Artikel 11
1. Hij die handelt in strijd met een in artikel 3 gegeven verbod, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
2. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
3. Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
4. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. Indien een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
6. Het tweede lid is niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van hennep of hasjiesj van ten hoogste 30 gram.
7. Het tweede en vierde lid zijn niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, van de in lijst II vermelde middelen, met uitzondering van hennep en hasjiesj.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:1005 - Overzichtsarrest 80a RO: Actualisering van Selectie aan de Poort
Dit overzichtsarrest actualiseert de rechtspraak over artikel 80a RO. De Hoge Raad geeft een gedetailleerd overzicht van gevallen waarin cassatieberoep niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens 'klaarblijkelijk onvoldoende belang' of omdat de klachten 'klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden', inclusief de specifieke klacht over de redelijke termijn.
ECLI:NL:HR:2013:7
ECLI:NL:HR:2021:1945 - Begraven drugs en stempels: criteria voor aanwezig en voorhanden hebben
Voor 'aanwezig hebben' (art. 2/3 Opiumwet) en 'voorhanden hebben' (art. 10a Opiumwet) is feitelijke macht - de mogelijkheid om over de goederen te beschikken - doorslaggevend. Eigendom of directe nabijheid is niet vereist. Dit kan ook worden aangenomen voor begraven goederen op een perceel.
ECLI:NL:HR:2016:23 - Gedoogbeleid Coffeeshop: Passief gedogen wekt geen gerechtvaardigd vertrouwen
Passief gedogen van een grote, externe voorraad door een coffeeshophouder is onvoldoende om het gerechtvaardigd vertrouwen te wekken dat geen vervolging zal plaatsvinden. De vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie is slechts in zeer beperkte mate toetsbaar door de rechter.
ECLI:NL:HR:2018:328
ECLI:NL:HR:2013:833
ECLI:NL:HR:2021:1279 - Motiveringseis getuigenverzoek bij verweer over onrechtmatig opsporingsonderzoek
Een verzoek om getuigen te horen ter onderbouwing van een verweer over onrechtmatigheden in het vooronderzoek (art. 359a Sv) vereist een specifieke motivering. De soepeler regels uit het Keskin-arrest voor het horen van belastende getuigen zijn hierop niet van toepassing.
ECLI:NL:HR:2013:BX9407
ECLI:NL:HR:2021:1399 - Strafmotivering: motiveringsplicht bij gebruik van pleegperiode voor bepaling van strafmaat
Indien een rechter de duur van een bewezenverklaarde periode als strafverzwarende omstandigheid meeweegt, moet hij nader motiveren hoe hij tot die specifieke duur is gekomen, zeker als de verdediging deze gemotiveerd heeft betwist. Een bewezenverklaring over een periode impliceert niet automatisch activiteit gedurende die hele periode.