Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5661 - Veroordeling bestuurder voor faillissementsfraude, onttrekking gelden en schending plichten - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:566122 september 2025

Essentie

De Rechtbank Overijssel veroordeelt een feitelijk en middellijk bestuurder voor faillissementsfraude. De bestuurder schond zijn administratieplicht vóór het faillissement en zijn inlichtingenplicht tijdens het faillissement. Tevens heeft hij buitensporig veel geld aan de vennootschap onttrokken, waardoor schuldeisers zijn benadeeld. Zijn persoonlijke problemen leidden tot een voorwaardelijke straf.

Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 83.298190.24 (P) Datum vonnis: 22 september 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte], geboren op [geboortedag] 1984 in [geboortedag] , volgens BRP zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, doch naar eigen verklaring verblijvende aan de [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 08 september 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. R.A.M. Koolen en mr. D. Zielstra, beide advocaat te Amsterdam. naar voren zijn gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: in de periode van 15 juni 2016 tot en met 19 oktober 2022 als (feitelijk) bestuurder van de failliet verklaarde [bedrijf 1] B.V samen met anderen tijdens het faillissement van de vennootschap:

  • opzettelijk niet terstond de administratie van [bedrijf 1] B.V. aan de curator heeft verstrekt, en/of;

  • opzettelijk niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren en/of bewaren van de administratie, waardoor de afhandeling van het faillissement werd bemoeilijkt, door (telkens) niet de volledige administratie aan de curator te overleggen;

feit 2: in de periode van 29 januari 2020 tot en met 11 april 2022 als (feitelijk) bestuurder van de later failliet verklaarde [bedrijf 1] B.V. samen met anderen voor het faillissement een geldbedrag van € 276.282,90 contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V., ten gevolge waarvan één of meer schuldeiser in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld;

*feit 3:*in de periode van 19 oktober 2022 tot en met 31 mei 2023 als (middellijk) bestuurder en als degene die wettelijk verplicht was om in het faillissement van die BV inlichtingen te verstrekken zonder geldige reden opzettelijk is weggebleven, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk onvolledige inlichtingen gegeven, terwijl [bedrijf 1] B.V. in staat van faillissement was verklaard.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1 hij, als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V., welke op 19 oktober 2022 door de Rechtbank Overijssel in staat van faillissement is verklaard, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 15 juni 2016 tot en met 19 oktober 2022, te Hengelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer (rechts)personen, althans alleen, (sub 1) desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm aan de curator heeft verstrekt, en/of (sub 2) voor en/of tijdens bovengenoemd faillissement (telkens) opzettelijk niet heeft voldaan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement werd bemoeilijkt;

2 hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 29 januari 2020 tot en met 11 april 2022, te Hengelo, Enschede, Amsterdam, Rotterdam, Zoetermeer, Den Dungen, Utrecht, Hoofddorp en/of Marbella, in elk geval in Nederland en/of Spanje, als (feitelijk) bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op [Faillissement datum] door de Rechtbank Overijssel in staat van faillissement is verklaard, tezamen en in vereniging met één of meer (rechts)personen, althans alleen, voor bovengenoemd faillissement,

- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 276.282,90,

althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer] waardoor hij, verdachte [verdachte] , en/of zijn mededader(s), (telkens) buitensporig middelen van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd, ten gevolge waarvan één of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld;

3 hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 19 oktober 2022 tot en met 31 mei 2023, te Hengelo, in elk geval in Nederland, als (middellijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V., welke op [Faillissement datum] door de Rechtbank Overijssel in staat van faillissement is verklaard, en wettelijk verplicht was tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk is weggebleven en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk onvolledige inlichtingen heeft gegeven.

3 De bewijsmotivering

3.1 Inleiding [1]

In het onderzoek Noto staat de verdenking centraal dat verdachte als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) die op [Faillissement datum] is gefailleerd, voorafgaand aan dat faillissement verschillende geldbedragen heeft onttrokken aan de boedel van [bedrijf 1] , waardoor schuldeisers zijn benadeeld (feit 2). Ook wordt verdachte verweten dat hij in diezelfde hoedanigheid van feitelijk bestuurder voorafgaand en tijdens het faillissement van [bedrijf 1] de administratieplicht van [bedrijf 1] heeft geschonden (feit 1, sub 2) en dat hij tijdens het faillissement niet desgevraagd terstond de administratie van [bedrijf 1] heeft verstrekt aan de curator (feit 1, sub 1). Tot slot wordt verdachte verweten dat hij als middellijk bestuurder van [bedrijf 1] gedurende het faillissement van [bedrijf 1] niet heeft voldaan aan de op hem rustende inlichtingenplicht (feit 3).

Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is [bedrijf 1] opgericht op 15 juli 2016. De bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] bestonden uit het verlenen van thuiszorg. Enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 1] is [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ).[2] Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is verdachte vanaf 15 juli 2016 enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 2] .[3] Verdachte heeft verklaard dat hij de enige aandeelhouder en bestuurder was van [bedrijf 1] en er geen andere personen waren die bestuurders waren of leiding gaven aan [bedrijf 1] .[4]

Op [Faillissement datum] heeft de rechtbank Overijssel bij vonnis [bedrijf 1] in staat van faillissement verklaard. Gedurende het faillissement was mr. [curator] (hierna: de curator) als curator aangesteld.[5]

3.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

3.3 Het standpunt van de verdediging

De raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.

Voor wat betreft het onder 1, sub 1, ten laste gelegde is bepleit dat verdachte en zijn boekhouder niet meer aan administratie hebben kunnen verstrekken dan dat zij hebben gedaan, waardoor dit feit niet bewezen kan worden verklaard.

Met betrekking tot het onder 1, sub 2, ten laste gelegde is het standpunt ingenomen dat verdachte de administratie heeft uitbesteed aan een boekhouder. Het vervolgens onvoldoende erop toezien of de boekhouder voldoet aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het opzet.

Tot slot is ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde onvoldoende bewijs aanwezig voor een bewezenverklaring van het opzet. Verdachte heeft aan administratie verstrekt wat daadwerkelijk aanwezig en beschikbaar was. Het niet reageren op afspraken en verzoeken als ook het geven van onjuiste of onvolledige inlichtingen is het gevolg van de mentale problematiek van verdachte rondom de periode van de ten laste gelegde feiten. Dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het opzet.

3.4 Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak artikel 344a, tweede lid, sub 1 Sr (feit 1 sub 1)

Op grond van artikel 344a, tweede lid, sub 1 van het Wetboek van strafrecht (hierna: Sr) is strafbaar degene die in faillissement is verklaard en na oproep van de curator niet terstond de administratie aan de curator verstrekt. Dit brengt mee dat het strafbare feit pas kan worden gepleegd vanaf het moment van de faillietverklaring van de onderneming.

De aan verdachte ten laste gelegde periode (15 juni 2016 tot en met 19 oktober 2022) beslaat echter een periode tot aan het faillissement van [bedrijf 1] ([Faillissement datum]).

Wat er ook zij van het antwoord op de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat art. 344a Sr op 1 juli 2016 in werking is getreden, reeds om deze reden kan niet worden bewezen dat verdachte na het intreden van het faillissement van [bedrijf 1] niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen om een gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm aan de curator te verstrekken.

De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1, sub 1 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring en opsomming artikel 342 Sr met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:

Overige ten laste gelegde feiten

De rechtbank acht op grond van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (overige) onder 1 en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.

De feiten en omstandigheden

Na het op [Faillissement datum] uitgesproken faillissement van [bedrijf 1] , heeft de curator op 24 oktober 2022 het kantoor bezocht van [bedrijf 1] . Aldaar heeft de curator wat boekhouding, twee computers en kantoorartikelen aangetroffen. Volgens de curator was het een chaos; er lagen overal losse papieren en ongeopende enveloppen.[6] De curator heeft verklaard dat op de aangetroffen computers niet de stukken stonden die zij nodig had. De aangetroffen boekhouding bestond uit wat loonadministratie, arbeidscontracten en zorgverzekeringsstukken.[7]

Op 2 november 2022 is verdachte verschenen op het kantoor van de curator. Diezelfde dag heeft de curator een e-mail verstuurd naar het e-mail adres van verdachte gezonden[8] Verdachte heeft bevestigd dat dit zijn e-mail adres betrof.[9] Daarin heeft de curator verdachte verzocht de volgende stukken aan te leveren:

  • Arbeidsovereenkomsten en de laatste 3 loonstroken van alle werknemers en hun adressen.

  • Verzekeringspolis/polisoverzichten.

  • Overzicht van voorraden/materiaal/gereedschappen, voor zover van toepassing.

  • Overzicht van inventaris, voor zover van toepassing.

  • Overzicht van eventuele vervoersmiddelen, incl. kentekenbewijzen.

  • Overzicht debiteuren met NAW gegevens en zo nodig korte toelichting per debiteur.

  • Overzicht crediteuren met NAW gegevens, zodat wij de schuldeisers aan kunnen schrijven.

  • Eventuele recente taxatierapporten van activa en/of afschrijvingsstaten.

  • Als er juridische procedures lopen, relevante (proces)stukken.

  • Kopie van de facturen die het afgelopen jaar verstuurd zijn.

  • Overzicht van alle bankrekeningen met standen.

  • Van iedere bankrekening de bankafschriften of de mutaties van het jaar 2020 en 2021.

  • Jaarstukken 2019, 2020, 2021 (al dan niet in concept) en de tussentijdse (periodieke) cijfers

of winst- en verliesrekening (of kolommenbalans) over 2021 tot en met datum faillissement.

  • Stukken die zien op zekerheidsrechten van derden zoals pandaktes, hypotheekaktes etc.

  • Overzicht van zaken die eigendom van derden zijn en partijen die zich beroepen op eigendomsvoorbehoud.[10]

De verzochte stukken zijn door de curator ook opgesomd in haar aangifte van vermoedelijke faillissementsfraude van 3 april 2024.[11]

Op 4 november 2022 heeft de curator per e-mail verdachte nogmaals verzocht om de stukken, met verwijzing naar de e-mail van 2 november 2022.[12] Op 7 november 2022 heeft verdachte bevestigd dat hij de e-mail van de curator in goede orde heeft ontvangen. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij de verzochte stukken één dezer dagen zal sturen.[13] Op 9, 14, 15 en 22 november 2022 heeft de curator nogmaals per e-mail verzocht om de gevraagde stukken, die tot aan deze verschillende momenten niet waren ontvangen.[14]

Op deze e-mails heeft verdachte volgens de curator niet meer gereageerd. Nadat de curator de rechter-commissaris een lijst heeft gestuurd met de verzoeken die aan verdachte waren gericht, heeft de rechter-commissaris op 23 november 2022 een brief gestuurd naar verdachte om op 29 november 2022 op het kantoor van de curator de verzochte informatie aan te leveren. De curator heeft verklaard dat verdachte op 29 november 2022 niet op haar kantoor was verschenen en dat zij geen stukken van verdachte heeft ontvangen. De curator heeft verklaard dat zij uiteindelijk pas eind mei 2023 - nadat verdachte een periode door de rechtbank was gegijzeld - met tussenkomst van een advocaat stukken begon te ontvangen van verdachte.[15]

Op de vraag van verbalisanten wat voor contact de curator met verdachte heeft gehad over het aanleveren van informatie omtrent [bedrijf 1] , heeft zij verklaard dat er geen contact was en dat verdachte niet in persoon was verschenen. Na het kantoorbezoek van verdachte op 2 november 2022 heeft volgens de curator het eerste contact met verdachte plaatsgevonden op de rechtbank op 13 december 2022. Op de vraag van verbalisanten of het niet verstrekken van inlichtingen en het niet verstrekken van de administratie de afhandeling van het faillissement heeft bemoeilijkt, heeft de curator bevestigend geantwoord. Ook heeft de curator verklaard dat zij enkele gevraagde stukken niet heeft ontvangen van verdachte. Dit werd volgens de curator door verdachte afgedaan door te zeggen dat hij de stukken niet had of dat hij het niet meer wist.[16]

Verdachte heeft verklaard dat het voorafgaand aan en tijdens het faillissement van [bedrijf 1] niet goed met hem ging. Hij was mentaal in de war, dronk alcohol en ging gokken. Om deze reden heeft hij niet gereageerd op brieven en e-mails. Ook heeft verdachte verklaard dat hij vanwege zijn mentale problemen facturen niet altijd goed bewaarde of verstrekte aan de boekhouder. Naar eigen zeggen heeft verdachte de administratie van [bedrijf 1] sinds de corona periode en de periode dat de inspectie controles begon uit te voeren niet meer bijgehouden. Verder heeft verdachte bevestigd dat hij de curator op 2 november 2022 heeft gezien en dat dat zij tegen hem heeft gezegd dat hij alle administratie en bescheiden moest verstrekken. Volgens verdachte heeft de curator hem niet zakelijk kunnen bereiken, omdat zijn telefoon was afgesloten en de curator niet beschikte over zijn privénummer. Ook heeft verdachte verklaard dat hij begin november 2022 nog naar zijn boekhouder is geweest om de boekhouding af te ronden en een jaarrekening op te stellen. De boekhouder heeft toen niks meer gedaan, omdat verdachte geen geld meer had om de boekhouder te betalen. Dit heeft verdachte niet aan de curator verteld, aldus verdachte.[17]

Overwegingen van de rechtbank

Feitelijk en middellijk bestuurder

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte vanaf 15 juli 2016 aan te merken was als enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 2] , die op haar beurt enig bestuurder en aandeelhouder was van [bedrijf 1] . Daarmee is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als middellijk bestuurder van [bedrijf 1] .

Gelet op het bepaalde in artikel 348a Sr en de verklaring van verdachte - hij noemt zichzelf enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 1] en hij nam alle beslissingen omtrent het bestuur van [bedrijf 1] - is verdachte naar het oordeel van de rechtbank naast middellijk bestuurder tevens aan te merken als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] .

Voor het faillissement niet voldoen aan de administratieplicht (feit 1 sub 2 )

In artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat het bestuur verplicht is van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend.

Gelet op de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in het bijzonder de verklaring van de curator en verdachte - hij is vanaf de corona periode en de controles van de inspectie geen administratie meer gaan bijhouden - acht de rechtbank bewezen dat verdachte als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] voorafgaand aan het faillissement niet heeft voldaan aan de op hem rustende administratieplicht van [bedrijf 1] .

Anders dan de raadslieden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk niet meer heeft voldaan aan de administratieplicht. De rechtbank overweegt daartoe dat artikel 344a lid 1, sub 2 Sr betrekking heeft op de administratie die niet is opgemaakt, en niet op administratie die wel aanwezig is, maar door anderen (zoals een externe boekhouder) niet of met vertraging wordt geleverd.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan de op hem rustende administratieplicht van [bedrijf 1] .

Ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement is bemoeilijkt

De rechtbank acht bewezen dat de afhandeling van het faillissement van [bedrijf 1] is bemoeilijkt door het schenden van de op verdachte rustende administratieplicht, nu de curator bevestigend heeft geantwoord op de vraag of het niet verstrekken van de administratie de afhandeling van het faillissement heeft bemoeilijkt. Het is evident dat de curator wordt gehinderd in zijn werkzaamheden tot afwikkeling van de boedel wanneer niet aan bedoelde administratieplicht is voldaan.

Tijdens faillissement niet voldoen aan de inlichtingenplicht (feit 3)

Gelet op de feitelijke gang van zaken na het uitgesproken faillissement van [bedrijf 1] op [Faillissement datum], zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte vanaf het faillissement van [bedrijf 1] tot aan eind mei 2023 verschillende keren zonder geldige reden is weggebleven van het geven van inlichtingen, heeft geweigerd vereiste inlichtingen te geven en onvolledige inlichtingen heeft gegeven aan de curator, terwijl hij als middellijk bestuurder wettelijk verplicht was tot het geven van deze inlichtingen.

Anders dan de raadslieden, acht de rechtbank ook bij dit feit bewezen dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan de op hem rustende inlichtingenplicht. Hoewel de rechtbank enig begrip heeft voor de mentale problemen van verdachte voorafgaand en tijdens de periode van de ten laste gelegde feiten, heeft verdachte door zijn handelwijze - in het bijzonder het ontbreken aan iedere communicatie voor het geven van een geldige reden voor het niet voldoen aan de oproepen van de curator tot het verstrekken van stukken en het niet verschijnen op haar kantoor - ook hier op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de op hem rustende inlichtingenplicht schond.

Conclusie en vrijspraak medeplegen

Op grond van voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorafgaand aan het faillissement van [bedrijf 1] de op hem rustende administratieplicht heeft geschonden en tijden het faillissement van [bedrijf 1] niet heeft voldaan aan de op hem rustende inlichtingenplicht.

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tezamen en in vereniging plegen van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte deze feiten in nauwe en bewuste samenwerking heeft gepleegd met één of meer anderen.

3.5 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1 hij, als feitelijk bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V., welke op 19 oktober 2022 door de Rechtbank Overijssel in staat van faillissement is verklaard, op tijdstippen in de periode 1 juli 2016 tot en met 19 oktober 2022, in Nederland, voor bovengenoemd faillissement telkens opzettelijk niet heeft voldaan en heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement werd bemoeilijkt;

2 hij op tijdstippen in de periode 29 januari 2020 tot en met 11 april 2022, in Nederland en/of Spanje, als feitelijk bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op [Faillissement datum] door de Rechtbank Overijssel in staat van faillissement is verklaard, voor bovengenoemd faillissement, - meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 276.282,90, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer] , waardoor hij, verdachte [verdachte] , telkens buitensporig middelen van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven en vervreemd, ten gevolge waarvan één of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld;

3 hij op tijdstippen in de periode 19 oktober 2022 tot en met 31 mei 2023, te Hengelo, in elk geval in Nederland, als middellijk bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V., welke op 19 oktober 2022 door de Rechtbank Overijssel in staat van faillissement is verklaard, en wettelijk verplicht was tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk is weggebleven en heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen heeft gegeven.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 194, 342 en 344a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1 telkens het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon, voor het faillissement van de rechtspersoon, terwijl dit is gevolgd, opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt, meermalen gepleegd;

feit 2 telkens het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken, uitgeven of vervreemden ten gevolge waarvan een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld, meermalen gepleegd;

feit 3 telkens het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk wegblijven, weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen geven, meermalen gepleegd.

5 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6 De op te leggen straf of maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, gekoppeld aan een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren op te leggen, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (naar behoren) uitvoert. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt ontzet uit zijn recht van de uitoefening het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van drie jaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadslieden hebben verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke problematiek van verdachte voorafgaand en rondom de bewezenverklaarde feiten.

6.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Hij heeft als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] buitensporig veel gelden onttrokken aan de boedel. Hierdoor heeft hij verschillende schuldeisers in het faillissement met een aanzienlijk bedrag benadeeld. Deze vormen van fraude tasten het vertrouwen tussen ondernemers onderling aan, wat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer. Ook heeft verdachte nagelaten om als feitelijk bestuurder een volledige administratie te voeren en te voldoen aan de op hem als middellijk bestuurder van de failliete rechtspersoon rustende inlichtingenplicht. Verdachte heeft door zijn handelen de curator gehinderd in de uitoefening van de aan haar opgedragen taken. Daardoor was het niet mogelijk om op een eenvoudige wijze voldoende betrouwbaar inzicht te verkrijgen van de vermogenspositie en rechten en verplichtingen van [bedrijf 1] . Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.

Persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 14 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en dat artikel 63 Sr van toepassing is.

Ook heeft de rechtbank acht geslagen op een over verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 20 augustus 2025. Volgens de reclassering zat verdachte rondom de periode van de bewezenverklaarde feiten niet goed in zijn vel, ervoer hij stress door zijn gezinssituatie en bedrijf en waren er problemen ten aanzien van alcoholgebruik en gokgedrag. Hierdoor ontstonden grote financiële problemen voor verdachte. De reclassering ziet problemen op alle leefgebieden, zoals een gebrek aan huisvesting, daginvulling, inkomen en een beperkt netwerk. Verdachte heeft volgens de reclassering een gerichte hulpvraag met betrekking tot het regelen van praktische zaken, waarbij de reclassering heeft geprobeerd verdachte te ondersteunen. Verdachte heeft aangegeven dit zelf op te willen pakken. De reclassering vraagt zich af in hoeverre sprake is van onwil dan wel onmacht en vraagt zich af of verdachte de weg naar hulpverlening zelfstandig kan bewandelen. Doordat verdere informatie ontbreekt, kunnen zij niet adviseren over enige interventies of toezicht of het geven van contra indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf, taakstraf of financiële sanctie.

De op te leggen straf

De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van fraude. Bij een benadelingsbedrag van tussen de € 250.000,- tot € 500.000,- houden de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in van twaalf tot achttien maanden.

Hoewel de rechtbank in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd vindt, ziet de rechtbank - net als de officier van justitie en de verdediging - in de naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden, gekoppeld aan een proeftijd van drie jaren.

Om de ernst van de feiten te benadrukken legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte deze niet (naar behoren) uitvoert.

Beroepsverbod

Verdachte heeft als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] over een langere tijd veel geld onttrokken uit de boedel van de onderneming. Daarmee heeft verdachte het vertrouwen dat in hem als ondernemer en bestuurder van een rechtspersoon mag worden gesteld beschaamd. Ook heeft verdachte niet voldaan aan op hem als (feitelijk dan wel middellijk) bestuurder rustende verplichtingen tot het voeren van een deugdelijke administratie en het geven van inlichtingen aan de curator.

Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een verbod tot het uitoefenen van een beroep als bestuurder van een rechtspersoon als bijkomende straf is aangewezen om het gevaar in te perken dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van soortgelijke feiten.

De rechtbank zal de termijn van het beroepsverbod vaststellen op drie jaren.

7 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 31 en 57 Sr.

8 De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, sub 1, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, sub 2, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

strafbaarheid feiten

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 telkens het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon, voor het faillissement van de rechtspersoon, terwijl dit is gevolgd, opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt, meermalen gepleegd;

feit 2 telkens het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken, uitgeven of vervreemden ten gevolge waarvan een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld, meermalen gepleegd;

feit 3 telkens het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk wegblijven, weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen geven, meermalen gepleegd;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, sub 2, 2 en 3 bewezen verklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;

  • bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:

  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren;

  • beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

bijkomende straffen

  • ontzet verdachte voor de duur van 3 (drie) jaren uit het recht op de uitoefening van het beroep als bestuurder van een rechtspersoon.

Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 6073868 / Noto. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2025 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-012, inhoudende een uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel op naam van [bedrijf 1] B.V., p. 382 en 383.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-004, inhoudende een uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel op naam van [bedrijf 2] B.V., p. 361 en 362.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, V-001-01, p. 62, vijfde alinea.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-001, inhoudende een vonnis van de rechtbank Overijssel van [Faillissement datum] betreffende het vonnis tot faillietverklaring van [bedrijf 1] B.V., p. 319 en 320.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-001, inhoudende de aangifte van vermoedelijke faillissementsfraude van curator mr. [curator] van 3 april 2024, p. 319, onder ‘algemeen’.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 83, eerste alinea.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 81, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-016, inhoudende een e-mail van 2 november 2022, p. 423 en 424.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, V-001-01, p. 61, vierde alinea.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 81, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-016, inhoudende een e-mail van 2 november 2022, p. 423 en 424.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-001, inhoudende de aangifte van vermoedelijke faillissementsfraude van curator mr. [curator] van 3 april 2024, p. 318 t/m 321.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-017, inhoudende een e-mail van 4 november 2022, p. 426 en 427.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-019, inhoudende een e-mail van 7 november 2022, p. 448 en 449.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-019, inhoudende een e-mail van 9 november 2022, p. 448 en 449, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-020, inhoudende e-mails van 14 november 2022, p. 452 t/m 455 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-021, inhoudende e-mail van 15 november 2022, p. 457 en 458 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-022, inhoudende een e-mail van 22 november 2022, p. 463 en 464.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 81.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 83, tweede alinea, en p. 85, vierde en laatste alinea.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, V-001-01, p. 65, vijfde alinea, p. 66, vijfde en zesde alinea en p. 68, zevende alinea. p. 72, zevende en laatste alinea, en het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2025.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 6073868 / Noto. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2025 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-012, inhoudende een uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel op naam van [bedrijf 1] B.V., p. 382 en 383.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-004, inhoudende een uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel op naam van [bedrijf 2] B.V., p. 361 en 362.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, V-001-01, p. 62, vijfde alinea.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-001, inhoudende een vonnis van de rechtbank Overijssel van [Faillissement datum] betreffende het vonnis tot faillietverklaring van [bedrijf 1] B.V., p. 319 en 320.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-001, inhoudende de aangifte van vermoedelijke faillissementsfraude van curator mr. [curator] van 3 april 2024, p. 319, onder ‘algemeen’.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 83, eerste alinea.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 81, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-016, inhoudende een e-mail van 2 november 2022, p. 423 en 424.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, V-001-01, p. 61, vierde alinea.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 81, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-016, inhoudende een e-mail van 2 november 2022, p. 423 en 424.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-001, inhoudende de aangifte van vermoedelijke faillissementsfraude van curator mr. [curator] van 3 april 2024, p. 318 t/m 321.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-017, inhoudende een e-mail van 4 november 2022, p. 426 en 427.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-019, inhoudende een e-mail van 7 november 2022, p. 448 en 449.

Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-019, inhoudende een e-mail van 9 november 2022, p. 448 en 449, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-020, inhoudende e-mails van 14 november 2022, p. 452 t/m 455 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-021, inhoudende e-mail van 15 november 2022, p. 457 en 458 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-022, inhoudende een e-mail van 22 november 2022, p. 463 en 464.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 81.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [curator] , G-001-01, p. 83, tweede alinea, en p. 85, vierde en laatste alinea.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, V-001-01, p. 65, vijfde alinea, p. 66, vijfde en zesde alinea en p. 68, zevende alinea. p. 72, zevende en laatste alinea, en het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2025.