Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

Parketnummer 18-013557-24

ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-161761-24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , thans verblijvende in de [instelling] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2025.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Parketnummer 18-013557-24: hij op of omstreeks 29 september 2023 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte - nadat die [slachtoffer 1] even daarvoor al mishandeld was door een andere persoon en op zijn knieën en/of hurken zat als gevolg van dat geweld - tweemaal, althans meermalen, in ieder geval eenmaal met kracht met geschoeide voet in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de nek getrapt en/of geschopt van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met kracht met zijn vuist tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1] gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 29 september 2023 te Leeuwarden, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten schade aan meerdere tanden, waarbij schade aan tand 11 zenuwschade betreft en/of stukjes afgebroken tand van de voortand linksboven en linksonder en/of een (zware) hersenschudding (genezingstijd 6 weken tot 3 maanden), heeft toegebracht door - nadat die [slachtoffer 1] even daarvoor al mishandeld was door een andere persoon en op zijn knieën en/of hurken zat als gevolg van dat geweld - tweemaal, althans meermalen, in ieder geval eenmaal met kracht met geschoeide voet in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de nek te trappen en/of te schoppen van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met kracht met zijn vuist tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 29 september 2023 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte - nadat die [slachtoffer 1] even daarvoor al mishandeld was door een andere persoon en op zijn knieën en/of hurken zat als gevolg van dat geweld - tweemaal, althans meermalen, in ieder geval eenmaal met kracht met geschoeide voet in het gezicht en/of tegen het hoofd

en/of nek getrapt en/of geschopt van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met kracht met zijn vuist tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1] gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Parketnummer 18-161761-24: 1 hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 30 mei 2023 tot en met 12 januari 2024 te Amsterdam, Purmerend, Leeuwarden en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten (onder meer)

korte zilveren kettingen, gouden ketting met een donkerrode ovale barsteen, drie gouden horloges, zilveren horloge, twee gouden armbanden, twee parelkettingen, zilveren armband, gouden broche, gouden trouwring, 34.000, bankpas),

ketting met hanger van weegschaal, gouden trouwring, zilveren horloge, drie paar manchetknopen, gouden ketting met hanger, gouden parelketting, gouden broche met zwarte steen, bankpas),

trouwring, rood gouden trouwring, twee gouden ringen met steentjes en bloedkoraal, bankpas),

ketting, 18-karaats gouden armband, 18-karaats gouden horloge ketting met medaillon, broche geëmailleerd met parels, diamant en goud, geelgouden broche geëmailleerd met bloemmotieven en bezet met pareltjes en diamanten, broche met parels en diamant, broche met robijnen en acht parels, 18-karaats gouden broche met vier diamanten, bankpas),

  • [ [slachtoffer 18] (Gouden halsketting, gevlochten gouden armband, gouden ketting met

een parelhangertje, zilveren smalle slavenarmband, zilveren halsketting, zilveren halsketting met peervormig opengewerkte hanger, bloedkoralen halsketting met een gouden slotje, 1.100),

met gouden tientje eraan, goudkleurige broche, twee keer gouden broche, 100, bankpas),

Door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven

  • ( ( al dan niet met een gespoofed telefoonnummer) contact op te (laten) nemen met

Voornoemde perso(o)n(en)/aangever(s), daarbij gebruikmakend van verdachtes en/of medeverdachtes valse hoedanigheid van medewerker (van de fraudedesk) van een of meer bank(en) en/of de politie en/of in deze gesprekken de genoemde perso(o)n(en)/aangever(s) voor te houden dat er een virus op de bankpas staat en/of geld was afgeschreven en/of gepoogd werd af te schrijven van zijn/haar/hun bankrekening en/of gevaar dreigde op inbraak en/of op een andere wijze de perso(o)n(en)/aangever(s) werd voorgehouden dat er een probleem was met de bankrekening en/of veiligheid van hun spullen en dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(s), hem/haar/hen zou helpen het probleem te verhelpen, en/of

  • voornoemde aangevers te instrueren de (pin)code(s) door te geven waarmee toegang kon worden verkregen tot de bankrekening(en), waardoor verdachte en/of

medeverdachten (vervolgens) toegang verkreeg/verkregen tot de internetbankierenomgeving van perso(o)n(en)/aangever(s) en/of bankrekening(en) van andere personen of bedrijven tot wiens bankrekening aangever(s) gemachtigd was/waren, en/of verdachte en/of medeverdachte (vervolgens) van deze toegang gebruik maakte

  • aangever(s) te instrueren bankpas(sen) en/of (pin)codes ter veiligstelling af te

geven aan de (zogenaamde) fraudehelpdeskmedewerker(s), althans aan (een) perso(o)n(en),

  • sieraden en contante bedragen ter veilig stelling af te geven,

waardoor die perso(o)n(en)/aangever(s) werd/werden bewogen tot voornoemde afgifte en/of het voornoemde ter beschikking stellen;

2 hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 30 mei 2023 tot en met 12 januari 2024 te Amsterdam, Purmerend, Leeuwarden en/of elders in Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, de na te noemen geldbedrag(en), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een of meer ander(en) toebehoorde(n), te weten aan (onder meer)

  • [ slachtoffer 4] ( 1.781,50)

  • [ slachtoffer 6] ( 1.939,96)

  • [ slachtoffer 16] ( 1.432,81),

  • [ slachtoffer 17] ( 1.607),

  • [ slachtoffer 19] ( 1.065),

  • [ slachtoffer 22] ( 2.032),

  • [ [slachtoffer 23] ( 400),

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten via onrechtmatig verkregen bankpas(sen) en/of (pincode(s), met welke bankpas(sen) en/of gegevens vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten contante opnamen zijn gedaan van de bankrekening(en) van voornoemde perso(o)n(en)/aangever(s) en/of verschillende betaal- en/of tegoedkaarten en/of goederen zijn aangeschaft en/of betalingen zijn verricht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie Parketnummer 18-013557-24 De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het primair ten laste gelegde feit. Gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en [getuige 2] , de camerabeelden (van het incident zelf en van de bebloede schoenen van verdachte) en de bekennende verklaring van verdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte aangever tweemaal tegen het hoofd heeft getrapt. Uit de camerabeelden blijkt dat er met kracht en intensiteit is geschopt. Door met geschoeide voet en kracht tegen het hoofd te schoppen van aangever heeft verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gezorgd voor zoveel impact op het hoofd van aangever dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze zou kunnen komen te overlijden. Voorts weegt mee dat het hoofd een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, dat er tweemaal is geschopt en dat verdachte aangever hierna ook nog eenmaal heeft geslagen tegen het hoofd. Het primair bewezen feit levert op poging tot doodslag.

Parketnummer 18-161761-24 De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor zowel het onder feit 1 als het onder feit 2 tenlastegelegde feit. De bewezenverklaring kan worden gestoeld op de aangiftes, een telefoonboek (met daarin door verdachte gemaakte aantekeningen die te linken zijn aan meerdere aangevers), de resultaten van het onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoons van verdachte, de getuigenverklaringen van ophalers/medeverdachten en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de meeste verdenkingen. Voor zaken waarvoor minder rechtstreeks bewijs is geldt daarnaast het schakelbewijs. De feitelijke gang van zaken rondom de oplichtingen van de zaken ten aanzien waarvan de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en die ook overigens wettig en overtuigend zijn te bewijzen, komt op essentiële punten overeen met de zaken die verdachte zich niet wist te herinneren en ter zake waarvan dus een bekennende verklaring van hem ontbreekt. In alle zaken werden de aangevers gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank of politie, met de mededeling dat er een probleem was met de bankrekening of bankpas dan wel dat er criminelen in de buurt waren die uit waren op geld en/of sieraden. Vervolgens kwam er een persoon langs de deur om waardevolle sieraden, geldbedragen en/of bankpassen mee te nemen. Namen als [Nickname] of [Nickname] worden meermaals gebruikt. Daarnaast zijn er nog meer essentiële overeenkomsten die blijken uit de aangiftes, namelijk het benoemen van de stad Deventer en het door verdachte nadoen van een pieptoon via de telefoon. Ook werden ten aanzien van een aantal zaken de adresgegevens verzameld ofwel uit het fysieke telefoonboek, of digitaal opgezocht in de telefoon van verdachte. Gelet op het feit dat voornoemde oplichtingen en diefstallen middels oplichtingen verkregen pinpassen op soortgelijke wijze zijn begaan, versterken zij het bewijs ten aanzien van de andere oplichtingen en diefstallen. Concluderend bestaat er ook in de zaken waaraan de verdachte geen herinnering meer had of geen getuigenverklaring van een ophaler wees op de betrokkenheid van de verdachte voldoende bewijs op basis van het aanwezige schakelbewijs.

Standpunt van de verdediging Parketnummer 18-013557-24 De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Parketnummer 18-161761-24

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen ten aanzien van bijna alle zaken, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. De redenering van de officier van justitie over de schakelbewijsconstructie ten aanzien van de overige zaken dient terzijde te worden geschoven, aangezien de door de officier van justitie geschetste modus operandi te algemeen is gelet op de veelheid van dergelijke babbeltruczaken over het gehele land.

Oordeel van de rechtbank Parketnummer 18-013557-24 Overweging poging tot doodslag (primair) De rechtbank is allereerst van oordeel dat poging tot doodslag op basis van het dossier niet kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Onder bepaalde omstandigheden kan het schoppen tegen het hoofd de aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer als gevolg daarvan komt te overlijden. Daarvoor zijn onder andere van belang de aard en intensiteit van de schop en de plaats waar het slachtoffer op zijn hoofd is geraakt. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte twee keer tegen de zijkant van het hoofd schopt van aangever, die op dat moment op zijn hurken zit en als gevolg van de trappen achteruit lijkt te vallen. Ondanks dat hieruit naar het oordeel van de rechtbank valt af te leiden dat de schoppen met de nodige kracht waren, acht zij de aanmerkelijke kans op de dood van aangever niet aanwezig. De rechtbank betrekt hierbij het feit dat aangever gehurkt zat en dat verdachte zich in een staande positie bevond, waardoor zijn schoppen minder hard aankwamen dan als aangever op de grond had gelegen. Immers, een schop omhoog is in zijn algemeenheid minder krachtig dan een schop vooruit en het hoofd is in staat mee te bewegen als gevolg waarvan een deel van de impact kan worden opgevangen. Bij deze omstandigheden weegt de rechtbank tenslotte mee dat de camerabeelden tonen dat verdachte onvast ter been was (hetgeen overeenkomt met de verklaring van de verdachte dat hij onder invloed was) hetgeen de kracht van zijn schoppen lijkt te hebben beïnvloed. Alles in overweging genomen is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende omstandigheden aanwezig zijn waaruit kan worden afgeleid dat er met dusdanig grote kracht is geschopt dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.

Overweging zware mishandeling (subsidiair) Voor een bewezenverklaring voor zware mishandeling moet volgens vaste jurisprudentie sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel van belang. Bij aangever is een hersenschudding, een wond bij de wenkbrauw en schade aan het gebit vastgesteld, waarbij een klein gedeelte van de zenuw bloot lag waardoor op termijn klachten kunnen ontstaan. Het vastgestelde letsel kan evenwel niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel omdat op basis van de beschikbare informatie uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is om te kunnen vaststellen dat het toegebrachte letsel blijvend zal zijn en er geen uitzicht is op volkomen genezing. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van zware mishandeling.

Overwegingen poging tot zware mishandeling (meer subsidiair) Wel is de rechtbank van oordeel dat de poging tot zware mishandeling van aangever [slachtoffer 1] wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en vitaal onderdeel is van het menselijk lichaam. Door tweemaal tegen het hoofd van het slachtoffer te schoppen en vervolgens nog eens te slaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte heeft gezien dat de aangever kort hiervoor al klappen had gekregen als gevolg waarvan hij op de grond terecht was gekomen. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde.

Bewijsmiddelen De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

Parketnummer 18-161761-24 Vrijspraak ten aanzien van aangevers [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 23] Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de schakelbewijsconstructie die door de officier van justitie is voorgehouden niet opgaat in de zaken waaraan de verdachte geen herinnering meer heeft en hij geen bekennende verklaring heeft afgelegd en welke zaken ook niet staan genoteerd in het telefoonboek of zijn genoemd door een medeverdachte. De essentiële kenmerken die de officier van justitie betrekt in de werkwijze van verdachte in deze zaken, de modus operandi, zijn te algemeen en te weinig onderscheidend om enkel op grond daarvan de betrokkenheid van verdachte in alle ten laste gelegde zaken aan te kunnen nemen. In het hele land worden slachtoffers, voornamelijk kwetsbare ouderen, op vergelijkbare wijze opgelicht en is de aard van de beoogde buit hetzelfde. Het feit dat er in sommige aangiftes dezelfde namen of steden worden genoemd doet daar niet aan af. Het is de rechtbank bekend dat regelmatig veel in Nederland voorkomende namen als [Nickname] en [Nickname] worden gebruikt. Daarbij komt dat de verdachte duidelijk openheid van zaken heeft willen geven en naar het de rechtbank voorkomt zichzelf niet heeft willen sparen en zichzelf ook heeft gebaseerd op zijn eigen in het telefoonboek opgenomen aantekeningen waaruit blijkt welke aangevers hij heeft benaderd om geld en/of sieraden weg te nemen en hoe hoog de buit was. Gelet op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de verdenkingen onder feit 1 en 2 die betrekking hebben op de aangevers [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 23] .

Deelvrijspraak ten aanzien van aangever [slachtoffer 4] De rechtbank zal verdachte ten aanzien van feit 1, derde gedachtestreepje, vrijspreken voor zover dit betrekking heeft op de verdenking dat aangever [slachtoffer 4] een bedrag van 34.000,00 aan contanten zou hebben meegegeven dat in een geldkistje zat. Door aangever zijn geen nadere specificaties aangeleverd waaruit blijkt hoe dit specifieke geldbedrag in het afgesloten geldkistje terecht is gekomen en hoe aangever zeker wist dat het om dit bedrag ging. Daartegenover staat de verklaring van verdachte dat hij persoonlijk het afgesloten geldkistje heeft opengebroken en dat in het kistje 8000,00 zat. Hij heeft verklaard dat hij aan de oplichting van aangever [slachtoffer 4] een bedrag van 10.500,00 heeft overgehouden, bestaande uit 8.000,00 aan contant geld en 2.500,00 aan sieraden (het bedrag wat verdachte heeft gekregen na het omsmelten van de sieraden bij een juwelier). Het totaalbedrag verkregen bij de oplichting van aangever [slachtoffer 4] heeft verdachte in het telefoonboek, zoals hij dat bij meerdere aangevers deed, genoteerd ( 10.500,00) en komt exact overeen met zijn verklaring. Gelet op het voorgaande is er voor de rechtbank te veel twijfel ontstaan om wettig en overtuigend te kunnen bewezen dat aangever voor een totaalbedrag van 34.000,00 is opgelicht, zodat verdachte hier partieel van wordt vrijgesproken. Wel kan bewezen worden verklaard dat aangever voor een geldbedrag is opgelicht.

Bewijsmiddelen ten aanzien van de overige aangevers De rechtbank acht feit 1 (gedachtestreepjes 1 t/m 7 en 10 t/m 21) en feit 2 (gedachtestreepjes 1 t/m 6 en 9 t/m 16) wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Deze opgave luidt als volgt:

  1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2023, opgenomen op pagina 645 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 17] ;
  2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 januari 2024, opgenomen op pagina 651 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 18] ;
  3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 januari 2024, opgenomen op pagina 655 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 19] ;
  4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2024, opgenomen op pagina 659 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 20] ;
  5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 januari 2024, opgenomen op pagina 666 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 21] ;
  6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2023, opgenomen op pagina 679 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 22] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-013557-24 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18-161761-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

Parketnummer 18-013557-24: Meer subsidiair hij op 29 september 2023 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen nadat die [slachtoffer 1] even daarvoor al mishandeld was door een andere persoon en op zijn hurken zat als gevolg van dat geweld, tweemaal met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt van die [slachtoffer 1] en vervolgens met kracht met zijn vuist tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Parketnummer 18-161761-24: 1 hij in de periode van 30 mei 2023 tot en met 12 januari 2024 te Amsterdam en Leeuwarden, telkens tezamen en in vereniging met anderen, meermalen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels meerdere personen, te weten

een parelhangertje, zilveren smalle slavenarmband, zilveren halsketting, zilveren halsketting met peervormig opengewerkte hanger, bloedkoralen halsketting met een gouden slotje, 1.100),

met gouden tientje eraan, goudkleurige broche, twee keer gouden broche, 100, bankpas),

door valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven contact op te nemen met voornoemde personen, daarbij gebruikmakend van verdachtes en medeverdachtes valse hoedanigheid van medewerker van de fraudedesk van banken en de politie en in deze gesprekken de genoemde personen voor te houden dat er een virus op de bankpas staat en geld was afgeschreven en gepoogd werd af te schrijven van hun bankrekening en gevaar dreigde op inbraak en op een andere wijze de personen werd voorgehouden dat er een probleem was met de bankrekening en veiligheid van hun spullen en dat hij, verdachte en zijn medeverdachtes, hen zou helpen het probleem te verhelpen, en

zogenaamde fraudehelpdeskmedewerkers,

  • sieraden en contante bedragen ter veilig stelling af te geven,

waardoor die personen werden bewogen tot voornoemde afgifte en het voornoemde ter beschikking stellen;

2 hij in de periode van 30 mei 2023 tot en met 12 januari 2024 te Amsterdam en Leeuwarden, telkens tezamen en in vereniging met anderen, meermalen de na te noemen geldbedragen, die geheel aan anderen toebehoorden, te weten aan

  • [ slachtoffer 4] ( 1.781,50),

  • [ slachtoffer 6] ( 1.939,96),

  • [ slachtoffer 12] ( 5.200),

  • [ slachtoffer 13] ( 1.000),

  • [ slachtoffer 16] ( 1.432,81),

  • [ slachtoffer 17] ( 1.607),

  • [ slachtoffer 19] ( 1.065),

  • [ slachtoffer 22] ( 2.032),

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten via onrechtmatig verkregen bankpassen en pincodes, met welke bankpassen en gegevens vervolgens door zijn medeverdachten contante opnamen zijn gedaan van de bankrekeningen van voornoemde personen en goederen zijn aangeschaft.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18-013557-24: Meer subsidiair. Poging tot zware mishandeling.

Parketnummer 18-161761-24:

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-013557-24 en de tenlastegelegde feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18- 161761-24 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest. Ook heeft hij gevorderd om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: de 38z-maatregel) aan verdachte op te leggen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, gelet op de proceshouding van verdachte in beide zaken. Het is van belang dat verdachte zo snel mogelijk op vrije voeten komt, zodat hij de slachtoffers schadeloos kan stellen. Ten aanzien van de gevorderde 38z-maatregel heeft de raadsman geen verweer gevoerd.

Oordeel van de rechtbank Algemeen Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakt rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

Ernst van de feiten Verdachte heeft zich in een periode van bijna acht maanden meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en gekwalificeerde diefstal in vereniging. De verdachte heeft zich in negentien gevallen samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting door middel van een zogenaamde

babbeltruc door veelal oudere bewoners in Leeuwarden op te bellen en ze van geld en sieraden te ontdoen. Verdachte heeft telkens een grote rol van betekenis gespeeld, doordat hij als beller de slachtoffers op hun vaste telefoonnummer probeerde te overtuigen met babbeltrucs om sieraden, contante geldbedragen en bankpassen af te staan. Hij maakte vervolgens zijn eigen handen niet vuil en stuurde zogenaamde ophalers, die vaak drugsverslaafd waren en die in ruil voor een deel van de opbrengst of drugs hiertoe bereid waren, naar de adressen toe om de spullen bij de slachtoffers op te halen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, samen met anderen, op zulke doortrapte en slinkse wijze sieraden, bankpassen en geld afhandig heeft gemaakt van de vele slachtoffers. Slachtoffers die naar het oordeel van de rechtbank niet willekeurig, maar op basis van hun (hoge) leeftijd en daarom grotere kwetsbaarheid werden uitgekozen. De gestolen sieraden hebben vaak een speciale en emotionele betekenis en zijn daarmee van onvervangbare waarde. De verdachte heeft verklaard dat de sieraden meteen werden omgesmolten en omgezet in geld en dus niet meer kunnen worden teruggegeven. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich op geen enkel moment lijkt te hebben gerealiseerd welke gevolgen de door hem gepleegde feiten voor de slachtoffers hebben gehad. Verdachte heeft er niet alleen mede voor gezorgd dat aangevers financiële schade hebben opgelopen, maar ook wantrouwend zijn geworden naar de medemens, instellingen en hulpverleners zoals de politie. De slachtoffers waren in de veronderstelling dat een agent hen kwam helpen in hun woningen, bij uitstek de plaats waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen, maar werden zonder dat zij het doorhadden beroofd van hun dierbare en onvervangbare sieraden. De rechtbank vindt het stuitend dat verdachte puur heeft gehandeld vanuit zijn eigen behoefte aan geld en zich kennelijk niets heeft aangetrokken van de financiële en emotionele schade waarmee hij de vele slachtoffers opzadelde. Uit de aangiftes, de nazorg gesprekken en de vorderingen van de benadeelde partijen is gebleken dat de impact van het handelen van verdachte en zijn mededaders op het leven van de slachtoffers groot is geweest en dat zij ook nu nog steeds de gevolgen van die daden ondervinden. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling waarbij hij het slachtoffer, dat kort daarvoor al werd mishandeld door de persoon met wie de verdachte was, tweemaal tegen het hoofd heeft geschopt en daarna één keer in het gezicht heeft geslagen. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel en pijn ondervonden, namelijk een hersenschudding en schade aan het gebit. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit én het gevoel van veiligheid in de samenleving. De mishandeling vond plaats in de nacht op de openbare weg en brengt gevoelens van onveiligheid met zich mee. Daarbij komt dat na een eerste confrontatie tussen het slachtoffer en de groep van de verdachte en nadat de aangever door omstanders was ontzet, de vechtpartij was beëindigd. De verdachte heeft toen nogmaals de aanval ingezet door het slachtoffer dat probeerde op te krabbelen tweemaal te schoppen en te slaan. De verdachte heeft ter zitting aangegeven verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen en stelt dat het alcoholgebruik die nacht de gebeurtenissen hebben veroorzaakt.

Documentatie De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat hij op 13 september 2019 is veroordeeld voor onder andere een geweldsfeit (poging tot doodslag) tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van drie jaren.

Persoon van verdachte Over verdachte is op 28 juli 2025 een pro Justitia rapportage opgesteld door psychiater H.T.J. Boerboom en GZ-psycholoog S.F. Boers, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), Psychiatrische Observatiekliniek te [plaatsnaam] . Dit rapport houdt samengevat onder meer in, zakelijk weergegeven: verdachte heeft aangegeven niet mee te willen werken aan het onderhavige onderzoek, waardoor er geen inhoudelijke gesprekken met de psychiater en de psycholoog hebben plaatsgevonden. Uit het milieuonderzoek komt een beeld naar voren van een prikkelbare man die kampt met forse agressieregulatie- en

impulsproblemen, met aanhoudende onverantwoordelijkheid op verschillende gebieden. Op basis van de collaterale informatie worden er duidelijke problemen in de impulsbeheersing en in het interpersoonlijk functioneren gezien, wat in diagnostische zin doet denken aan persoonlijkheidsproblematiek. Ook lijkt er sprake te zijn van een consistent en duurzaam gedragspatroon dat naar alle waarschijnlijk voldoet aan de algemene criteria van een persoonlijkheidsstoornis. Vanwege de weigering van verdachte om aan zowel het psychologisch- als het psychiatrisch onderzoek mee te werken, kon bovenstaande hypothese niet verder onderzocht worden en mag er formeel geen classificatie worden gesteld.

De rechtbank heeft daarnaast gelet op het psychologisch Pro Justitiarapport van 11 juni 2024, opgemaakt door H.A. de Jonge, psycholoog. Uit het rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, die de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich met voornoemde inhoud en conclusies verenigen en concludeert dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.

Op te leggen straf De rechtbank is van oordeel dat in verband de ernst van de gepleegde strafbare feiten en de hoeveelheid aan slachtoffers niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. Wel houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

Tenuitvoerlegging Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De 38z-maatregel Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en goederen zal de rechtbank zoals gevorderd de 38z-maatregel opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Gelet op het dossier, de rapportages en hetgeen ter terechtzitting is besproken is de rechtbank van oordeel dat er een noodzaak bestaat om verdachte na zijn straf onder toezicht te stellen. De rechtbank neemt hierbij mede in overweging dat verdachte ernstige strafbare feiten heeft gepleegd, dat er sprake is van recidive ten aanzien van een geweldsdelict en dat verdachte onderzoek naar zijn persoonlijkheid strategisch lijkt te weigeren, waardoor voornoemde maatregel in de toekomst mogelijk aansluitend op de detentiefase kan bijdragen aan het terugdringen van het recidiverisico.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:

Parketnummer 18-013557-24:

  1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van 366,06 ter vergoeding van materiële schade en 900,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

Parketnummer 18-161761-24:

  1. [ [slachtoffer 2] , tot een bedrag van 11.024,00 ter vergoeding van materiële schade en

500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  1. [ [slachtoffer 3] , tot een bedrag van 3.500,00 ter vergoeding van materiële schade en

750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  1. [ [slachtoffer 4] , tot een bedrag van 44.000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
  2. [ [slachtoffer 6] , tot een bedrag van 13.060,04 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
  3. [ [slachtoffer 8] , tot een bedrag van 2.250,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
  4. [ [slachtoffer 10] , tot een bedrag van 270,54 ter vergoeding van materiële schade en 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
  5. [ [slachtoffer 11] , tot een bedrag van 600,00 ter vergoeding van materiële schade en

1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  1. [ [slachtoffer 16] , tot een bedrag van 2.163,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
  2. [ [slachtoffer 17] , die ter terechtzitting op 12 september 2025 kenbaar heeft gemaakt de vordering tot schadevergoeding in te willen trekken, zodat de vordering geen verdere bespreking behoeft.
  3. [ [slachtoffer 23] , tot een bedrag van 400,00 ter vergoeding van materiële schade en 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
  4. [ [slachtoffer 18] , tot een bedrag van 2.100,00 ter vergoeding van materiële schade en

750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie Parketnummer 18-013557-24 De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van [slachtoffer 1] volledig toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Er is sprake van rechtstreekse schade en de vordering is voldoende onderbouwd.

Parketnummer 18-161761-24 De officier van justitie heeft gerekwireerd tot volledige toewijzing van alle vorderingen tot schadevergoeding, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Ook dient de hoofdelijkheid toegepast te worden. Er is telkens sprake van een causaal verband tussen de geleden schade en het door verdachte gepleegde feit. Daar waar de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding door een benadeelde partij minder duidelijk is, verzoekt de officier van justitie de

hoogte van het bedrag naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen.

Standpunt van de verdediging Parketnummer 18-013557-24 De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de vordering tot schadevergoeding.

Parketnummer 18-161761-24 De raadsman heeft de rechtbank verzocht om kritisch naar de vorderingen tot schadevergoeding te kijken en deze naast de verklaring van verdachte te leggen.

Oordeel van de rechtbank Parketnummer 18-013557-24 Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen ( 1.266,06).

Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 29 september 2023. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

Parketnummer 18-161761-24 Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 10] en [slachtoffer 23] Omdat de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan ten aanzien van [slachtoffer 10] en [slachtoffer 23] niet bewezen acht en verdachte daarvan vrijspreekt, zal de rechtbank deze benadeelde partijen niet ontvankelijk in de vordering verklaren.

Immateriële schadevergoeding De benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 18] hebben onder andere vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank bespreekt deze onderdelen van de vorderingen gezamenlijk en overweegt hierover het volgende.

Indien geen sprake is van lichamelijk letsel of het oogmerk om schade toe te brengen, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van een aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.

De benadeelde partijen hebben in grote lijnen samengevat gesteld dat sprake is van emotionele schade, als gevolg van het verlies van dierbare sieraden, en gevoelens van schaamte en angst. De rechtbank acht deze schade en gevoelens begrijpelijk en invoelbaar. Zij leveren echter niet zonder meer een grondslag op voor immateriële schadevergoeding. Bij de vorderingen van de benadeelde partijen zijn geen concrete objectieve gegevens gevoegd waaruit kan volgen dat sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelden. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen.

De rechtbank zal de vorderingen tot immateriële schadevergoedingen daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

Ten aanzien van (het materiële gedeelte van) de vordering van [slachtoffer 2] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering tot materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen ( 11.024,00).

Ten aanzien van (het materiële gedeelte van) de vordering van [slachtoffer 3] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering tot materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen ( 3.500,00).

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] Zoals hiervoor bij de bewezenverklaring is overwogen is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit afgeleid kan worden dat de benadeelde de volledige gestelde schade heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank is wel voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij een gedeelte van de gevorderde materiële schade heeft geleden, te weten 18.000,00, en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank gaat uit van de verklaring van verdachte dat hij aangever [slachtoffer 4] voor een bedrag van 10.500,00 heeft opgelicht (bestaande uit 8.000,00 aan contant geld en 2.500,00 aan omgesmolten sieraden). De rechtbank volgt de benadeelde partij in de vordering voor wat betreft deze ziet op de stelling dat de sieraden oorspronkelijk (voor het omsmelten bij de juwelier) een waarde hadden van

10.000,00. Dit brengt met zich dat het totale schadebedrag wordt vastgesteld op 18.000,00. Ten aanzien van het overige gedeelte van de vordering ( 26.000,00) zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen ( 13.060,24).

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 8] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen ( 2.250,00).

Ten aanzien van (het materiële gedeelte van) de vordering van [slachtoffer 11] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering tot materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen ( 600,00).

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 16] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen ( 2.163,00).

Ten aanzien van (het materiële gedeelte van) de vordering van [slachtoffer 18] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering tot materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen ( 2.100,00).

Hoofdelijkheid De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal de rechtbank daarom ook bepalen dat als de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.

Schadevergoedingsmaatregel Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel telkens hoofdelijk opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank past artikel 36f, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering toe in combinatie met het bepaalde in artikel

60a van het Wetboek van Strafrecht. Dit houdt in dat in totaal maximaal 365 dagen aan gijzeling kan worden opgelegd. De rechtbank zal deze 365 dagen evenredig verdelen over de opgelegde bedragen.

Veroordeling in de kosten De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Wettelijke rente De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedragen telkens toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38z, 45, 47, 57, 60a, 302, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18-013557-24 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreek verdachte daarvan vrij.

Verklaart het meer subsidiaire feit in de zaak met parketnummer 18-013557-24 en feit 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18-161761-24 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Legt op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van [slachtoffer 1] , parketnummer 18-013557-24, meer subsidiair:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.266,06 (zegge: duizend tweehonderdzesenzestig euro en zes eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 366,06 aan materiële schade en 900,00 aan immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 10] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 9) en feit 2 (gedachtestreepje 8): Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 10] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.

Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.

Ten aanzien van [slachtoffer 23] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 22) en feit 2 (gedachtestreepje 18): Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 23] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.

Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.

Ten aanzien van [slachtoffer 2] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 1) en feit 2 (gedachtestreepje 1): Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 11.024,00 (zegge: elfduizend vierentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 67 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 3] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 2) en feit 2 (gedachtestreepje 2): Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 3] te betalen:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.500,00 (zegge: drieduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 32 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 4] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 3) en feit 2 (gedachtestreepje 3): Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 4] te betalen:

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk is in de vordering.

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van 18.000,00 (zegge: achttienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 93 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 6] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 5) en feit 2 (gedachtestreepje 4): Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 6] te betalen:

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat te betalen een bedrag van 13.060,04 (zegge: dertienduizend zestig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 74 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 8] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 7) en feit 2 (gedachtestreepje 6): Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 8] te betalen:

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.250,00 (zegge: tweeduizend tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 11] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 10) en feit 2 (gedachtestreepje 9): Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 11] te betalen:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 11] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 11] aan de Staat te betalen een bedrag van 600,00 (zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 16] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 15) en feit 2 (gedachtestreepje 14): Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 16] te betalen:

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 16] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.163,00 (zegge: tweeduizend honderddrieënzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 18] , parketnummer 18-161761-24, feit 1 (gedachtestreepje 17): Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 18] te betalen:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 18] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 18] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.100,00 (zegge: tweeduizend honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. O.F. Brouwer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2025.

Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.