ECLI:NL:RBLIM:2025:8817 - Vrijspraak voor poging doodslag en veroordeling voor zware mishandeling na messteek - 12 september 2025
Uitspraak
Essentie
De Rechtbank Limburg spreekt vrij van poging tot doodslag omdat een aanmerkelijke kans op de dood niet kon worden vastgesteld. Wel wordt zware mishandeling bewezen verklaard op basis van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.247663.24, 03.150064.24 (ttz.gev.) en 03.205618.24 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004, thans gedetineerd in de [PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.M. Rus, welke ter zitting werd waargenomen door mr. F.A.G.M. Landerloo, beiden advocaat kantoorhoudende te Maastricht.
1 Inleiding
Deze zaak betreft een langdurig conflict tussen de verdachte en de familie van zijn ex-vriendin. Aan de verdachte worden negen strafbare feiten ten laste gelegd die zich afgespeeld zouden hebben in de laatste vijf maanden van dit conflict. Die feiten zijn: belaging van de moeder van zijn ex-vriendin, vernieling van een raam van de oma van zijn ex-vriendin en met betrekking tot de broer van zijn ex-vriendin: tweemaal vernieling van diens auto, belaging, mishandeling, bedreiging en het overtreden van een contactverbod. Het conflict escaleert tenslotte volledig wanneer een ruzie tussen de verdachte en leden van die familie eindigt in een incident met een mes in de Jumbo te Maastricht. De vader van de ex-vriendin raakt daarbij gewond. Dit laatste feit is primair tenlastegelegd is als poging doodslag en subsidiair als zware mishandeling. De verdachte heeft voor het grootste deel van de feiten een bekennende verklaring afgelegd, met uitzondering van de poging tot doodslag en zware mishandeling. Sinds dit laatste feit zit verdachte in voorarrest.
2 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partijen is op de zitting gehoord mr. S.L.R. Hensen, advocaat kantoorhoudende te Urmond. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.
[slachtoffer 4] heeft zich als ook benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens hem is op de zitting gehoord [naam 1] , gemachtigde van Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft ook deze vordering tot schadevergoeding behandeld.
3 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Inzake parketnummer 03.247663.24
*Feit 1:*op 30 juli 2024 heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden (primair) dan wel [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair);
Feit 2: in de periode van 10 maart 2024 tot en met 30 juli 2024 [slachtoffer 2] heeft belaagd door haar meermaals (anoniem) te bellen;
Feit 3: op 8 maart 2024 een raam van [naam 2] heeft vernield.
Inzake parketnummer 03.150064.24
*Feit 1:*op 30 maart 2024 een auto van [slachtoffer 4] heeft beschadigd;
Feit 2: in de periode van 8 maart 2024 tot en met 30 juli 2024 [slachtoffer 4] heeft belaagd door hem meermaals te bellen en/of berichten te sturen.
Inzake parketnummer 03.205618.24
*Feit 1:*op 17 juni 2024 [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem te slaan;
*Feit 2:*op 17 juni 2024 een auto van [slachtoffer 4] heeft beschadigd;
*Feit 3:*op 27 mei 2024 [slachtoffer 4] heeft bedreigd door hem via een of meer spraakbericht(en) de woorden toe te voegen "ik steek je neer" en/of "ik ga je echt steken he";
*Feit 4:*op 10 april 2024 zich niet heeft gehouden aan de gedragsaanwijzing die aan hem was opgelegd, die inhield dat hij geen contact mocht zoeken met [slachtoffer 4] .
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht de feiten 1 primair, 2, 3 onder parketnummer 03.247663.24 en de feiten tenlastegelegd onder parketnummers 03.150064.24 en 03.205618.24 bewezen. Voor feit 1 primair onder parketnummer 03.247663.24 heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn handelen dodelijk letsel zou veroorzaken.
4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten 2, 3 onder parketnummer 03.247663.24 en de feiten onder parketnummers 03.150064.24 en 03.205618.24 aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft voor zowel feit 1 primair als feit 1 subsidiair onder parketnummer 03.247663.24 vrijspraak bepleit bij ontbreken van opzet op de dood en zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] .
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 03.247663.24:
[slachtoffer 1] deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
De getuige [naam 3] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Degetuige [naam 4] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het proces-verbaal van bevindingen vermeldt:
De forensisch medisch letselrapportage vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 augustus 2025, voor zover inhoudende: Op 30 juli 2024 kwamen [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) en ik elkaar tegen op de Boschstraat in Maastricht. We scholden en schreeuwden naar elkaar. [slachtoffer 1] stapte een paar keer uit en ik draaide mijn auto een paar keer, dat was dom. Daarna hadden we telefonisch contact. We scholden, schreeuwden en dreigden. Toen werd [slachtoffer 1] rustig en zei ‘kom naar de Mediamarkt’. Ik dacht dat alleen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] er zouden zijn, maar ik zag ook [naam 6] en [naam 7] staan. Ze waren aan het wachten, het leek alsof ze iemand zochten. Ik wilde weggaan, maar [naam 6] zette zijn taxi voor de slagbomen zodat dat niet ging. Ik zette mijn auto voor de Jumbo en keek in de auto wat ik bij me had om hen af te schrikken. Aan de passagierszijde rechts in de auto bij de deur lag een mes, dat lag er al een tijd. Ik pakte het mes en rende de Jumbo in. De familie bleef mij volgen en gooide met dingen naar me. Ze zeiden dat ze me zouden pakken en me zouden afmaken. Ik bleef wegrennen en belde 112. Andere mensen, die niet eerder bij de ruzie betrokken waren, kwamen ook achter me aan. [slachtoffer 1] was er ook bij. Bij de uitgang van de Jumbo, net voor het klaphekje, werd ik naar de grond getrokken. Ik werd vastgehouden, geslagen en getrapt. Ik wilde weg en probeerde me los te worstelen. Ik had het mes vast. Ik ben naar buiten gerend en zag toen dat er bloed op het mes zat en ik iemand geraakt moest hebben. Toen ik [slachtoffer 1] in elkaar zag zakken wist ik dat hij het geweest moet zijn.
Ten aanzien van feit 1 tenlastegelegd onder parketnummer 03.247663.24 overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt:
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] op 30 juli 2024 in de Jumbo op de [adres] te Maastricht met een mes in zijn buik is gestoken. Dát hij is gestoken, volgt uit het feit dat hij een steekwond heeft opgelopen waarbij sprake bleek te zijn van een perforatie van zijn dunne en dikke darm. In het proces-verbaal forensisch onderzoek wordt vermeld dat een operatieve ingreep heeft plaatsgevonden en de genezingstijd wordt geschat op 2 tot 3 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat het verdachte is geweest die aangever met een mes heeft gestoken in de buik en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt vast dat verdachte [verdachte] bij de toegangspoortjes in de Jumbo naar de grond is gewerkt en dat hier een schermutseling heeft plaatsgevonden waarbij hij door meerdere personen belaagd werd. Wanneer de verdachte vrij weet te komen, wordt hij vrijwel direct gevolgd door 3 personen. Direct na het moment waarop [slachtoffer 1] de toegangspoortjes voorbij is gelopen tilt hij zijn shirt op om naar zijn buik te kijken. De directe blik van [slachtoffer 1] naar zijn buikstreek en zijn lichaamshouding duiden op een acute reactie op het oplopen van de verwonding. Gelet op het korte tijdsverloop tussen het voorafgaande treffen met de verdachte en het zichtbaar worden van de verwonding, kan het volgens de rechtbank niet anders dan dat [slachtoffer 1] kort daarvoor in zijn buik is gestoken. Hierbij acht de rechtbank het van belang dat de verdachte de enige persoon was die voorzien van een mes in de Jumbo bij die incident aanwezig was; niet is gebleken dat iemand van de andere aanwezigen een mes bij zich had. De rechtbank stelt daarom vast dat [slachtoffer 1] in zijn buik gestoken is bij de toegangspoortjes, toen aldaar de confrontatie met de verdachte plaatsvond. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen van verdachte gekwalificeerd moet worden als een poging tot doodslag (primair) dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (subsidiair). Hierbij stelt de rechtbank vast dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven of om hem zwaar te verwonden. Dit neemt echter niet weg dat verdachte door zijn gedragingen toch in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van [slachtoffer 1] of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Van zodanig voorwaardelijk opzet is sprake wanneer bewust de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde Allereerst moet dan vastgesteld worden of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] gedood kon worden door de handelingen van de verdachte. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank stelt voorop dat steken in de buik met een mes onder omstandigheden dodelijk kan zijn, omdat zich daar vitale organen bevinden. Vastgesteld kan worden dat de verdachte [slachtoffer 1] met het mes in de buik heeft gestoken waardoor hij een steekwond heeft opgelopen en dat sprake was van een perforatie van de dunne- en dikke darm. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het steken, zoals de verdachte dit heeft gedaan, had kunnen doordringen tot de vitale organen met een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] . Specifieke informatie over de exacte kracht van het steken met het mes is daarbij niet aanwezig. Uit het voorhanden bewijsmateriaal kan een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] dan ook niet worden afgeleid. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en om die reden acht zij niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van [slachtoffer 1] . Van het primair tenlastegelegde zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
Het subsidiair tenlastegelegde Als gevolg van het steken door verdachte in de buik van [slachtoffer 1] was er sprake van een perforatie van de dunne- en dikke darm. Blijkens het forensisch onderzoek was een operatieve ingreep noodzakelijk nadat dit aanvankelijk enkele dagen niet onderkend was. De genezingsduur wordt geschat op 2 tot 3 maanden. De rechtbank kwalificeert dit letsel zonder voorbehoud als zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is het letsel dusdanig ernstig dat het naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel kan en ook behoort te worden aangemerkt. Immers zou het vastgestelde letsel, zou operatief ingrijpen niet hebben plaatsgevonden - zoals in dit geval ook enkele dagen lang het geval was - tot verdere verergering van klachten zoals ontstekingen hebben kunnen leiden, wat directe serieuze gezondheidsrisico’s met zich zou hebben gebracht.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zich in ieder geval, terwijl hij zich bevond in een kluwen van mensen, met een mes in zijn hand heeft losgeworsteld uit hun grip. Verdachte bevond zich op de grond en werd door meerdere personen vastgehouden, geslagen en geschopt. Hij was zich er aldus uitdrukkelijk van bewust dat zich personen direct om hem heen bevonden. Verdachte was zich te allen tijde bewust dat hij een mes in zijn hand hield en heeft vervolgens bewegingen gemaakt met het kennelijke doel zich te bevrijden. Verdachte heeft daarbij, ofschoon aangever [slachtoffer 1] daarover anders verklaart, mogelijk niet waargenomen waar het mes terechtkwam, doch heeft desalniettemin met het mes de betreffende bewegingen gemaakt. Door onder die omstandigheden dergelijke bewegingen te maken met een mes in de hand, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij één of meer van die om hem heen staande personen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Dit handelen van verdachte kan, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, ook niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte hiermee de kans dat iemand zwaar lichamelijk letsel zou oplopen willens en wetens heeft aanvaard. Verdachte heeft daarom in ieder geval het voorwaardelijk opzet gehad op zware mishandeling.
Conclusie Op grond van vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 30 juli 2024 in de gemeente Maastricht aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in en een doorboring van de dunne en dikke darmwand, heeft toegebracht, door [slachtoffer 1] met een mes in de buik te steken.
Gelet op de forensisch medische letselrapportage is enkel sprake van steekletsel en niet van snijdend letsel. Van snijden als handeling zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
Ten aanzien van alle andere feiten:
Aangezien de verdachte de feiten 2 en 3 inzake parketnummer 03.247663.24, de feiten inzake parketnummer 03.150064.24 en de feiten inzake parketnummer 03.205618.24 ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 ten laste gelegd onder parketnummer 03.247663.24:
-
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] ;
[7] -
het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever;
[8] -
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2024;
[9] -
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2025;
Ten aanzien van feit 3 ten laste gelegd onder parketnummer 03.247663.24:
-
het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] ;
[10] -
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2025;
Ten aanzien van feit 1 ten laste gelegd onder parketnummer 03.150064.24:
-
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] ;
[11] -
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2025;
Ten aanzien van feit 2 ten laste gelegd onder parketnummer 03.150064.24:
-
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] ;
[12] -
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2024;
[13] -
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2025;
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 ten laste gelegd onder parketnummer 03.205618.24:
-
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] :
[14] -
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2025;
Ten aanzien van feiten 3 en 4 ten laste gelegd onder parketnummer 03.150064.24:
-
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] ;
[15] -
de gedragsaanwijzing d.d. 2 april 2023;
[16] -
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juni 2024;
[17] -
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2025;
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
T.a.v. 03-247663-24 feit 1 subsidiair: hij op 30 juli 2024 in de gemeente Maastricht aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in en doorboring van de dunne darmwand en de dikke darmwand, heeft toegebracht door met een mes in de buik van die [slachtoffer 1] te steken;
T.a.v. 03-247663-24 feit 2: hij op meer tijdstippen in de periode van 10 maart 2024 tot en met 30 juli 2024 in Nederland en België, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door meermalen, die [slachtoffer 2] (anoniem) te bellen, met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen, iets te dulden en vrees aan te jagen;
T.a.v. 03-247663-24 feit 3: hij op 8 maart 2024 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een raam dat aan [naam 2] toebehoorde heeft vernield;
T.a.v. 03-150064-24 feit 1: hij op 30 maart 2024 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een auto die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft beschadigd;
T.a.v. 03-150064-24 feit 2: hij op meerdere tijdtippen in de periode van 8 maart 2024 tot en met 30 juli 2024 te Maastricht wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door hem meermaals te bellen en berichten te sturen met het oogmerk die [slachtoffer 4] te dwingen, iets te dulden en vrees aan te jagen;
T.a.v. 03-205618-24 feit 1: hij op 17 juni 2024 te Maastricht [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem te slaan;
T.a.v. 03-205618-24 feit 2: hij op 17 juni 2024 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft beschadigd;
T.a.v. 03-205618-24 feit 3: hij op 27 mei 2024 te Maastricht [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] via spraakberichten dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je echt steken he".;
T.a.v. 03-205618-24 feit 4: hij op 10 april 2024 te Maastricht opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 2 april 2024, gegeven door de officier van justitie te Limburg door
-
meerdere keren telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer 4] en
-
whatsapp-berichten te sturen naar [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03-247663-24 feit 1 subsidiair: zware mishandeling
T.a.v. 03-247663-24 feit 2: belaging
T.a.v. 03-247663-24 feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
T.a.v. 03-150064-24 feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen
T.a.v. 03-150064-24 feit 2: belaging
T.a.v. 03-205618-24 feit 1: mishandeling
T.a.v. 03-205618-24 feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen
T.a.v. 03-205618-24 feit 3: bedreiging
T.a.v. 03-205618-24 feit 4: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
6 De strafbaarheid van de verdachte
De psycholoog drs. C. Moerland heeft over de geestvermogens van de verdachte op 7 februari 2025 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7 De straf
7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 7 jaren. Verder heeft de officier van justitie aan de rechtbank de suggestie gedaan om ambtshalve de gedrag beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft verzocht de straf te beperken tot de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om boven op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als het voorarrest enkel een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met bijzondere voorwaarden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De zaak betreft een langdurig conflict tussen de verdachte en de familie van zijn ex-vriendin. In de periode van vijf maanden heeft verdachte negen afzonderlijke strafbare feiten gepleegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen en beschadigingen, te weten een raam van oma [naam 2] en in twee verschillende instanties de auto van [slachtoffer 4] . De verdachte heeft zijn emoties afgereageerd door andermans spullen te beschadigen en te vernielen. De verdachte heeft daarmee laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander, noch oog te hebben voor de schade die hij aanricht. De verdachte is volledig voorbij gegaan aan de schade die hij heeft aangericht en angst die hij daarmee bij anderen heeft veroorzaakt.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 4] door hem te slaan. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen letsel veroorzaakt, maar ook heeft hij gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer. Bovendien heeft een en ander zich afgespeeld op de openbare weg, bij het park, waar velen ongewild getuige waren van het geweld.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan belagingen van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] en daarnaast [slachtoffer 4] bedreigd. De verdachte heeft de slachtoffers gedwongen te dulden dat hij meerdere malen direct of indirect contact met hen zocht. De stelselmatigheid van de belaging blijkt uit de combinatie van de frequentie en de intensiteit. De verdachte heeft de slachtoffers talrijke malen opgebeld en daarbij meermaals uitermate krenkende uitlatingen gedaan richting en over de slachtoffers, in het bijzonder ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 2] . De verdachte heeft daarnaast [slachtoffer 4] bedreigd door te zeggen dat hij hem zou neersteken. Hoewel die afzonderlijk tenlastegelegde bedreiging binnen de periode van de belaging valt, beschouwt de rechtbank deze woordelijke bedreiging toch als zelfstandig misdrijf, nu de intentie van die bedreigingen niet noodzakelijk samenvalt met de andere vormen van belaging. Iemand doodsangst bezorgen is daarmee als meerdaadse samenloop te kwalificeren naast de overige misdrijven. De hardnekkigheid waarmee de verdachte aanhoudend is blijven ageren en reageren richting de familieleden van zijn ex-vriendin, volgt expliciet uit het feit dat de politie maar liefst vijfmaal een zogenaamd stopgesprek met de verdachte heeft gevoerd, dat aan hem al een gedragsaanwijzing gegeven was waarbij aan hem sinds 2 april 2024 een contactverbod was opgelegd en dat hij sinds 27 juni 2024 in een voorwaardelijke schorsing van voorlopige hechtenis liep. Dit alles weerhield hem er niet van om contact te blijven zoeken met de slachtoffers. Door deze niet mis te verstane signalen te negeren en in weerwil daarvan door te gaan met het lastigvallen van de slachtoffers, heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect. Verdachte heeft met zijn gedragingen de slachtoffers angst aangejaagd en gevoelens van onveiligheid opgeroepen.
De verdachte heeft zich tenslotte, na al dat voorgaande, schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] door hem met een mes in diens buik te steken. Dit betreft een ernstig gewelddadig feit, wat levensgevaarlijke gevolgen voor het slachtoffer bleek te hebben nadat aanvankelijk medisch niet onderkend was dat er bloedingen in de buikholte waren opgetreden. De verdachte heeft met zijn gedrag geen enkel respect getoond voor en een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en hem pijn bezorgd. Dergelijke delicten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid, ook bij anderen, nu het feit heeft plaatsgevonden in de publieke ruimte en leiden tot maatschappelijke onrust en een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt met de opsomming van deze misdrijven waar dat de verdachte zich blijvend niet heeft weten te onttrekken aan de door hemzelf gevoelde noodzaak om te reageren op alles wat hij zag, hoorde of ondervond van de andere betrokkenen in de zaak. Ook ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte blijft reageren op “de wederpartij”.
De verdachte heeft herhaaldelijk actief confrontaties opgezocht en heeft geen enkel moment onbenut gelaten om zich af te reageren. Uit het dossier en de bevindingen ter zitting blijkt dat beide partijen bij het conflict betrokken zijn, waarbij de escalatie over en weer lijkt te verlopen. De rechtbank houdt hier bij de strafoplegging rekening mee, maar wenst tevens haar zorgen te uiten over de gevolgen voor de veiligheid en het welzijn van betrokkenen zodra verdachte weer in vrijheid wordt gesteld. In de beschreven escalatie is de verdachte namelijk de eerste geweest die zich, bij een naderende en onontkoombaar geworden confrontatie, welbewust heeft bewapend met een mes. Dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk, omdat juist dit tot het ontstane letsel heeft moeten leiden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 18 juni 2024 is hij niet eerder voor soortgelijke delicten veroordeeld.
Op 7 februari 2025 heeft C. Moerland, gezondheidszorgpsycholoog, een psychologisch onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat er geen persoonlijkheidsstoornis (of andere stoornis) is vastgesteld, maar er wel sprake is van antisociale trekken in de persoonlijkheid van de verdachte.
De reclassering heeft op 14 augustus 2025 advies uitgebracht. Daarin schrijft de reclassering – samengevat – dat de verdachte beneden gemiddeld intelligent getest werd, zelfredzaam is en niet kampt met psychische problemen. De reclassering gaat uit van een gemiddeld risico op zowel algemene recidive als letselschade. Naar het inzicht van de reclassering zal, indien betrokkene zich bij zijn broer in Rotterdam vestigt, de hiermee ontstane afstand de risico’s gunstig beïnvloeden. Een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht, gedragsinterventie agressiebeheersing, contactverbod en locatieverbod wordt geadviseerd.
Nu de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan waarvan de officier van justitie in zijn eis is uitgegaan, zal zij een lagere gevangenisstraf aan de verdachte opleggen. Een andere straf dan een vrijheidsbenemende komt niet in overweging, gezien de aard en ernst van de feiten. De rechtbank acht de hoogte van de eis van de officier van justitie geen recht doen aan de algehele teneur van deze zaak, waarbij meerdere partijen zich niet onbetuigd hebben gelaten bij het blijven opzoeken van elkaar.
Alles overwegende acht de rechtbank passend om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De voorwaardelijke straf dient ervoor om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tevens maakt deze voorwaardelijke straf toezicht door de reclassering mogelijk. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en gedragsinterventie agressiebeheersing. De rechtbank ziet geen heil in het opleggen van een contact- en locatieverbod nu de escalatie van het bestaande conflict het gevolg lijkt te zijn van gedragingen van beide betrokken partijen. Daarnaast zal de rechtbank ook geen gedrag beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
8 De voorlopige hechtenis in de zaak 03-205618-24
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis in de eerder ter terechtzitting gevoegde zaak 03-205618-24 opheffen, nu de voorlopige hechtenis in onderhavige hoofdzaak 03-247663-24 van kracht is en na dit vonnis van rechtswege blijft voortduren.
9 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
9.1 De vordering van de benadeelde partijen De benadeelde partij **[slachtoffer 1]**vordert schadevergoeding tot een bedrag van 19.419,12 euro ter zake van parketnummer 03.247663.24 feit 1. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
De benadeelde partij **[slachtoffer 2]**vordert schadevergoeding tot een bedrag van 11.928,00 euro ter zake van parketnummer 03.247663.24 feit 1 en 2. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
a. verhuiskosten: 7.428,- euro
b. immateriële schade: 4.500,- euro
De benadeelde partij **[slachtoffer 3]**vordert schadevergoeding tot een bedrag van 2.500,- euro ter zake van parketnummer 03.247663.24 feit 1. De vordering bestaat geheel uit immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert schadevergoeding tot een bedrag van 7,718,81 euro ter zake van parketnummer 03.150064.24 feit 1 en 2, 03.150064.24 feit 1, 2, 3 en 4. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
Alle benadeelden hebben verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] . De gevorderde kosten voor toekomstige schade worden onvoldoende onderbouwd geacht en dienen daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden. Conform de richtlijnen voor persoonlijke zorg aan huis acht de officier van justitie een bedrag van 58,80 euro vatbaar voor toewijzing. Inzake de gevorderde kosten voor huishoudelijke hulp acht de officier van justitie een bedrag van 117,- euro vatbaar voor toewijzing. Met betrekking tot de gevorderde immateriële kosten acht hij een bedrag van 7000,- euro passend en vatbaar voor toewijzing.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2] . De officier van justitie acht de gevorderde verhuiskosten niet-ontvankelijk door gebrek aan onderbouwing van het causale verband tussen het bewezen verklaarde en de gevorderde schade. Met betrekking tot de gevorderde immateriële kosten acht hij een bedrag van 1500,- euro passend en vatbaar voor toewijzing.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een niet-ontvankelijk benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [slachtoffer 4] . Inzake de taxatiekosten vordert de officier van justitie dat deze eenmaal toegewezen worden voor een bedrag van €125,- en voor het overige afgewezen worden. Inzake de vordering van immateriële kosten acht hij een bedrag van €2.500,- in redelijkheid toewijsbaar.
De officier heeft verder gevorderd tot vermeerdering van de toe te wijzen bedragen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft primair verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van het steekincident. Subsidiair pleit zij als volgt:
De verdediging bepleit inzake de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkverklaring van de gevorderde posten bestaande uit kosten voor de ambulancerit, toekomstige medische kosten en reiskosten naar de psycholoog. Daarnaast bepleit zij afwijzing voor de posten inzake medicatie voor psychische klachten, reiskosten gezinsbezoeken, huishoudelijke hulp en persoonlijke verzorging. De verdediging verzoekt om de gevorderde immateriële schadevergoeding te verminderen tot een bedrag van 6.434,66 euro.
Inzake de vordering van [slachtoffer 2] bepleit de verdediging niet-ontvankelijkheid voor de post verhuiskosten. De verdediging verzoekt om de gevorderde immateriële schadevergoeding te verminderen tot een bedrag van 917,- euro.
Inzake de vordering van [slachtoffer 3] bepleit de verdediging de niet-ontvankelijkheid.
Inzake de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsvrouw opgemerkt dat belaging geen aantasting in de persoon “op andere wijze” oplevert.
9.4 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank zal [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Zoals hiervoor al is gebleken is het steekincident dat aan de vordering ten grondslag ligt de escalatie van een langdurig conflict tussen de verdachte en onder anderen [slachtoffer 1] . De rechtbank heeft geconstateerd dat meerdere personen over en weer een rol hadden in de voortduring van dat conflict. En datzelfde geldt voor de escalatie die leidde tot het steekincident. Enerzijds was het de verdachte die de benadeelde aanvankelijk heeft achtervolgd, maar anderzijds heeft de benadeelde samen met anderen de verdachte opgejaagd en belaagd in de Jumbo. Bovendien was het de benadeelde die de verdachte had verteld daarnaartoe te komen. Daarmee heeft hij die confrontatie ook mede zelf geïnitieerd. En dat maakt dat het zeer complex is om de civielrechtelijke rol en aansprakelijkheid van eenieder in deze casus te beoordelen. Daartoe zou exacter feitenonderzoek geboden zijn en daarvoor biedt deze strafprocedure onvoldoende ruimte. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op zou leveren, en dat leidt tot niet-ontvankelijkverklaring. Dit raakt alle afzonderlijke kostenposten. De benadeelde partij kan de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de in de vordering van **[slachtoffer 2]**vermelde schade met betrekking tot verhuiskosten niet rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de woning van waaruit verhuisd is niet in verband tot de feiten staan.
De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:
Op grond van de onderbouwing van de schade en hetgeen ter terechtzitting door de benadeelde partij naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Daartoe overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van de normschendingen met zich meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank baseert dat onder meer op de uitermate nare berichten van de verdachte, waaronder berichten waarin hij benadeeldes ziekte tegen haar gebruikt. De rechtbank zal deze schade naar billijkheid vaststellen op 1.500,- euro. De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Nu de vordering van **[slachtoffer 3]**onvoldoende is onderbouwd, is deze niet voor toewijzing vatbaar en zal de rechtbank de vordering afwijzen.
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het feit 1 onder parketnummer 03.150064.24 en feit 2 onder parketnummer 03.205618. 24 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag zoals gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de posten:
Op grond van de onderbouwing van de schade en hetgeen ter terechtzitting door de benadeelde partij naar voren is gebracht acht de rechtbank die schade aannemelijk. Dat een taxatie van verschillende vormen van schade kennelijk op twee dagen is verricht, acht de rechtbank niet buitenproportioneel.
De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:
Bij de benadeelde is sprake van letsel, naast de belaging en bedreiging. De rechtbank zal deze schade naar billijkheid vaststellen op 750,- euro. De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
10 Het beslag
Het in beslag genomen mes is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp van welke het feit 1 subsidiair in de zaak 03.247663.24 is begaan. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat het mes van de verdachte was, nu hij het ook uit de door hem gebruikte auto meepakte.
11 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 184a, 285, 285b, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
12 De beslissing
De rechtbank: Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder 03.247663.24 feit 1 primair;
Bewezenverklaring
Strafbaarheid
Straf
a. meldplicht bij reclassering;
Veroordeelde meldt zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland Rotterdam op het telefoonnummer 088-804 1302. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en volgt de aanwijzingen op die hem ter plekke gegeven warden.
gedragsinterventie agressiebeheersing.
Veroordeelde neemt, indien wenselijk geacht, actief deel aan de gedragsinterventie I-Respect, of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Voorlopige hechtenis in de zaak 03.205618.24 Heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis in de t.t.z. gevoegde zaak met parketnummer 03.205618.24.
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen T.a.v. 03-247663-24 feit 1 subsidiair: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] : Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. 03-247663-24 feit 2: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] : Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 1.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Wijst de vordering voor het overige, voor zover deze ziet op immateriële kosten, af.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op materiële kosten niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 1.500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 03-247663-24 feit 1 subsidiair: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] : Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. 03-150064-24 feit 1, feit 2, 03-205618-24 feit 1: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] : Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van 5.347,46 euro, bestaande uit 4.597,46 euro materiële schade en 750,00 euro immateriële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Wijst de vordering voor het overige, voor zover deze ziet op immateriële kosten, af.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van 5.347,46 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 61 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 4.597,46 euro materiële schade en 750,00 euro immateriële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen mes (omschrijving: PL2300-2024123047-G1726361).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. M.J.M. Goessen en mr. L.H.M. Geuns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Hartgerink, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 september 2025.
Buiten staat Mr. M.M. Beije is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging - ten laste gelegd dat
T.a.v. 03-247663-24 feit 1 primair: hij, op of omstreeks 30 juli 2024 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik(streek) van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 03-247663-24 feit 1 subsidiair: hij, op of omstreeks 30 juli 2024 in de gemeente Maastricht aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (of meer) steekwond(en) in en/of doorboring(en) van de dunne darmwand en/of de dikke darmwand, in ieder geval zwaar lichamelijk letsel (in de buik(holte)), heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik(streek) van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden;
T.a.v. 03-247663-24 feit 2: hij, op een (of meer) tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 10 maart 2024 tot en met 30 juli 2024 te Maastricht, althans in Nederland, en/of te Vroenhoven, althans in België, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] (anoniem) te bellen, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
T.a.v. 03-247663-24 feit 3: hij, op of omstreeks 8 maart 2024 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
T.a.v. 03-150064-24 feit 1: hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Maastricht, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd
T.a.v. 03-150064-24 feit 2: hij op een of meerdere tijdtippen in of omstreeks de periode 8 maart 2024 tot en met 30 juli 2024 te Maastricht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door hem meermaals te bellen en/of berichten te sturen met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
T.a.v. 03-205618-24 feit 1: hij op of omstreeks 17 juni 2024 te Maastricht [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem te slaan;
T.a.v. 03-205618-24 feit 2: hij op of omstreeks 17 juni 2024 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
T.a.v. 03-205618-24 feit 3 hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Maastricht, althans in Nederland [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] via een of meer spraakbericht(en) dreigend de woorden toe te voegen “ik steek je neer” en/of “ik ga je echt steken he”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. 03-205618-24 feit 4 hij op of omstreeks 10 april 2024 te Maastricht opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 2 april 2024, gegeven door de officier van justitie te Limburg door
-
meerdere keren, althans één keer, telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer 4] en/of
-
whatsapp-berichten te sturen naar [slachtoffer 4] ;
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt inzake parketnummer 03.247663.24 gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB3R024055-84, gesloten d.d. 20 februari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 757.
Inzake parketnummer 03.150064.24 wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, zaakregistratienummer PL2300-2024055738, gesloten d.d. 20 april 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 167.
Inzake parketnummer 03.205618.24 wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, zaakregistratienummer PL2411- 0240 98320, gesloten d.d. 13 juli 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 123.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 augustus 2024, pagina 256 t/m 261.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 juli 2024, pagina 304 t/m 305.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 juli 2024, pagina 308 t/m 309.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2024, pagina 230.
Het geschrift, te weten een forensisch medisch letselrapportage van M. van den Bongard, forensisch arts, d.d. 1 oktober 2024, pagina 274 t/m 277.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juli 2024, pagina 291 t/m 294.
Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 4 augustus 2024, pagina 563 t/m 590.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2024, pagina 519 t/m 527.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2024, pagina 620 t/m 621.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2024, pagina 93 t/m 94.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2025, aanvullend proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2025053522-2, gesloten op 6 april 2025, pagina 1 t/m 4.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2024, pagina 519 t/m 527.
Proces-verbaal aangifte d.d. 17 juni 2024, pagina 42 t/m 44.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juni 2024, pagina 7 t/m 10.
Gedragsaanwijzing d.d. 2 april 2023, geschrift gevoegd in dossier met parketnummer 03.150064.24.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juni 2024, pagina 25 t/m 27.