ECLI:NL:RBROT:2025:11355 - Rechtbank Rotterdam - 10 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team straf 2
Parketnummers: 10/186689-24, 10/110274-24 en 10/194030-24 (eerder ttz. gev.) Datum uitspraak: 10 september 2025 Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] [plaats 1] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [penitentiaire inrichting 1] , raadsvrouw mr. A.T. Bol, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2025.
2 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. Kort gezegd wordt hem verweten dat hij op 12 september 2023 twee politiemensen heeft geprobeerd zwaar te mishandelen en zich tegen de politie heeft verzet, dat hij op 30 maart 2024 twee buren en twee agenten op straat heeft bedreigd en dat hij op 23 mei 2024 een inrichtingswerker van de gevangenis in [plaats 2] heeft geprobeerd zwaar te mishandelen en zich heeft verzet tegen twee andere inrichtingswerkers. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3 Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
4 Waardering van het bewijs
4.1. Bewijswaardering 10/186689-24, feit 1 op 23 mei 2024
4.1.1. Standpunt officier van justitie De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
4.1.2. Beoordeling De verdachte heeft met een afgebroken deel van een tandenborstel een zorg-/ behandelinrichtingswerker van de [penitentiaire inrichting 2] in zijn gezicht gestoken bij het openen van de celdeur van de verdachte. Anders dan de officier van justitie stelt is er niet voldoende bewijs voor het aannemen van voorbedachte raad bij de verdachte voor dit handelen. Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Daargelaten of de verdachte de hiervoor bedoelde gelegenheid heeft gehad valt met het bewijs dat voorhanden is niet uit te sluiten dat de verdachte, die op de crisisafdeling van de penitentiaire inrichting verbleef, heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, bijvoorbeeld als reactie op het (geluid) van het openen van celdeuren op zijn afdeling en, vervolgens, van de deur van de cel waarin hij verbleef.
4.1.3. Conclusie Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar niet dat de verdachte dit met voorbedachte raad heeft gedaan.
4.2. Bewijswaardering 10/194030-24, feit 1 op 12 september 2023
4.2.1. Standpunt verdediging De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een poging tot zware mishandeling of bedreiging en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Uit niets blijkt dat de verdachte een plan had om de verbalisanten te verwonden. De tandenborstel was niet bewerkt. De verdachte handelde uit paniek in reactie op de toepaste schildprocedure en vanuit zijn psychische toestandsbeeld. Onder die omstandigheden kan het handelen niet worden gezien als een poging tot zware mishandeling of bedreiging.
4.2.2. Beoordeling Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt met een tandenborstel in de richting van het hoofd en de nek van de betrokken politiemensen. Dit handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij dit steken immers aanmerkelijk omdat er ogen, neusgaten of gehooringangen beschadigd kunnen worden, met zwaar letsel tot gevolg. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen leidt de rechtbank af dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. De verweren worden verworpen.
4.2.3. Conclusie Bewezen is dat de verdachte een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd.
4.3. Bewezenverklaring zonder nadere motivering De overige ten laste gelegde feiten (2 prktnr 10/186689-24, 1, 2 en 3 prktnr 10/110274-24, 2 prktnr 10/194030-24) zijn ook wettig en overtuigend bewezen. Voor deze feiten is geen vrijspraak bepleit en deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde onder parketnummer 10/186689-24, het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10/110274-24 en het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde onder parketnummer 10/194030-24 heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/186689-24
- primair
hij op of omstreeks 23 mei 2024 te [plaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan " [slachtoffer 1] ", Zorg-/Behandelinrichtingswerker (ZBIW-er) in de [penitentiaire inrichting 2] , locatie [plaats 2] , opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een bewerkt en/of afgebroken deel van een tandenborstel, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht van die " [slachtoffer 1] " heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 hij op of omstreeks 23 mei 2024 te [plaats 3] , zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en),
- " [slachtoffer 2] ", verpleegkundige/ Zorg-/Behandelinrichtingswerker (ZBIW-er) in de [penitentiaire inrichting 2]
, locatie [plaats 2] , en/of
- " [slachtoffer 3] ", Zorg-/Behandelinrichtingswerker (ZBIW-er), althans een medewerker
in de [penitentiaire inrichting 2] , locatie [plaats 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, te weten het
-
bewaken en/of verzorgen van verdachte en/of
-
verlenen van bijstand aan collega " [slachtoffer 1] ",
door
-
tegen de knie van die " [slachtoffer 2] " te trappen en/of te schoppen en/of
-
in het gezicht van die " [slachtoffer 3] " te slaan en/ofte stompen.
Parketnummer 10/110274-24 1 hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Rotterdam [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door haar op straat te benaderen en/of een mes aan haar te tonen en/of (daarbij) (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2 hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Rotterdam [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes aan die [slachtoffer 5] te tonen en/of met dat mes (een) stekende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer 5] te maken;
3 hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Rotterdam [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , verbalisant(en)van de politie eenheid Rotterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes aan die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te tonen en/of met dat mes op die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] af te lopen.
Parketnummer 10/194030-24
- primair
hij op of omstreeks 12 september 2023 te [plaats 4] , [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan " [slachtoffer 8] " en/of " [slachtoffer 9] ", lid/leden van het Team Parate Eenheid Rotterdam, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een tandenborstel (een) stekende en/of hakkende en/of slaande beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of de nek, althans het lichaam,van genoemde " [slachtoffer 8] " en/of " [slachtoffer 9] ", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 hij op of omstreeks 12 september 2023 te [plaats 4] , [gemeente] zich met geweld en/ of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) lid/leden van het Team Parate Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, te weten het verlenen van bijstand aan het personeel van [GGZ] (het verwijderen van verdachte uit zijn kamer en/ of het toedienen van medicijnen en/ of het overbrengen van verdachte naar een separeerkamer), door (nadat hij, verdachte, de vloer nat had gemaakt)
- met een tandenborstel (een)stekende en/of hakkende en/ of slaande beweging(en)
te maken in de richting van het hoofd en/of de nek, althans het lichaam, van het lid/de leden " [slachtoffer 8] " en/of " [slachtoffer 9] " en/of
-
zijn, verdachtes, vuist te ballen en/of
-
te rukken en/of te bewegen in een richting tegengesteld aan die in welke richting
het lid/de leden hem, verdachte, voerden en/of wilde(n) voeren en/of
- ( daarbij) te roepen: "Ga weg, anders wordt het oorlog!", althans woorden van
gelijke dreigende/intimiderende aard/ strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5 Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/186689-24
Parketnummer 10/110274-24 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Parketnummer 10/194030-24
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
6 Strafbaarheid verdachte
6.1. Standpunt verdediging en officier van justitie De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, waardoor hij niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2. Beoordeling De verdachte is onderzocht door het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). Uit het rapport van het PBC van 17 juli 2025 volgt dat bij de verdachte sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis in de vorm van schizofrenie. Ook tijdens het plegen van de feiten was daarvan sprake. Hoewel het niet duidelijk is op welke wijze precies, kan wel worden aangenomen dat deze stoornis volledig heeft doorgewerkt in de gepleegde feiten. De schizofrenie, die gepaard gaat met wanen, hallucinaties en gefragmenteerd denken, maakt dat de verdachte situaties maar beperkt kan overzien. Dit leidt tot forse oordeels- en kritiekstoornissen ten tijde van psychotische episoden, die het gedrag van de verdachte volledig kleuren. De onderzoekers adviseren dan ook de feiten in het geheel niet toe te rekenen aan de verdachte.
6.3. Conclusie De rechtbank volgt dit advies en acht de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar. De verdachte is dus niet strafbaar en wordt daarom ter zake van de bewezen verklaarde feiten ontslagen van alle rechtsvervolging.
7 Motivering maatregel
7.1. Algemene overweging De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2. Feiten waarop de maatregel is gebaseerd De verdachte heeft geprobeerd om drie mensen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een (afgebroken) tandenborstel slaande bewegingen te maken richting de hoofden en/of nekken van die personen. Een van de slachtoffers is daadwerkelijk geraakt door de afgebroken tandenborstel en heeft een verwonding aan het gezicht opgelopen. Verder heeft de verdachte zich meerdere keren met geweld verzet. Hij heeft tevens meerdere mensen bedreigd met een mes. Door zo te handelen heeft de verdachte de slachtoffers pijn bezorgd en fors angst aangejaagd. Dat geldt niet in de laatste plaats voor het slachtoffer dat voor haar woning in het bijzijn van haar drie kinderen onder vertoning van een mes werd bedreigd met de dood. Dat het handelen van de verdachte door de slachtoffers als zeer bedreigend is ervaren en op hen een flinke impact heeft gehad bleek ook wel uit wat daar over op de zitting namens hen is gezegd. De rechtbank vindt het bovendien buitengewoon zorgelijk dat de verdachte bij alle bewezen verklaarde feiten een wapen of een als zodanig te gebruiken voorwerp (tandborstel, mes) bij zich had.
7.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1. Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2. Rapportage PBC Uit rapport van het PBC volgt dat het recidiverisico op geweldsdelicten hoog is en vooral wordt bepaald door de chronische en therapieresistente schizofrenie met ernstige oordeels- en kritiekstoornissen waarbij de verdachte in het verleden meermaals agressief gedrag heeft laten zien. Omdat verdachte zich bewapende wordt ook het risico op ernstig lichamelijk letsel hoog ingeschat en hetzelfde gaat volgens de onderzoekers op voor het risico op acuut dreigend geweld omdat de verdachte frequent agressief gedrag laat zien, zoals ook blijkt uit de bewezen verklaarde feiten tijdens zijn detentie.
Ondanks eerdere behandeling en intensieve hulpverlening – ook in een gedwongen kader – is het niet gelukt het psychiatrisch beeld onder controle te houden. De indruk van de onderzoekers is dat het agressieve gedrag dat de verdachte laat zien de laatste jaren vaker optreedt en heviger wordt, waarschijnlijk vanwege een progressieve verslechtering van de schizofrenie. Uit het PBC-rapport volgt ook dat de verdachte een gebrek aan zelfinzicht heeft en dat er problemen zijn op het gebied van behandeltrouw en responsiviteit op behandeling. Om het recidivegevaar te beperken en gezien het chronische en therapieresistente karakter van de problematiek is het volgens de onderzoekers van belang dat de verdachte specialistisch en intensief wordt behandeld voor de schizofrenie.
Afgaande op het hoge recidiverisico en de noodzaak voor forensische expertise zijn de onderzoekers van mening dat een gesloten klinische start van de behandeling, met plaatsing in een forensisch psychiatrische instelling met hoog beveiligingsniveau (zoals in een FPK of FPC) noodzakelijk is. De onderzoekers geven aan dat voorwaardelijke juridische kaders niet haalbaar zijn bij de verdachte, gezien zijn gebrek aan ziekte-inzicht en behandelmotivatie. In dat geval blijven er twee kaders over, zorg middels een zorgmachtiging of het opleggen van een terbeschikkingstellingsmaatregel (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging. Een zorgmachtiging is volgens de onderzoekers geen optie omdat langdurige intensieve zorg via die weg eerder onvoldoende is gebleken. De onderzoekers adviseren daarom een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
7.4. Conclusies van de rechtbank
7.4.1. Terbeschikkingstelling Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Bij de verdachte is sprake van een ernstige psychische stoornis, die ook aanwezig was tijdens het begaan van de stafbare feiten. Zoals eerder overwogen kunnen de feiten de verdachte door die stoornis niet toegerekend worden en kan hem geen straf worden opgelegd. Wel is met het oog op het recidiverisico, waarmee de veiligheid van personen in het geding is, oplegging van een maatregel aangewezen. De rechtbank onderschrijft ook de conclusie van de onderzoekers van het PBC dat die maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege moet zijn.
De rechtbank stelt vast dat de onder 10-110274-24 (feit 1, 2 en 3), 10-186689-24 (feit 1 primair) en 10-194030-24 (feit 1 primair) bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
7.4.2. Maatregel art. 38v Sr De officier van justitie heeft gevorderd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, te weten een contactverbod met [slachtoffer 4] voor de duur van vijf jaren. Gelet op de opgelegde terbeschikkingstelling ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
8 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
8.1. Benadeelden [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] ter zake van de zaak met parketnummer 10-110274-24 en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] ter zake van de zaak met parketnummer 10-194030-24. De benadeelde partijen vorderen respectievelijk een vergoeding van € 450,-, € 450,-, € 600,- en € 600,- aan immateriële schade. Namens deze benadeelde partijen is aangevoerd dat, gelet op de ernst van de normschending, de nadelige gevolgen voor de slachtoffers zo voor de hand liggen dat immateriële schade zonder concrete onderbouwing van aantasting in de persoon toewijsbaar is. De rechtbank deelt deze stelling, gelet op de bewezen feiten en de omstandigheden waaronder die zijn gepleegd, niet. De vorderingen zijn dus onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partijen zullen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2. Benadeelde [slachtoffer 4] Als benadeelde in de zaak met parketnummer 10-110274-24 (feit 1) heeft zich in het geding gevoegd mevrouw [slachtoffer 4] . Zij vordert een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, de hoogte van de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen*.*
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 maart 2024. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38d, 45, 57, 180, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
10 Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder
Parketnummer 10/186689-24 onder 1 primair en 2,
Parketnummer 10/110274-24 onder 1, 2 en 3,
Parketnummer 10/194030-24 onder 1 primair en 2
ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] niet- ontvankelijk in de vorderingen; veroordeelt deze benadeelde partijen telkens in de kosten door de verdachte ter verdediging van de respectievelijke vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen € 1.000,-(hoofdsom, zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter, en mrs. M.J.M. van Beckhoven en M. Hulshof, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. S. Hoebe en E.J. den Hollander, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/186689-24
- primairhij op of omstreeks 23 mei 2024 te [plaats 3]ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omaan “ [slachtoffer 1] ”, Zorg-/Behandelinrichtingswerker (ZBIW-er) in de [penitentiaire inrichting 2] ,locatie [plaats 2] ,opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met een bewerkt en/of afgebroken deel van een tandenborstel, althans een scherpen/of puntig voorwerp, in het gezicht van die “ [slachtoffer 1] ” heeft gestoken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden: hij op of omstreeks 23 mei 2024 te [plaats 3] ,met voorbedachten radeeen ambtenaar, “ [slachtoffer 1] ”, Zorg-/Behandelinrichtingswerker (ZBIW-er) in de [penitentiaire inrichting 2][penitentiaire inrichting 2] , locatie [plaats 2] ,gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bedieningheeft mishandeld door met een bewerkt en/of afgebroken deel van eentandenborstel, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht van die“ [slachtoffer 1] ” te steken;
2.hij op of omstreeks 23 mei 2024 te [plaats 3] ,zich met geweld en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en),- “ [slachtoffer 2] ”, verpleegkundige/ Zorg-/Behandelinrichtingswerker (ZBIW-er) in de [penitentiaire inrichting 2][penitentiaire inrichting 2] , locatie [plaats 2] , en/of- “ [slachtoffer 3] ”, Zorg-/Behandelinrichtingswerker (ZBIW-er), althans een medewerkerin de [penitentiaire inrichting 2] , locatie [plaats 2] ,werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, te weten het- bewaken en/of verzorgen van verdachte en/of- verlenen van bijstand aan collega " [slachtoffer 1] ",door- tegen de knie van die “ [slachtoffer 2] ” te trappen en/of te schoppen en/of- in het gezicht van die “ [slachtoffer 3] ” te slaan en/of te stompen.
10/110274-24
1.hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Rotterdam[slachtoffer 4] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door haar op straat te benaderen en/of een mes aan haar te tonen en/of (daarbij)(meermalen) dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood!", althanswoorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Rotterdam[slachtoffer 5] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door een mes aan die [slachtoffer 5] te tonen en/of met dat mes (een) stekendebeweging(en) in de richting van die [slachtoffer 5] te maken;
3.hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Rotterdam[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , verbalisant(en) van de politie eenheid Rotterdam, heeftbedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door een mes aan die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te tonen en/of met dat mes op die [slachtoffer 6]en/of [slachtoffer 7] af te lopen.
10/194030-24
- primairhij op of omstreeks 12 september 2023 te [plaats 4] , [gemeente]ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omaan “ [slachtoffer 8] ” en/of “ [slachtoffer 9] ”, lid/leden van het Team Parate Eenheid Rotterdam,opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengenmet een tandenborstel (een) stekende en/of hakkende en/of slaande beweging(en)heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of de nek, althans het lichaam, vangenoemde “ [slachtoffer 8] ” en/of “ [slachtoffer 9] ”,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden: hij op of omstreeks 12 september 2023 te [plaats 4] , [gemeente]“ [slachtoffer 8] ” en/of “ [slachtoffer 9] ”, lid/leden van het Team Parate Eenheid Rotterdam, heeftbedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door met een tandenborstel (een) stekende en/of hakkende en/of slaandebeweging(en) te maken in de richting van het hoofd en/of de nek, althans hetlichaam, van genoemde “ [slachtoffer 8] ” en/of “ [slachtoffer 9] ”;
2.hij op of omstreeks 12 september 2023 te [plaats 4] , [gemeente]zich met geweld en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen (een) lid/leden van het Team Parate Eenheid Rotterdam,werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, te weten hetverlenen van bijstand aan het personeel van [GGZ] (het verwijderenvan verdachte uit zijn kamer en/of het toedienen van medicijnen en/of hetoverbrengen van verdachte naar een separeerkamer),door (nadat hij, verdachte, de vloer nat had gemaakt)- met een tandenborstel (een) stekende en/of hakkende en/of slaande beweging(en)te maken in de richting van het hoofd en/of de nek, althans het lichaam, van hetlid/de leden “ [slachtoffer 8] ” en/of “ [slachtoffer 9] ” en/of- zijn, verdachtes, vuist te ballen en/of- te rukken en/of te bewegen in een richting tegengesteld aan die in welke richtinghet lid/de leden hem, verdachte, voerden en/of wilde(n) voeren en/of- (daarbij) te roepen: “Ga weg, anders wordt het oorlog!”, althans woorden vangelijke dreigende/intimiderende aard/strekking.