Arrest inhoud

Rolnummer: 22-002455-22

Parketnummer: 83-165277-20

Datum uitspraak: 7 juli 2025

TEGENSPRAAK

meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 31 augustus 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1988, adres: [woonadres], [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is beslist omtrent de in beslag genomen voorwerpen zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:

1.hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 23 juni 2020, te Uitgeest, Vlaardingen, Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Schiedam en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met een zetel in Nederland, al dan niet opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf en/of beroep van betaal dienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op verzoek van (een) betaler(s) en/of ten behoeve van (een) begunstigde(n) een of meerdere betalingsdiensten, te weten één of meerdere geldtransfers uitgevoerd door:

  • van een of meer van de voornoemde betaler(s) geldmiddelen te ontvangen.

  • voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) geldmiddelen te ontvangen,

  • aan een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) geldmiddelen beschikbaar te stellen, en/of

  • voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) geldmiddelen te houden/bewaren, te weten:

  • 514.046,- EURO en/of DOLLAR, althans 210.331,50,- EURO en/of DOLLAR althans enig geldbedrag (DOC-059-01),

  • 119.695,- EURO en/of DOLLAR, althans 70.715,-, EURO en/of DOLLAR, althans enig geldbedrag (DOC-071),

  • 31.054,- EURO, althans enig geldbedrag (DOC-073-02),

  • 24.606,- EURO, althans enig geldbedrag (DOC-073-02),

  • 9.035,- EURO, althans enig geldbedrag (IBN-D-003),

  • 5.150,- EURO, althans enig geldbedrag (DOC-064-01 t/m DOC-064-09),

  • 102 EURO, althans enig geldbedrag (TAP-009-100994),

  • 400 EURO, althans enig geldbedrag (TAP-009-51304),

  • 204 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03),

  • 350 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03,

DOC-150-03-01),

  • 300 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03,

DOC-150-03-04),

  • 250 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03,

DOC-150-03-04),

  • 150 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03),

  • 150 en/of 50 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03, DOC-150-03-07),

  • 100 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03) en/of

  • 240 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03)

althans een of meer geldbedragen, van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;

2.hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 23 juni 2020 te Vlaardingen, Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Uitgeest, Schiedam en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte] en/of [broer verdachte] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:

  • het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a Wet op het financieel toezicht jo. artikel 1 sub 2, artikel 2 en artikel 6 Wet op de economische delicten.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft zij gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen verbeurd zullen worden verklaard.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

De standpunten in hoger beroep

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte voor beide tenlastegelegde feiten dient te worden veroordeeld.

De verdediging heeft ten aanzien van verscheidene onderdelen van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten verweer gevoerd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 20185 november 2019 tot en met 2321 juni 2020, te Uitgeest, Vlaardingen, Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Schiedam en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Syriëen/of Irak, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met een zetel in Nederland, al dan niet opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf en/of beroep van betaal dienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op verzoek van (een) betaler(s) en/of ten behoeve van (een) begunstigde(n) een of meerdere betalingsdiensten, te weten één of meerdere geldtransfers uitgevoerd door:

  • van een of meer van de voornoemde betaler(s) geldmiddelen te ontvangen.en/of

  • voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) geldmiddelen te ontvangen, en/of

  • aan een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) geldmiddelen beschikbaar te stellen, en/of

  • voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) geldmiddelen te houden/bewaren, te weten:

1) - 514.046,- 169.835 EURO en/of DOLLAR, althans 210.331,50,- EURO en/of DOLLAR althans enig geldbedrag (DOC-059-01), en/of 2) - 119.695,- 50.080,00 EURO en/of DOLLAR, althans 70.715,-, EURO en/of DOLLAR, althans enig geldbedrag (DOC-071), en/of 3) - 31.054,- EURO, althans enig geldbedrag (DOC-073-02), en/of 4) - 24.606,- EURO, althans enig geldbedrag (DOC-073-02), en/of 5)

  • 9.035,- EURO, althans enig geldbedrag (IBN-D-003), en/of 6)
  • 5.150,- EURO, althans enig geldbedrag (DOC-064-01 t/m DOC-064-09), en/of 7) - 102 EURO, althans enig geldbedrag (TAP-009-100994), en/of 8) - 400 EURO, althans enig geldbedrag (TAP-009-51304), en/of 9) - 204 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03), en/of 10) - 350 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03, DOC-150-03-01), en/of 11)
  • 300 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03, DOC-150-03-04), en/of
  • 250 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03, DOC-150-03-04), en/of 13) - 150 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03), en/of 14) - 150 en/of 50 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03, DOC-150-03-07), en/of 15) - 100 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03) en/of 16) - 240 EURO, althans enig geldbedrag (DOC-150-03) althans een of meer geldbedragen, van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;

2.hij in of omstreeks de periode van 13oktoberapril20182019 tot en met 23 juni 2020 te Vlaardingen, Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Uitgeest, Schiedam en/of (elders) inNederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte] en/of [broer verdachte] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:

  • het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a Wet op het financieel toezicht jo. artikel 1 sub 2, artikel 2 en artikel 6 Wet op de economische delicten.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1 (hawala-bankieren)

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft samen met anderen op bedrijfsmatige wijze gedurende een langere periode een groot aantal geldtransacties verricht zonder dat zij de hiervoor benodigde vergunning hadden of van de vergunningsplicht waren vrijgesteld. Hiermee was in totaal een geldbedrag van ruim twee ton gemoeid. Door dit handelen zijn veelvuldig contante geldbedragen buiten het formele geldcircuit ontvangen en overgedragen, waardoor de verdachte en zijn mededaders zich hebben onttrokken aan de regels van het financiële toezichtrecht. Deze regels hebben tot doel de integriteit van het (internationale) betalingsverkeer en de belangen van de gebruikers van betaaldiensten te beschermen. Door illegale geldtransacties kunnen opbrengsten van strafbare feiten met legale opbrengsten worden vermengd, waardoor deze moeilijk zijn op te sporen. Ook wordt het plegen van allerlei criminaliteit makkelijker doordat geldbedragen zonder enige controle kunnen worden overgedragen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het financieren van terroristische activiteiten of het financieren van mensensmokkel. Door zijn activiteiten heeft de verdachte het risico genomen dat hij hieraan zou kunnen bijdragen. De verdachte heeft daarnaast ook deelgenomen aan een criminele organisatie die het doel had misdrijven te plegen als bedoeld in de Wft.

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.

Voorts heeft het hof acht geslagen op een advies van Reclassering Nederland d.d. 6 maart 2025. Gezien de aanhoudende stabiliteit die de verdachte heeft op de verschillende leefgebieden, zijn houding jegens de tenlastelegging en de indruk die de gevolgen en de aanhouding op hem hebben gemaakt, schat de reclassering het recidiverisico als laag in en ziet de reclassering geen reden voor het inzetten van interventies. De reclassering adviseert een (deels voorwaardelijke) straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.

Gelet op de aard en de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een aanzienlijke gevangenisstraf. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de mogelijke gevolgen voor het verblijfsrecht van de verdachte, maar ziet daarin onvoldoende aanleiding om hiervan af te wijken. In beginsel is het hof - alles afwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, een passende en geboden reactie vormt.

Het hof stelt evenwel vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in eerste aanleg en in hoger beroep is overschreden. De vervolging van de verdachte is met zijn inverzekeringstelling aangevangen op 23 juni 2020 en eerst op 31 augustus 2022 is door de rechtbank vonnis gewezen. Hierdoor is de redelijke termijn voor de berechting in eerste aanleg met ruim 2 maanden overschreden. Nu namens de verdachte op 1 september 2022 hoger beroep is ingesteld en het hof arrest wijst op 7 juli 2025 is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep met ruim 10 maanden overschreden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat door in plaats van de in beginsel passende 3 van de 12 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, 4 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het voorwaardelijke strafdeel dient de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Op 4 augustus 2020 is de voorlopige hechtenis van de verdachte door de rechtbank geschorst. Het hof ziet aanleiding dit geschorste bevel op te heffen.

Beslag

De advocaat-generaal heeft de verbeurdverklaring van alle onder de verdachte in beslag genomen goederen gevorderd.

De raadsman heeft verzocht om teruggave van een bedrag van € 7.695.

Ten aanzien van de in beslag genomen goederen zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten nu het strafvorderlijk belang zich daartegen niet langer verzet. Het hof is van oordeel dat verbeurdverklaring van de zakken administratie geen toegevoegde waarde heeft gelet op de aard en ouderdom van de goederen. Ten aanzien van het geldbedrag van € 9.035 is het verband met de bewezenverklaarde feiten onvoldoende komen vast te staan. De verdachte zal immers van de delen van de tenlastelegging waarop dit geldbedrag betrekking heeft, worden vrijgesproken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis.

Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

  • 1 STK document, zoals genoemd onder 1 op bijgevoegde beslaglijst;

  • 1 STK document, zoals genoemd onder 2 op bijgevoegde beslaglijst;

  • 1 STK document, zoals genoemd onder 6 op bijgevoegde beslaglijst;

  • 9.035 EUR zoals genoemd onder 7 op bijgevoegde beslaglijst.

Dit arrest is gewezen door mr. F.W. Pieters, als voorzitter, mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. M.A.J. van de Kar, leden, in bijzijn van de griffier mr. T.A. van den Berg.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 juli 2025.

Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2020:1753 met betrekking tot de voorloper van de huidige richtlijn betaaldiensten (Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (PbEU L319).

Dit PDF bestand is door een opsporingsambtenaar van de FIOD omgezet naar een Excel werkblad en vertaald uit het Arabisch naar het Nederlands. Dit werkblad bestaat uit diverse kolommen waaronder de plaats waar het geld naar toe zou zijn gestuurd (zowel in het buitenland als in Nederland), de naam van de begunstigde, de datum en een bedrag (met en zonder aftrek van de provisie).