Artikel 38d (Duur en verlenging terbeschikkingstelling)
1. De terbeschikkingstelling geldt voor de tijd van twee jaar, te rekenen van de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd onherroepelijk is geworden.
2. De termijn van de terbeschikkingstelling kan, behoudens het bepaalde in artikel 38e of artikel 38j, door de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, telkens hetzij met een jaar hetzij met twee jaar worden verlengd, indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist.
Uitleg in duidelijke taal
1. De terbeschikkingstelling geldt voor de tijd van twee jaar, te rekenen van de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd onherroepelijk is geworden.
Dit lid bepaalt dat de terbeschikkingstelling een geldigheidsduur heeft van twee jaar. Deze periode van twee jaar begint te lopen vanaf de dag dat de rechterlijke uitspraak waarbij de terbeschikkingstelling is opgelegd, onherroepelijk is geworden, wat inhoudt dat er geen beroep meer tegen deze uitspraak mogelijk is.
2. De termijn van de terbeschikkingstelling kan, behoudens het bepaalde in artikel 38e of artikel 38j, door de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, telkens hetzij met een jaar hetzij met twee jaar worden verlengd, indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist.
Dit lid stelt dat de termijn van de terbeschikkingstelling verlengd kan worden. Deze verlenging vindt plaats door de rechter, op vordering van het openbaar ministerie. De verlenging kan telkens voor een periode van één jaar of twee jaar zijn. Een dergelijke verlenging is mogelijk indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist. Dit geldt behoudens het bepaalde in artikel 38e of artikel 38j, wat betekent dat de bepalingen in die artikelen voorrang kunnen hebben of een uitzondering kunnen vormen op deze regel.