepleegd. Ter bescherming van het handelsverkeer wil de rechtbank herhaling van, kort gezegd, het frauderen door middel van een rechtspersoon voorkomen. De rechtbank zal daarom na het onherroepelijk worden van dit vonnis publicatie van het bestuursverbod in de registers van de KvK gelasten.
Inbeslaggenomen goederen
Standpunt van de officieren van justitie De officieren van justitie hebben gevorderd dat de inbeslaggenomen administratie van [naam bedrijf 1] wordt onttrokken aan het verkeer in verband met de valse facturen die zich in deze administratie bevinden.
Standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen administratie aan verdachte moet worden teruggeven.
Oordeel van de rechtbank Hoewel de rechtbank vast heeft gesteld dat de administratie van [naam bedrijf 1] niet deugt en dat er valse facturen in deze administratie zitten, zal de rechtbank de administratie niet onttrekken aan het verkeer aangezien verdachte er mogelijk belang bij heeft om aan de hand van die administratie fiscale bezwaar- en/of beroepsprocedures af te wikkelen. De inbeslaggenomen administratie zal derhalve aan verdachte worden teruggegeven.
Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft gelet op de artikelen 28, 31, 47, 51, 57, 63, 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
bijkomende straffen
Gelast de teruggave aan verdachte van
- Administratie van [naam bedrijf 1]
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius en mr. K.E. van Rhijn, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 augustus 2025.
- Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt tenzij anders vermeld bedoeld een
ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpaginas, betreft dit tenzij anders vermeld de paginas van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 2 april 2024 (onderzoek HILLE / NNRBB20005).
2 pagina 2721
3 pagina 10.194 e.v.
4 pagina 5909
5 pagina 10.195
6 Hoge Raad 19 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1246
7 pagina 4748 e.v.
8 pagina 4887 e.v.
9 pagina 9419
10 pagina 2906 e.v.
11 pagina 10.463 e.v.
12 pagina 10.464
13 pagina 10.469 e.v., pagina 10.894 en pagina 10.896
14 pagina 10.433 e.v.
15 pagina 10.418 e.v.
16 pagina 3112 e.v.
17 pagina 10.419 e.v.
18 pagina 468
19 pagina 1146 e.v.
20 pagina 3138
21 pagina 4273 en pagina 3140
22 pagina 1953 e.v.
23 pagina 6381
24 pagina 464
25 pagina 469 e.v.
26 pagina 1146 e.v.
27 pagina 1308 e.v.
28 pagina 3069
29 pagina 7252 e.v.
30 pagina 6691
31 pagina 520
32 pagina 522
33 pagina 1149
34 pagina 6694
35 pagina 6685 e.v.
36 pagina 7572
37 pagina 518
38 pagina 10.293 e.v. en pagina 8811
39 pagina 10.296
40 pagina 10.459 e.v.
41 pagina 803 e.v.
42 pagina 1316
43 pagina 11.245
44 pagina 2819 e.v.
45 pagina 10.278
46 pagina 4737
47 pagina 10.277 e.v.
48 pagina 8807
49 pagina 8813
50 pagina 801
51 pagina 10.466 e.v.
52 pagina 132
53 pagina 10.342 e.v.
54 pagina 10.910
55 pagina 10.350
56 pagina 10.910
57 pagina 10.911
58 pagina 10.916
59 pagina 7859A e.v.
60 pagina 535
61 pagina 1151
62 pagina 5999 e.v.
63 pagina 10.387 e.v.
64 pagina 6002
65 pagina 10.953 e.v.
66 pagina 10.953 e.v.
67 pagina 1184 e.v.
68 pagina 1362
69 pagina 800
70 pagina 808
71 pagina 1000
72 pagina 10.443
73 pagina 468
74 pagina 10.356 e.v.
75 pagina 10.382
76 pagina 10.393
77 pagina 11.191
78 pagina 10.394
79 pagina 10.954
80 pagina 10.396
81 pagina 7650
82 pagina 10.396 e.v. en pagina 11.060 e.v.
83 pagina 10.400 e.v. en pagina 11.069 e.v.
84 pagina 10.408
85 pagina 7875
86 pagina 10.407
87 pagina 11.193
88 pagina 10.399
89 pagina 11.195
90 pagina 10.410
91 pagina 11.196
92 pagina 10.411
93 pagina 568
94 pagina 576
95 pagina 1172 e.v.
96 pagina 1296 e.v.
97 pagina 10.400
98 pagina 10.407
99 pagina 11.070
100 pagina 11.047 101 pagina 577 e.v. 102 pagina 1175 e.v. 103 pagina 1303 e.v. 104 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2025 105 gerechtshof Den Haag 24 november 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2320 106 rechtbank Overijssel 31 juli 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3007 107 pagina 10592 e.v., pagina 10594 e.v., pagina 10597 e.v. en JM2539, als losse bijlage bij het dossier gevoegd 108 pagina 1125 e.v. 109 pagina 9949 e.v. 110 pagina 1125 e.v. 111 pagina 9417 e.v. 112 pagina 11.069 113 gerechtshof s-Hertogenbosch 27 juni 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2720 114 pagina 573 e.v. 115 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2025 116 pagina 10.485 e.v. 117 pagina 11.273 e.v.
118 pagina 469 119 pagina 555 120 pagina 804 121 pagina 10.616 e.v. 122 pagina 10.648 e.v. 123 JM2487-01, pagina 829 e.v. van het aanvullend procesdossier 124 JM2491, pagina 835 e.v. van het aanvullend procesdossier 125 JM2506, pagina 4 e.v. van het aanvullend procesdossier, JM2507, pagina 69 e.v. van het aanvullend procesdossier, JM2508, pagina 140 e.v. van het aanvullend procesdossier, JM2509, pagina 187 e.v. van het aanvullend procesdossier, JM2510, pagina 374 e.v. van het aanvullend procesdossier, en JM2511, pagina 494 e.v. van het aanvullend procesdossier. 126 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2025 127 pagina 6865 e.v. en JM2412 (ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende de vennootschapsbelasting van [naam bedrijf 1] over de jaren 2017 t/m 2022, alleen digitaal beschikbaar) 128 pagina 2740 e.v. 129 pagina 10.619 130 pagina 1525 131 pagina 10.692 e.v. 132 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2025 133 pagina 424 e.v. 134 JM2413 (ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende de inkomstenbelasting van verdachte over de jaren 2017 t/m 2022, alleen digitaal beschikbaar) 135 pagina 10.626 136 JM2514, als losse bijlage bij het dossier gevoegd