ECLI:NL:GHDHA:2025:1754 - Gerechtshof Den Haag - 8 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Rolnummer: 22-003634-23
Parketnummer: 09-165018-23
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 november 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, BRP-adres: [woonadres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
- en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op/in of omstreeks 25 juni 2023 te Oegstgeest opzettelijk en wederrechtelijk een chiwawa, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft gedood, vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2 hij op of omstreeks 25 juni 2023 te Oegstgeest aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten oorsuizingen, een gebroken neus, een hersenschudding, een gebroken oogkas, een bebloed, vocht tussen netvlies en iris en/of een afgebroken tand, heeft toegebracht door die [slachtoffer]een of meermalen op/tegen haar gezicht te slaan/stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2023 te Oegstgeest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen heeft een of meermalen op/tegen haar gezicht geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2023 te Oegstgeest [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]een of meermalen op/tegen haar gezicht te slaan/stompen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op/in of omstreeks 25 juni 2023 te Oegstgeest opzettelijk en wederrechtelijk een chiwawa, in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft gedood, vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2 hij op of omstreeks 25 juni 2023 te Oegstgeest aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten oorsuizingen, een gebroken neus, een hersenschudding, een gebroken oogkas, een bebloed oog, vocht tussen netvlies en iris en/of een afgebroken tand, heeft toegebracht door die de [slachtoffer] een ofmeermalen op/tegen haar gezicht te slaan/stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1
Het hof bezigt voor de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2023 met nummer PL1500-2023197326-3 inhoudende de verklaring van iemand wiens identiteit niet blijkt.
Het gaat dan met name om dit onderdeel van diens verklaring: “Ik stond buiten en hoorde in de buurt een vrouw jammeren, het klonk alsof zij veel pijn had. (…) Ik hoorde een mannenstem en ik hoorde dat de vrouw bleef jammeren. Vervolgens hoorde ik iemand naar binnen rennen en hoorde ik een hondje blaffen. Gevolgd door een vrouwenstem die riep: ‘Nee, niet mijn hondje!’. Hierna hoorde ik een mannenstem welke riep: ‘Vuile kanker hoer’.”
Op grond van artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan een dergelijke verklaring alleen voor het bewijs gebezigd worden indien a) de bewezenverklaring in belangrijke mate steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal, en b) door of namens de verdachte niet op enig moment in het geding de wens te kennen is gegeven om de anonieme getuige te ondervragen of te doen ondervragen.
Het hof overweegt als volgt.
Naast de verklaring van de anonieme getuige vindt de bewezenverklaring van hetgeen onder 1 ten laste gelegd steun in de aangifte van aangeefster en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep. De verdachte heeft immers verklaard dat hij de woning binnen is gegaan en dat hij ‘vuile kanker hoer’ naar de aangeefster heeft geroepen. Nu door of namens de verdachte op geen moment is gevraagd deze anonieme getuige te (doen) ondervragen, is voldaan aan de in artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde voorwaarden. Kort gezegd volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte het hondje van aangeefster opzettelijk heeft gedood. Zijn verklaring dat het een ongeluk was en dat hij onbedoeld buiten in de tuin opeens op het hondje stond, is ongeloofwaardig.
Het hof acht de in genoemd proces-verbaal weergegeven anonieme verklaring daarnaast betrouwbaar. De verklaring komt op essentiële onderdelen overeen met hetgeen de aangeefster heeft verklaard. Daarbij heeft ook de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep specifieke onderdelen van deze verklaring bevestigd. Derhalve heeft het hof geen enkele aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de anonieme getuigenverklaring.
Feit 2
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 primair tenlastegelegde zware mishandeling, nu niet zonder meer is aangetoond dat er bij het slachtoffer sprake is van blijvend letsel zonder uitzicht op herstel. Een en ander heeft zij nader onderbouwd in haar pleitnota.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
De verdachte heeft aangeefster meerdere keren hard tegen haar gezicht geslagen en gestompt. Blijkens de letselrapportage van de GGD Hollands Midden d.d. 28 juni 2023 en de medische verklaring van neuroloog Doorlag-de Vries d.d. 13 oktober 2023 werd bij de aangeefster kort nadat het onder 1 bewezenverklaarde feit had plaatsgevonden, vastgesteld dat zij een gebroken neus, een mogelijk gebroken oogkas, een gedeeltelijk afgebroken voortand, vlekken in haar gezichtsveld rechts en tinnitus links had opgelopen. Blijkens de medische verklaring van de neuroloog was wat betreft de vlekken in het gezichtsveld volgens de oogarts geen uitzicht op volledig herstel en was wat betreft de tinnitus links de kans reëel dat ook dit zich niet zou herstellen. Bij brief van 15 februari 2024 - ruim een half jaar na het voorval - heeft de neuroloog haar eerdere verklaring aangevuld. Zij heeft - onder meer - vastgesteld dat de aangeefster klachten van reukverlies houdt, het zicht in het rechteroog achterblijft en dat zij last houdt van oorsuizen.
Het hof concludeert hieruit dat er sprake is van blijvend gezichtsverlies, dat zij last houdt van oorsuizingen en klachten houdt van reukverlies. Gelet hierop is er naar het oordeel van het hof sprake van zwaar lichamelijk letsel. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doden;
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van zijn ex-partner. Hij heeft haar, toen zij de relatie wilde beëindigen, meerdere keren in het gezicht geslagen en gestompt waardoor zij blijvend letsel heeft opgelopen. Door zo te handelen heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Daarnaast heeft de verdachte de chiwawa van het slachtoffer gedood, door het hondje een harde trap te geven. Dit alles heeft in de woning van het slachtoffer plaatsgevonden, een plek waar zij zich juist veilig had moeten voelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsadvies d.d. 14 november 2023. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daar verschillende bijzondere voorwaarden bij op te leggen, waaronder een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling indien de reclassering dit noodzakelijk acht en een locatie- en contactverbod.
Het hof houdt bij het bepalen van de straf eveneens rekening met hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is verklaard over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft in de afgelopen tijd zijn leven op de rit gekregen. Hij heeft een eigen woning, heeft sinds kort een baan – terwijl hij daarvoor jarenlang niet gewerkt heeft - en staat al enige tijd op vrijwillige basis onder behandeling bij De Waag. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal er mogelijk voor zorgen dat hij zijn huis en baan zal verliezen. Voorts houdt het hof er rekening mee dat inmiddels enige tijd is verlopen sinds de onderhavige feiten plaats hebben gevonden.
Hoewel de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer rechtvaardigen, is het hof - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijk gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer]zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade (€ 6.067,37 respectievelijk € 12.000,00) als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde, tot een bedrag van in totaal € 18.067,37.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 18.067,37.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 12.067,37, bestaande uit een bedrag van € 6.067,37 aan materiele schade en een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.482,76 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde en komt op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek voor toewijzing in aanmerking. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De toegewezen materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten. Acht behandelingen bij de fysiotherapeut (8 x € 41,50); de kosten voor de crematie van de overleden hond (€ 305,50); de kosten voor de aanschaf van een nieuwe hond, naar billijkheid geschat op € 300,00; de kosten voor de tandarts (€ 53,20); een deel van de gedeclareerde kilometers (256 kilometer x € 0,21); de gevorderde parkeerkosten; en het eigen risico (€ 385,00). Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij de overige gevorderde kosten onvoldoende onderbouwd. Zo is niet aangetoond dat het sportabonnement niet gepauzeerd kon worden en is voor een deel van de gedeclareerde kilometers niet te achterhalen waar de benadeelde partij vandaan kwam, of naar toeging.
Voor de overige gevorderde materiële schade levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade oordeelt het hof als volgt.
Artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in de persoon is aangetast. Aan de gevorderde immateriële schade heeft de benadeelde partij – onder andere - ten grondslag gelegd dat het onder 2 gepleegde strafbare feit fysiek letsel tot gevolg heeft gehad, en zij door beide strafbare feiten (ook) psychisch letsel heeft opgelopen, waarvoor zij een PTSS-behandeling ondergaat.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 6.482,76 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer]ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 6.482,76 (zesduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en zesenzeventig cent) ter zake van materiële en immateriële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen **van € 6.482,76 (zesduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en zesenzeventig cent)**als vergoeding voor materiële en immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 67 (zevenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Dit arrest is gewezen door mr. F.W. van Lottum als voorzitter, en mr. G. Knobbout en mr. E.A. Poppe-Gielesen, leden, in bijzijn van de griffier mr. V.V. de Lange.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 augustus 2025.
Mr. E.A. Poppe-Gielesen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.