Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5917 - Hof past schakelbewijs toe bij zedendelicten door fysiotherapeut - 26 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:591726 september 2025

Essentie

Het hof oordeelt dat verklaringen van meerdere slachtoffers als schakelbewijs kunnen dienen door de consistente modus operandi van de verdachte fysiotherapeut. Dit patroon van handelen, bestaande uit het creëren van een kwetsbare situatie en onverhoedse ontuchtige handelingen, levert voldoende steunbewijs op voor de veroordeling.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-005456-23

Uitspraakdatum: 26 september 2025

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 14 november 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-298193-21 en 18-280888-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 en 29 augustus 2025 (inhoudelijke behandeling) en 26 september 2025 (sluiting onderzoek), en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:

Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P.TH. van Jaarsveld, alsmede van hetgeen namens de benadeelde partijen door mr. M.R.M. Schaap naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 november 2023 verdachte vrijgesproken ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 5 primair en subsidiair, onder 10 primair en subsidiair tenlastegelegde en van het in de zaak met parketnummer 18-280888-20 tenlastegelegde.

De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 11 primair, 12 primair, 13 primair, 14 primair en 15 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met alle aangeefsters. De rechtbank heeft tevens aan verdachte een beroepsverbod opgelegd voor de duur van acht jaren. Ook heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Verder heeft de rechtbank gelast dat de inbeslaggenomen goederen moeten worden teruggegeven aan verdachte. Tot slot heeft de rechtbank beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en heeft deze vorderingen deels toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd. Het hof zal het vonnis waarvan beroep daarom vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 18-298193-21:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 8 maart 2021 tot en met 6 september 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 1] (die op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 1] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 1] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 1] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 1] , waardoor haar (ontblote) schaamlippen uit elkaar gingen

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 1] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 1] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 1] (vrijwel) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 1] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 1] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 8 maart 2021 tot en met 6 september 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 1] op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 1] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 1] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 1] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 1] , waardoor haar (ontblote) schaamlippen uit elkaar gingen;

hij op of omstreeks 8 september 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 2] (die op haar buik op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen van die [benadeelde 2] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen van die [benadeelde 2] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 2] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 2] en/of

  • het duwen van zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen het hoofd van die [benadeelde 2]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 2] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 2] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 2] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 2] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 2] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 8 september 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 2] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 2] op haar buik op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen van die [benadeelde 2] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen van die [benadeelde 2] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 2] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 2] en/of

  • het duwen van zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen het hoofd van die [benadeelde 2] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 31 december 2020 tot en met 16 februari 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 3] (die op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 3] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 3] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 3] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 3] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 3]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 3] , bestaande dat ovenwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 3] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 3] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 3] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 3] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 31 december 2020 tot en met 16 februari 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 3] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 3] op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 3] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 3] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 3] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 3] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 3] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 10 september 2021 tot en met 28 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 4] (die op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 4] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 4] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 4] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 4] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 4]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 4] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 4] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 4] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 4] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 4] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 10 september 2021 tot en met 28 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 4] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 4] op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 4] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 4] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 4] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 4] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 4] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 12 augustus 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 5] (die op haar rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten/aanraken van de (zijkant van de) blote borsten van die [benadeelde 5] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote borsten van die [benadeelde 5]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 5] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 5] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 5] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 5] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 5] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1januari 2016 tot en met 12 augustus 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 5] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 2] op haar rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten/aanraken van de (zijkant van de) blote borsten van die [benadeelde 2] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote borsten van die [benadeelde 2] ;

hij op of omstreeks 5 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 6] (die op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 6] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 6]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 6] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 6] als zijn cliënt bestaande

afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 6] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 6] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 6] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 5 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 6] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 6] op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 6] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 6] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 4 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 7] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 7] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 7] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 7] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 7] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 7] en/of

  • het duwen van zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen een hand van die [benadeelde 7]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 7] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 7] als zijn cliënt bestaande

afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 7] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 7] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 7] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 4 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 7] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 7] op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 7] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 7] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 7] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 7] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 7] en/of

  • het duwen van zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen een hand van die [benadeelde 7] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 25 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 8] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 8] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 8] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 8] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten/aanraken van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 8]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 8] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 8] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 8] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 8] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 8] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 25 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 8] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 8] op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 8] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 8] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 8] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten/aanraken van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 8] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 7 juli 2021 tot en met 28 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 9] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 9] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 9] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die van der [benadeelde 9] , waardoor haar (ontblote) schaamlippen uit elkaar gingen

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 9]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 9] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 9] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 9] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 9] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 9] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 7 juli 2021 tot en met 28 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 9] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 9] op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 9] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 9] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) uit elkaar duwen van de blote billen van die van der [benadeelde 9] , waardoor haar (ontblote) schaamlippen uit elkaar gingen

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 9] ;

hij op omstreeks 8 juli 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 10] (die op de behandeltafel zat) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten/aanraken van de (zijkant van de) blote borsten van die [benadeelde 10]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 10] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 10] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of de omstandigheid dat die [benadeelde 10] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 10] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 10] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op omstreeks 8 juli 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 10] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 10] op de behandeltafel zat) het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten/aanraken van de (zijkant van de) blote borsten van die [benadeelde 10] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 17 mei 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 11] (die op haar rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote borsten van die [benadeelde 11] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote borsten van die [benadeelde 11] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) betasten en/of masseren van de (ontblote) schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 11]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 11] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 11] als zijn cliënt bestaande

afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 11] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 11] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 11] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 17 mei 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 11] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 11] op haar rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote borsten van die [benadeelde 11] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote borsten van die [benadeelde 11] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) betasten en/of masseren van de (ontblote) schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 11] ;

hij op omstreeks 2 maart 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 12] (die op haar buik op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de billen van die [benadeelde 12] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de billen en/of tussen de benen van die [benadeelde 12] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 12] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 12] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 12] (gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 12] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 12] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op omstreeks 2 maart 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 12] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 12] op haar rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de billen van die [benadeelde 12] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de billen en/of tussen de benen van die [benadeelde 12] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 31 december 2020 tot en met 21 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 13] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die slachtoffer, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 13] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(kootje) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [benadeelde 13]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 13] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 13] als zijn cliënt bestaande

afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 13] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 13] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 13] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 31 december 2020 tot en met 21 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 13] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 13] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(kootje) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [benadeelde 13]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 13] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 13] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 13] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 13] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 13] onvermijdbaar is geweest;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 31 december 2020 tot en met 21 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 13] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 13] op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 13] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 13] en/of

  • het (vervolgens) brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(kootje) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [benadeelde 13] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 15 juni 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 14] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 14] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 14] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 14] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 14]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 14] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 14] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 14] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 14] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 14] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 15 juni 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 14] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 14] op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 14] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 14] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 14] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 14] ;

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 7 mei 2020 tot en met 1 oktober 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 15] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die slachtoffer, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 15] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [benadeelde 15]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feite!ijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 15] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 15] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 15] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 15] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 15] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 7 mei 2020 tot en met 1 oktober 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 15] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 15] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [benadeelde 15]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 15] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 15] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 15] (vrijwel/gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 15] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 15] onvermijdbaar is geweest;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 7 mei 2020 tot en met 1 oktober 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 15] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 15] op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote billen en/of borsten van die [benadeelde 15] en/of

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) drukken/duwen in de (ontblote) liezen van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (ontblote) schaamlippen en/of schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 15] en/of

  • het (vervolgens) brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [benadeelde 15] .

Zaak met parketnummer 18-280888-20 (gevoegd): hij in of omstreeks de periode van september 2015 tot en met september 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 16] (die op haar rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote borsten van die [benadeelde 16] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote borsten van die [benadeelde 16] en/of het met zijn, verdachtes, hand(en) bestasten van de schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 16]

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 16] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 16] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 16] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft

gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 16] onvermijdbaar is geweest;

subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van september 2015 tot en met september 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 16] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit, meermalen, onverhoeds (terwijl die [benadeelde 16] op haar rug op de behandeltafel lag)

  • het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken/betasten van de blote borsten van die [benadeelde 16] en/of

  • het (vervolgens) masseren van de blote borsten van die [benadeelde 16] en/of het met zijn, verdachtes, hand(en) bestasten van de schaamstreek en/of vagina van die [benadeelde 16] .

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 5 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep - tenlastegelegd dat hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 12 september 2021 ontuchtige handelingen heeft verricht bij aangeefster [benadeelde 5] die bestonden uit het vastpakken/betasten/aanraken van de (zijkant van de) blote borsten.

Uit het informatieve gesprek, uit de aangifte en uit het verhoor van aangeefster bij de rechter-commissaris blijkt echter niet dat verdachte al deze handelingen bij aangeefster heeft verricht. In voornoemde verhoren spreekt aangeefster alleen over het feit dat haar beide borsten bloot waren tijdens de massage. Ze verklaart niet dat verdachte haar borsten heeft vastgepakt en/of betast en/of heeft gemasseerd. Reeds daarom kunnen deze handelingen niet bewezen worden verklaard. Wel heeft ze verklaard dat verdachte haar tweemaal met ontblote borsten heeft behandeld en dat hij haar borst aan de zijkant heeft aangeraakt. Hij raakte echter niet volledig haar borsten aan. Aangeefster verklaarde dat ze zich ongemakkelijk voelde doordat haar borst bloot kwam liggen.

Hoewel het hof het invoelbaar acht dat aangeefster zich ongemakkelijk en – zoals zij ook verklaarde – overrompeld voelde, acht het hof onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte, toen hij haar borst aan de zijkant aanraakte, die handeling opzettelijk ontuchtig verrichtte.

Uit voorgaande volgt dat dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte ten aanzien van dit feit dient te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, overeenkomstig de inhoud van zijn aan het hof overgelegde pleitaantekeningen, betoogd dat verdachte, die ontkent de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd, integraal dient te worden vrijgesproken.

Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verklaringen van aangeefsters onbetrouwbaar zijn omdat sprake is geweest van onderlinge beïnvloeding dan wel aangetaste herinneringen, omdat het overgrote deel van de aangiftes geruime tijd na de vermeende aanrandingen en/of verkrachtingen zijn gedaan en er in [plaats] - na de aanhouding van verdachte - veel over werd gesproken. De raadsman heeft hierbij tevens opgemerkt dat uit de stukken blijkt dat aangeefster [benadeelde 16] de schoonmaakster was van aangeefster [benadeelde 2] en dat [benadeelde 2] en aangeefster [benadeelde 1] elkaar kenden.

De raadsman heeft verder aangevoerd dat er onvoldoende betrouwbaar steunbewijs is voor de afzonderlijk aangiftes. Aldus zou niet voldaan zijn aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Volgens de raadsman kan in deze zaak geen gebruik worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie omdat, hoewel er overeenkomsten te ontwaren zijn in de verklaringen van aangeefsters, die ook op veel punten van elkaar afwijken zoals bijvoorbeeld waar het gaat om de verklaringen over het al dan niet geven van uitleg over de behandeling en of de handelingen van verdachte al dan niet werden aangekondigd.

Verder heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is geweest van dwang. Hij stelt dat de aangeefsters akkoord gingen met de behandeling omdat ze vertrouwen in verdachte hadden en dat ze niet zijn gedwongen door de situatie die ontstond of door de feitelijkheden die als dwangmiddel in de tenlastelegging zijn opgenomen. Ook was volgens de raadsman geen sprake van zodanig ‘onverhoeds’ handelen dat aangeefsters zich niet konden verzetten. Volgens de raadsman hadden de aangeefsters de ruimte om hun wil aan verdachte kenbaar te maken.

Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de handelingen van verdachte alle gericht waren op een adequate medische behandeling en dat verdachte geen seksuele intenties heeft gehad, waardoor het tenlastegelegde bestanddeel ‘ontucht’ en de opzet daarop niet bewezen kan worden.

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 10 primair, 11 primair, 12 primair, 13 primair, 14 primair en 15 primair en het in de zaak met parketnummer 18-280888-20 primair tenlastegelegde, wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof overweegt in dit kader in het bijzonder het volgende.

Inleiding

Verdachte had vanaf 2011 een fysiopraktijk in [plaats] . Op 26 oktober 2018 is verdachte voor het eerst in beeld gekomen bij de politie naar aanleiding van een melding van aangeefster [benadeelde 16] . Na een informatief gesprek heeft [benadeelde 16] op 2 november 2018 aangifte gedaan van grensoverschrijdend gedrag. Verdachte is op 7 februari 2019 verhoord door de politie en heeft – zoals achteraf gebleken – in strijd met de waarheid ontkend dat aangeefster [benadeelde 16] naakt door hem is gemasseerd. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak indertijd echter geseponeerd bij gebrek aan bewijs.

Op 20 en 27 september 2021 kwam verdachte opnieuw in beeld wegens twee meldingen bij de politie van grensoverschrijdend gedrag door [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Na de aangiftes van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op respectievelijk 5 en 12 oktober 2021 werd verdachte op 1 november 2021 aangehouden. Nadat de aanhouding van verdachte lokaal en landelijk in het nieuws was gekomen, hebben nog eens dertien vrouwen zich gemeld bij de politie. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens, na een machtiging door de rechter-commissaris, de zaak van aangeefster [benadeelde 16] heropend.

Bewijsminimum

Het hof stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat er slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij het voorval, te weten de aangeefster en de verdachte. Ook in deze zaak is dat het geval bij alle aangeefsters.

Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is alleen de verklaring van de aangeefster, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren.

Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat niet is vereist dat de aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Enkel één verklaring van-horen-zeggen (een zogenaamde de auditu-verklaring) levert op zichzelf onvoldoende steunbewijs op. Wél kan een verklaring van een getuige die mede een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde.

Een bijzondere vorm van steunbewijs vormt het zogeheten schakelbewijs. Met de term schakelbewijs pleegt te worden aangeduid een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere soortgelijke strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidende feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont en het duidelijk is dat verdachte bij die andere feiten betrokken is geweest. Voor wat betreft het overeenkomen van essentiële punten tussen de geschakelde feiten wordt in de regel in het bijzonder gekeken naar de (werk)wijze waarop de onderscheidende feiten zijn gepleegd, de zogenaamde modus operandi. Daarbij kan ook de feitelijke gang van zaken bij de tenlastegelegde feiten meewegen, waaronder de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven, het desbetreffende handelen van de verdachte, alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Hieruit zou een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van de verdachte kunnen worden opgemaakt.

Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters

In de onderhavige zaak hebben vijftien vrouwen aangifte van soortgelijke feiten gedaan. Het hof stelt vast dat aangeefsters, met uitzondering van aangeefsters [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , zich na de publicaties in de media hebben gemeld bij de politie. Aangeefsters hebben elk individueel een intakegesprek (informatief gesprek) bij de politie gehad en hebben vervolgens aangifte gedaan. Alle aangeefsters zijn, in aanwezigheid van de verdediging, ook gehoord bij de rechter-commissaris. Zij hebben gedetailleerd en consistent verklaard over de seksuele handelingen die verdachte bij hen verrichtte en de wijze waarop hij voor, tijdens en na de sessies te werk ging. Ook hebben aangeefsters verklaard over de emoties die ze voelden tijdens het grensoverschrijdende gedrag, hetgeen hun verklaringen naar het oordeel van het hof (ook) persoonlijk en authentiek maakt.

In dit kader wordt tevens meegewogen dat aangeefsters in een aantal gevallen meteen of kort nadat hun iets was overkomen al een derde persoon daarover in vertrouwen hebben genomen en aan die derden hun verhaal hebben gedaan. Een aantal van deze personen is gehoord door de politie en heeft de verklaring van aangeefsters bevestigd.

Het enkele gegeven dat sommige aangeefsters elkaar kenden en ze op enig moment contact met elkaar hebben gehad, doet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen niet af. Het is niet aannemelijk geworden dat de aangeefsters hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris hebben meerdere aangeefsters verklaard dat door slachtofferzaken een whatsappgroep was aangemaakt, maar dat daarin geen ervaringen zijn gedeeld en dat ze pas werden toegelaten tot die groep nadat ze aangifte hadden gedaan. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters.

Het hof acht de door aangeefsters afgelegde verklaringen, gelet op het voorgaande, dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.

Schakelbewijs

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het, zoals hierboven ook uiteen gezet, toegestaan om bewijsmiddelen, die ten grondslag zijn gelegd aan de bewezenverklaring van een strafbaar feit, mede te gebruiken als bewijs voor andere – soortgelijke – strafbare feiten, mits - kort gezegd - uit de bewijsmiddelen blijkt dat de wijze waarop de onderscheidende feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont.

Het hof stelt vast dat de aangeefsters ieder vanuit hun eigen perceptie hebben verklaard over hun ervaringen met verdachte en dat hun verklaringen daarin weliswaar niet geheel gelijkluidend zijn, maar wel op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertonen (de modus operandi). Dit geldt zowel voor de door de aangeefsters uiteengezette werkwijze waarop de feiten zijn gepleegd, de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld als de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven.

In het bijzonder acht het hof de volgende overeenkomsten van belang.

Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van de vijftien aangeefsters ten aanzien van de feitelijke gang van zaken, waaronder de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van verdachte, zijn werkwijze waarop de verschillende feiten zijn gepleegd, op essentiële punten overeenkomen en kenmerkende gelijkenissen vertonen, zodat daaruit een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van verdachte kan worden opgemaakt. De verklaringen van aangeefsters kunnen daarom over en weer worden gebruikt als steunbewijs voor de tenlastegelegde feiten.

Het verweer van de raadsman dat er een groot tijdsverloop bestaat tussen de tenlastegelegde feiten en het doen van aangifte door aangeefsters, alsmede de – naar het oordeel van het hof ondergeschikte – verschillen in de verklaringen waarop hij heeft gewezen, kunnen aan het voorgaande niet afdoen.

Daarnaast is er nog sprake van ander steunbewijs.

In de eerste plaats heeft de verdachte de verklaringen van de aangeefsters ten dele bevestigd. Zo heeft hij erkend dat hij aangeefsters heeft behandeld en dat hij ze gemasseerd heeft terwijl ze (vrijwel) geheel ontkleed waren. Tevens heeft verdachte erkend dat hij de intieme lichaamsdelen niet afdekte (met een handdoek).

Verder slaat het hof acht op het volgende steunbewijs.

Aanvullend bewijs ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 6 ten laste gelegde

Aangeefster [benadeelde 6] heeft verklaard dat ze tien dagen na het incident haar man heeft verteld wat haar is overkomen en dat haar man, [naam] , de volgende dag naar verdachte is gegaan. [naam] is gehoord bij de politie en de rechter-commissaris en hij heeft bevestigd dat hij naar verdachte is gegaan om hem aan te spreken. [naam] heeft het gesprek tussen hem en verdachte opgenomen. De verklaring van aangeefster [benadeelde 6] wordt ondersteund door deze opname. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2021 (het verbatim uitgewerkte telefoongesprek) volgt dat verdachte erkent dat hij [benadeelde 6] heeft gevraagd of hij haar schaamlippen mocht masseren.

De verklaring van verdachte dat hij in het gesprek met [naam] ‘heeft meebewogen’ om escalatie naar fysiek geweld te voorkomen, acht het hof niet aannemelijk. Uit het geluidsfragment - dat is afgespeeld ter zitting - is het hof gebleken dat [naam] boos was, maar niet dat [naam] agressief was en uit was op een fysieke confrontatie.

Aanvullend bewijs ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 12 ten laste gelegde

De verklaring van aangeefster [benadeelde 12] vindt steun in de verklaring van haar vader, [naam] . Hij heeft bij de politie verklaard dat aangeefster na de eerste behandeling door verdachte niet meer naar verdachte toe wilde en dat hij zag dat ze - toen hij aangeefster vertelde dat verdachte was aangehouden - tranen in haar ogen kreeg. [naam] heeft verklaard dat aangeefster niet wilde vertellen wat er was voorgevallen, maar dat ze wel vertelde dat ze aangifte wilde doen omdat ‘verdachte op plekken kwam die zij niet wilde’.

Aanvullend bewijs ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 13 ten laste gelegde

De verklaring van aangeefster [benadeelde 13] vindt steun in de verklaringen van [naam] (vriend van aangeefster) en [naam] (moeder van aangeefster) die aangeefster kort na het incident heeft ingelicht.

[naam] heeft bij de politie verklaard dat aangeefster hem heeft verteld dat ze naakt bij verdachte op de behandeltafel had gelegen, dat hij haar borsten had gemasseerd en dat hij haar clitoris had gestimuleerd. Volgens getuige [naam] zag hij hierna een gedrags-verandering bij aangeefster. Hij heeft hierover verklaard: ‘De gedachten aan het feit dat hij aan haar clitoris had gezeten kwam in haar hoofd steeds weer terug en toen merkte ik ook aan haar gedrag dat ze meer afwezig was’. (..) ‘Ja dat ze steeds meer afwezig was, dat ze meer in haar gedachten zelf was. Als ik iets leuks met haar wilde doen, reageerde ze haast niet was ze stiller en minder aanwezig en zat ze meer in haar hoofd’. (..)’ Ik wilde gewoon gezellig met haar knuffelen, maar ze deed helemaal niets terug. Ze zat met haar aandacht in haar hoofd. Dat merkte ik al vrij snel’. (..) ‘Ja ik gaf ook aan haar aan dat ik vond dat ze stil en afwezig was.

Daarna gaf ze ook al vrij snel aan mij aan dat ze zo in haar hoofd zat met wat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) gedaan had, dat ze zo in haar hoofd zat waardoor ze mij geen liefde meer kon geven. Dit kwam elke week eigenlijk wel terug dat ze niet reageerde op mijn knuffelen en dat ze zei dat dit kwam, omdat ze steeds met [verdachte] in haar hoofd zat’. ‘Voordat het gebeurd was met [verdachte] , was ze meer vrolijk en aanwezig en kon ze meer de liefde en aandacht geven die ze wilde geven. Ik merkte echt een heel groot verschil qua gedrag. Toen knuffelde ze gewoon mee en kussen zeg maar het hele liefdesproces. Was ze heel vrolijk en meer spraakzaam.’ (..) ‘Dat komt door wat gebeurd was door [verdachte] . Eerst gedroeg ze zich nog wel normaal, maar 2 a 3 week daarna zag en merkte ik duidelijk dat ze wat meer afwezig was. En ze vertelde mij toen ik er naar vroeg ook zelf dat het door [verdachte] kwam en wat hij bij haar gedaan had’.

[naam] heeft bij de politie verklaard dat aangeefster haar vertelde dat ze niet meer naar verdachte toe wilde voor een behandeling en dat ze op dat moment begon te huilen. Aangeefster vertelde haar dat verdachte haar had betast en dat ze letterlijk had gezegd: ‘Bij mijn klit’.

Aanvullend bewijs ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 15 ten laste gelegde

De verklaring van [benadeelde 15] wordt ondersteund door de verklaring van de moeder van aangeefster, [naam] . Aangeefster heeft verklaard dat ze direct na het incident huilend naar haar moeder is gegaan. De moeder van aangeefster heeft dit bij de politie bevestigd en heeft hierover onder andere verklaard: ‘Op een gegeven moment was ze bij [verdachte] geweest en kwam ze thuis. Ik zag dat ze intens verdrietig was, ze was echt hard aan het huilen, ze was erg overstuur en aan het trillen. Ik vroeg:" Kind wat is er." Ze vertelde toen dat [verdachte] bij haar naar binnen was gegaan. Ik dacht eerst met zijn penis maar dat bleek later met zijn vinger geweest te zijn. Ik hoorde dat ze tegen mij zei: "Mama [verdachte] wou mij vingeren. Hij wou viezigheid met mij uithalen. Hij heeft mij willen vingeren." (…) ‘(…) het was gebleven bij dat hij maar een klein stukje naar binnen was in haar vagina was gegaan met zijn vinger of vingers. (…) ‘Wij wonen in de buurt van [verdachte] en op de route naar mijn vader zijn huis komen we langs het huis en de praktijk van [verdachte] . Ik merkte aan [benadeelde 15] als we daar langs liepen, reden of fietsen, aan haar houding dat ze versteende en het lastig vond om langs de praktijk te gaan. Ik zag nog het verdriet in haar ogen ze was dan echt van slag. [benadeelde 15] is emotioneel persoon aan haar gezicht kon je het dan gewoon zien. Het is eigenlijk nooit bij haar verdwenen het kwam om de zoveel tijd weer boven’.

Ontuchtige handelingen en dwang

Aan verdachte wordt in de primair tenlastegelegde feiten verweten dat hij de aangeefsters tot het dulden van seksuele of ontuchtige handelingen heeft gedwongen in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, respectievelijk artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is vereist dat de hierboven beschreven handelingen van de verdachte als ontuchtige handelingen kunnen worden aangemerkt en dat er sprake is geweest van dwang.

Ontucht

Het hof is van oordeel dat hiervan sprake is. Het betasten en masseren van de blote borsten, billen en schaamlippen zijn handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan het ontuchtig karakter aan deze handelingen is komen te ontvallen.

Verdachte heeft erkend dat hij aangeefsters naakt heeft gemasseerd en eveneens erkend dat dit in strijd is met de geldende beroepsregels. Verdachte heeft echter verklaard dat het naakt masseren een wezenlijk onderdeel vormde van zijn ‘onconventionele’ manier van behandelen. Verdachte zou een eigen interpretatie hebben gegeven aan de behandelmethode van Ben van Cranenburgh waarbij verdachte gebruik maakte van ‘lange strijkingen’. Volgens verdachte kunnen klachten in de nek en schouder – volgens de principes van de segmentale samenhang – ontstaan in de benen en billen, zodat hij aangeefsters ook daar bloot moest masseren. Voor het beste resultaat was het volgens hem nodig dat het fysieke huid-op-huid-contact tussen de handen van verdachte en het lichaam van cliënt niet werd verstoord door de stof van een onderbroek of bh.

Het hof acht deze verklaring van verdachte volstrekt onaannemelijk.

Uit het deskundigenrapport van [deskundige] van 20 mei 2023 volgt dat de door aangeefsters beschreven behandelingen op geen enkele wijze passen bij een gangbare fysiotherapeutische behandeling voor de door aangeefsters aangegeven specifieke klachten en dat een massage niet geïndiceerd is als enkelvoudige interventie. Ook is het gezien de beroepscode en het beroepsprofiel van de fysiotherapeut niet toegestaan om in deze specifieke behandelsituaties bh en onderbroek te (laten) verwijderen. Volgens [deskundige] was het verwijderen van onderbroek en bh op geen enkel moment tijdens de behandelingen van de aangeefsters noodzakelijk en is het dan ook op geen enkele wijze een voor een fysiotherapeut gepaste handeling te noemen. [deskundige] heeft in zijn aanvullende rapport van 14 november 2024 te kennen gegeven dat de door verdachte afgelegde verklaring ter zitting in eerste aanleg (waar verdachte zijn handelwijze heeft toegelicht) geen aanleiding geven om zijn conclusies en bevindingen aan te passen of aan te vullen.

Het hof merkt in dit verband nog op dat verdachte in eerste instantie bij de politie op vragen over hoe hij met zijn cliënten omging, antwoordt conform de beroepscode en het beroepsprofiel van de fysiotherapeut, waar [deskundige] zijn rapportage op heeft gebaseerd, in plaats van dat hij verwees naar zijn bijzondere behandelwijze. Daarnaast heeft geen van de aangeefsters in de verklaringen aangegeven door verdachte geïnformeerd te zijn over zijn bijzondere wijze van behandelen en waar deze bijzonderheden dan uit bestonden.

Nu uit voorgaande volgt dat het naakt masseren niet noodzakelijk was voor fysiotherapeutische behandeling, is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte aangeefsters heeft ontkleed (of heeft laten ontkleden) teneinde hen naakt te kunnen bekijken en om voor zichzelf een uitgangspositie te creëren waarin hij gemakkelijk hun naakte intieme delen onverhoeds kon aanraken.

Het hof neemt hierbij in aanmerking dat uit de stukken blijkt dat aangeefsters soms het ondergoed al uit hadden terwijl verdachte nog niet begonnen was met de ‘lange strijkingen’ en het feit dat verdachte de intieme delen nooit afdekte met een handdoek. De overtuiging dat verdachte hen naakt wilde bekijken haalt het hof ook uit de verklaringen van meerdere aangeefsters dat ze zich ongemakkelijk voelden bij het feit dat er geen kamerscherm in de behandelkamer aanwezig was en ze zich in het volle zicht van verdachte moesten uit- en aankleden, waarbij verdachte hen ‘van top tot teen bekeek’. Ook hebben meerdere aangeefsters verklaard dat verdachte, nadat hij bij hen de onderbroek had uitgetrokken deze ‘wegslingerde/weggooide’ en aangeefsters soms na de behandeling hun onderbroek moesten zoeken.

Dwang

Het hof acht bewezen dat sprake is geweest van dwang door feitelijkheden.

In de eerste plaats vanwege het onverhoedse karakter van de ontuchtige handelingen. Daarbij is relevant dat verdachte de ontuchtige handelingen afwisselde met niet-ontuchtige handelingen en deze steeds waren ingebed in de behandeling voor de klachten, danwel in een door verdachte voorgestelde ontspanningsmassage waarbij aangeefsters baat zouden hebben. De aangeefsters gingen uit van de professionaliteit van verdachte en hoewel sommige aangeefsters hebben verklaard dat ze twijfelden of het betasten van de blote borsten en billen nodig was voor de behandeling van hun specifieke klacht hebben ze de handelingen van verdachte ondergaan. Aangeefsters hebben hierover verklaard: ‘Ik zag hem als professional en ik ben dan zo, dat alles wat een professional zegt, ik dat geloof en ook doe’ en ‘Ik voelde mij er niet op mijn gemak bij. Ik dacht: ‘Waarom?’. Ik was bang om het aan hem te vragen en tegelijkertijd dacht ik, hij is een professional en hij weet wat hij doet’. De aangeefsters hebben daarom in de meeste gevallen niet geprotesteerd, waardoor verdachte de massages kon voortzetten, waarbij zonder aankondiging van verdachte ook de blote borsten, blote billen en de diepe liezen werden gemasseerd.

Voor elke seksuele aanraking door verdachte tijdens een fysiotherapeutische behandeling geldt dat sprake was van onverhoeds - in de betekenis van onverwacht of plotseling - handelen. Dat deze seksuele handelingen in meerdere gevallen gedurende een kortere of langere periode vaker plaatsvonden, maakt dit niet anders. Aangeefsters hoefden er op geen enkele manier rekening mee te houden dat verdachte ontuchtige handelingen zou plegen.

In de tweede plaats gaat het om de afhankelijkheidssituatie waarin aangeefsters verkeerden en het overwicht dat verdachte op hen had. De afhankelijkheidssituatie is gelegen in de behandelaar-patiënt relatie. Aangeefsters kwamen bij verdachte voor een fysiotherapeutische behandeling omdat zij specifieke klachten hadden. Zij zagen verdachte als de professional die hen kon helpen. Meerdere aangeefsters hebben verklaard dat ze – hoewel ze behandeling wel vreemd vonden – vertrouwen in verdachte als professional hadden en er daarom vanuit gingen dat het handelen van verdachte onderdeel was van de behandeling en hem daarom lieten begaan. Aangeefsters hebben verklaard: *‘(..) weet nog wel dat ik het vreemd vond. Ik snapte niet waarom mijn onderbroek uit moest. Ik heb die gedachte weggedrukt, want ik ben geen therapeut en dacht dat het er wel bij zou horen. Ik weet dat alle spieren met elkaar in verbinding zijn. Ik heb heel veel pijn in mijn spieren en dacht: ‘Hij zal het wel weten, want is gespecialiseerd daarin’*en ‘(..) dan trekt hij die cup naar beneden onder de borst. De rechterborst is dan geheel ontbloot. (..) Ik schrok daarvan, dat ik daar zo lag met een ontblote borst. Ik nam dat voor lief omdat ik er baad bij had gehad, bij die massage. Ik voelde mij daar heel onprettig bij. Je voelt je sowieso al kwetsbaar. Ik lag daar met pijn op de bank en ik wilde graag meer comfort. Ik nam het maar voor lief.

Ook het uitkleden of het laten uitkleden van aangeefsters versterkt die afhankelijkheids-relatie tussen verdachte en aangeefster. Aangeefsters liggen dan immers (geheel) ontbloot op de behandeltafel en dat vergroot hun kwetsbaarheid.

Gelet op het voorgaande levert het onverhoeds handelen van verdachte in de gegeven situatie feitelijkheden op waarmee verdachte aangeefsters heeft gedwongen om de seksuele handelingen, die in enkele gevallen mede hebben bestaan uit het binnendringen, te ondergaan. Aangeefsters hebben zich redelijkerwijs niet tegen de ontuchtige handelingen van verdachte kunnen verzetten en zich daaraan niet kunnen onttrekken.

Het hof is voorts van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de ontuchtige handelingen en het binnendringen opzettelijk heeft verricht. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan het hiervoor door het hof vastgestelde handelen van verdachte tijdens de massages onder de gegeven omstandigheden niet anders worden beoordeeld dan als te zijn verricht met opzet.

Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 10 ten laste gelegde.

Het hof is met de advocaat-generaal en anders dan de rechtbank van oordeel dat ook dit feit bewezen kan worden. Uit de verklaring van aangeefster komt het handelen van verdachte naar de hierboven omschreven modus operandi naar voren, resulterend in ontuchtig handelen door verdachte.

Aangeefster [benadeelde 10] heeft verklaard dat verdachte haar nek en rug zou behandelen. De eerste keer deed aangeefster meteen haar bh uit op verzoek van verdachte en ging zij vervolgens in haar onderbroek op de behandeltafel liggen, op haar buik. Verdachte ging haar nek/rug masseren en trekt, zonder de noodzaak hiervan te verklaren, ineens de onderbroek tot onder de billen. Als zij de tweede keer bij verdachte komt voor een behandeling verzoekt hij haar opnieuw haar bh uit te doen. Voordat zij vervolgens op de behandeltafel komt te liggen geeft hij aan eerst haar nek/rug te willen kraken. Aangeefster moest alle bovenkleding uitdoen, op de behandeltafel gaan zitten en haar beide handen in haar nek leggen. Verdachte ging met zijn armen door de hare en kraakte op die manier haar rug. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte na dit kraken - nog voordat aangeefster haar armen weer naar beneden kon doen - met beide handen langs de zijkant van haar borsten ging, waarbij zijn handen nog niet de tepels raakten.

Het hof is van oordeel dat deze handeling van verdachte als ontuchtig is aan te merken nu verdachte aangeefster met een ontbloot bovenlichaam op de behandeltafel heeft laten zitten en de zijkanten van haar borsten met beide handen heeft aangeraakt, terwijl het voor het kraken van de rug het in het geheel niet nodig was om de bh uit te doen (de stof van de bh zit dan immers niet in de weg), zodat het niet anders kan zijn dan dat verdachte dat heeft laten doen om het latere aanraken van de borsten te faciliteren. Ook uit het met beide handen gelijktijdig aanraken van de borsten leidt het hof af dat verdachte hiertoe het opzet had. Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18-280888-20 tenlastegelegde.

Het hof is met de advocaat-generaal en anders dan de rechtbank van oordeel dat ook dit feit bewezen kan worden. Uit de verklaring van aangeefster komt het handelen van verdachte naar de hierboven omschreven modus operandi naar voren, resulterend in ontuchtig handelen door verdachte.

Aangeefster [benadeelde 16] heeft op 26 oktober 2018 een informatief gesprek gehad. Aangeefster geeft aan dat verdachte haar bh-bandje los deed als zij op haar buik op de behandeltafel lag, hij deed haar onderbroek iets naar beneden. Alles gebeurde steeds kennelijk in het kader van de behandeling. Na verloop van tijd deed verdachte haar bh niet meer dicht voor haar. Hij vroeg haar zich op haar rug te draaien. In het begin hield ze haar bh nog wel voor haar borsten, maar later liet ze deze vallen. Toen ze op een bepaald moment op haar rug was gedraaid deed hij haar onderbroek uit. Hij trok ook haar sokken uit. Zij lag toen volledig naakt op haar rug op de behandeltafel. Toen klapte verdachte haar benen open en zo had hij toen dus zicht op haar kruis. Toen legde hij zijn hand tussen haar borsten en wreef in een rechte lijn naar beneden over haar buik en door over haar kruis. Blijkens het proces-verbaal heeft aangeefster verklaard dat verdachte tijdens de massage met zijn hand over haar kruis ging en dat hij daarbij haar vagina had aangeraakt. Aangeefster heeft toen “stop” gezegd, heeft zich meteen aangekleed en is weggegaan. Aangeefster heeft toen tevens verklaard dat ze bang is dat er ook jonge meisjes door verdachte worden gemasseerd en dat met die meisjes ook iets gebeurt. Volgens aangeefster heeft ze het incident direct dezelfde dag met haar vriendin [naam] gedeeld. Na dit informatieve gesprek heeft aangeefster er voor gekozen om aangifte te doen. Uit haar aangifte van 2 november 2018 volgt dat ze aangifte wil doen tegen verdachte omdat ‘hij een beetje te intiem’ met haar omging. Aangeefster heeft verklaard: ‘Ik zeg van nee, maar misschien doet hij het ook met die jonge meiden. Dat vind ik ergste. Ik wil graag dat hij straf hier voor krijgt’.

Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster verklaard dat het haar ‘niet meer bijstaat’ hoe het een en ander is gegaan en dat ze het zich aldus herinnert dat ze – voordat verdachte aan de daadwerkelijke massage toekwam – is weggegaan.

Het hof stelt voorop dat ingeval de rechter die over de feiten oordeelt het tenlastegelegde bewezen acht, het aan die rechter voorbehouden is om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare bewijsmateriaal datgene tot het bewijs te bezigen wat deze uit oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht (HR 19 februari 2008, LJN BB7068).

Hoewel aangeefster zich bij de rechter-commissaris de ontuchtige handelingen niet meer kan herinneren acht het hof het feit toch bewezen.

Zowel uit het proces-verbaal van bevindingen als uit het verhoor bij de politie volgt dat verdachte bij aangeefster ontuchtige handelingen heeft verricht. Aangeefster heeft daarbij verklaard dat ze bang is dat jonge meisjes dit ook overkomt en dat ze wil dat verdachte straf krijgt. Nu deze verklaringen kort na het incident zijn afgelegd, zeer gedetailleerd zijn en aangeefster expliciet verklaart waarom ze aangifte doet, acht het hof deze verklaringen betrouwbaar en gaat het hof uit van deze verklaringen. Het hof acht derhalve bewezen dat verdachte aangeefster heeft betast bij haar schaamstreek. Het hof neemt hierbij ook in aanmerking dat getuige [getuige] (ook genoemd: [naam] ) heeft verklaard dat aangeefster [benadeelde 16] haar boos heeft verteld dat verdachte met zijn vingers langs haar schaamlippen ging.

Dat aangeefster zich op 10 november 2022 - meer dan vier jaar later - niet meer herinnert wat er zich destijds heeft afgespeeld wijt het hof aan het tijdsverloop.

Voorwaardelijk verzoek horen deskundige [deskundige]

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep een voorwaardelijk verzoek gedaan om de deskundige [deskundige] (Fysio-manueeltherapeut Leadauditor) te horen indien het hof tot een bewezenverklaring zal komen van enig tenlastegelegd feit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat het rapport van deze deskundige als belastend dient te worden beschouwd en door de rechtbank voor het bewijs is gebruikt. Volgens de raadsman is onderzoek van [deskundige] onvolledig omdat [deskundige] niet is ingegaan op de verklaring van verdachte ter zitting in eerste aanleg en de interpretatie en toepassing van verdachte van het werk van Ben van Cranenburgh. Het hof is daarom volgens de raadsman onvoldoende geïnformeerd.

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorwaardelijk verzoek van de raadsman moet worden afgewezen. De advocaat-generaal acht het horen van de deskundige niet noodzakelijk.

Oordeel hof

Het hof stelt vast dat verdachte op 23 november 2023 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De raadsman heeft bij appelschriftuur van 8 december 2023 verzocht om de deskundige [deskundige] ter zitting te horen. Dit verzoek is tijdens de regiezitting van 27 september 2024 behandeld en afgewezen. De noodzaak tot het horen van de deskundige ter terechtzitting was onvoldoende onderbouwd en het hof niet gebleken.

Ter zitting van het hof d.d. 29 augustus 2025 heeft de raadsman het verzoek herhaald. Het hof is van oordeel dat het verzoek aan het noodzakelijkheidscriterium getoetst dient te worden.

Uit het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:1198) volgt dat de rechtsregels die de Hoge Raad in het post-Keskin-arrest heeft geformuleerd niet ‘onverkort toepassing vinden’ als een verslag van een deskundige met een belastende strekking aan het dossier is toegevoegd. En dat een verzoek tot het oproepen en het horen van een deskundige door de verdediging ‘in de regel’ moet worden gemotiveerd. (..) In bedoelde rechtsregel ligt besloten dat de rechter een verzoek kan afwijzen als het oproepen en horen van een getuige onmiskenbaar irrelevant of overbodig is.

Mede op verzoek van de verdediging is in eerste aanleg een deskundige benoemd, te weten [deskundige] (Fysio-manueeltherapeut Leadauditor). Deze deskundige heeft op 29 mei 2023 gerapporteerd waarna de verdediging in de gelegenheid is gesteld nadere vragen te stellen aan deze deskundige. Hierop heeft de deskundige op 24 september 2023 aanvullend gerapporteerd. In hoger beroep heeft de deskundige wederom aanvullend gerapporteerd op de vraag van het hof of de door de verdachte afgelegde verklaring tijdens de inhoudelijke behandeling van de rechtbank - waar verdachte uitleg heeft gegeven over zijn manier van behandelen - aanleiding geeft om eerdere conclusies en bevindingen zoals opgenomen in de eerder opgemaakte rapportages aan te passen en aan te vullen. De deskundige heeft op 14 november 2024 laten weten dat hij geen aanleiding ziet om zijn conclusies en/of bevindingen in de beide rapportages aan te passen of aan te vullen.

De raadsman heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld verdachte te bevragen over zijn beweegredenen en dat verdachte hem geen uitleg heeft kunnen geven op punten die de deskundige bevreemden. Wat te stellen vragen betreft is aangegeven dat de verdediging vragen zou willen stellen over de anatomie van het menselijk lichaam, de ligging van spiergroepen ten opzichte van de plaatsen waar normaliter ondergoed bij behandelen wordt aangetroffen, in hoeverre het kunnen maken van "langere halen" bij de behandeling/massage kan helpen bij het bereiken van het gewenste behandelresultaat en bij welke aandoeningen dit bijvoorbeeld meer of minder het geval is. Verder heeft de verdediging aangegeven bijvoorbeeld meer te willen weten van de ratio van de verschillende richtlijnen en standaarden van de beroepsgroep.

Gelet op de inhoud van het rapport van de deskundige van 29 mei 2023, het aanvullende rapport van 24 september 2023 naar aanleiding van vragen van de verdediging en het bericht van de deskundige dat hij na kennisneming van de verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg geen aanleiding ziet om zijn conclusies en bevindingen aan te passen of aan te vullen, acht het hof zich voldoende voorgelicht omtrent de geldende richtlijnen en standaarden van de beroepsgroep en de verschillende behandelmethodes. Ook in het licht van hetgeen verdachte over zijn behandelmethode naar voren heeft gebracht ziet het hof geen noodzaak om deze deskundige ter zitting te horen. De deskundige heeft zich hierover immers in hoger beroep al uitgelaten in zijn bericht van 14 november 2024. De noodzaak om de deskundige de mogelijkheid te geven vragen te laten stellen aan verdachte en aan de deskundige vragen te kunnen stellen als opgegeven acht het hof gelet op de informatie die al beschikbaar is en de strekking van die te stellen vragen onvoldoende onderbouwd.

Het hof acht het horen van [deskundige] overbodig. Daarom wijst het hof het verzoek af.

Voorwaardelijk verzoek tot het horen van aangeefsters als getuigen

Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat tijdens een onderbreking van de zitting aangeefsters hem vertelden dat verdachte hen nooit het boek van Ben van Cranenburgh heeft laten zien zoals verdachte ter zitting verklaarde. Naar aanleiding van deze opmerking van de advocaat-generaal heeft de raadsman een verzoek gedaan aangeefsters als getuigen te horen, als deze opmerking voor het hof op enigerlei wijze een rol zou spelen bij de oordeelsvorming. Nu dit laatste niet het geval is wordt niet aan de aan het verzoek verbonden voorwaarde voldaan en behoeft dit verzoek geen verdere bespreking.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 10 primair, 11 primair, 12 primair, 13 primair, 14 primair en 15 primair en in de zaak met parketnummer 18-280888-20 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

zaak met parketnummer 18-298193-21:1. primair hij in de periode van 8 maart 2021 tot en met 6 september 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid [benadeelde 1] die op haar rug en/of buik op de behandeltafel lag heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote billen van die [benadeelde 1] en

  • het met zijn, verdachtes, handen uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 1] en

  • het met zijn, verdachtes, handen drukken/duwen in de ontblote liezen van die [benadeelde 1] , waardoor haar ontblote schaamlippen uit elkaar gingen

en bestaande die andere feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 1] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 1] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 1] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 1] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 1] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij op 8 september 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid [benadeelde 2] , die op haar buik op de behandeltafel lag, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote billen van die [benadeelde 2] en

  • het met zijn, verdachtes, handen uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 2] en

  • het vervolgens met zijn, verdachtes, handen betasten van de ontblote schaamlippen van die [benadeelde 2] en

  • het duwen van zijn, verdachtes, stijve penis tegen het hoofd van die [benadeelde 2]

en bestaande die andere feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 2] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 2] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 2] (vrijwel) naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 2] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 2] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij in de periode van 31 december 2020 tot en met 16 februari 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een andere feitelijkheid, [benadeelde 3] die op haar rug en buik op de behandeltafel lag heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote billen en borsten van die [benadeelde 3] en

  • het met zijn, verdachtes, handen uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 3] en

  • het met zijn, verdachtes, handen drukken/duwen in de ontblote liezen van die [benadeelde 3] en

  • het vervolgens met zijn, verdachtes, handen betasten van de schaamlippen van die Binnenmars

en bestaande die feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 3] , bestaande dat ovenwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 3] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 3] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 3] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 3] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij in de periode van 10 september 2021 tot en met 28 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid, [benadeelde 4] , die op haar rug en buik op de behandeltafel lag, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote billen en borsten van die [benadeelde 4] en

  • het met zijn, verdachtes, handen drukken/duwen in de ontblote liezen van die [benadeelde 4] en

  • het vervolgens met zijn, verdachtes, handen betasten van de ontblote schaamlippen van die [benadeelde 4]

en bestaande die andere feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 4] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 4] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 4] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 4] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 4] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij op 5 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid, [benadeelde 6] die op haar rug op de behandeltafel lag heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het met zijn, verdachtes, handen vastpakken blote borsten van die [benadeelde 6] en

  • het vervolgens masseren van de blote borsten van die [benadeelde 6]

en bestaande die andere feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 6] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 6] als zijn cliënt bestaande

afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 6] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 6] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 6] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij in de periode van 31 januari 2019 tot en met 31 juli 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid, [benadeelde 7] die op haar buik en rug op de behandeltafel lag heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote billen en borsten van die [benadeelde 7] en

  • het met zijn, verdachtes, handen drukken/duwen in de ontblote liezen van die [benadeelde 7] en

  • het met zijn, verdachtes, handen betasten van de ontblote schaamlippen van die [benadeelde 7] en

  • het duwen van zijn, verdachtes, stijve penis tegen een hand van die [benadeelde 7]

en bestaande die feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 7] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 7] als zijn cliënt bestaande

afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 7] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 7] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [benadeelde 7] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij op een of meer momenten in de periode van 1 juni 2016 tot en met 25 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 8] (die op haar buik en/of rug op de behandeltafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,

  • het vervolgens masseren van de blote billen en borsten van die [benadeelde 8] en

  • het met zijn, verdachtes, handen uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 8] en

  • het vervolgens met zijn, verdachtes, handen betasten van de ontblote schaamlippen van die [benadeelde 8]

en bestaande die andere feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 8] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 8] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 8] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 8] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 8] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij op 17 augustus 2021te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid, [benadeelde 9] , die op haar buik op de behandeltafel lag, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote billen van die [benadeelde 9] en

  • het met zijn, verdachtes, handen uit elkaar duwen van de blote billen van die [benadeelde 9] , waardoor haar ontblote schaamlippen uit elkaar gingen

  • het vervolgens met zijn, verdachtes, handen betasten van de ontblote schaamlippen van die [benadeelde 9]

en bestaande die feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 9] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 9] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 9] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 9] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 9] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij op 8 juli 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid, [benadeelde 10] , die op de behandeltafel zat, heeft gedwongen tot dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit, onverhoeds, het met zijn, verdachtes, handen aanraken van de zijkant van de blote borsten van die [benadeelde 10]

en bestaande die andere feitelijkheden uit het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 10] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 10] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en de omstandigheid dat die [benadeelde 10] vrijwel naakt op de behandeltafel zat en het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handeling, waardoor die [benadeelde 10] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 10] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij in de periode van 1 februari 2018 tot en met 17 mei 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid [benadeelde 11] die op haar rug op de behandeltafel lag heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het met zijn, verdachtes, handen vastpakken van de blote borsten van die [benadeelde 11] en

  • het met zijn, verdachtes, handen betasten van de ontblote schaamstreek van die [benadeelde 11]

en bestaande die andere feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 11] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 11] als zijn cliënt bestaande

afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 11] vrijwel naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 11] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 11] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij op 2 maart 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid, [benadeelde 12] die op haar buik op de behandeltafel lag heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds, het masseren van de billen en tussen de benen van die [benadeelde 12] ,

en bestaande die andere feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 12] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 12] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 12] (gedeeltelijk) naakt op de behandeltafel lag en/of

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 12] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 12] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij op een of meer momenten in de periode van 31 december 2020 tot en met 21 oktober 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een andere feitelijkheid, [benadeelde 13] , die op haar buik en rug op de behandeltafel lag heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die slachtoffer, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote billen en borsten van die [benadeelde 13] en

  • het met zijn, verdachtes, handen drukken/duwen in de ontblote liezen van die [benadeelde 13] en

  • het vervolgens)met zijn, verdachtes, handen betasten van de ontblote schaamlippen en vagina van die [benadeelde 13] en

  • het vervolgens brengen van zijn, verdachtes, vinger tussen de schaamlippen van die [benadeelde 13]

en bestaande die andere feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 13] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 13] als zijn cliënt bestaande

afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 13] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 13] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 13] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 15 juni 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een andere feitelijkheid, [benadeelde 14] , die op haar buik en rug op de behandeltafel lag, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote billen en borsten van die [benadeelde 14] en

  • het met zijn, verdachtes, hand betasten van de schaamlippen van die [benadeelde 14]

en bestaande die feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 14] , bestaande dat ovenwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 14] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 14] vrijwel naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 14] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 14] onvermijdbaar is geweest;

  1. primair

hij op een of meer momenten in de periode van 7 mei 2020 tot en met 1 oktober 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een andere feitelijkheid, [benadeelde 15] , die op haar buik en rug op de behandeltafel lag, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die slachtoffer, bestaande uit, onverhoeds,

  • het masseren van de blote borsten van die [benadeelde 15] en

  • het met zijn, verdachtes, handen betasten van de ontblote schaamlippen van die [benadeelde 15] en

  • het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en in de vagina van die [benadeelde 15]

en bestaande die feitelijkheden uit

  • het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 15] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 15] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en

  • de omstandigheid dat die [benadeelde 15] naakt op de behandeltafel lag en

  • het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 15] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 15] onvermijdbaar is geweest.

Zaak met parketnummer 18-280888-20 (gevoegd): hij op 13 september 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door een feitelijkheid, [benadeelde 16] , die op haar rug op de behandeltafel lag, heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit, onverhoeds, het met zijn, verdachtes, handen betasten van de schaamstreek van die [benadeelde 16]

en bestaande die andere feitelijkheden uit het overwicht dat hij, verdachte, had op die [benadeelde 16] , bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel fysiotherapeut, en die [benadeelde 16] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [benadeelde 16] werd overrompeld en overdonderd en niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en het dulden van die handelingen door die [benadeelde 16] onvermijdbaar is geweest;

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het hof overweegt in dit verband dat de inwerkingtreding van de Wet Seksuele Misdrijven per 1 juli 2024 er niet toe heeft geleid dat er sprake is van een gewijzigd inzicht in de strafbaarheid van de gedragingen zoals die bewezen zijn verklaard. Onder de nieuwe wetgeving worden de bewezenverklaarde gedragingen gekwalificeerd als respectievelijk opzetaanranding en opzetverkrachting. Kwalificatie zal echter plaatsvinden op grond van de oude bepaling (artikel 246 en artikel 242 WvSr (oud)).

Het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 2 primair, 6 primair, 9 primair, 10 primair en 12 primair en in de zaak met parketnummer 18-280888-20 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair, 3 primair, 4 primair, 7 primair, 8 primair, 11 primair en 14 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 13 primair en 15 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als: verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het hof stelt voorop dat het aan de delictsomschrijvingen verbonden strafmaxima van artikel 246 (oud) Sr en artikel 242 (oud) Sr respectievelijk acht jaren en 12 jaren betrof. De in artikel 241, eerste lid (nieuw) Sr strafbaar gestelde opzetaanranding kent een lager strafmaximum van zes jaren gevangenisstraf. De in artikel 243, eerste lid (nieuw) Sr strafbaar gestelde opzetverkrachting kent een lager strafmaximum van negen jaren gevangenisstraf. Het hof zal bij de straftoemeting dan ook van het lagere strafmaximum van de nieuwe bepaling uitgaan (HR 10 december 1991, NJ 1992, 322), omdat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan de voor de verdachte gunstigste bepalingen dient te worden toegepast.

Verder overweegt het hof dat de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming is met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich als fysiotherapeut jarenlang schuldig gemaakt aan een groot aantal zedendelicten ten aanzien van vrouwelijke cliënten. In dertien gevallen was sprake van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, waarbij verdachte de blote billen, en/of borsten en/of schaamlippen masseerde en/of aanraakte en in twee gevallen gaat het om verkrachting, waarbij verdachte zijn vinger(s) tussen de schaamlippen heeft gebracht en/of met zijn vinger(s) de vagina is binnengedrongen.

Verdachte heeft aangeefsters doen geloven dat het voor de behandeling nodig was dat ze (geheel) ontkleed waren. Hoewel aangeefsters in sommige gevallen twijfelden aan het nut hiervan, zijn alle aangeefsters hiermee - al dat niet stilzwijgend - akkoord gegaan, omdat ze in de veronderstelling verkeerden dat verdachte als fysiotherapeut het beste met hen voorhad. Niets was echter minder waar. Door aangeefsters naakt te behandelen heeft verdachte voor zichzelf een situatie gecreëerd waarin het voor hem eenvoudig was om tussen de reguliere massages door aangeefsters meermalen ernstig onzedig te betasten, waarbij hij tweemaal het lichaam is binnengedrongen. Door aldus te handelen heeft verdachte het door de slachtoffers in hem als professioneel fysiotherapeut gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd. Daarnaast heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft kennelijk enkel oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen behoeftes, zonder zich te bekommeren over de schadelijke gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers.

De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten de nadelige psychische gevolgen daarvan nog lange tijd met zich meedragen. Uit de aangiftes en de overige verklaringen van de slachtoffers, waaronder de ter zitting van het hof voorgelezen slachtofferverklaringen volgt dat hiervan ook in dit geval sprake is.

Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat ze kort na de incidenten erg in de war waren. Veel aangeefsters waren boos op zichzelf en legden de schuld bij zichzelf omdat ze niet hadden geprotesteerd tegen het uittrekken van het ondergoed. Hoewel aangeefsters wel aanvoelden dat verdachte telkenmale over de grenzen ging, durfden en/of konden ze hier niets tegen (te) doen. Meerdere aangeefsters hebben verklaard dat ze ‘bevroren’ op de momenten dat verdachte hen ontdeed van hun ondergoed en/of hen masseerde bij hun intieme delen. Ze verklaren dat ze zich machteloos en kwetsbaar voelden en ook dat ze zich schaamden. Onder andere vanwege deze schaamte durfden aangeefsters in eerste instantie geen aangifte te doen.

Ook het feit dat ze bang waren dat ze niet zouden worden geloofd omdat het hun woord tegen het zijne was heeft een deel van hen er lang van weerhouden om aangifte te doen. Toen echter bleek dat verdachte was aangehouden en dat er meer meldingen waren gedaan durfden er meer vrouwen aangifte te doen omdat ze niet meer alleen stonden.

Uit de voorgelezen slachtofferverklaringen ter zitting van het hof blijkt dat de bewezen verklaarde feiten enorme impact hebben gehad en nog steeds hebben op de slachtoffers.

Zij zijn aangetast in hun gevoel van veiligheid en hebben moeite met het vertrouwen van hun medemens. Zij kampen tot op de dag van vandaag met psychische en/of fysieke klachten die zijn ontstaan door het handelen van verdachte.

Het hof heeft voorts acht geslagen op het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 31 juli 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.

Het hof houdt bij de strafoplegging verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die naar voren zijn gebracht ter terechtzitting van het hof.

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij door deze zaak een lastige tijd heeft gehad. Door de media-aandacht is verdachte - na zijn eerdere detentie - lange tijd niet buiten geweest. Verdachte woont niet meer in [plaats] en zijn fysiopraktijk is opgeheven. Het feit dat hij zijn praktijk kwijtgeraakt is raakt verdachte omdat het zijn levenswerk was. Verdachte heeft echter verklaard dat hij nooit meer iemand wil behandelen, omdat hij de patiënten niet meer vertrouwt. Een beroepsverbod is volgens verdachte daarom geen probleem. Verdachte heeft verklaard dat, indien hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, hij zijn eigen woning verliest. Zijn vrouw kan de lasten alleen niet dragen.

Het hof heeft bij de straftoemeting ook acht geslagen op de rapporten die zijn opgemaakt over de persoon van verdachte, waaronder het Pro Justitia rapport van drs. [naam] (forensisch GZ-psycholoog) van 18 augustus 2022 en de aanvulling daarop van 3 januari 2023. Uit deze rapporten volgt dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een psychiatrische of persoonlijkheidsstoornis. Verdachte kan derhalve als volledig toerekeningsvatbaar worden aangemerkt. Die rapporten geven geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Aan de ernst, aard, duur en omvang van de bewezenverklaarde feiten kan enkel recht worden gedaan door het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een straf gelijk aan het voorarrest, zoals bepleit door de raadsman, doet geen recht aan de ernst van de feiten.

Het feit dat verdachte blijft ontkennen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele handelingen weegt het hof ten nadele van verdachte mee. Wat het hof betreft is dit een ontkenning ‘tegen beter weten in’. Verdachte ontneemt zichzelf daarmee de mogelijkheid om spijt te betuigen over het door hem veroorzaakte leed, om inzicht te betonen in het laakbare van zijn gedrag en om voor die daden en de gevolgen daarvan ook de verantwoordelijkheid te nemen.

Mede gelet op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting - die bij een eenmalige verkrachting met een beperkte mate van dwang als uitgangspunt reeds een gevangenisstraf van 24 maanden nemen - en het gegeven dat het hof tot een uitgebreidere bewezenverklaring dan de rechtbank komt, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden en zal verdachte daartoe veroordelen.

In het feit dat het hof verdachte anders dan de advocaat-generaal vrijspreekt van het één feit ziet het hof – gezien de hoeveelheid van de wel bewezenverklaarde feiten – geen reden om de straf te matigen.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beroepsverbod

Naast gevangenisstraf acht het hof ook een beroepsverbod passend. De bewezenverklaarde feiten zijn immers door verdachte begaan in de uitoefening van zijn beroep als fysiotherapeut. Hoewel verdachte uit het BIG-register is geschrapt en waarschijnlijk nooit meer een medisch beroep zal kunnen uitoefenen, is het opleggen van een beroepsverbod als zelfstandig signaal naar de samenleving onmisbaar. Het is van groot maatschappelijk belang dat wordt uitgedragen dat een fysiotherapeut die zich schuldig maakt aan dergelijk ernstig grensoverschrijdend gedrag zijn beroep of een beroep dat in voldoende verband staat met dat van fysiotherapeut, niet langer mag uitoefenen. Het hof legt daarom conform de eis van de advocaat-generaal aan de verdachte een medisch beroepsverbod op voor de duur van elf jaren.

Maatregel 38v Sr

De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende dat verdachte gedurende een periode van vijf jaren geen contact heeft met aangeefsters. De vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. Het hof is niet gebleken dat zich incidenten tussen verdachte en aangeefsters hebben voorgedaan of dat zij überhaupt bewust contact met elkaar hebben gezocht. Er lijkt op dit moment dan ook niet sprake van een situatie waarin er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst belastend naar aangeefsters zal gaan gedragen.

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat zich geen situatie voordoet waarvoor de vrijheidsbeperkende maatregel is bedoeld. Het hof zal de door de advocaat-generaal gevorderde contactverboden daarom niet opleggen.

Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair bepleit alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering tot schadevergoeding vanwege de bepleite vrijspraken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering van [benadeelde 8] te matigen. De raadsman heeft de vorderingen van de benadeelde partijen inhoudelijk niet gemotiveerd betwist.

Oordeel van het hof

Het hof stelt bij de beoordeling van de vorderingen tot schadevergoeding ter zake van de immateriële schade van de benadeelde partijen het volgende voorop.

Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin een persoon recht heeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer als sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen.

Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is.

Uit het onderzoek ter terechtzitting, waaronder de namens de benadeelde partijen gegeven toelichting op hun vorderingen, kan het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde partijen naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. Voorts volgt uit de aard en ernst van de normschending en de ernstige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zoals deze mede blijken uit het hiervoor vermelde en uit de afgelegde slachtofferverklaringen in eerste aanleg en in hoger beroep, dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.

Het hof acht, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de schade, de gevolgen, de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen en de bedragen zoals opgenomen in de ‘Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven’, toewijzing van na te melden bedragen aan immateriële schadevergoeding billijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.821,71, bestaande uit € 571,71 aan immateriële kosten en € 4.250,00 aan immateriële kosten. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding verzocht van € 280,00 aan proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 5 primair en 5 subsidiair bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.030,02, bestaande uit € 30,02 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.530,02. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Materiële schade Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade (reiskosten therapie) van € 30,02 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Immateriële schade Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.090,72, bestaande uit € 90,72 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Materiële schade Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade (reiskosten therapie) van € 90,72 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Immateriële schade Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.475,44, bestaande uit € 475,44 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Materiële schade Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade (reiskosten therapie en eigen risico verzekering) van € 475,44 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 primair bewezenverklaarde. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Immateriële schade Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 4 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 6 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 3.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.050,40, bestaande uit € 50,40 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding verzocht van € 250,00 aan proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Materiële schade Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade (reiskosten therapie) van € 50,40 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 7 primair bewezenverklaarde. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Immateriële schade Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 7 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte als in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 250,00 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 8 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 7.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. Anders dan de raadsman, ziet het hof geen aanleiding het toe te wijzen bedrag te matigen. Gezien de bewezenverklaarde handelingen jegens aangeefster komt het hof het gevorderde schadevergoedingsbedrag niet onredelijk voor.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.493,12, bestaande uit € 493,12 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Materiële schade Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade (reiskosten therapie) van € 439,12 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 9 primair bewezenverklaarde. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Immateriële schade Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 9 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.750,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 10 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 4.750,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 11 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 12 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 3.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.373,40, bestaande uit € 1.873,40 aan materiële schade en € 8.500,00 aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding verzocht aan € 250,00 aan proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 9.373,40. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.

Materiële schade Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade (kosten behandelingen bij psycholoog) van € 1.873,40 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 13 primair bewezenverklaarde. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Immateriële schade Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 13 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 8.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte als in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 250,00 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 14 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 15 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 7.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-28088-20-21 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 3.500,00.

De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 28, 31, 60a, 36f, 57, 242 (oud) en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 5 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 10 primair, 11 primair, 12 primair, 13 primair, 14 primair en 15 primair en in de zaak met parketnummer 18-280888-20 primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 10 primair, 11 primair, 12 primair, 13 primair, 14 primair en 15 primair en in de zaak met parketnummer 18-280888-20 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van fysiotherapeut, masseur of soortgelijke beroepen waarbij sprake is van fysiek contact met hulpbehoevende patiënten of cliënten voor de duur van 11 (elf) jaren.

Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 10 STK Schort (omschrijving: 1517484, blauw) 1 DS zalf 2 (omschrijving: 1517707, Biodermal) 1 DS doek 2 (omschrijving: 1517711, heka) 1 FLS medicijn (omschrijving: 1517722, Sterlillium) 2 STK verbanddoos (omschrijving: 1517786, oranje).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.030,02 (vijfduizend dertig euro en twee cent) bestaande uit € 30,02 (dertig euro en twee cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.030,02 (vijfduizend dertig euro en twee cent) bestaande uit € 30,02 (dertig euro en twee cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 6 september 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.090,72 (vijfduizend negentig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 90,72 (negentig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.090,72 (vijfduizend negentig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 90,72 (negentig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 september 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.475,44 (vijfduizend vierhonderdvijfenzeventig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 475,44 (vierhonderdvijfenzeventig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.475,44 (vijfduizend vierhonderdvijfenzeventig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 475,44 (vierhonderdvijfenzeventig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 februari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 4 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 4 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 oktober 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 6 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 6 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 februari 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 7 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.050,40 (vijfduizend vijftig euro en veertig cent) bestaande uit € 50,40 (vijftig euro en veertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 7 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.050,40 (vijfduizend vijftig euro en veertig cent) bestaande uit € 50,40 (vijftig euro en veertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 juli 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 8] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 8 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 8 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 25 oktober 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 9 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.493,12 (vijfduizend vierhonderddrieënnegentig euro en twaalf cent) bestaande uit € 493,12 (vierhonderddrieënnegentig euro en twaalf cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 9 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.493,12 (vijfduizend vierhonderddrieënnegentig euro en twaalf cent) bestaande uit € 493,12 (vierhonderddrieënnegentig euro en twaalf cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 28 oktober 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 10 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 4.750,00 (vierduizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 10 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.750,00 (vierduizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 8 juli 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 11 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 11 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 17 mei 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 12] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 12 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 12] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 12 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 maart 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 13] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 13 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 10.373,40 (tienduizend driehonderddrieënzeventig euro en veertig cent) bestaande uit € 1.873,40 (duizend achthonderddrieënzeventig euro en veertig cent) materiële schade en € 8.500,00 (achtduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 13] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 13 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.373,40 (tienduizend driehonderddrieënzeventig euro en veertig cent) bestaande uit € 1.873,40 (duizend achthonderddrieënzeventig euro en veertig cent) materiële schade en € 8.500,00 (achtduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 oktober 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 14] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 14 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 14] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 14 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 juni 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 15] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 15 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 15] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-298193-21 onder 15 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 oktober 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 16] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-280888-20 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 16] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-280888-20 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 september 2018.

Aldus gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. T.H. Bosma, raadsheren, in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier, en op 26 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Hielkema voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.