Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17428 - Medeplegen van uitbuiting en mishandeling van een verstandelijk beperkt pleegkind - 25 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1742825 september 2025

Essentie

De rechtbank Den Haag veroordeelt een verdachte voor het medeplegen van mensenhandel (uitbuiting) en mishandeling van zijn verstandelijk beperkte pleegkind. De rechtbank oordeelt dat een nauwe en bewuste samenwerking bestond, waardoor het niet nodig is om vast te stellen wie exact welke geweldshandeling pleegde.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/299753-24

Datum uitspraak: 25 september 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 1976 te [geboorteplaats] , BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] , op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 december 2024, 28 februari 2025, 13 mei 2025, 1 augustus 2025 (alle pro forma) en 11 september 2025 (inhoudelijke behandeling).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. de L'Isle en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.M. Emeis naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 februari 2025 - ten laste gelegd dat:

1hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2023 tot en met 15 mei 2024 in de gemeente Delft en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [naam 1] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of een of meer feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of een of meer andere feitelijkheden gericht tegen die [naam 1] , dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie, die [naam 1] , heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel door dwang en/of door geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of fraude enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [naam 1] zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4)immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader,- die [naam 1] gedwongen en/of bewogen tot het verrichten van (een groot deel van de) huishoudelijke taken (zoals wassen, schoonmaken, opruimen, tuinonderhoud);- die [naam 1] gedwongen en/of bewogen tot het verrichten van lichamelijke verzorgingstaken (zoals wassen, aankleden en voeden van de kinderen van de mededader, zorgen voor de zieke echtgenoot van de mededader);- zich (dagelijks) op boze, dreigende, overheersende, denigrerende en/of kleinerende toon/wijze geuit tegen die [naam 1] (met woorden zoals "je bent een zwarte", “je bent niks waard", "seniel", "mongool", "loeder", “debiel", "IQ van een visstick");- die [naam 1] gestraft als zij niet deed wat verdachte en/of zijn mededader wilde;- die [naam 1] een hele tijd laten staan;- (onder dwang) de haren van die [naam 1] afgeknipt;- brandende sigaret(ten) (uit)gedrukt op het lichaam van die [naam 1] ;- die [naam 1] in de woning op een plaid en/of kussens op de grond laten slapen;- die [naam 1] onthouden van (voldoende) voeding;- die [naam 1] onthouden van noodzakelijke medicatie (epileptica);- die [naam 1] onthouden van persoonlijke verzorging (zoals haren kammen, douchen en tanden poetsen);- die [naam 1] sociaal geïsoleerd;- die [naam 1] weggehouden van school, dagbesteding en/of stage(s);- die [naam 1] (meermalen) geslagen, geschopt en/of anderszins mishandeld;- die [naam 1] een mes voorgehouden en gezegd “Ik steek je helemaal dood";- tegen die [naam 1] gezegd dat zij in een instelling geplaatst zou worden;- tegen die [naam 1] gezegd dat zij met niemand mocht praten over wat er in huis/thuis gebeurt;terwijl hij, verdachte, op de hoogte was van de verstandelijke beperking en achtergrond van die [naam 1] en/of die [naam 1] (volledig) afhankelijk was van verdachte en/of zijn mededader en/of die [naam 1] zich niet aan zijn/hun invloed kon/durfde te onttrekken;

2hij op of omstreeks 14 mei 2024 in de gemeente Delft en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 1] (meermalen) heeft gestompt en/of geschopt tegen haar gezicht, hoofd, rug, ribben en/of lichaam, (ook) terwijl die [naam 1] op de grond lag, nadat verdachte die [naam 1] naar de grond had getackeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2023 tot en met 15 mei 2024 in de gemeente Delft en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [naam 1] (telkens) heeft mishandeld door:− die [naam 1] tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, stompen en/of te schoppen;− brandende sigaret(ten) (uit) te drukken op het lichaam van die [naam 1] ;

4hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2023 tot en met 15 mei 2024 in de gemeente Delft en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, haar pleegkind [naam 1] (telkens) heeft mishandeld door:− zich (dagelijks) op boze, dreigende, overheersende, denigrerende en/of kleinerende toon/wijze te uiten tegen die [naam 1] (met woorden zoals “je bent een zwarte”, “je bent niks waard”, “seniel”, “mongool”, “loeder”, “debiel”, “IQ van een visstick”);− die [naam 1] te straffen als zij niet deed wat verdachte en/of zijn mededader wilde;− die [naam 1] een hele tijd te laten staan;− (onder dwang) de haren van die [naam 1] af te knippen;− brandende sigaret(ten) (uit) te drukken op het lichaam van die [naam 1] ;− die [naam 1] in woning op een plaid en/of kussens op de grond te laten slapen;− die [naam 1] te onthouden van (voldoende) voeding;− die [naam 1] te onthouden van noodzakelijke medicatie (epileptica);− die [naam 1] te onthouden van persoonlijke verzorging (zoals haren kammen, douchen en tanden poetsen);− die [naam 1] sociaal te isoleren;− die [naam 1] weg te houden van school, dagbesteding en/of stage(s);− die [naam 1] (meermalen) te slaan, schoppen en/of anderszins te mishandelen;− die [naam 1] een mes voor te houden en te zeggen “Ik steek je helemaal dood”;− tegen die [naam 1] te zeggen dat zij in een instelling geplaatst zou worden;− tegen die [naam 1] te zeggen dat zij met niemand mocht praten over wat er in huis/thuis gebeurt;waardoor de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [naam 1] opzettelijk is benadeeld;

5hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 juli 2024 tot en met 8 juli 2024, in de gemeente Delft en/of elders in Nederland, zijn (ex-)partner [medeverdachte][medeverdachte] heeft mishandeld door die [medeverdachte] tegen de kaak te schoppen (karatetrap) en (vervolgens) meermalen tegen haar rug, armen, hoofd en benen te slaan en/of stompen.

3 De bewijsbeslissing

3.1. Inleiding

Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten vast. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) was in 2024 een jongvolwassen vrouw van negentien jaar. Zij heeft een verstandelijke beperking en heeft een IQ van 58. Daarnaast lijdt zij aan epileptische aanvallen. Hiervoor gebruikt zij medicatie en is zij onder behandeling bij een neuroloog. [naam 1] ging naar school op het [college] in Delft, liep stage, en woonde vanaf kleins af aan bij een pleegmoeder, tevens moeder van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Nadat deze pleegmoeder in november 2022 overleed, werd [naam 1] ondergebracht bij [medeverdachte] . [medeverdachte] had zelf al twee jonge biologische kinderen en nam daarbij de taak van pleegmoeder van [naam 1] op zich. Kort na het overlijden van de moeder van [medeverdachte] werd de partner van [medeverdachte] (de heer [naam 2] ) ziek. Hij leed aan ALS en is overleden op [dag] 2024. In de periode voordat hij overleed, is hij verzorgd door medewerkers van thuiszorg. In 2023 heeft [medeverdachte] contact gekregen met de verdachte [verdachte] ( hierna: [verdachte] ). Op enig moment in 2023 hebben zij een liefdes relatie gekregen. Vanaf het najaar van 2023 kwam [verdachte] regelmatig bij [medeverdachte] over de vloer. Hij bleef slapen en deed mee in de dagelijkse bezigheden van het gezin.

Veilig Thuis heeft over [naam 1] vanaf 1 december 2023 zeven zorgmeldingen ontvangen vanuit diverse instanties. Op 15 mei 2024 is [naam 1] met spoed uit huis geplaatst en op 16 mei 2024 werd namens de directeur van Veilig Thuis aangifte gedaan van mishandeling en huiselijk geweld tegen [naam 1] . [naam 1] is op 17 mei 2024 uitgebreid medisch onderzocht op de spoedeisende hulp. Bij dat onderzoek zijn bij [naam 1] de volgende letsels waargenomen:

  • aan het hoofd meerdere zwellingen over de schedel, een brilhematoom, onder het linker ooglid een scherp begrensd rond huiddefect (excoriatie), onder het linker oog op het ooglid een bolronde afwijking, een zwelling van de kaakhoeken waardoor [naam 1] haar mond niet goed kon openen, op het voorhoofd links een litteken, bolrond en daardoorheen een litteken in verticale richting, verschillende andere littekens, een gezwollen neusrug, een bloeding in het oogwit links,
  • in de hals aan de achterzijde rechts een oud krablitteken,
  • op de rug een blauwe plek en over de gehele rug littekens van krabben, linksonder op de rug een letsel dat volgens de arts de vorm heeft van een beet, aan de rechterzijkant een oud scherp begrensde ronde afwijking net boven de bekkenkam,
  • op de elleboog rechts een tweetal bolronde scherp begrensde afwijkingen, - op de rechterhand een drietal littekens,
  • op beide onderarmen meerdere littekens en helende (krab)wondjes,
  • op beide onderbenen en voeten beiderzijds blauwe plekken,
  • op de kniëen verdikking van de huid (lichenificatie).

Na aanvullend onderzoek met een CT-scan en röntgenfoto’s is verder gebleken dat de neus van [naam 1] en één van haar ribben gebroken waren. Een aan de GGD Haaglanden verbonden forensisch arts heeft over het letsel gerapporteerd. Volgens de forensisch arts wijst de veelheid en diversiteit van de letsels veel eerder op toegebracht letsel dan op letsel dat door een ongeluk is ontstaan (accidenteel letsel). Verder duidt de forensisch arts de letsels als een combinatie van acute en oudere letsels, die wijzen op blootstelling aan mishandeling over een langere tijd.

De verdachte wordt verweten dat hij als medepleger verantwoordelijk is voor de uitbuiting (feit 1), poging tot zware mishandeling (feit 2), mishandeling (feit 3) en het benadelen van de lichamelijke en geestelijke gezondheid (feit 4) van [naam 1] . De verdachte wordt ten slotte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-partner [medeverdachte] (feit 5).

3.2. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.

3.3. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bepleit. Ten aanzien van deze feiten heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de pleegperiode beperkt dient te worden. Met betrekking tot het onder 5 tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de mishandeling door te slaan en stompen tegen het lichaam kan worden bewezen verklaard.

3.4. Vrijspraak feit 2

De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.

Het dossier bevat uiteenlopende verklaringen over wat zich op 14 mei 2024 tussen de verdachte en [naam 1] heeft afgespeeld. [naam 1] heeft verklaard dat tussen hen een confrontatie heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte haar heeft geslagen en geschopt. Op welke manier de verdachte precies heeft geschopt, de kracht waarmee dit gebeurde en het aantal schoppen blijft onduidelijk. Bovendien verklaart [naam 1] dat zij getackeld werd en terwijl zij op de grond lag werd geschopt, terwijl [medeverdachte] daarentegen stelt dat zíj degene is geweest die getackeld werd. Deze van elkaar afwijkende verklaringen roepen twijfel op over de precieze gang van zaken en dragen bij aan de onzekerheid over wat er daadwerkelijk is voorgevallen. De overige resultaten van het opsporingsonderzoek bieden onvoldoende duidelijkheid over wat er is gebeurd en er zijn verder geen andere getuigen die het incident hebben waargenomen. Ook valt niet met zekerheid te zeggen of [naam 1] het bij haar waargenomen letsel heeft opgelopen op 14 mei 2024 of op een ander moment.

Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om [naam 1] op 14 mei 2024 zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

3.5. Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

3.6. Bewijsoverwegingen feiten 1, 3, 4 en 5

Toetsingskader uitbuiting

Het onder feit 1 tenlastegelegde feit is geënt op de delictsomschrijving van artikel 273f, eerste lid, onderdelen 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Deze strafbepaling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Zowel uit de wetsgeschiedenis als uit de jurisprudentie blijkt dat het begrip uitbuiting daarbij ruim moet worden uitgelegd.

Gaat het om werk of activiteiten van minder ingrijpende aard dan seksuele slavernij - zoals huishoudelijke taken - dan dient betekenis toe te komen aan de duur, de beperkingen voor de betrokkene en het voordeel voor de verdachte, zo verstaat de rechtbank de jurisprudentie van de Hoge Raad, in het bijzonder HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 en HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309. Verder geldt dat uitbuiting eerder aan de orde zal zijn in het geval van kwetsbare slachtoffers.

Uitbuiting van [naam 1]

Betrouwbaarheid verklaringen [naam 1] De rechtbank acht de verklaringen van [naam 1] over wat tussen haar en de verdachten is voorgevallen, op essentiële punten betrouwbaar. Dat [naam 1] verstandelijk beperkt is, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer mee dat haar verklaring terzijde moet worden geschoven. [naam 1] heeft door haar beperking moeite om zaken op de juiste manier in de tijd te plaatsen, maar bij het wegen van haar verklaring is daarmee rekening gehouden. Een constante in de verklaringen van [naam 1] is echter dát zij thuis is mishandeld en tewerkgesteld en dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] daarin een rol speelden. Deze verklaring wordt bovendien op essentiële punten ondersteund door getuigen.

Aard werkzaamheden Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast over de aard van de door [naam 1] verrichte werkzaamheden. [naam 1] stond om 06:30 uur op en kreeg dan de opdracht van [medeverdachte] om de eigen kinderen klaar te maken (wassen, aankleden, voeden) om naar school te gaan. Volgens haar leerkracht kwam [naam 1] bijna altijd te laat op haar eigen school en stage omdat zij te laat werd weggestuurd of omdat dat ze haar zusje ook nog moest wegbrengen naar school. [naam 1] moest op structurele basis een groot deel van de huishoudelijke taken verrichten zoals wassen, schoonmaken en opruimen. Zij kreeg hiervoor niet betaald. De eigen kinderen in het gezin van de verdachten kregen niet dergelijke taken opgedragen. Verschillende getuigen verklaren dat het huishoudelijke werk veelal op [naam 1] neerkwam. Deze werkzaamheden gingen naar het oordeel van de rechtbank in hun aard en intensiteit verder dan een normale bijdrage die van een gezinslid of kostganger - met een verstandelijke beperking - verwacht mag worden.

Beperkingen voor [naam 1] is door de verdachten mishandeld en voorgehouden dat zij in een instelling geplaatst zou worden, en tegen niemand mocht praten over wat er in huis gebeurde. Door dit alles voelde [naam 1] zich gedwongen te doen wat de verdachten van haar verlangden. Als [naam 1] haar opdrachten niet snel of niet goed genoeg uitvoerde, werd zij gestraft. Deze straffen bestonden onder meer uit lijfstraffen (schoppen, slaan), geen eten krijgen en het constant moeten blijven staan. [verdachte] en [medeverdachte] hebben [naam 1] daarnaast verbaal vernederd. Zij hebben zich beiden dreigend en denigrerend uitgelaten tegen [naam 1] . Ook heeft [medeverdachte] in het bijzijn van [verdachte] de haren van [naam 1] ongevraagd op grove wijze afgeknipt. Op het lichaam van [naam 1] zijn brandende sigaretten uitgedrukt, zo blijkt uit haar verklaring en uit de littekens op haar lichaam [naam 1] heeft op een plaid of kussen op de vloer van de serre moeten slapen. In de woning mocht zij niet gaan en zitten waar zij wilde. De verdachten bepaalden wat [naam 1] deed en wanneer zij dit moest of mocht doen.

Dwangmiddelen (sub 4) De door de verdachte toegepaste dwangmiddelen bestonden uit het voornoemde verbale en fysieke geweld en de dreiging daarmee, en verder uit het misbruik maken van het de feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op [naam 1] en de kwetsbare positie van [naam 1] . Doordat [naam 1] bij hen in huis woonde, konden de verdachten bepalen wat [naam 1] deed en wanneer zij dit moest doen. Zij woonde in het pleeggezin, was afhankelijk van de verdachten en had voor de rest geen familie of vrienden die in staat waren om op haar welzijn letten.

Duur van de werkzaamheden Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 1] al langere tijd bij de verdachten is huis was. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de intensiteit waarmee [naam 1] moest werken en de mate van dwang die werd toegepast al vanaf 1 april 2023 zodanig waren dat van uitbuiting gesproken kan worden. De jeugdzorgbegeleider verklaart dat de zorgen over [naam 1] vanaf maart 2024 verergerd zijn. In de periode daarvoor woonde [naam 1] wel bij de verdachten, maar leefde de heer [naam 2] nog. [naam 1] heeft zelf verklaard dat het toen nog gezellig was in huis. Onvoldoende is dus gebleken dat in die periode ook sprake was van een uitbuitingssituatie. Daarom zal de rechtbank wat de uitbuiting betreft een kortere periode bewezen verklaren. De rechtbank acht bewezen dat de uitbuiting van [naam 1] begonnen is vanaf 1 maart 2024.

Oogmerk van uitbuiting (sub 1) en voordeel trekken (sub 6) Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachten oogmerk gehad op de uitbuiting van [naam 1] . De verdachten wisten dat [naam 1] verstandelijk beperkt was en als pleegkind in een afhankelijke positie verkeerde. Niettemin hebben de verdachten hun positie aangewend om voordeel te trekken uit het werk van [naam 1] . Immers konden de verdachten naar hun werk doordat [naam 1] voor de kinderen en het huishouden zorgde, en behoefde er geen betaalde oppas of huishoudelijke hulp te worden ingeschakeld. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat [naam 1] geen loon ontving voor al het werk dat zij voor de verdachten heeft moeten doen. Verder ontving medeverdachte [medeverdachte] een maandelijkse vergoeding omdat [naam 1] als pleegkind aan haar was toevertrouwd.

Medeplegen Zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] hebben ontkend zelf een aandeel te hebben gehad in de uitbuiting, mishandeling en benadeling van de gezondheid van [naam 1] . De verdachten hebben beiden de ander aangewezen als dader. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen van uitbuiting te komen, dient sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij het plegen van de tenlastegelegde feiten.

Het fysieke geweld tegen [naam 1] is niet door onafhankelijke getuigen waargenomen en ook op basis van de letselbeschrijvingen kan niet worden vastgesteld wie welk letsel op welk moment heeft toegebracht. Daarnaast heeft [naam 1] naast de acute letsels zoals geconstateerd op 17 mei 2024 tevens vele letsels die passen bij niet-accidenteel letsel van langere tijd geleden (dat wil zeggen dat deze betrekking hebben op een langere periode van blootstelling aan de vermeende mishandeling). [verdachte] bevond zich al vanaf oktober 2023 geregeld in het huis van [medeverdachte] . Vast staat dus dat het geweld tegen [naam 1] op verschillende momenten in de periode voor 17 mei 2024 heeft plaatsgevonden en dat [verdachte] en/of [medeverdachte] dit letsel moet hebben toegebracht.

[naam 1] wijst zowel verdachte als de medeverdachte aan als de daders. Zo verklaart zij dat [verdachte] en [medeverdachte] haar allebei slaan, [medeverdachte] erbij was als [verdachte] een sigaret op haar uitdrukte of haar sloeg en schopte, en dat ze allebei boos waren op haar waarop [medeverdachte] haar haren afknipte. Kort gezegd verklaart [naam 1] dat zij van zowel [medeverdachte] als [verdachte] straf kreeg, op verschillende manieren en op verschillende momenten. De getuigen [getuige 1] (thuiszorg) en [getuige 2] (buurvrouw) verklaren dat zij [naam 1] hebben horen gillen en roepen om hulp, maar hebben niet met zekerheid kunnen zeggen wie van de verdachten op dat moment iets deed waardoor [naam 1] gilde. De getuigen hebben wel verklaard dat beide verdachten op het moment van gillen bij [naam 1] aanwezig waren. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte] op 15 mei 2024 onder meer het volgende tegen haar gezegd heeft: ‘we gaan haar zelf straffen’. Dit bevestigt dat er een sfeer van straffen is waar beide verdachten (‘we’) aan bijdragen. Bovendien verklaren diverse thuiszorgmedewerkers die regelmatig bij het gezin thuis kwamen dat [naam 1] op verschillende manieren gestraft werd door beide verdachten. Deze getuigen verklaren ook dat er in huis werd geschreeuwd en gescholden tegen [naam 1] door beide verdachten. Zowel [medeverdachte] als [verdachte] droegen hierdoor bij aan de verbaal agressieve sfeer jegens [naam 1] . Verbalisanten zijn hier op 15 mei 2024 ook getuige van geweest: [verdachte] schreeuwde tegen [naam 1] terwijl [medeverdachte] aan [naam 1] diverse opdrachten gaf en haar verbood op de bank te zitten.

Beide verdachten hebben dus op momenten een actieve rol gehad door zelf te schreeuwen, mishandelen, opdrachten te geven, en bij voortduring toe te laten dat de andere verdachte dit bij [naam 1] deed. Mede daarom kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven wie welke handeling precies heeft verricht. De rechtbank is daarmee van oordeel dat beide verdachten een aandeel hebben gehad in het geweld en op grond van al het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

Mishandeling en benadeling lichamelijke gezondheid van [naam 1] Uit de bewijsmiddelen volgt dat de leerkrachten van [naam 1] vanaf 10 april 2024 letsel hebben waargenomen bij [naam 1] . Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft gehad aan het toebrengen van dat letsel aan [naam 1] . De lezing van de verdachte dat al het geweld toegepast zou zijn door de medeverdachte vindt geen steun in de bewijsmiddelen.

De wet stelt, in artikel 300 lid 4 Sr, mishandeling gelijk met opzettelijke benadeling van de gezondheid. De verdachten waren verantwoordelijk voor de gezondheid van [naam 1] . Zij woonde immers als pleegdochter bij hen in. Door te handelen zoals het onder 1 ten laste gelegde bewezenverklaarde feit, is de gezondheid van [naam 1] , door de verdachten zowel lichamelijk als geestelijk, opzettelijk benadeeld.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat [naam 1] vóór 10 april 2024 is mishandeld. Het letsel wijst daar niet zonder meer op en er zijn geen getuigen die verklaren dat zij vóór dit moment letsel bij [naam 1] hebben gezien. Daarom zal de rechtbank het medeplegen van mishandeling en benadeling van de lichamelijke gezondheid van [naam 1] bewezen verklaren vanaf 10 april 2024 tot 15 mei 2024.

Mishandeling van [medeverdachte] Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [medeverdachte] . De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.

3.7. De bewezenverklaring

De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

1hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2024 tot en met 15 mei 2024 in de gemeente Delft, tezamen en in vereniging met een ander, [naam 1] , (telkens) door dwang en geweld en een of meer feitelijkheden, of door dreiging met geweld en een of meer andere feitelijkheden gericht tegen die [naam 1] , dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, die [naam 1] , heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader,- die [naam 1] gedwongen en bewogen tot het verrichten van (een groot deel van de) huishoudelijke taken (zoals wassen, schoonmaken, opruimen);- die [naam 1] gedwongen en bewogen tot het verrichten van lichamelijke verzorgingstaken (zoals wassen, aankleden en voeden van de kinderen van de mededader);- zich op boze, dreigende, overheersende, denigrerende en kleinerende wijze geuit tegen die [naam 1] (met woorden zoals "je bent een zwarte", “je bent niks waard", "IQ van een visstick");- die [naam 1] gestraft als zij niet deed wat verdachte en/of zijn mededader wilde;- die [naam 1] een hele tijd laten staan;- (onder dwang) de haren van die [naam 1] afgeknipt;- brandende sigaretten (uit)gedrukt op het lichaam van die [naam 1] ;- die [naam 1] in de woning op een plaid en/of kussens op de grond laten slapen;- die [naam 1] (meermalen) geslagen, geschopt of anderszins mishandeld;- die [naam 1] een mes voorgehouden en gezegd “Ik steek je helemaal dood";- tegen die [naam 1] gezegd dat zij met niemand mocht praten over wat er in huis gebeurt;terwijl hij, verdachte, op de hoogte was van de verstandelijke beperking en achtergrond van die [naam 1] en die [naam 1] volledig afhankelijk was van verdachte en zijn mededader en die [naam 1] zich niet aan hun invloed kon/durfde te onttrekken;

3hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 10 april 2024 tot en met 15 mei 2024 in de gemeente Delft, tezamen en in vereniging met een ander, R. [naam 1] (telkens) heeft mishandeld door:− die [naam 1] tegen het hoofd en lichaam te slaan, stompen en te schoppen;− brandende sigaretten (uit) te drukken op het lichaam van die [naam 1] ;

4hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 10 april 2023 tot en met 15 mei 2024 in de gemeente Delft, tezamen en in vereniging met een ander, R. [naam 1] (telkens) heeft mishandeld door:

− zich op boze, dreigende, overheersende, denigrerende en kleinerende wijze te uiten tegen die [naam 1] met woorden zoals ("je bent een zwarte", “je bent niks waard", "IQ van een visstick");− die [naam 1] te straffen als zij niet deed wat verdachte en/of zijn mededader wilde;− die [naam 1] een hele tijd te laten staan;− (onder dwang) de haren van die [naam 1] af te knippen;− brandende sigaretten (uit) te drukken op het lichaam van die [naam 1] ;− die [naam 1] in woning op een plaid en/of kussens op de grond te laten slapen;− die [naam 1] (meermalen) te slaan, schoppen of anderszins te mishandelen;− tegen die [naam 1] te zeggen dat zij met niemand mocht praten over wat er in huis gebeurt;waardoor de (lichamelijke en geestelijke) gezondheid van die [naam 1] opzettelijk is benadeeld;

5hij op een of meer tijdstippen in de periode van 6 juli 2024 tot en met 8 juli 2024, in de gemeente Delft, zijn ex-partner [medeverdachte] heeft mishandeld door die [medeverdachte] tegen de kaak te schoppen (karatetrap) en meermalen tegen haar rug, armen, hoofd en benen te slaan en/of stompen.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en heeft de oplegging gevorderd van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod voor de duur van vijf jaren met [naam 1] en [medeverdachte] , met bepaling van vervangende hechtenis van twee weken (met een maximum van zes maanden) voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan en dat dit verbod dadelijk uitvoerbaar is. De officier van justitie heeft tevens de oplegging gevorderd van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer te laten duren dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Tegen een contactverbod met [naam 1] en [medeverdachte] verzet de verdediging zich niet. De oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel is naar het oordeel van de verdediging niet geïndiceerd door de reclassering en daarmee onzorgvuldig onderbouwd. Volgens de verdediging kan geen 38z Sr-maatregel worden opgelegd, omdat er geen schriftelijk reclasseringsadvies beschikbaar is waarin de reclassering deze maatregel adviseert.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van de feiten De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan uitbuiting, mishandeling en benadeling van de gezondheid van een verstandelijk beperkt pleegkind. De verdachte is bij het gezin van [medeverdachte] , waar [naam 1] als pleegdochter woonde, in komen wonen. Met zijn komst liep de spanning verder op in het gezin van [medeverdachte] , dat met het overlijden van de moeder van [medeverdachte] en de ziekte van de partner van [medeverdachte] al in een moeilijke situatie verkeerde. [naam 1] werd uitgebuit en moest onder dwang huishoudelijke taken en verzorgingstaken verrichten. De verdachte oefende samen met [medeverdachte] geregeld geweld uit op [naam 1] en dreigde ook met geweld om haar te laten doen wat hij wilde. [naam 1] werd niet betaald voor haar werkzaamheden. In tegendeel, zij werd uitgescholden, mishandeld, bedreigd en gestraft. De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan mishandeling van medeverdachte [medeverdachte] .

De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij schaamteloos misbruik van de kwetsbaarheid van [naam 1] heeft gemaakt, terwijl hij aan anderen deed voorkomen alsof hij het gezin hielp. Tekenend voor dit gedrag vindt de rechtbank niet alleen de kleinerende en agressieve wijze van aanspreken van [naam 1] , maar ook het geweld dat de verdachte meende te mogen gebruiken als [naam 1] niet deed wat hij wilde. De verdachte heeft door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [naam 1] en heeft daarmee voorts inbreuk gemaakt op haar fundamentele rechten. [naam 1] is een kwetsbare jonge vrouw die juist liefde, steun, begeleiding en zorg nodig heeft.

Uit de slachtofferverklaring van [naam 1] blijkt dat wat er is gebeurd een grote impact heeft gehad op [naam 1] . Zij heeft in angst geleefd en kampt nog steeds met nachtmerries en herbelevingen. De uitbuiting en mishandeling van een verstandelijk beperkt slachtoffer brengt, naast de gevolgen voor het slachtoffer en haar naasten, ook in de samenleving gevoelens van woede en verdriet teweeg.

Strafblad De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 november 2024. De verdachte is in het verleden diverse malen voor geweldmisdrijven veroordeeld. Deze veroordelingen zijn weliswaar langer dan vijf jaar terug, maar het ging om ernstige delicten waarvoor de verdachte langere tijd vast heeft gezeten. Gelet daarop acht de rechtbank het kwalijk dat de verdachte zich nu opnieuw schuldig maakt aan geweldsmisdrijven.

Persoon van de verdachte De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage van 19 juni 2025 opgemaakt door drs. T. ‘t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog. De verdachte heeft zijn medewerking verleend aan het onderzoek. De conclusie van de psycholoog luidt dat bij de verdachte sprake is van persoonlijkheidspathologie met een mengbeeld van borderline, antisociale en afhankelijke trekken, alsmede stoornissen in het gebruik van middelen. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog kan een trauma gerelateerde stoornis niet uitsluiten noch voldoende onderbouwd vaststellen. De schuld en verantwoordelijkheid voor zijn problemen legt de verdachte veelal buiten zichzelf. Aangezien de onderzoeker geen antwoord kan geven op de vraag naar het verband tussen de vastgestelde psychopathologie en de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, en de kans op herhaling van soortgelijke feiten, is het vanuit forensisch gedragskundig oogpunt niet mogelijk een interventieadvies te formuleren teneinde dit (mogelijke) risico te beperken.

De psycholoog doet geen uitspraken over de toerekenbaarheid van het handelen van de verdachte. De rechtbank ziet in dat licht geen aanleiding het handelen van de verdachte verminderd aan hem toe te rekenen.

De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 10 juli 2024, waaruit volgt dat sprake is van agressieregulatie-problematiek, persoonlijkheidsproblematiek, traumaklachten en bijkomend (risicovol) middelengebruik problematiek. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een straf zonder bijzondere voorwaarden.

De op te leggen straf Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.

De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan is geëist door de officier van justitie. Daarbij weegt de rechtbank mee dat zij een kortere pleegperiode van de uitbuiting bewezen acht (2,5 maand) ten opzichte van wat ten laste is gelegd (ruim een jaar). De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd. Bij de vergelijking heeft de rechtbank acht geslagen op de duur van de uitbuiting, de dwangmiddelen die zijn toegepast en de vraag of al dan niet sprake was van seksueel geweld.

Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

Concluderend acht de rechtbank passend en geboden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

Maatregel 38v Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, zal de rechtbank aan de verdachte ook een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, in de vorm van een contactverbod met [naam 1] en [medeverdachte] . De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van vijf jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat de verdachte de maatregel overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Dadelijke uitvoerbaarheid De rechtbank ziet aanleiding te bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens [naam 1] of [medeverdachte] zal gedragen.

Maatregel 38z Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in art. 38z lid 1 Sr is voldaan. De verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan het misdrijf als omschreven in artikel 273f Sr. Aan de verdachte wordt ter zake van onder meer dit strafbare feit bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De wet stelt niet de eis dat de rechter zich moet baseren op een reclasseringsadvies dat strekt tot oplegging van deze maatregel en biedt de rechter de mogelijkheid om, bij oplegging van maatregel, de inschatting van toekomstig recidiverisico op andere rapporten of gegevens te baseren (Hoge Raad 13 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1860).

Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de gevangenisstraf onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico's noodzakelijk is. In dit verband heeft de rechtbank acht geslagen op de hierboven aangehaalde Pro Justitia rapportage. Hieruit komt onder meer naar voren dat de psychische problematiek van verdachte structureel van aard is en dat verdachte niet of nauwelijks ziektebesef of -inzicht heeft. Omdat niet verwacht wordt dat verdachte zich zonder meer aan voorwaarden houdt, is het noodzakelijk dat de behandeling klinisch aanvangt zodat verdachte gemotiveerd kan worden een behandeltraject aan te gaan waarbij de psychiatrische problematiek in kaart moet worden gebracht. Tot slot acht de rechtbank van het belang om met de verdachte een gedegen delictanalyse op te stellen.

Gelet hierop acht de rechtbank het noodzakelijk om de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.

7 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert van de verdachte en de medeverdachte hoofdelijk een schadevergoeding van € 10.309,11, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 309,11 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.

7.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de integrale vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.

7.2 Het standpunt van de verdediging

Het bedrag van € 309,11 wordt door de verdediging niet betwist. De verdediging heeft voor wat betreft het immateriële deel van de vordering op het standpunt gesteld dat dit gematigd moet worden tot een bedrag van € 2.500,-.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

Materiële schade De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 309,11. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen.

Immateriële schade Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen door de onder 3 en 4 bewezenverklaarde mishandeling en benadeling van de gezondheid. Daarnaast is de onder 1 bewezenverklaarde uitbuiting naar het oordeel van de rechtbank een dusdanig ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van de benadeelde partij, dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Op grond van het letsel als wegens de aantasting in de persoon op andere wijze heeft de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW recht op smartengeld.

De benadeelde partij heeft rechtstreeks immateriële schade geleden door de onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 6.000,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.

De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 6.309,11. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 maart 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.

Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.

De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.309,11, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:

  • 36f, 38v, 38w, 38z, 47, 55, 57, 63, 273f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9 De beslissing

De rechtbank:

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4:

de eendaadse samenloop van:

feit 1 mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 1o, 4o en 6o omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

feit 3: medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd;

feit 4: medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd;

ten aanzien van feit 5:

mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel,;

verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

De vordering van de benadeelde partij; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 6.309,11 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;

bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;

veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;

bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;

Schadevergoedingsmaatregel legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.309,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald*,* ten behoeve van [naam 1] ;

bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 66 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;

legt voorts op de maatregel:

  • dat de veroordeelde voor de duur van 5 (VIJF) JARENop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2004) en [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum 3] 1976);

beveelt dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 weken voor iedere keer dat het verbod wordt geschonden, met een maximum van 6 maanden;

toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op;

beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

legt aan de verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Kole, voorzitter, mr. P. Burgers, rechter, mr. J.M Meester, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Schuijt, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2025.