Artikel 38z (Oplegging gedragsbeïnvloedende vrijheidsbeperkende maatregelen)
1. Ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen kan de rechter, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, een verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opleggen indien die verdachte bij die rechterlijke uitspraak:
a. ter beschikking wordt gesteld als bedoeld in de artikelen 37a, 37b of 38; b. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld; c. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf als omschreven in de artikelen 251 tot en met 253, 273f, 317, eerste lid.
2. Bij de vordering tot oplegging van de maatregel legt de officier van justitie een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling.
Uitleg in duidelijke taal
1. Ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen kan de rechter, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, een verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opleggen indien die verdachte bij die rechterlijke uitspraak:
Dit betekent letterlijk: Ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen kan de rechter, hetzij ambtshalve (uit eigen beweging), hetzij op vordering van het openbaar ministerie (op eis van de officier van justitie), aan een verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opleggen, indien die verdachte bij die rechterlijke uitspraak aan een van de hieronder volgende voorwaarden voldoet:
a. ter beschikking wordt gesteld als bedoeld in de artikelen 37a, 37b of 38;
Dit betekent letterlijk: de verdachte ter beschikking wordt gesteld zoals bedoeld in de artikelen 37a, 37b of 38.
b. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
Dit betekent letterlijk: de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
c. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf als omschreven in de artikelen 251 tot en met 253, 273f, 317, eerste lid.
Dit betekent letterlijk: de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf als omschreven in de artikelen 251 tot en met 253, 273f, 317, eerste lid.
2. Bij de vordering tot oplegging van de maatregel legt de officier van justitie een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling.
Dit betekent letterlijk: Bij de vordering tot oplegging van de maatregel legt de officier van justitie een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:GHAMS:2025:2662 - Gerechtshof Amsterdam - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3844 - Rechtbank Noord-Nederland - 2 september 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:4158 - Rechtbank Midden-Nederland - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3972 - Rechtbank Noord-Nederland - 26 september 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:10198 - Rechtbank Noord-Holland - 4 september 2025
ECLI:NL:GHSHE:2025:2128 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 30 juli 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:7433 - Rechtbank Limburg - 28 juli 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:4187 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5876 - Rechtbank Overijssel - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17428 - Medeplegen van uitbuiting en mishandeling van een verstandelijk beperkt pleegkind - 25 september 2025
De rechtbank Den Haag veroordeelt een verdachte voor het medeplegen van mensenhandel (uitbuiting) en mishandeling van zijn verstandelijk beperkte pleegkind. De rechtbank oordeelt dat een nauwe en bewuste samenwerking bestond, waardoor het niet nodig is om vast te stellen wie exact welke geweldshandeling pleegde.