Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2025:2666 - Gerechtshof Amsterdam - 7 oktober 2025

Arrest

ECLI:NL:GHAMS:2025:26667 oktober 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Artikel 3:15e BW (Elektronische commerciële communicatie vereisten)Artikel 3:305 BWArtikel 3:305a BW (Collectieve vorderingen en ontvankelijkheidseisen)Artikel 3:305e BW (Aanwijzing bevoegde instantie representatieve vorderingen EU)Artikel 3:53 BW (Vernietiging rechtshandeling terugwerkende kracht rechterlijke matiging)Artikel 6:102 BW (Hoofdelijke verbondenheid schadevergoeding meerdere personen)Artikel 6:104 BW (Schadebegroting op genoten winst)Artikel 6:162 BW (Onrechtmatige daad)Artikel 6:166 BW (Groepsaansprakelijkheid onrechtmatige daad)Artikel 6:193b BW (Definitie oneerlijke handelspraktijk)Artikel 6:193j BW (Bewijslast, aansprakelijkheid, vernietigbaarheid oneerlijke handelspraktijken)Artikel 6:212 BW (Ongerechtvaardigde verrijking schadevergoeding)Artikel 6:96 BW (Vergoeding vermogensschade en incassokosten)Artikel 6:97 BW (Rechterlijke schadebegroting en schatting)Artikel 7:907 BW (Verbindendverklaring vaststellingsovereenkomst collectieve schade)Artikel 3a.3 Mediawet 2008Artikel 3a.5 Mediawet 2008Artikel 1018c RV (Dagvaarding inhoud en procedure collectieve actie)Artikel 1018d RV (Termijn en samenvoeging volgende collectieve vorderingen)Artikel 1018e RV (Aanwijzing exclusieve belangenbehartiger collectieve actie)Artikel 1018f RVArtikel 1018h RV (Goedkeuring collectieve vaststellingsovereenkomst)Artikel 1018i RV (Voorstel en vaststelling collectieve schadeafwikkeling)Artikel 1018k RV (Binding uitspraak collectieve actie en opt-out)Artikel 1018l RV (Kostenveroordeling collectieve actie specifieke gevallen)Artikel 110 RV (Relatieve bevoegdheid verweer en verwijzing)Artikel 20 RV (Onredelijke vertraging procedure)Artikel 22 RV (Rechterlijk bevel toelichting gegevens en geheimhouding)Artikel 23 RV (Reikwijdte rechterlijke beslissing)Artikel 237 RV (Kostenveroordeling in het vonnis)Artikel 24 RV (Grondslag beslissing en ambtshalve bespreking rechter)Artikel 332 RV (Waardegrens voor hoger beroep)Artikel 6 RV (Aanvullende rechtsmachtgronden Nederlandse rechter)Artikel 1.1 Telecommunicatiewet

Arrest inhoud

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummers: 200.339.869/01, 200.339.845/01 en 200.339.905/01 zaaknummers rechtbank Amsterdam: C/13/702849, C/13/706680 en C/13/706842

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 oktober 2025

in de gevoegde zaken van

zaaknummer 200.339.869/01 (SMC-zaak)

STICHTING MASSASCHADE EN CONSUMENT, gevestigd te Oegstgeest, appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel appel, advocaat: mr. L.C.M. Berger te Amsterdam,

tegen

de rechtspersonen naar buitenlands recht

1.TIKTOK TECHNOLOGY LIMITED,

gevestigd te Dublin, Ierland,

2.TIKTOK INFORMATION TECHNOLOGIES UK LIMITED,

gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,

3.TIKTOK INC.,

gevestigd te Culver City, Californië, Verenigde Staten van Amerika,

4.TIKTOK PTE. LIMITED,

gevestigd te Singapore, Republiek Singapore,

5.BYTEDANCE LTD.,

  1. TIKTOK LTD.,

beide gevestigd te Grand Cayman, Kaaimaneilanden, geïntimeerden, tevens appellanten in incidenteel appel, advocaat: mr. G.H. Potjewijd te Amsterdam,

gevestigd te Beijing, China, geïntimeerde, niet verschenen,

zaaknummer 200.339.845/01 (STBYP-zaak)

STICHTING TAKE BACK YOUR PRIVACY, gevestigd te Amsterdam, appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel appel, advocaat: mr. C.C.A. van Rest te Amsterdam,

tegen

de rechtspersonen naar buitenlands recht

1.TIKTOK TECHNOLOGY LIMITED,

gevestigd te Dublin, Ierland,

2.TIKTOK INFORMATION TECHNOLOGIES UK LIMITED,

gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,

3.TIKTOK INC.,

gevestigd te Culver City, Californië, Verenigde Staten van Amerika,

4.TIKTOK PTE. LIMITED,

gevestigd te Singapore, Republiek Singapore,

5.BYTEDANCE LTD.,

  1. TIKTOK LTD.,

beide gevestigd te Grand Cayman, Kaaimaneilanden, geïntimeerden, tevens appellanten in incidenteel appel, advocaat: mr. G.H. Potjewijd te Amsterdam,

tevens bekend onder de naam: TIKTOK INFORMATION SERVICE CO. LTD., gevestigd te Beijing, China, geïntimeerde, niet verschenen,

zaaknummer 200.339.905/01 (SOMI-zaak)

STICHTING ONDERZOEK MARKTINFORMATIE, gevestigd te Haarlemmermeer, appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel appel, advocaat: mr. M. Schimmel te Amsterdam,

tegen

de rechtspersonen naar buitenlands recht

1.TIKTOK TECHNOLOGY LIMITED,

gevestigd te Dublin, Ierland,

2.TIKTOK INFORMATION TECHNOLOGIES UK LIMITED,

gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,

3.TIKTOK INC.,

gevestigd te Culver City, Californië, Verenigde Staten van Amerika,

4.TIKTOK PTE. LIMITED,

gevestigd te Singapore, Republiek Singapore,

5.BYTEDANCE LTD.,

  1. TIKTOK LTD.,

beide gevestigd te Grand Cayman, Kaaimaneilanden, geïntimeerden, tevens appellanten in incidenteel appel, advocaat: mr. G.H. Potjewijd te Amsterdam.

Appellanten in principaal appel worden hierna aangeduid als SMC, STBYP en SOMI en samen ook als de Stichtingen.

Geïntimeerden in principaal appel worden hierna aangeduid als TikTok Ierland, TikTok UK, TikTok Inc, TikTok Pte, Bytedance, TikTok Ltd. en Beijing Bytedance (deze laatste aanduiding ziet op de te Beijing, China, gevestigde TikTok-entiteit ten aanzien waarvan in de zaken van SMC en STBYP twee dagvaardingen zijn uitgebracht. Alle partijen gaan ervan uit dat het hier één rechtspersoon betreft). De verschenen geïntimeerden in principaal appel worden samen aangeduid als TikTok c.s. De verschenen en de niet verschenen geïntimeerden in principaal appel worden samen aangeduid als de TikTok-entiteiten.

1 De zaak in het kort

De Stichtingen zijn collectieve acties op grond van de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie (WAMCA) gestart tegen de TikTok-entiteiten. De Stichtingen hebben vorderingen ingesteld op grond van de AVG en op andere grondslagen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, dat de immateriële schadevorderingen niet-ontvankelijk zijn en dat de vorderingen van SMC tegen TikTok Pte en Beijing Bytedance niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft STBYP en SMC aangewezen als exclusieve belangenbehartiger en de nauw omschreven groep en de inhoud van de vorderingen bepaald.

Dit hoger beroep gaat over deze beslissingen van de rechtbank. Na enkele processuele kwesties over de omvang van het hoger beroep, komen aan de orde: 1. rechtsmacht van de Nederlandse rechter, 2. ontvankelijkheid van de collectieve vorderingen, 3. de bepaling van de nauw omschreven groep en de inhoud van de vorderingen.

De beoordeling van de rechtsmacht met betrekking tot de AVG-vorderingen wordt aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die zijn gesteld door de rechtbank Rotterdam aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU). Ten aanzien van de vorderingen op de andere grondslagen wordt geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat de vorderingen over de hele linie ontvankelijk zijn. De bepaling van de nauw omschreven groep en de inhoud van de vorderingen wordt aangepast.

Het hof gelast een regiezitting om met partijen te overleggen over het verdere verloop van de procedure.

2 Het geding in hoger beroep

STBYP, SMC en SOMI zijn bij dagvaardingen van 9 april 2024 en 10 april 2024 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 10 januari 2024, zoals hersteld bij vonnis van 21 februari 2024, van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermelde zaaknummers gewezen tussen de Stichtingen als eiseressen en de TikTok-entiteiten als gedaagden. De hoger- beroepsdagvaardingen van STBYP en SMC noemen ook het aan voormeld vonnis voorafgaande vonnis van 25 oktober 2023.

Tegen Beijing Bytedance is verstek verleend.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

­ de rolbeslissingen van 23 juli 2024; ­ de memorie van grieven van STBYP; ­ de akte overlegging producties, met producties, van STBYP; ­ de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis van SMC; ­ de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis, met producties, van SOMI; ­ de akte overlegging producties, met een productie, van STBYP; ­ het proces-verbaal van de regiezitting in alle zaken van 25 september 2024; ­ de memories van antwoord in principaal appel tevens memories van grieven in incidenteel appel, in alle zaken; ­ de memorie van antwoord in incidenteel appel van SOMI; ­ de memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties, van STBYP; ­ de memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties, van SMC; ­ de aktes overlegging producties, met producties, van alle partijen.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 2 en 3 april 2025. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van pleitnotities laten toelichten door hun advocaten voornoemd en (STBYP) mrs. G.J.M. Verburg en A.L. van de Pol, (SMC) mr. W.A. Vader, (SOMI) mrs. A.L.M. Bakhuis en M. Jacobs en (TikTok c.s.) mrs. K.J. Saarloos, M.H.K. Jansen en A. Meijerink, allen advocaat te Amsterdam.

Ten slotte is arrest gevraagd.

SMC, STBYP en SOMI concluderen dat het hof de bestreden vonnissen (gedeeltelijk) zal vernietigen en dat het hof hun immateriële schadevorderingen alsnog ontvankelijk zal verklaren en de nauw omschreven groep anders zal omschrijven. SMC concludeert voorts dat het hof haar vorderingen tegen TikTok Pte en Beijing Bytedance alsnog ontvankelijk zal verklaren en de inhoud van de vorderingen aanpast. SOMI concludeert voorts dat het hof haar aanwijst als exclusieve belangenbehartiger en STBYP en SMC niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen. Een en ander steeds met beslissing over de proceskosten.

TikTok c.s. concluderen dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en de Stichtingen niet-ontvankelijk verklaart in hun vorderingen althans hun deze ontzegt, met beslissing over de proceskosten.

3 Feiten

De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 9 november 2022 onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.

3.1. De TikTok-entiteiten maken deel uit van de TikTok groep. Bytedance is de moedervennootschap. In november 2017 heeft Bytedance de applicatie musical.ly overgenomen en deze samengevoegd met TikTok, waarmee het mogelijk is om online korte zelfgemaakte video’s te plaatsen, bekijken, liken en delen (hierna: de TikTok Dienst). De TikTok Dienst is beschikbaar via de app voor mobiele apparaten en via de website www.tiktok.com.

3.2. SOMI is opgericht op 31 mei 2016 en heeft blijkens art. 2.1 sub a van haar statuten, zoals dat luidt sinds 31 mei 2021, ten doel: “het behartigen van belangen van natuurlijke personen, in het bijzonder van consumenten en minderjarigen, die gebruikmaken van online diensten, waarbij op enig moment een schending van de rechten van die natuurlijke personen plaatsvindt, waaronder begrepen maar niet beperkt tot inbreuken op grondrechten, zoals het recht om niet gediscrimineerd te worden en het recht op bescherming van privacy en bescherming van persoonsgegevens, alsmede inbreuken op consumentenrechten en wet- en regelgeving ter bescherming van minderjarigen;”

3.3. STBYP is opgericht op 24 februari 2021 en heeft blijkens art. 2 lid 1 van haar statuten ten doel, voor zover van belang:“het behartigen van de belangen van natuurlijke personen die gebruik maken van het internet en/of gebruik maken van andere producten en/of diensten die persoonsgegevens verwerken, waardoor deze gebruikers op enig moment te maken kunnen hebben met een schending van hun recht op privacy, waaronder maar niet beperkt tot hun recht op bescherming van persoonsgegevens, of te maken kunnen hebben met een schending van hun consumentenrechten, dan wel schending van andere grond- of wettelijke rechten, het een en ander in de ruimste zin van het woord (…).”

3.4. SMC is opgericht op 15 maart 2021 en heeft blijkens art. 3 lid 1 van haar statuten ten doel, voor zover van belang: “als onafhankelijke organisatie, zonder binding - met enige politieke of levensbeschouwelijke organisatie de belangen van consumenten in het algemeen (…) in het bijzonder in Nederland - en voor zover mogelijk en nodig daarbuiten - te behartigen.”

3.5. SOMI heeft onder meer TikTok Ierland op 7 mei 2021 aansprakelijk gesteld en uitgenodigd om in overleg te treden. TikTok Ierland heeft op 20 mei 2021 aan SOMI laten weten de door SOMI gestelde stellingen en claims van de hand te wijzen, maar wel open te staan voor overleg. Na verdere correspondentie heeft SOMI haar inleidende dagvaarding uitgebracht.

3.6. Op 23 juni 2021 heeft STBYP onder meer de door haar gedaagde TikTok-entiteiten aansprakelijk gesteld voor onrechtmatig handelen en hen uitgenodigd in overleg te treden. Op 8 juli 2021 is gereageerd en op 8 augustus 2021 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Het overleg heeft niet geleid tot een oplossing. Nadat partijen nog met elkaar hebben gecommuniceerd, heeft STBYP haar inleidende dagvaarding uitgebracht.

3.7. Bij brief van 28 juli 2021 heeft SMC Bytedance, TikTok Ltd., TikTok Ierland, TikTok UK en TikTok Inc aansprakelijk gesteld voor de door de achterban van SMC geleden schade wegens de schending van (fundamentele) rechten en onrechtmatig handelen, met een uitnodiging om in overleg te treden. Op 11 augustus 2021 heeft TikTok Ierland namens de door SMC aangeschreven TikTok partijen een reactie gestuurd en is verder gecorrespondeerd. Op 1 september 2021 heeft SMC een brief met dezelfde inhoud als die van 28 juli 2021 aan Beijing Bytedance en TikTok Pte gezonden. Op 3 september 2021 heeft zij haar inleidende dagvaarding uitgebracht.

3.8. Op 17 juni 2024 is SOMI geplaatst op de lijst, bedoeld in art. 5 lid 1 van Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2020, L 409, Richtlijn representatieve vorderingen) (hierna: de lijst met aangewezen organisaties voor collectieve acties in de Europese Unie). Op 6 maart 2025 is STBYP geplaatst op deze lijst.

4 Beoordeling

4.1.1. SOMI is een collectieve actie gestart tegen TikTok Ierland. STBYP en daarna SMC zijn “aanhaak”-collectieve acties gestart tegen TikTok Ierland en andere TikTok-entiteiten.

SOMI kwam in eerste aanleg alleen op voor minderjarigen: alle personen met een gewone verblijfplaats in Nederland die na 25 mei 2018 gebruik hebben gemaakt van de TikTok Dienst en ten tijde van het eerste gebruik minderjarig waren. Het gaat naar schatting van SOMI om ongeveer een miljoen personen. In hoger beroep heeft SOMI laten weten dat zij inmiddels ook voor meerderjarigen opkomt (zie rov. 4.9.1).

STBYP komt op voor alle natuurlijke personen met een gewone verblijfplaats in Nederland die na 25 mei 2018 de TikTok Dienst hebben gebruikt en die op het moment van eerste gebruik nog niet de leeftijd van 18 jaar hadden bereikt. Naar schatting van STBYP zijn dit tussen de 1,2 en 1,6 miljoen minderjarigen. SOMI en STBYP verdelen de minderjarigen waarvoor zij opkomen aan de hand van de leeftijd onder in drie groepen: (1) onder de 13 jaar, (2) 13, 14 en 15 jaar en (3) 16 en 17 jaar.

SMC kwam blijkens haar inleidende dagvaarding in eerste aanleg op voor natuurlijke personen met een gewone verblijfplaats in Nederland (voor de AVG-vorderingen) respectievelijk het centrum van hun belangen in Nederland (voor de vorderingen op grond van onrechtmatige daad (OD)) die de TikTok Dienst hebben gebruikt na inwerkingtreding van de AVG en die op het moment van eerste gebruik (1) nog niet de leeftijd van 13 jaar hadden bereikt, (2) een leeftijd hadden van 13, 14, 15, 16 of 17 jaar en (3) een leeftijd hadden van 18 jaar of ouder. Zij schat de aantallen gebruikers van de TikTok Dienst in Nederland in deze drie groepen in op 738.720, 616.770 en 3.162.810. Het hof merkt op dat SMC in haar stukken ook vermeldt dat zij opkomt voor natuurlijke personen die de TikTok Dienst hebben gebruikt “op een moment of gedurende een periode dat zij in Nederland woonden of verbleven”. Het hof gaat ervan uit dat SMC hiermee niet iets anders bedoelt dan de hiervoor bedoelde natuurlijke personen met een gewone verblijfplaats in Nederland. In hoger beroep heeft SMC het moment van ”het eerste gebruik” in haar wijziging van eis laten varen in de aanduiding van de achterban waarvoor zij opkomt (zie rov. 4.9.1).

4.1.2. De vorderingen van de Stichtingen zien op de TikTok Dienst in de periode na 25 mei 2018, de datum van inwerkingtreding van de AVG. De gebeurtenissen waarvoor de collectieve vorderingen zijn ingesteld, houden in de kern in het onrechtmatig verwerken van persoonsgegevens en het onvoldoende optreden tegen schadelijke inhoud door de TikTok-entiteiten, beide in het kader van de TikTok Dienst (inclusief de daarin opgenomen dienst musical.ly) (zie het vonnis van 25 oktober 2023, rov. 2.13.6).

4.1.3. De Stichtingen stellen dat de manier waarop persoonsgegevens van gebruikers van de TikTok Dienst worden verwerkt en gedeeld met derden fundamentele rechten van de gebruikers schendt, onrechtmatig is en in strijd is met de AVG, de Telecommunicatiewet, bepalingen van dwingend Europees en Nederlands consumentenrecht en de Mediawet. STBYP beroept zich subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking. In hoger beroep legt SOMI ook de Digital Services Act (DSA) aan haar vorderingen ten grondslag.

4.1.4. SOMI heeft (in eerste aanleg) alleen TikTok Ierland in rechte betrokken. STBYP en SMC houden de TikTok-entiteiten hoofdelijk aansprakelijk op grond van art. 82 lid 4 AVG en artt. 6:102 en 6:166 BW.

4.1.5. Samengevat strekken de vorderingen van de Stichtingen ertoe te bewerkstelligen dat de TikTok-entiteiten het verweten handelen staken en de daardoor veroorzaakte schade van de gebruikers van de TikTok Dienst vergoeden. De Stichtingen hebben daartoe vier soorten vorderingen ingesteld, die strekken tot:

Daarnaast strekken de vorderingen van de Stichtingen tot bepaling van de wijze van schadeafwikkeling en veroordeling tot vergoeding van de kosten inclusief de kosten voor financiering van hun collectieve acties.

STBYP en SMC vorderen materiële schadevergoeding op basis van de door de TikTok-entiteiten ten koste van de gebruikers van de Tiktok Dienst gemaakte winst, en/of de economische waarde van de persoonsgegevens waarover de gebruikers van de Tiktok Dienst door toedoen van de Tiktok-entiteiten de controle zijn verloren.

De Stichtingen hebben voorts de volgende immateriële schadevorderingen ingesteld:

­ SOMI (in eerste aanleg): in totaal ongeveer € 1,4 miljard, opgebouwd uit (steeds per persoon uit haar achterban):

  1. € 2.000,- voor minderjarigen jonger dan 13 jaar,
  2. € 1.000,- voor minderjarigen van 13, 14 en 15 jaar, en
  3. € 500,- voor minderjarigen van 16 en 17 jaar.

­ STBYP: in totaal ongeveer € 2 miljard, opgebouwd uit:

  1. € 1.500,- voor elke minderjarige die onder de leeftijd van 13 jaar is begonnen de TikTok Dienst te gebruiken,
  2. € 1.250,- voor elke minderjarige die begon op 13, 14 of 15-jarige leeftijd, en
  3. € 1.000,- voor elke minderjarige die begon op 16 of 17-jarige leeftijd.

­ SMC (in eerste aanleg):

  1. € 1.750,- voor personen die bij het eerste gebruik van TikTok nog niet de leeftijd van 13 jaar hebben bereikt, waarbij € 1.400, - moet worden toegerekend aan de AVG schendingen,
  2. € 1.500,- voor personen die bij het eerste gebruik van TikTok 13, 14, 15, 16 of 17 jaar oud zijn, waarvan € 1.200, - moet worden toegerekend aan de AVG schendingen, en
  3. € 1.250,- per persoon die bij het eerste gebruik van TikTok 18 jaar of ouder is, waarvan € l.000,- moet worden toegerekend aan de AVG schendingen.

4.2.1. De rechtbank heeft bij vonnis van 9 november 2022 geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in alle zaken tegen alle gedaagden en het verzoek van TikTok c.s. om aanhouding in afwachting van onder meer een finale beslissing van de Ierse toezichthouder Data Protection Commissioner (DPC) in twee onderzoeken naar TikTok c.s. (althans TikTok Ierland) afgewezen. Voorts heeft de rechtbank op grond van art. 22 (oud) Rv de Stichtingen bevolen hun financieringsovereenkomsten met hun procesfinanciers over te leggen, waarbij op de voet van art. 22 lid 2 (oud) Rv is bepaald dat uitsluitend de rechtbank daarvan kennis zal nemen.

4.2.2. In het vonnis van 25 oktober 2023 heeft de rechtbank de ontvankelijkheid van de collectieve vordering beoordeeld met uitzondering van de vereisten van voldoende middelen en zeggenschap. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat de immateriële schadevorderingen niet-ontvankelijk zijn omdat zij niet bundelbaar zijn en dat de vorderingen van SMC tegen Beijing Bytedance en TikTok Pte niet-ontvankelijk zijn omdat niet is voldaan aan het overlegvereiste. De rechtbank heeft uitgangspunten voor de vergoeding van de financiers van de Stichtingen geformuleerd in de vorm van (voorgenomen) randvoorwaarden voor een toekomstige goedkeuring van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in art. 1018h lid 1 Rv of een voorstel voor een collectieve schadeafwikkeling als bedoeld in art. 1018i Rv. SMC en STBYP zijn in de gelegenheid gesteld om hun financieringsovereenkomsten aan te passen. In dit vonnis is geoordeeld dat de vorderingen worden beheerst door Nederlands recht, tenzij bij de inhoudelijke behandeling blijkt dat hierover alsnog (op onderdelen) anders moet worden geoordeeld. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de subsidiaire vordering van SOMI dat, voor het geval dat zij niet als exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen, wordt bepaald dat zij in deze collectieve vordering als lasthebber-gevolmachtigde de belangen behartigt van de bij haar door middel van de door haar gehanteerde deelnemersovereenkomst aangesloten gedupeerden, dient te worden afgewezen.

4.2.3. In het vonnis van 10 januari 2024 is overwogen dat de collectieve vorderingen van de Stichtingen ontvankelijk zijn, afgezien van de in het vonnis van 25 oktober 2023 genoemde onderdelen. SMC is aangewezen als exclusieve belangenbehartiger voor meerderjarigen. STBYP is aangewezen als exclusieve belangenbehartiger voor minderjarigen, met bepaling dat SOMI en SMC voor zover het minderjarigen betreft geen proceshandelingen mogen verrichten, maar wel mogen deelnemen aan zittingen, voor zover het minderjarigen betreft. De rechtbank heeft de inhoud van de collectieve vorderingen en de nauw omschreven groep bepaald voor de minderjarigen en voor de meerderjarigen.

De gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van de collectieve vorderingen is niet opgenomen in het dictum. Daarin staat onder meer:

“3.3 bepaalt dat de ingestelde collectieve vorderingen luiden zoals is weergegeven in rechtsoverwegingen 2.20 en 2.21;

3.4 bepaalt dat STBYP respectievelijk SMC in deze collectieve vordering de belangen behartigt van de in rechtsoverweging 2.23 weergegeven nauw omschreven groepen;”

Bij herstelvonnis van 21 februari 2024 is de omschrijving van de vorderingen aangepast, in die zin dat voor “TikTok-gedaagden” steeds moet worden gelezen “TikTok-gedaagden met uitzondering van TikTok Pte en Beijing Bytedance”.

De rechtbank heeft de collectieve vorderingen in rov. 2.20-2.21 met inachtneming van haar overwegingen dienaangaande als volgt weergegeven:

“2.20. (…) de collectieve vordering met betrekking tot de hierna nader te definiëren nauw omschreven groep van minderjarigen inhoudt dat de rechtbank zal oordelen als volgt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

III. Verklaring voor recht

(i) Voor recht te verklaren dat

(a) de TikTok-gedaagden jegens de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) in strijd handelen met de in de dagvaarding van STBYP genoemde fundamentele rechten, de Algemene verordening gegevensbescherming, het consumentenrecht, de Telecommunicatiewet en de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten, en

(b) de TikTok-gedaagden hoofdelijk op grond van artikel 82 AVG en/of artikel 6:162 BW en/of 6:212 BW aansprakelijk zijn jegens iedere natuurlijk persoon die lid is van de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen), en uit dien hoofde de door die natuurlijk persoon geleden en nog te lijden schade dienen te vergoeden, inclusief wettelijke rente;

(ii) vervalt; (iii) voor recht te verklaren dat de Gebruiksvoorwaarden, het Privacybeleid, de Virtual Items Policy, het Cookiebeleid, de Communityrichtlijnen en de Intellectual Property Policy van de TikTok-gedaagden vernietigbaar zijn door de personen in de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen); (iv) voor recht te verklaren dat

(a) de TikTok-gedaagden passende maatregelen moeten nemen om te bewerkstelligen dat de persoonsgegevens van gebruikers van de TikTok App jonger dan 18 jaar niet worden doorgegeven naar landen buiten de EER, tenzij aan de daarvoor op grond van de AVG geldende vereisten wordt voldaan;

(b) de TikTok-gedaagden passende maatregelen moeten treffen om te bewerkstelligen dat gebruikers van de TikTok App jonger dan 18 jaar niet op de TikTok App worden blootgesteld aan video’s die hun geestelijke of lichamelijke ontwikkeling kunnen aantasten;

(c) de TikTok-gedaagden passende maatregelen moeten nemen om een leeftijdsverificatiesysteem in te voeren dat gebaseerd is op een scan van een identiteitsbewijs, althans een passend systeem dat redelijke zekerheid biedt over de leeftijd van de gebruiker van de TikTok App, en passende maatregelen moeten nemen om te kunnen controleren of ouderlijke toestemming voor het aanmaken van een account, waar vereist, is gegeven;

(d) de TikTok-gedaagden passende maatregelen moeten nemen om te stoppen met het plaatsen van cookies en andere tracking technologieën op de toestellen die de personen in de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) gebruiken, behalve cookies die voldoen aan de door de AVG en de Telecommunicatiewet gestelde eisen, en louter voor zover deze essentieel zijn voor de werking van de TikTok App;

IV. Vernietiging van voorwaarden

(i) de vernietiging uit te spreken van de overeenkomst inzake het gebruik van de TikTok Dienst tussen ieder[e] persoon van de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) enerzijds en de TikTok-gedaagden anderzijds, inclusief vernietiging van de TikTok Documentatie, waaronder de Gebruiksvoorwaarden, het Privacybeleid, de Virtual Items Policy, het Cookiebeleid, de Communityrichtlijnen en de Intellectual Property Policy van de TikTok-gedaagden voor wat betreft de personen in de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen), dan wel vernietiging van die onderdelen van de TikTok Documentatie die de rechtbank vernietigbaar acht;

V. Bevelen tot bescherming van Kinderen

(i) de TikTok-gedaagden een gebod op te leggen om binnen een periode van drie maanden na de datum van het te wijzen vonnis maatregelen te treffen om van bestaande accounts van de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) en bij de opening van nieuwe accounts van de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) op deugdelijke wijze:

(a) te verifiëren of de gebruikers een leeftijd van ten minste 13 jaar hebben bereikt;

(b) te controleren of gebruikers die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt de vereiste toestemming hebben verkregen van een wettelijk vertegenwoordiger zoals een ouder of voogd voor gebruik van de TikTok App;

(ii) De TikTok-gedaagden een gebod op te leggen om binnen een periode van drie maanden na de datum van het te wijzen vonnis alle bestaande accounts van de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) te sluiten en alle verzamelde en verwerkte persoonsgegevens van of over deze gebruikers te vernietigen:

(a) voor zover gebruikers de leeftijd van 13 jaar nog niet hebben bereikt of diens leeftijd niet met zekerheid en op verifieerbare wijze kan worden vastgesteld;

(b) voor zover gebruikers de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en geen expliciete en verifieerbare instemming is verkregen van een wettelijk vertegenwoordiger, of de instemming niet met zekerheid kan worden vastgesteld;

(iii) De TikTok-gedaagden te verbieden om jegens de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) voorwaarden te hanteren die in strijd zijn met de eisen van het consumentenrecht zoals omschreven in de dagvaarding van STBYP; (iv) De TikTok-gedaagden te bevelen tot ongedaanmaking van de TikTok Documentatie jegens de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen), waaronder ten minste dient te worden verstaan:

(a) terugbetaling van de aankoopbedragen van door de minderjarigen aangeschafte Coins;

(b) onomkeerbaar wissen van alle verzamelde persoonsgegevens van de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen), inclusief de persoonsgegevens die aan derden zijn verstrekt of gebruikt zijn ten behoeve van advertentieverkoop aan derden, tenzij de TikTok-gedaagden binnen drie maanden toestemming krijgen van de betrokken natuurlijk persoon dat de persoonsgegevens niet hoeven te worden gewist;

(c) voor zover de TikTok-gedaagden niet, of bezwaarlijk, in staat zijn de handelingen onder sub (a) en (b) ongedaan te maken de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) hiervoor te compenseren op basis van artikel 3:53 lid 2 BW;

de bevelen onder V (i), (ii), (iii) en (iv) op last van een dwangsom van EUR 1.000 per gebruiker per overtreden gebod of verbod per dag dat de overtreding voortduurt tot een maximum van EUR 25.000 per gebruiker; ook los van bovenstaande ongedaanmakingsverplichting:

(v) de TikTok-gedaagden te bevelen alle persoonsgegevens van de personen in de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) onomkeerbaar te laten wissen, tenzij de TikTok-gedaagden binnen drie maanden toestemming krijgen van de betrokken persoon dat de persoonsgegevens niet hoeven te worden gewist;

(vi) De TikTok-gedaagden te bevelen verdere maatregelen te nemen om hun beveiliging op orde te stellen, en in elk geval maatregelen te nemen zodat binnen drie maanden de beveiligingsrisico’s zoals beschreven in hoofdstuk 5 sub D van de dagvaarding van STBYP niet langer bestaan; (vii) De TikTok-gedaagden te bevelen de overtreding van de Telecommunicatiewet te beëindigen, en alle personen in de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) te instrueren hoe zij reeds geplaatste cookies en andere tracking technieken kunnen verwijderen; (viii) De TikTok-gedaagden te bevelen niet langer de persoonsgegevens van gebruikers van de TikTok App jonger dan 18 jaar door te geven naar landen buiten de EER, tenzij aan de daarvoor op grond van de AVG geldende vereisten wordt voldaan, en alle persoonsgegevens van de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen) die reeds zijn gestuurd naar deze derde landen buiten de EER te vernietigen;

VI. Veroordeling tot betaling van een schadevergoeding

(i) (vervalt);

(ii) ieder van de TikTok-gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de materiële schade van alle personen in de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen), welke schade al dan niet op basis van artikelen 6:97 en/of 6:104 BW door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

(a) subsidiair : ieder van de TikTok-gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de materiële schade van alle personen in de Nauw Omschreven Groep (minderjarigen), welke schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend zoals bij wet is voorgeschreven, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

VII. Veroordeling tot schadeafwikkeling ( i) (vervalt); (ii) (vervalt); (iii) (vervalt); (iv) (vervalt):

(v) de collectieve schadeafwikkeling zodanig vorm te geven als de rechtbank geraden acht op basis van door STBYP en de TikTok-gedaagden op grond van artikel 1018i Rv over te leggen voorstellen voor een collectieve schadeafwikkeling;

VIII. Proceskostenveroordeling en buitengerechtelijke kosten

(i) ieder van de TikTok-gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan ieder van de stichtingen:

(a) de volledige, werkelijke proceskosten van dit geding, buitengerechtelijke kosten en verdere kosten die ieder van de stichtingen heeft gemaakt, op grond van artikel 1018l lid 2 Rv, en/of 237 Rv en/of 6:96 BW, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;

(b) de volledige door ieder van de stichtingen gemaakte (buitengerechtelijke) kosten en nog in het kader van de schadeafwikkeling te maken kosten, op grond van artikel 6:96 BW, het een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,

(c) de volledige door ieder van de stichtingen aan hun Funder te betalen overeengekomen vergoeding, op grond van artikel 6:96 BW en/of artikel 1018l lid 2 Rv, zoals nader te begroten op basis van door de stichtingen nader over te leggen informatie.

2.21.Op grond van wat hiervoor onder 2.18 en 2.19 is overwogen, houdt de collectieve vordering met betrekking tot de hierna nader te definiëren groep van meerderjarigen hetzelfde in als die met betrekking tot de groep van minderjarigen, met dien verstande dat de vorderingen waarin een specifieke bescherming van jeugdigen is beoogd niet gelden voor volwassenen. Dit leidt tot de volgende vordering met betrekking tot meerderjarigen, waarbij de formulering van de vorderingen van STBYP wordt gevolgd, voor zover de vorderingen van SMC met betrekking tot meerderjarigen daar inhoudelijk mee overeenkomen. Indien er verschillen zijn en de rechtbank afwijkt van de vorderingen van STBYP met betrekking tot minderjarigen wordt dat cursief aangegeven.

III. Verklaring voor recht

(i) Primair : voor recht te verklaren dat

(a) de TikTok-gedaagden jegens de Nauw Omschreven Groep (meerderjarigen) in strijd handelen met de in de dagvaarding van STBYP genoemde fundamentele rechten, de Algemene verordening gegevensbescherming, het consumentenrecht, de Telecommunicatiewet en de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten, en

(b) de TikTok-gedaagden hoofdelijk op grond van artikel 82 AVG en/of artikel 6:162 BW en/of 6:212 BW aansprakelijk zijn jegens iedere natuurlijk persoon die lid is van de Nauw Omschreven Groep (meerderjarigen), en uit dien hoofde de door die natuurlijk persoon geleden en nog te lijden schade dienen te vergoeden, inclusief wettelijke rente;

(iii) voor recht te verklaren dat de Gebruiksvoorwaarden, het Privacybeleid, de Virtual Items Policy, het Cookiebeleid, de Communityrichtlijnen en de Intellectual Property Policy van de TikTok-gedaagden vernietigbaar zijn door de personen in de Nauw Omschreven Groep (meerderjarigen); (iv) voor recht te verklaren dat:

(a) de TikTok-gedaagden passende maatregelen moeten nemen om te bewerkstelligen dat dat de persoonsgegevens van iedere natuurlijk persoon die lid is van de Nauw Omschreven Groep (meerderjarigen) niet worden doorgegeven naar landen buiten de EER, tenzij aan de daarvoor op grond van de AVG geldende vereisten wordt voldaan;

(d) de TikTok-gedaagden passende maatregelen moeten nemen om te stoppen met het plaatsen van cookies en andere tracking technologieën op de toestellen die de personen in de Nauw Omschreven Groep (meerderjarigen) gebruiken, behalve cookies die voldoen aan de door de AVG en de Telecommunicatiewet gestelde eisen, en louter voor zover deze essentieel zijn voor de werking van de TikTok App;

IV. Vernietiging van voorwaarden en VI. Veroordeling tot betaling van een schadevergoeding en VII. Veroordeling tot schadeafwikkeling zoals hiervoor onder 2.20 vermeld, met dien verstande dat telkens voor “Nauw Omschreven Groep (minderjarigen)” wordt gelezen: “Nauw Omschreven Groep (meerderjarigen)”.

VIII. Proceskostenveroordeling en buitengerechtelijke kosten ( i) ieder van de TikTok-gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan SMC:

(a) de volledige, werkelijke proceskosten van dit geding, buitengerechtelijke kosten en verdere kosten die SMC heeft gemaakt, op grond van artikel 1018l lid 2 Rv, en/of 237 Rv en/of 6:96 BW, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;

(b) de volledige door SMC gemaakte (buitengerechtelijke) kosten en nog in het kader van de schadeafwikkeling te maken kosten, op grond van artikel 6:96 BW, het een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,

(c) de volledige door SMC aan haar Funder te betalen overeengekomen vergoeding, op grond van artikel 6:96 BW en/of artikel 1018l lid 2 Rv, zoals nader te begroten op basis van door SMC nader over te leggen informatie.

In rov. 2.23 zijn de nauw omschreven groepen als volgt omschreven: “- Nauw Omschreven Groep minderjarigen (STBYP): ten aanzien van de AVG-gerelateerde vorderingen gebruikers van de TikTok Dienst die (i) tussen 25 mei 2018 en 9 november 2022 de TikTok Dienst hebben gebruikt, (ii) bij het eerste gebruik in die periode minderjarig waren, (iii) op 9 november 2022 in Nederland hun gewone verblijfplaats hadden; ten aanzien van de OD-gerelateerde vorderingen geldt daarnaast (iv) dat zij tijdens dat gebruik van de TikTok Dienst het centrum van hun belangen in Nederland hadden.

- Nauw Omschreven Groep meerderjarigen (SMC): ten aanzien van de AVG-gerelateerde vorderingen gebruikers van de TikTok Dienst die (i) tussen 25 mei 2018 en 9 november 2022 de TikTok Dienst hebben gebruikt, (ii) bij het eerste gebruik in die periode meerderjarig waren, (iii) op 9 november 2022 in Nederland hun gewone verblijfplaats hadden; ten aanzien van de OD-gerelateerde vorderingen geldt daarnaast (iv) dat zij tijdens dat gebruik van de TikTok Dienst het centrum van hun belangen in Nederland hadden.”

4.3.1. De grieven van de Stichtingen zien op (onderdelen van) de vonnissen van 25 oktober 2023 en 10 januari 2024, zoals hersteld bij het herstelvonnis van 21 februari 2024. De Stichtingen betogen dat zij ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun immateriële schadevorderingen (grieven 1 t/m 5 STBYP, grieven 1 en 2 SOMI, grief I SMC) en dat de rechtbank de nauw omschreven groep niet goed heeft afgebakend (grief 6 STBYP, grief 5 SOMI, grief IV SMC). SMC is het daarnaast niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring van haar collectieve vorderingen tegen TikTok Pte en Beijing Bytedance (grief II SMC) en met de bepaling van de precieze inhoud van de vorderingen door de rechtbank (grief III SMC). SOMI is het daarnaast niet eens met de ontvankelijkverklaring van de collectieve vorderingen van STBYP en SMC (grief 3 SOMI) en de aanwijzing van STBYP en SMC als exclusieve belangenbehartigers (grief 4 SOMI). Zij heeft geen grief gericht tegen de overweging in het vonnis van 25 oktober 2023 (rov. 2.100 en 2.101) dat haar subsidiaire vordering moet worden afgewezen, zodat deze vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.

4.3.2. De incidentele hoger beroepen van TikTok c.s. richten zich tegen (onderdelen van) alle hiervoor genoemde vonnissen. TikTok c.s. betogen dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft (grief 1 tot en met 4), dat Nederlands recht niet van toepassing is op de collectieve vorderingen van de Stichtingen (grief 5), dat de Stichtingen in hun collectieve vorderingen niet-ontvankelijk zijn (grieven 6 tot en met 18), dat de collectieve actie niet efficiënter en effectiever is dan individuele procedures (grief 19), dat de vorderingen summierlijk ondeugdelijk zijn (grief 20) en dat de nauw omschreven groep uiterlijk moet worden afgebakend per de dag waarop de dagvaarding in het WAMCA-register is ingeschreven (grief 21). Met hun grief 22 bestrijden TikTok c.s. het oordeel van de rechtbank dat de collectieve vorderingen worden geacht te zijn ingesteld tegen alle gedaagden, grief 23 is een voortbouwende grief zonder eigen inhoud en met grief 24 betogen TikTok c.s. dat de Stichtingen moeten worden bevolen om onverwijld informatie te verstrekken over iedere wijziging van de financieringsovereenkomsten. Ten aanzien van ieder van de Stichtingen formuleren TikTok c.s. specifieke grieven over hun ontvankelijkheid.

4.4. De ontvankelijkheid van de Stichtingen in hun collectieve vorderingen wordt beheerst door de bepalingen uit de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA). Het WAMCA-procesrecht betreft de procedure in eerste aanleg. De WAMCA kent geen specifiek appelprocesrecht. Uitgegaan wordt daarom van het “gewone” appelprocesrecht, met dien verstande dat daarvan afgeweken wordt als het doel, het systeem en/of de inrichting van de WAMCA-procedure daartoe aanleiding geeft/geven.

Ontvankelijkheid van de hoger beroepen

4.5. Hoewel de gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van de Stichtingen in hun collectieve vorderingen niet in het dictum is opgenomen, is het vonnis van 10 januari 2024 vatbaar voor hoger beroep. In het dictum worden de collectieve vorderingen namelijk gedeeltelijk afgewezen zodat in zoverre een eind is gemaakt aan een instantie. Zo is door 9 november 2022 als einddatum te noemen voor het relevante gebruik van de TikTok Dienst, in de bepaling van de nauw omschreven groepen waarnaar onderdeel 3.4 van het dictum verwijst, een beperking aangebracht in de tijd die niet is opgenomen in de collectieve vorderingen van de Stichtingen. Voorts zijn de vorderingen van de Stichtingen tot immateriële schadevergoeding – waarin de Stichtingen naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen worden ontvangen – afgewezen blijkens rov. 2.20 en 2.21 waarnaar onderdeel 3.3 van het dictum verwijst.

Hoger beroep van SOMI die niet als exclusieve belangenbehartiger is aangewezen

4.6. TikTok c.s. betogen dat SOMI niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep omdat zij niet is aangewezen als exclusieve belangenbehartiger. Dit betoog gaat niet op. De bevoegdheid om hoger beroep in te stellen komt toe aan partijen (zie art. 332 lid 1 Rv) en SOMI is na aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger partij gebleven (zie art. 1018e lid 3 Rv). Uit de wetsgeschiedenis volgt dat art. 332 Rv onverkort van toepassing is op WAMCA-procedures (zie Kamerstukken II 2017-2018, 34 608, nr. 6, p. 15). De bepaling in art. 1018e lid 3 Rv dat de exclusieve belangenbehartiger (bij de inhoudelijke behandeling van de collectieve vorderingen) de proceshandelingen verricht, neemt de bevoegdheid van de niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen partij SOMI om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 10 januari 2024 dus niet weg.

Hoger beroep SOMI en STBYP tegen TikTok-entiteiten die zij niet in eerste aanleg hebben gedagvaard

4.7.1. SOMI en STBYP hebben hoger beroep ingesteld tegen partijen die zij niet in eerste aanleg hebben gedagvaard; de inleidende dagvaarding van SOMI is alleen uitgebracht tegen TikTok Ierland en STBYP heeft geen vorderingen ingesteld tegen TikTok Ltd. De hoger beroepen van SOMI en STBYP tegen deze partijen zijn ontvankelijk bevonden in de rolbeslissingen van 23 juli 2024. Deze rolbeslissingen bouwen voort op de overweging in het bestreden vonnis van 10 januari 2024 dat uit het WAMCA-procesrecht wordt afgeleid dat de vorderingen worden geacht te zijn ingesteld tegen alle TikTok-gedaagden, tenzij de inhoud van een vordering zich daartegen verzet.

4.7.2. Met hun grief 22 bestrijden TikTok c.s. met succes deze overweging van de rechtbank.

De WAMCA bewerkstelligt een ”gecoördineerde en efficiënte en effectieve afwikkeling” van de collectieve vorderingen over dezelfde gebeurtenis(sen) (zie Kamerstukken II 2017-2018, 34 608, nr. 3, p. 1). Het hoeft niet te gaan om precies dezelfde vorderingen op dezelfde grondslag (zie Kamerstukken II 2017-2018, 34 608, nr. 3, p. 41) en de vorderingen behoeven niet allemaal tegen dezelfde gedaagden te zijn ingesteld (zie HR 14 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:388, CCC/Apple c.s., rov. 4.1.5). Art. 1018d lid 3 Rv bewerkstelligt na inschrijving op de rol van de verschillende collectieve acties over dezelfde gebeurtenis(sen) een samenvoeging van deze collectieve vorderingen, door te bepalen dat deze worden behandeld als één zaak. De tekst van de wet en de wetsgeschiedenis bieden geen aanknopingspunt voor de opvatting dat de met de WAMCA geregelde ”gecoördineerde en efficiënte en effectieve afwikkeling” van collectieve vorderingen over dezelfde gebeurtenis(sen) ertoe leidt dat alle partijen partij worden in elkaars zaak. Art. 1018d lid 3 Rv ontneemt niet de zelfstandigheid aan de zaken van de Stichtingen. Uit art. 1018e lid 1 Rv volgt dat beoordeling van de ontvankelijkheid per collectieve vordering dient te geschieden. De exclusieve belangenbehartiger is vertegenwoordiger van de andere belangenorganisaties die partij blijven (art. 1018e lid 3 Rv). Het ervan uitgaan dat alle vorderingen zijn ingesteld tegen alle aangesproken partijen strookt bovendien niet met de uit art. 23 en 24 Rv voortvloeiende autonomie van partijen om te bepalen welke vorderingen zij tegen welke partijen instellen.

4.7.3. SOMI en STBYP kunnen dan ook niet partijen tegen wie zij geen collectieve vorderingen hebben ingesteld – maar andere belangenbehartigers wel – in hun hoger beroep betrekken. Dat betekent dat SOMI alleen ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen TikTok Ierland en dat STBYP niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen TikTok Ltd. Het hof komt in zoverre terug van de rolbeslissingen in de zaken van SOMI en STBYP van 23 juli 2024. De gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van de hoger beroepen van SOMI en STBYP zullen worden opgenomen in het dictum van het te zijner tijd te wijzen eindarrest.

Geen doorbreking van het in art. 1018e lid 1 Rv neergelegde rechtsmiddelenverbod

4.8. Met haar grief 4 bestrijdt SOMI de aanwijzing van STBYP en SMC als exclusieve belangenbehartiger. Art. 1018e lid 1 Rv bepaalt dat hiertegen geen rechtsmiddel openstaat. Met de aanwijzing van andere belangenbehartigers als exclusieve belangenbehartiger wordt SOMI geen recht ontnomen. Zij is partij gebleven en wordt vertegenwoordigd door de exclusieve belangenbehartigers. Er bestaat dan ook geen grond om het in art. 1018e lid 1 Rv opgenomen rechtsmiddelenverbod te doorbreken. Het hof gaat voorbij aan SOMI’s grief 4. Dit rechtsmiddelenverbod ziet overigens alleen op de aanwijzing van de exclusieve belangenbehartigers, niet op de op art. 1018e lid 3 Rv gegronde beslissing van de rechtbank dat SOMI mag deelnemen aan de mondelinge behandeling met betrekking tot minderjarigen, waar SOMI niet tegen opkomt.

Eiswijzigingen SOMI en SMC

4.9.1. SOMI en SMC hebben in hoger beroep hun eis gewijzigd. SOMI breidt haar vorderingen uit tot meerderjarigen en materiële schadevergoeding. Ook stelt zij aparte immateriële schadevorderingen in voor volwassenen en minderjarigen en voegt zij een subsidiaire schadevordering toe van € 1 aan symbolische schade per persoon. SMC staat een andere nauw omschreven groep voor dan in eerste aanleg: zij wenst dat in plaats van ”het eerste gebruik” van de TikTok Dienst uitgegaan wordt van de leeftijd van de gebruikers tijdens dat gebruik.

4.9.2. Het WAMCA-procesrecht verzet zich niet tegen een eiswijziging in hoger beroep, voor zover toegestaan volgens de regels van het “gewone” procesrecht in hoger beroep. Daarbij worden de regels van de goede procesorde mede ingekleurd door de collectieve aard van de vorderingen en het WAMCA-procesrecht. Beide eiswijzigingen houden een in hoger beroep toegestane wijziging van de vorderingen in, waarbij in het geval van SOMI de inhoud en reikwijdte van haar collectieve vorderingen fors wordt uitgebreid. De procedure bevindt zich echter nog in de voorfase. Gelet hierop en omdat de eiswijzigingen naar redelijke verwachting er niet toe zullen leiden dat deze procedure meer tijd zal kosten dan de tijd die zij toch al vergt vanwege de van meet af aan uitgebreide vorderingen van STBYP, zijn de eiswijzigingen toelaatbaar.

4.9.3. Wel volgt uit het doel en het systeem van de WAMCA, gezien de afweging die nodig is om te kunnen beslissen over het al dan niet benutten van de (eerste) opt out-mogelijkheid, dat de achterban kennis moet kunnen nemen van de eis zoals die uiteindelijk ter beslissing aan de rechter voorligt. Daarin wordt voorzien met de in art. 1018f lid 2 Rv voorgeschreven bekendmaking van de (tussen)uitspraak waarin onder meer de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de exclusieve belangenbehartiger(s) in deze collectieve vordering behartigt/behartigen moeten worden opgenomen.

Dit is een onderwerp voor de hierna te bepalen regiezitting.

Rechtsmacht Nederlandse rechter

4.10. Met hun grieven 1 tot en met 4 bestrijden TikTok c.s. dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Voor de toets op dit punt is het tijdstip waarop de procedure in eerste aanleg aanhangig is gemaakt – dus het tijdstip waarop de inleidende dagvaarding is betekend – in het algemeen beslissend. Gelet op de hierna volgende beoordeling kan onbesproken blijven of TikTok c.s. toen een vestiging in Nederland hadden.

4.11. De Stichtingen oefenen hun eigen procesbevoegdheid uit. De rechtszekerheid verlangt dat de nationale rechter zich eenvoudig over zijn eigen bevoegdheid kan uitspreken, zonder dat hij de zaak ten gronde al hoeft te onderzoeken. Voor bewijslevering is in deze fase geen plaats.

Rechtsmacht met betrekking tot de op de AVG gegronde vorderingen

4.12. Voor zover de vorderingen van de Stichtingen zijn gegrond op de AVG vallen zij binnen het temporele toepassingsbereik van deze verordening omdat zij zien op verwerking van persoonsgegevens na 25 mei 2018. De bevoegdheid om kennis te nemen van op de AVG gegronde vorderingen tegen verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers is geregeld in art. 79-82 AVG.

4.13. Op grond van art. 79 lid 1 AVG kan een betrokkene die van mening is dat zijn rechten uit hoofde van deze verordening geschonden zijn ten gevolge van een verwerking van zijn persoonsgegevens die niet aan deze verordening voldoet, een ”doeltreffende voorziening in rechte” instellen tegen een verwerkingsverantwoordelijke of verwerker in de zin van de AVG. Op grond van art. 79 lid 2 AVG kan deze vordering onder meer worden ingesteld bij de gerechten van de lidstaat waar de betrokkene gewoonlijk verblijft. Gerechtelijke procedures voor het uitoefenen van het in art. 82 lid 1 AVG opgenomen recht op schadevergoeding worden gevoerd voor de in art. 79 lid 2 AVG bedoelde lidstaatrechtelijk bevoegde gerechten (art. 82 lid 6 AVG).

4.14. Art. 80 lid 2 AVG voorziet in de mogelijkheid dat een orgaan, organisatie of vereniging zoals bedoeld in art. 80 lid 1 AVG, ook onafhankelijk van de opdracht van een betrokkene het in art. 79 lid 1 AVG bedoelde recht kan uitoefenen, indien het/zij van mening is dat de rechten van een betrokkene uit hoofde van de AVG zijn geschonden ten gevolge van de verwerking. TikTok c.s. betwisten met hun grieven 7 en 8 dat de Stichtingen voldoen aan de eisen van art. 80 lid 1 AVG (geen winstoogmerk en het actief-zijn vereiste). Zij betwisten met hun grief 6 dat de Stichtingen het recht van schadevergoeding op grond van art. 82 AVG zonder opdracht van de gebruikers van de TikTok Dienst waarvoor zij opkomen kunnen instellen. De rechtbank Rotterdam heeft over, kort samengevat, het actief-zijn vereiste en het opdracht-vereiste, vragen van uitleg gesteld aan het HvJEU (rechtbank Rotterdam 23 juli 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:9088). Nadat deze vragen zijn beantwoord, zal het hof beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de op de AVG gegronde vorderingen van de Stichtingen. Het hof ziet geen aanleiding om de door TikTok c.s. bepleite (nadere/andere) vragen over de uitleg van art. 79 lid 2 AVG te stellen aan het HvJEU, omdat te verwachten valt dat met de beantwoording van de reeds gestelde vragen voldoende duidelijkheid zal zijn verkregen om een beslissing op dit punt te geven.

4.15. Indien en voor zover na beantwoording van de prejudiciële vragen en uitlatingen van partijen over de betekenis daarvan voor deze zaak blijkt dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de op de AVG gegronde vorderingen van de Stichtingen, kunnen deze verder worden beoordeeld.

4.16. De prejudiciële vragen van de rechtbank Rotterdam en het afwachten van de beantwoording daarvan door het HvJEU vormen geen beletsel om voort te procederen over de zelfstandige collectieve vorderingen van de Stichtingen op andere grondslagen dan de AVG (hierna ook: niet-AVG grondslagen). Het voortprocederen op die grondslagen strookt met de met de WAMCA beoogde efficiënte en effectieve afwikkeling van collectieve acties. Indien mocht blijken dat de vorderingen op grond van de niet-AVG grondslagen toewijsbaar zijn, bestaat mogelijk geen belang meer bij beoordeling van de vorderingen op de AVG grondslagen.

De verdere beoordeling gaat thans uitsluitend over de niet-AVG vorderingen.

Rechtsmacht met betrekking tot de niet-AVG vorderingen

4.17. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de collectieve vorderingen op de niet-AVG grondslagen, inclusief de door SOMI in hoger beroep ingeroepen DSA, moet in de zaken tegen TikTok Ierland worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1, Verordening Brussel I-bis). In de zaken tegen de andere TikTok-entiteiten moet deze vraag worden beantwoord aan de hand van de in artt. 1-14 Rv neergelegde Nederlandse commune regels voor rechtsmacht.

4.18. In art. 7 lid 2 Verordening Brussel I-bis is bepaald dat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad een partij die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ook kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen. Op grond van art. 6 onder e Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad, indien het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of kan voordoen. Beide bepalingen scheppen bevoegdheid; bevoegd is dus zowel de rechter in de plaats waar de gebeurtenis heeft plaatsgevonden die de oorzaak is van de schade (Handlungsort) als die van de plaats waar de schade is ingetreden (Erfolgsort). Bij de invoering en latere wijzigingen van artt. 1-14 Rv heeft de Nederlandse wetgever aansluiting gezocht bij, onder meer, de voorlopers van de huidige Verordening Brussel I-bis (zie Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 80; Kamerstukken II 2002-2003, 28 863, nr. 3, p. 1). Bij de uitleg van de commune regels voor internationale rechtsmacht moet daarom in beginsel aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak van het HvJEU over (de voorlopers van) de Verordening Brussel I-bis. Dit is uiteraard anders indien aannemelijk is dat de Nederlandse wetgever heeft beoogd om bij de inrichting van een nationaalrechtelijke, commune regel af te wijken van de Unierechtelijke instrumenten of de uitleg daarvan door het HvJEU. Zie HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443, rov. 4.1.3.

4.19. De “verbintenis uit onrechtmatige daad” in de zin van art. 7 lid 2 Verordening Brussel I-bis moet worden beschouwd als een autonoom begrip, waaronder elke rechtsvordering valt die beoogt de aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen en die geen verband houdt met een “verbintenis uit overeenkomst” in de zin van art. 7 lid 1 Verordening Brussel I-bis. Alle niet-AVG vorderingen van de Stichtingen, waaronder de vordering van STBYP uit ongerechtvaardigde verrijking, zijn als zodanig aan te merken. Dat geldt ook voor de vorderingen gegrond op schendingen van consumentenrechten omdat de Stichtingen geen contractuele relatie hebben met TikTok c.s. en op grond van art. 3:305a BW een eigen collectief vorderingsrecht uitoefenen (verg. HvJEU 1 oktober 2002, zaak C-167/00, ECLI:EU:C:2002:255, VKI/Henkel, punt 38-40, 50).

4.20.1. De Stichtingen stellen dat de TikTok-entiteiten onrechtmatig handelen jegens de gebruikers door de manier waarop de TikTok Dienst is ingericht en door de werking van het algoritme; hierdoor wordt een onveilige situatie gecreëerd voor de gebruikers. Zij stellen daartoe onder meer het volgende. Het systeem van zogenoemde in-app purchases van “digitale items” verbergt de prijs, waardoor de gebruikers van de TikTok Dienst uit het oog verliezen dat zij echt geld uitgeven. De TikTok-entiteiten maken zich in Nederland schuldig aan misleidende en oneerlijke handelspraktijken. Commerciële communicatie is niet als zodanig herkenbaar in de TikTok Dienst en de TikTok-entiteiten laten na om passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de gebruikers van de TikTok Dienst worden beschermd tegen video’s die hun lichamelijke, geestelijke en morele ontwikkeling kunnen aantasten. Verder maken zij gebruik van oneerlijke bedingen in de Gebruiksvoorwaarden, de Virtual Items Policy en de Privacy Policy. Hiermee schenden de TikTok-entiteiten volgens de Stichtingen de door hen genoemde niet-AVG bepalingen.

4.20.2. SOMI betoogt voorts dat de TikTok-entiteiten de inhoud van de “For You” pagina op zeer indringende en vergaande wijze afstemmen op het onrechtmatig verkregen profiel van de gebruiker, teneinde de interactie van de gebruiker met de TikTok Dienst te maximaliseren en de gebruiker zoveel mogelijk advertenties te laten zien. Daartoe zetten de TikTok-entiteiten voorts functionaliteiten in die (gezamenlijk) een sterk verslavend effect hebben, zoals het automatisch afspelen van video’s (“Autoplay”), de mogelijkheid om eeuwigdurend naar een volgend filmpje te swipen (“Infinite Scrolling”) en het gebruikmaken van het psychologische principe dat een beloning die verkregen wordt na een willekeurig tijdsinterval, een veel sterker en blijvender effect heeft dan een beloning die wordt verkregen na een vast tijdsinterval. De TikTok-entiteiten verkopen vervolgens de aandacht van de gebruikers en de toegang daartoe aan de hoogste bieder om advertenties te kunnen tonen, aldus nog steeds SOMI.

4.21.1. STBYP en SOMI komen op voor gebruikers van de TikTok Dienst met een gewone verblijfplaats in Nederland. Waar het de niet-AVG vorderingen betreft komt SMC op voor gebruikers van de TikTok Dienst met het centrum van hun belangen in Nederland.

4.21.2. De gebruikers van de TikTok Dienst waarvoor de Stichtingen opkomen ondervinden de schadelijke gevolgen van de aan de niet-AVG vorderingen ten grondslag gelegde onrechtmatige gedragingen in Nederland. Het in art. 7 lid 2 Verordening Brussel I-bis bedoelde Erfolgsort is dan ook in Nederland gelegen. Het met art. 7 lid 2 Verordening Brussel I-bis gediende doel van een goede rechtsbedeling wordt het beste gediend als de niet-AVG vorderingen van de Stichtingen worden beoordeeld door de Nederlandse rechter. Het is voor de TikTok-entiteiten redelijkerwijze voorzienbaar dat zij voor de Nederlandse rechter kunnen worden opgeroepen in verband met dit gestelde onrechtmatige handelen. De Nederlandse rechter heeft dan ook rechtsmacht ten aanzien van de vorderingen jegens TikTok Ierland op grond van art. 7 lid 2 Verordening Brussel I-bis. Om dezelfde redenen heeft de Nederlandse rechter op grond van art. 6 onder e Rv, dat blijkens de wetsgeschiedenis net zo wordt uitgelegd als art. 7 lid 2 Verordening Brussel I-bis, rechtsmacht ten aanzien van de vorderingen tegen de overige TikTok-entiteiten.

Voor zover SMC bedoelt op te komen voor personen die de TikTok Dienst gebruiken of hebben gebruikt ”op een moment” dat zij in Nederland waren terwijl zij hun gewone verblijf elders hebben (zie hiervoor rov. 4.1.1.), heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht.

4.22.1. TikTok c.s. betogen dat indien moet worden aangenomen dat de schade als gevolg van de beweerde schendingen van de wettelijke bepalingen in Nederland zou zijn ingetreden, de rechtbank Amsterdam enkel internationaal en relatief bevoegd is voor de schade die zou zijn ingetreden in het arrondissement Amsterdam. Dit betoog is alleen van belang in de zaak tegen TikTok Ierland. De in de andere zaken geldende commune rechtsmachtregels regelen niet de relatieve bevoegdheid en de door de rechtbank aangenomen relatieve bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam kan in hoger beroep niet aan de orde worden gesteld (art. 110 Rv).

4.22.2. TikTok c.s. betogen hiermee dat de Stichtingen hun vorderingen tegen TikTok Ierland moeten instellen bij alle rechtbanken in Nederland die steeds bevoegd zijn met betrekking tot de gebruikers met gewone verblijfplaats in het desbetreffende arrondissement. Om op te komen voor hun hele Nederlandse achterban, zouden de Stichtingen dus identieke inleidende dagvaardingen hebben moeten uitbrengen bij alle andere rechtbanken in Nederland. Het op de collectieve vorderingen toepasselijk WAMCA-procesrecht strekt juist ertoe te bewerkstelligen dat alle collectieve vorderingen over dezelfde gebeurtenis(sen) worden behandeld door hetzelfde gerecht, dat de vorderingen als één zaak behandelt (art. 1018c lid 3 Rv en art. 1018d lid 3 Rv). Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever de bundeling bij één gerecht een wezenlijk onderdeel van de procedure vindt (zie Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 1). Alle andere rechtbanken in Nederland bij wie de dagvaardingen zouden worden uitgebracht, zouden de vorderingen dus naar de rechtbank Amsterdam hebben verwezen en hebben moeten verwijzen (art. 1018c lid 6 Rv). Dit door TikTok c.s. kennelijk beoogde uitbrengen van dezelfde inleidende dagvaardingen die na verwijzing tezamen worden gebracht is een op voorhand zinloze ronde die leidt tot tijdverlies, waarmee geen rechtens te respecteren belang wordt gediend. Het hof passeert dit verweer daarom op grond van art. 20 lid 1 Rv en als strijdig met de goede procesorde.

4.23. Het verwijt van TikTok c.s. dat STBYP en SMC misbruik van procesrecht maken door te trachten met evident ongegronde vorderingen rechtsmacht bij de Nederlandse rechter te creëren, gaat niet op. De Stichtingen hebben bij deze stand van zaken voldoende uiteengezet wat de rol van de aangesproken partijen is, en TikTok c.s. stellen niet concreet dat en waarom STBYP en SMC evident ongegronde vorderingen hebben ingesteld die zijn gestoeld op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden en/of op stellingen waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.

De WAMCA-voorvragen

4.24. Met betrekking tot de ontvankelijkheidseisen voeren TikTok c.s. vele argumenten aan die erop neerkomen dat de collectieve vorderingen niet toewijsbaar zijn. Het hof gaat daaraan voorbij, evenals aan hetgeen de Stichtingen naar voren brengen over de toewijsbaarheid van de vorderingen. Het debat over de toewijsbaarheid van de vorderingen moet worden gevoerd in de inhoudelijke fase van de procedure. In de fase waarin de procedure zich nu bevindt, is de toewijsbaarheid van de collectieve vorderingen van de Stichtingen alleen relevant voor zover het gaat om de in art. 1018e lid 5 sub c Rv bedoelde summierlijke ondeugdelijkheid van de vorderingen.

4.25. Het op de vorderingen toepasselijk recht kan worden bepaald bij de inhoudelijke behandeling van de vorderingen. Grief 5 van TikTok c.s. bestrijdt de voorlopige vaststelling van de rechtbank dat de vorderingen worden beheerst door Nederlands recht. Omdat dit een voorlopige vaststelling betreft, bestaat geen belang bij bespreking van deze grief.

De ontvankelijkheidseisen van art. 3:305a lid 1 tot en met 3 BW

4.26. Met hun grief 9 betogen Tiktok c.s. tevergeefs dat het moment van indiening van de vorderingen in eerste aanleg bepalend is voor de ontvankelijkheid van de collectieve vorderingen (ex tunc). Zoals dit hof eerder heeft beslist (zie gerechtshof Amsterdam 18 juni 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1651, TPC/Oracle), vindt toetsing van de ontvankelijkheids-eisen van art. 3:305a BW ex nunc plaats.

Horizontaal debat

4.27. SOMI bestrijdt met haar grief 3 de ontvankelijkheid van haar mede-eisers STBYP en SMC in hun collectieve vorderingen. Zij stelt zich daarmee in hoger beroep, net als in eerste aanleg, feitelijk tegenover haar mede-eisers en betoogt, net als TikTok c.s., dat de rechtbank de collectieve vorderingen van deze belangenbehartigers ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard.

De door SOMI nagestreefde ”horizontale” bestrijding van elkaars ontvankelijkheid door belangenbehartigers past niet in het systeem van het “gewone” procesrecht. Uit de WAMCA vloeit niet iets anders voort. In de wetsgeschiedenis is opgemerkt dat de andere eisers (na aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger) hun positie als partij kunnen gebruiken om hun opmerkingen in de procedure te maken als zij dit nodig achten, waarbij zij zo nodig bij de rechter aan de orde kunnen stellen dat de exclusieve belangenbehartiger niet langer aan de ontvankelijkheidseisen voldoet (Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 45). Deze opmerking ziet onmiskenbaar op ontwikkelingen die zich later in de procedure voordoen, zoals het hierbij in de wetsgeschiedenis genoemde voorbeeld van dreigend faillissement van de exclusieve belangenbehartiger. De in de wetsgeschiedenis aan de andere belangenbehartigers toebedeelde controlefunctie past bij de vereiste samenwerking tussen de belangenbehartigers in de inhoudelijke fase waarin de exclusieve belangenbehartiger als vertegenwoordiger en woordvoerder optreedt. SOMI kan dan ook niet in hoger beroep de ontvankelijkheid van STBYP en SMC in hun collectieve vorderingen bestrijden.

4.28. SOMI en STBYP zijn geplaatst op de lijst met aangewezen organisaties voor collectieve acties in de Europese Unie. Deze plaatsing geldt voor de duur van vijf jaar. Ten behoeve van de aanwijzing is vastgesteld dat SOMI en STBYP voldoen aan de voorwaarden, genoemd in art. 3:305a, lid 2, onderdelen a, b en d, lid 3, onderdeel a, en lid 5 BW (zie art. 3:305e lid 2 BW). Uit onderdeel 12 van de considerans van de Richtlijn representatieve vorderingen volgt dat de eisen voor grensoverschrijdende representatieve vorderingen niet mogen afwijken van de eisen voor binnenlandse representatieve vorderingen. In de wetsgeschiedenis is opgemerkt dat bij de aanwijzing de inrichting van de belangenorganisatie is gecontroleerd, maar dat de situatie na het instellen van de collectieve actie kan zijn veranderd sinds de aanwijzing (zie Kamerstukken II 2021-2022, 36 034, nr. 3, p. 13). Het hof neemt daarom tot uitgangspunt dat SOMI en STBYP voldoen aan de hiervoor genoemde eisen met betrekking tot de inrichting van hun organisaties, tenzij zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die niet in aanmerking konden worden genomen bij de aanwijzing omdat zij zich pas daarna hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat dit niet langer het geval is. Dergelijke feiten en omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken. Het hof concludeert daarom dat SOMI en STBYP voldoen aan de in art. 3:305a, lid 2, onderdelen a, b en d, lid 3, onderdeel a en lid 5 BW bedoelde eisen. Wat TikTok c.s. daarover aanvoeren met hun SOMI-grieven 5 en 6 maakt dat niet anders.

Gelijksoortigheid

4.29. De door art. 3:305a lid 1 BW vereiste gelijksoortigheid houdt in dat de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering zich strekt, zich lenen voor bundeling zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden kan worden bevorderd. Aldus kan in één procedure geoordeeld worden over de door de rechtsvordering aan de orde gestelde geschilpunten en vorderingen, zonder dat daarbij de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de individuele belanghebbenden betrokken behoeven te worden (HR 26 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5756, Stichting Baas in Eigen Huis/Plazacasa).

4.30. In het kader van hun STBYP-grief 1 en SMC-grief 1 – die zich richten tegen de beslissing van de rechtbank in het vonnis van 25 oktober 2023 (in rov. 2.43.2-3) dat de materiële schadevorderingen in beginsel voldoen aan het gelijksoortigheidsvereiste – voeren TikTok c.s. terecht aan dat de ontvankelijkheidsvraag niet kan worden doorgeschoven naar de inhoudelijke behandeling. Bij beoordeling van de ontvankelijkheid gaat het erom of de vorderingen voldoende bundelbaar zijn om – zo nodig onderverdeeld in categorieën – in een collectieve actie te worden behandeld. Waar het gaat om de vraag of schadevorderingen voldoende gelijksoortig zijn, is het niet nodig dat de vorderingen in beginsel toewijsbaar zijn of dat de mogelijkheid van schade aannemelijk moet zijn. Of en in hoeverre is voldaan aan de vereisten voor toewijsbaarheid van de (schade)vorderingen (of verwijzing naar de schadestaat) moet worden beoordeeld in de inhoudelijke fase.

4.31.1. De Stichtingen zijn het niet eens met het oordeel van de rechtbank (in het vonnis van 25 oktober 2023, rov. 2.44.4) dat een eventuele vordering van immateriële schade zozeer afhangt van de individuele situatie van die gebruiker, dat geen sprake is van een bundelbare (voldoende gelijksoortige) vordering. De hiertegen gerichte grieven van de Stichtingen (grieven 1 t/m 5 STBYP, grieven 1 en 2 SOMI, grief I SMC) treffen doel. Het hof licht dat als volgt toe.

4.31.2. Net als de materiële schadevorderingen, stoelen de immateriële schadevorderingen van de Stichtingen op dezelfde normschendingen en hetzelfde feitencomplex. Het gaat daarmee voor iedere gebruiker om gelijke rechtsvragen en gelijke gebeurtenissen. Niet ter discussie staat dat er zeer grote individuele verschillen kunnen bestaan tussen de gebruikers van de TikTok Dienst, ook binnen de door de Stichtingen aangeduide leeftijdscategorieën. Ook is het mogelijk dat sommige leden van de achterban in het geheel geen immateriële schade hebben geleden, waarbij kan meewegen dat zij geen bezwaar hebben tegen het aan TikTok c.s. verweten gedrag. Deze variatie leidt op zichzelf niet tot de conclusie dat de immateriële schadevorderingen van de Stichtingen niet in een collectieve actie kunnen worden beoordeeld. Niet vereist is immers dat de immateriële schade voor alle belanghebbenden identiek is. De wetgever heeft voorzien dat niet elk lid van de achterban gelijke schade heeft geleden. Met gebruikmaking van de ervaringen die zijn opgedaan met de WCAM (art. 7:907 BW), voorziet de WAMCA in de mogelijkheid van het werken met diverse categorieën (art. 1018i lid 2 Rv), waarbij rekening kan worden gehouden met onder meer de omvang van de schade en causaliteit (zie ook Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 52).

4.31.3. De gestelde materiële en immateriële schade per TikTok-entiteit vloeit voort uit een gelijke normschending en kan – voor zover toewijsbaar – in hoogte verschillen, waarbij een indeling in categorieën voor de hand ligt. De schadevorderingen van de Stichtingen voldoen daarmee aan het gelijksoortigheidsvereiste. Voorts verdient opmerking dat een collectieve actie waarin ook wordt beslist over eventuele (materiële en immateriële) schadevergoeding efficiënt is, omdat het in het voordeel van alle partijen is dat kan worden volstaan met één procedure. Het niet reeds in de ontvankelijkheidsfase laten stranden van het (materiële en/of immateriële) schadevergoedingsonderdeel past bij de ratio van de huidige WAMCA. Dat het onduidelijk is of de schadevorderingen toewijsbaar zijn, staat niet in de weg aan ontvankelijkheid. Het debat daarover dient nader te worden uitgediept in de inhoudelijke fase van het geschil, nadat de normschending, inclusief de aard en ernst daarvan, is vastgesteld.

4.32.1. Ook de andere collectieve vorderingen van de Stichtingen lenen zich bij uitstek voor bundeling van aanspraken van individuele gebruikers van de TikTok Dienst in de vorm van een collectieve actie. Zij steunen op ongeveer hetzelfde feitencomplex en voor de toewijsbaarheid is bepalend of de TikTok-entiteiten de door de Stichtingen genoemde bepalingen hebben geschonden. Het oordeel over de aan de TikTok-entiteiten verweten gedragingen staat in beginsel los van de individuele positie van de belanghebbenden. De Stichtingen komen op voor zeer grote aantallen gebruikers van de TikTok Dienst. Hun vorderingen zien steeds op dezelfde gedragingen van de TikTok-entiteiten, die ten aanzien van de zeer grote groep individuen hetzelfde zijn. De gevorderde ge- en verboden strekken ertoe een eind te maken aan dezelfde vermeend onrechtmatige gedragingen van de TikTok-entiteiten. De vorderingen tot vernietiging van (voorwaarden van) de overeenkomst met gebruikers betreffen dezelfde bepalingen. Voor de gevorderde verklaringen voor recht geldt dat alle personen uit de achterbannen van de Stichtingen die met de vermeend onrechtmatige gedragingen van de TikTok-entiteiten worden geconfronteerd, hetzelfde of een gelijksoortig belang hebben bij een dergelijk oordeel dat strekt tot duidelijkheid over en erkenning van het geschonden rechtsbelang.

4.32.2. De door TikTok c.s. benadrukte verschillen in verwijten, grondslagen, gebruikers en aangesproken entiteiten staan niet in de weg aan bundeling. Dat geldt ook voor de aanpassingen van de werkwijze en de voorwaarden door de tijd heen. Mogelijk kunnen deze verschillen nopen tot een indeling in categorieën gebruikers en periodes, met een gebundelde behandeling per categorie en periode. De vele door de Stichtingen aangedragen juridische grondslagen van de vorderingen kunnen de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen bewerkelijk maken, maar leiden niet ertoe dat de vorderingen niet bundelbaar zijn. Per grondslag zal, per TikTok-entiteit, moeten worden beoordeeld of al dan niet onrechtmatig is gehandeld. Beoordeling van de vorderingen van de Stichting in één procedure bevordert dan ook een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden ten opzichte van het voeren van procedures op individuele basis. Zoals hiervoor is overwogen, dient de vraag of en in hoeverre de collectieve vorderingen toewijsbaar zijn, in de inhoudelijke fase van de procedure te worden beoordeeld.

Waarborgvereiste

4.33. Het eerste lid van art. 3:305a BW bepaalt dat een belangenorganisatie alleen een collectieve vordering kan instellen als de belangen van de achterban voldoende zijn gewaarborgd. In het tweede lid is uitgewerkt wat het waarborgvereiste behelst: de belangenorganisatie moet (1) voldoende representatief zijn, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen, en (2) voldoen aan de onder a. tot en met f. genoemde eisen met betrekking tot transparantie en governance. De WAMCA biedt uitdrukkelijk ruimte voor ad hoc organisaties en commerciële organisaties, die veelal als stichting zijn georganiseerd. De ontvankelijkheidseisen strekken ertoe om belangenorganisaties die niet op hun taak berekend zijn te weren en te voorkomen dat commerciële belangenorganisaties de belangen van de personen voor wie zij opkomen op de tweede plaats hebben staan (Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 18, 21).

4.34.1. Grief 14 van TikTok c.s. gaat over het vereiste van representativiteit. TikTok c.s. richten hun pijlen met name op de aantallen bij de Stichtingen aangemelde personen en de wijze waarop zij zijn geregistreerd en zij betogen dat steun van andere belangenorganisaties niet relevant is.

4.34.2. Het hof stelt voorop dat de wet op dit punt geen getalsmatig criterium stelt. Het is niet noodzakelijk dat de personen waarvoor de Stichtingen in deze collectieve actie opkomen, zich aantoonbaar bij hen hebben gemeld of dat de Stichtingen op een andere manier de individuele leden behorend tot haar achterban identificeren. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bewust is afgezien van het noemen van een getal, absoluut of relatief. De eis van representativiteit is bedoeld om te voorkomen dat een belangenorganisatie een rechtsvordering kan instellen zonder de vereiste ondersteuning van een achterban. Het aantal aangesloten gedupeerden wordt in de wetsgeschiedenis genoemd als een indicatie voor representativiteit (zie Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 18-19). Uit de omstandigheid dat niet alleen verenigingen, die vanzelfsprekend leden hebben, maar ook stichtingen die die niet hebben als eiser kunnen optreden in een collectieve actie volgt dat de wetgever het kennelijk niet zonder meer noodzakelijk heeft geacht dat vastgesteld kan worden wie precies de achterban van de eiser vormt. Dat past ook bij de in de WAMCA neergelegde figuur van een opt out collectieve actie. Het is ook niet nodig dat aannemelijk wordt gemaakt dat de gehele (nauw omschreven) groep die gebaat kan zijn door deze actie van de Stichtingen deze actie thans wenst of steunt. Free riding is toegestaan. Voldoende is dat een niet te verwaarlozen aantal personen behorende tot die (nauw omschreven) groep achter deze collectieve actie van de Stichtingen staat. Daarvoor kan onder meer relevant zijn dat maatschappelijke organisaties, zoals de Consumentenbond, steun voor een collectieve actie hebben uitgesproken. Anders dan TikTok c.s. betogen, volgt niet uit de wetsgeschiedenis dat het bij het representativiteitsvereiste alleen gaat om ”aangeslotenen”. Uit die steun van andere organisaties blijkt immers dat de gebeurtenissen, wellicht na enige bewustwording, als problematisch worden ervaren en dat organisaties met een track record die de belangenbehartigers (nog) niet hebben, onderschrijven dat een collectieve actie moet worden gevoerd.

4.34.3. De aantallen aanmeldingen die de Stichtingen stellen te hebben ontvangen – SOMI ruim 140.000, ca. 70.000 bij STBYP en meer dan 46.000 bij SMC − laten zien dat niet te verwaarlozen aantallen personen instemmen met hun collectieve acties. De opmerkingen van TikTok c.s. over vermeende gebrekkige registratie van de achterbannen stellen te hoge eisen aan de wijze waarop de aanmeldingen in dit stadium van de procedure moeten worden bijgehouden; er behoeven geen lijsten met namen en andere gegevens van de achterban te worden overgelegd (zie Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 19). Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de door de Stichtingen genoemde aantallen. STBYP werkt voorts samen met de Consumentenbond en heeft steunbetuigingen ontvangen van belangenorganisaties zoals onder meer Bits of Freedom, Platform Bescherming Burgerrechten, Waag, Defence for Children, Terre des Hommes, Bureau Jeugd en Media, KidsRights en Privacy First. Daarmee blijkt al met al van voldoende steun van de achterbannen van de collectieve acties. Uit de feitelijke werkzaamheden van de Stichtingen blijkt voorts in voldoende mate dat zij optreden als spreekbuis en belangenbehartiger van hun achterbannen. TikTok c.s. hebben verder geen (voldoende) concrete stellingen ingenomen waaruit volgt dat de Stichtingen niet voldoen aan het representativiteitsvereiste.

De eisen van art. 3:305a lid 2 sub a tot en met f BW

4.35. SOMI en STBYP voldoen aan het in art. 3:305a lid 2 sub a BW bedoelde vereiste van het beschikken over een raad van toezicht (zie onder 4.28). Dat geldt ook voor SMC. Op basis van de beschikbare informatie twijfelt het hof niet aan de kundigheid en geschiktheid van de leden van de besturen en de raden van toezicht, zodat ook is voldaan aan het in art. 3:305a lid 2 sub e BW gestelde vereiste.

4.36. TikTok c.s. betwisten dat de Stichtingen voldoen aan het in art. 3:305a lid 2 sub b BW bedoelde vereiste van doeltreffende en passende mechanismen voor de deelname aan of vertegenwoordiging bij de besluitvorming. SOMI en STBYP voldoen hieraan (zie rov. 4.28). Dat geldt ook voor SMC. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het aan de belangenorganisatie zelf is om te bepalen op welke manier zij invulling geeft aan dit vereiste; dat kan bijvoorbeeld door aangeslotenen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over bepaalde besluiten. Voorts kan, wanneer een belangenorganisatie is ingericht overeenkomstig de Claimcode, worden aangenomen dat is voldaan aan dit vereiste (zie Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 19-20). SMC voldoet onbetwist aan de Claimcode en haar statuten vermelden dat zij, als zij zou overwegen om een schikking te treffen, een vergadering van deelnemers kan organiseren of een raad van advies kan instellen. Uit de wetsgeschiedenis kan niet worden afgeleid dat een belangenorganisatie voor bijvoorbeeld de beslissing om hoger beroep in te stellen de achterban moet consulteren. Dat volgt ook niet uit de WAMCA als collectieve actie in de vorm van een opt out model. Ook overigens is niet, althans onvoldoende gesteld dat SMC niet voldoet aan het vereiste van art. 3:305a lid 2 onder b BW. SMC-grief 5 van TikTok c.s. treft geen doel.

4.37.1. Art. 3:305a lid 2 onder c BW vereist dat de belangenorganisatie beschikt over voldoende middelen voor het instellen van de collectieve actie. Voldoende is dat de Stichtingen kunnen aangeven dat zij, op het moment van toetsing, over voldoende middelen beschikken of kunnen beschikken om de procedure te kunnen voeren (zie Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 20). De Stichtingen hebben dat in hoger beroep in voldoende mate gedaan.

4.37.2. Art. 3:305a lid 2 onder c BW vereist voorts dat de zeggenschap over de rechtsvordering in voldoende mate bij de belangorganisatie ligt. Volgens TikTok c.s. zijn de Stichtingen geen belangenbehartigers in de zin van de WAMCA omdat de belangen waarvoor zij stellen op te treden onvoldoende gewaarborgd zijn, waarbij deze in het geval van STBYP en SMC ondergeschikt zijn aan de commerciële belangen van de buitenlandse procesfinanciers en in het geval van SOMI aan de belangen van de ondernemingen en de persoon van haar voorzitter.

4.37.3. Het hof overweegt dat het inschakelen van een procesfinancier of, zoals aan de orde in het geval van SOMI, een schenker die middelen ter beschikking stelt voor het voeren van de procedure, op zichzelf toegestaan en vaak noodzakelijk is vanwege de kosten van een procedure als de onderhavige. Dat belangenorganisaties procederen met hulp van procesfinanciers, die beogen winst te maken met het geheel of gedeeltelijk financieren van door die organisaties gevoerde WAMCA-procedures, is op zichzelf niet verboden in de WAMCA.

4.38.1. De rechtbank achtte onvoldoende waarborgen voor onafhankelijkheid van STBYP en SMC aanwezig in hun financieringsovereenkomsten en heeft aanpassingen aangeboden die zijn doorgevoerd. Met hun grief 10 betogen TikTok c.s. tevergeefs dat de Stichtingen ”niet aan het stuur zitten” van deze procedure. Het hof gaat voorbij aan hetgeen TikTok c.s. aanvoeren over de totstandkomingsgeschiedenis van de Stichtingen omdat het erom gaat of de Stichtingen zoals deze uiteindelijk vorm hebben gekregen in verhouding tot de procesfinanciers en de voor hen werkzame advocaten voldoende onafhankelijk zijn. TikTok c.s. wijzen niet voldoende concreet op bepalingen waaruit volgt dat de zeggenschap over de rechtsvordering niet in voldoende mate bij de Stichtingen ligt. Hun vrees dat bepalingen gewijzigd zouden kunnen worden of dat een procesfinancier mogelijk in de toekomst zal kunnen aansturen op beëindiging van de financiering, is daartoe onvoldoende. Een indringender toets is, anders dan TikTok c.s. menen, niet voorgeschreven.

4.38.2. Ook uit de door STBYP met haar advocaten overeengekomen success fee en de afspraak van die advocaten met de procesfinancier dat zij bij overschrijding van het vooraf bepaalde budget gaan werken voor een sterk gereduceerd tarief, volgt niet dat het belang van STBYP, haar advocaten en procesfinancier niet parallel lopen en dat (daarmee) de zeggenschap over de rechtsvordering niet in voldoende mate bij de belangorganisatie ligt. Dat, zoals in de wetsgeschiedenis is opgemerkt, de combinatie van derdenfinanciering met een success fee mogelijk ertoe kan leiden dat de belangen van de belangenorganisatie niet ten volle kunnen worden behartigd omdat de nadruk zou kunnen komen te liggen op het behalen van een goed financieel resultaat (zie Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 12), is onvoldoende om te concluderen dat de belangen van de advocaten, de procesfinancier en STBYP bij deze stand van zaken niet (voldoende) parallel lopen. De concrete vormgeving van deze bepalingen geeft daar evenmin aanleiding toe, net zo min als de volgens TikTok c.s. bestaande nauwe verwevenheid tussen STBYP, haar advocaten en haar procesfinancier.

4.38.3. Vaststaat dat de voorzitter van SOMI tevens bestuurder en enig aandeelhouder is van de entiteit die de schenking heeft gedaan waarmee SOMI (vooralsnog voornamelijk) wordt gefinancierd en dat SOMI werkzaamheden laat uitvoeren door aan hem gelieerde bedrijven. TikTok c.s. verwijten SOMI in de kern dat een inherent belangenconflict bestaat tussen SOMI en haar voorzitter, die het volgens TikTok c.s. daarmee in feite voor het zeggen heeft. Uit deze verbondenheid volgt naar het oordeel van het hof echter niet dat SOMI zelf niet of nauwelijks inbreng heeft en alleen het commerciële belang van haar bestuurder en zijn bedrijven dient, zoals TikTok c.s. betogen, hoewel de voorzitter van SOMI vanwege zijn dubbelrol op zichzelf een sterke mate van invloed zou kunnen hebben op de beslissingen over de collectieve actie van SOMI. Het hof ziet in dit geval echter voldoende waarborgen om eventuele ongewenste beïnvloeding als gevolg van tegengestelde belangen te voorkomen; daarmee is voldoende gewaarborgd dat de zeggenschap over de vordering in voldoende mate bij SOMI ligt en niet bij de schenker of de persoon van haar voorzitter. De voorzitter maakt namelijk deel uit van een driehoofdig bestuur van SOMI dat wordt benoemd en ontslagen door de raad van toezicht. Uit de schenkingsovereenkomst en de statuten van SOMI volgt dat de voorzitter zich onthoudt van iedere bemoeienis indien bij de besluitvorming een conflicterend belang zou kunnen ontstaan ten opzichte van de schenker en dat de overige bestuursleden, met goedkeuring van de raad van toezicht, besluiten kunnen nemen. Voorts is in de schenkingsovereenkomst vastgelegd dat SOMI de volledige zeggenschap heeft over de collectieve acties die zij voert en dat de schenker geen aanspraak heeft op terugbetaling van de schenkingen, ook niet als na uitkering aan de belanghebbenden blijkt van een restant. Uit dit alles volgt genoegzaam dat SOMI voldoende onafhankelijk is van haar financier en voldoet aan het zeggenschapsvereiste. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat deze bepalingen “dode letters” zijn, zoals TikTok c.s. betogen; voldoende aannemelijk is verder dat de belangen van SOMI, de schenker en de bedrijven en de persoon van haar voorzitter SOMI parallel lopen. Het voorgaande wordt niet anders indien nog een deel van het toegezegde schenkingsbedrag moet worden voldaan, hetgeen volgens TikTok c.s. het geval is.

4.39.1. Grief 12 en de voorwaardelijke grief 13 van TikTok c.s. richten zich tegen de uitgangspunten voor de vergoeding van procesfinanciers die de rechtbank in rov. 2.68.5 tot en met 2.68.9 heeft geformuleerd in het vonnis van 25 oktober 2023.

4.39.2 Met hun voorwaardelijke grief 13 onderkennen TikTok c.s. terecht dat deze uitgangspunten voorlopig zijn en niet in hoger beroep kunnen worden bestreden.

4.39.3. Met hun grief 12 betogen TikTok c.s. onder verwijzing naar het Voorstel Richtlijn Procesfinanciering (Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake regulering van procesfinanciering door derden) dat de rechtbank hiermee een te beperkte toets heeft uitgevoerd aan het waarborgvereiste van art. 3:305a lid 2 BW en bij beoordeling van de ontvankelijkheid van de collectieve vorderingen een eindoordeel had moeten vellen over de omvang van de vergoedingen voor de procesfinanciers van de Stichtingen. Dit betoog van TikTok c.s. gaat niet op. Of de vergoeding van de procesfinancier redelijk is, kan over het algemeen pas worden beoordeeld als het resultaat van de procedure en de hoogte van deze vergoeding daadwerkelijk bekend zijn. Uit de ervaring die is opgedaan met goedkeuring van collectieve schikkingen op basis van de WCAM blijkt dat wat redelijk kan worden geacht als vergoeding voor de procesfinanciers, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Vanwege de vele soorten collectieve vorderingen, de variërende looptijd van WAMCA-procedures, de uiteenlopende bedragen aan investeringen van procesfinanciers in collectieve acties en vastgestelde of overeengekomen collectieve schadevergoeding, kan dat niet op voorhand in algemene zin voor alle soorten collectieve schikkingen en/of collectieve schadevaststellingen worden bepaald. Er is geen voldoende grond om op basis van de hoogte van de vergoeding te concluderen dat de belangen van de achterbannen van de Stichtingen in het gedrang komen en zij (enkel daarom) niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.

4.40. TikTok c.s. betogen (in het kader van SOMI-grief 1, STBYP-grief 2 en SMC-grief 2) dat de Stichtingen niet voldoen aan het waarborgvereiste omdat zij onvoldoende transparant zijn jegens de consumenten voor wie zij stellen op te komen, oneerlijke handelspraktijken hanteren en precontractuele informatieplichten schenden. Onderdeel d van art. 3:305a lid 2 BW bevat verschillende transparantie-eisen, waaraan de Stichtingen naar niet (voldoende) is betwist voldoen. Tiktok c.s. menen ten onrechte dat voor ontvankelijkheid van de Stichtingen ook vereist is dat zij voldoen aan de door hen genoemde bepalingen van consumentenrecht.

4.41. TikTok c.s. hebben verder geen concrete standpunten betrokken die bespreking behoeven. Voor zover zij hun in de eerste aanleg ingenomen standpunt herhalen, ziet het hof geen grond om daarover anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan, tenzij uit het voorgaande iets anders blijkt.

De eisen van art. 3:305a lid 3 BW

4.42.1. SOMI en STBYP voldoen aan de in art. 3:305a lid 3 sub a BW bedoelde eis dat de bestuurders betrokken bij de oprichting van de belangenorganisatie en hun opvolgers geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben dat via de belangenorganisatie wordt gerealiseerd (zie rov. 4.28).

4.42.2. Met hun grief 11 betogen TikTok c.s. dat een claimorganisatie die een rendement nastreeft voor haar financier dat verder gaat dan een marktconforme vergoeding voor gemaakte kosten of geleverde diensten of een marktconforme opslag zoals bedoeld in Principe II van de Claimcode, een ontoelaatbaar winstoogmerk heeft in de zin van art. 3:305a lid 3 sub a BW. Onbesproken kan blijven of deze uitleg juist is omdat TikTok c.s. onvoldoende hebben gesteld dat SMC deze toets niet doorstaat.

4.43.1. Niet in geschil is dat STBYP en SOMI aan het in art. 3:305a lid 3 onder c BW opgenomen overlegvereiste hebben voldaan en dat ook SMC hieraan heeft voldaan, behalve ten aanzien van Beijing Bytedance en TikTok Pte. Met haar grief 2 bestrijdt SMC het oordeel in het vonnis van 25 oktober 2023 (in rov. 2.84.3) dat zij ten aanzien van deze twee TikTok-entiteiten niet heeft voldaan aan het overlegvereiste van art. 3:305a lid 3 onder c BW. Deze grief is terecht voorgesteld. Het hof licht dat als volgt toe.

4.43.2. Het overlegvereiste van art. 3:305a lid 3 onder c BW houdt in dat de belangenorganisatie in de gegeven omstandigheden voldoende heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken. Daarbij is bepaald dat een termijn van twee weken na de ontvangst door de aangesproken partij van een verzoek tot overleg onder vermelding van het gevorderde, daarvoor in elk geval voldoende is. Het doel van het overlegvereiste is om te voorkomen dat de verweerder rauwelijks in rechte wordt betrokken en om te bevorderen dat partijen zelf tot een oplossing komen. SMC heeft TikTok Pte en Beijing Bytedance op 1 september 2021 een brief met dezelfde inhoud gezonden als de brief van 28 juli 2021 aan andere TikTok-entiteiten die tot hetzelfde concern behoren (zie rov. 3.7). TikTok Pte wordt door dezelfde advocaat bijgestaan als de bij brief van 28 juli 2021 aangeschreven TikTok-entiteiten en Beijing Bytedance is een dochtervennootschap van Bytedance, die de moedervennootschap van het concern is. De aangeschreven TikTok-entiteiten hebben in hun reactie op de brief van 28 juli 2021 bereidheid getoond om in overleg te treden, maar wensten af te wachten tot er meer duidelijkheid was over de positie en de intenties van andere potentiële belangenbehartigers in vergelijkbare zaken. Niet is gesteld of gebleken dat meer tijd voor (overleg met) TikTok Pte en Beijing Bytedance tot een ander resultaat met hen zou hebben geleid of dat door de korte termijn voorafgaand aan de inleidende dagvaarding mogelijkheden om tot een oplossing met hen te komen onbenut zijn gebleven. SMC heeft dan ook ten aanzien van Beijing Bytedance en TikTok Pte voldaan aan het overlegvereiste van art. 3:305a lid 3 onder c BW.

4.44. Dat de rechtsvorderingen van de Stichtingen een nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer hebben als bedoeld in art. 3:305 lid 2 sub b BW, is niet voldoende betwist door TikTok c.s. Voor zover Tiktok c.s. hun in de eerste aanleg ingenomen standpunten herhalen, ziet het hof geen grond om daarover anders te oordelen dan de rechtbank, tenzij uit het voorgaande iets anders blijkt.

4.45. De slotsom luidt dat alle collectieve vorderingen van de Stichtingen voldoen aan de ontvankelijkheidseisen van art. 3:305a lid 1 tot en met 3 BW.

Meerwaarde art. 1018c lid 5 onder b Rv

4.46. Mede gelet op de voorgaande beoordeling van het gelijksoortigheidsvereiste en in aanmerking nemend dat het gaat om een groot aantal potentieel belanghebbenden en dat de schade per belanghebbende betrekkelijk gering zal zijn (strooischade) volgt dat het voeren van deze collectieve actie efficiënter en effectiever is dan het instellen van individuele vorderingen door de belanghebbenden. De te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen zijn immers voldoende gemeenschappelijk en het aantal personen wier belangen worden behartigd rechtvaardigt collectieve behandeling. Bovendien is het financiële belang dat is gemoeid met de schadevorderingen van voldoende omvang. Daarmee is voldaan aan het vereiste van art. 1018c lid 5 onder b Rv dat de afwikkeling als collectieve actie meerwaarde heeft. Grief 19 van TikTok c.s. gaat dus niet op.

Summierlijke ondeugdelijkheid art. 1018c lid 5 onder c Rv

4.47. Met hun grief 20 betogen TikTok c.s. dat de collectieve vorderingen van de Stichtingen summierlijk ondeugdelijk zijn. Deze grief treft geen doel. Het in art. 1018c lid 5 onder c Rv neergelegde vereiste dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve vordering blijkt op het moment waarop het geding aanhangig wordt, strekt ertoe om in uitzonderlijke gevallen een collectieve vordering al vóór de inhoudelijke behandeling ervan van tafel te krijgen omdat deze niet deugt. De Stichtingen hebben in dit stadium van de procedure genoegzaam gesteld dat iedere aangesproken partij op enige wijze en al dan niet gezamenlijk met een of meer van de andere TikTok-entiteiten betrokken is bij en verantwoordelijk is voor die gedragingen. Anders dan TikTok c.s. hebben betoogd, zijn de collectieve vorderingen van de Stichtingen dan ook niet summierlijk ondeugdelijk.

Exclusieve belangenbehartiger

4.48. De exclusieve belangenbehartigers treden “in deze procedure” op voor de belangen van alle personen in de nauw omschreven groep en als vertegenwoordiger van de niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eisers (art. 1018e lid 3 Rv). De ratio van aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger is gelegen in het bevorderen van een efficiënte afwikkeling van een collectieve actie doordat coördinatie plaatsvindt tussen de verschillende belangenorganisaties (zie Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 42 en Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 6, p. 3, 7). ”Deze procedure” heeft dan ook betrekking op de hele collectieve schadeafwikkeling, dus totdat een collectieve schikking is bereikt of een collectieve schadevaststelling heeft plaatsgehad, of de vorderingen bij in kracht van gewijsde uitspraken zijn afgewezen, tenzij de exclusieve belangenbehartiger wordt vervangen.

STBYP en SMC blijven dus de exclusieve belangenbehartigers voor minderjarigen respectievelijk meerderjarigen. Omdat SOMI na haar eiswijziging ook opkomt voor meerderjarigen, treedt SMC bij het behartigen van de belangen van de nauw omschreven groep volwassenen mede op als vertegenwoordiger van SOMI. De aan SOMI toegestane deelname aan de mondelinge behandeling geldt ook voor wat betreft de vorderingen die zien op meerderjarigen.

4.49. Inherent aan het systeem van de WAMCA is dat de exclusieve belangenbehartiger en de andere belangenbehartigers samenwerken: de exclusieve belangenbehartiger heeft een coördinerende rol en is de woordvoerder van alle belangenbehartigers. Het hof gaat ervan uit dat de Stichtingen vanaf heden op een constructieve wijze met elkaar samenwerken, zodat de belangen van de deelnemers van alle Stichtingen goed (kunnen) worden behartigd door de exclusieve belangenbehartigers.

4.50. Het hof merkt nog op dat de Stichtingen allemaal een vordering hebben ingesteld die ertoe strekt dat zij zullen worden benoemd als exclusieve belangenbehartiger. Het is echter niet nodig om dit te vorderen, aangezien de rechter altijd een exclusieve belangenbehartiger moet benoemen als er meer dan één collectieve vordering over dezelfde gebeurtenis(sen) is ingesteld (zie art. 1018e lid 1 Rv). Hetzelfde geldt ten aanzien van de nauw omschreven groep.

Bepaling nauw omschreven groep

4.51.1. De rechtbank heeft 9 november 2022 (de datum van het tussenvonnis over rechtsmacht) als einddatum aangehouden bij de bepaling van de nauw omschreven groepen. Geen van partijen kan zich hierin vinden (grief 6 STBYP, grief 5 SOMI, grief IV SMC en grief 21 TikTok c.s.). De Stichtingen zien geen ruimte voor temporele afbakening van de nauw omschreven groepen en TikTok c.s. bepleiten een verdere afbakening met de datum van de inleidende dagvaarding als einddatum. SMC heeft voorts in hoger beroep de nauw omschreven groep waarvoor zij opkomt gewijzigd, door ”het eerste moment” te laten vervallen in de omschrijving van de achterban waarvoor zij opkomt. Deze grieven van de Stichtingen slagen en deze grief van TikTok c.s. treft geen doel. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.51.2. Op grond van art. 1018e lid 2 Rv beoordeelt de rechter voor welke nauw omschreven groep personen de exclusieve belangenbehartiger de belangen in de collectieve vordering behartigt. Uit de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis volgt niet hoe hij dat moet doen.

4.51.3. Het is aan de Stichtingen om te bepalen voor wie zij opkomen en welke vorderingen zij instellen (art. 23 en 24 Rv). De Stichtingen hebben ervoor gekozen om hun collectieve vorderingen te stoelen op (onder meer) onrechtmatige gedragingen van TikTok c.s. die volgens de Stichtingen nog steeds voortduren. Zij hebben schadevorderingen ingesteld en ge- en verboden gevorderd die ertoe strekken het vermeend voortdurend onrechtmatig handelen van TikTok c.s. een halt toe te roepen. Als sprake is en blijft van voortdurend onrechtmatig gedrag is inherent aan dergelijke vorderingen dat de verweten gedragingen voortgaan tijdens de procedure en ook tijdens de procedure schade (kunnen) veroorzaken.

4.51.4. De door de rechtbank aangebrachte temporele begrenzing van de nauw omschreven groep beperkt de groep door de Stichtingen vertegenwoordigde personen tot degenen die tot 9 november 2022 gebruik hebben gemaakt van de TikTok Dienst. De collectieve acties van de Stichtingen worden hiermee afgebakend tot een afgesloten periode, die naarmate de procedure langer duurt steeds verder in het verleden komt te liggen. Ook is het volgens de Stichtingen nog altijd voortdurend onrechtmatig handelen van TikTok c.s. dat zij met hun gevorderde ge- en verboden een halt wensen toe te roepen, hiermee buiten het bereik van de collectieve vorderingen gebracht voor zover het gaat om gedragingen van na 9 november 2022.

4.51.5. De Stichtingen rekenen in temporele zin alle personen die na 25 mei 2018 gebruik hebben gemaakt van de TikTok Dienst tot de achterban ten behoeve van wie deze collectieve actie wordt gevoerd. De noodzaak van afbakening in de tijd van de nauw omschreven groep ten opzichte van die personen waarvoor de Stichtingen opkomen, volgt niet uit de tekst en het systeem van de WAMCA. Art. 1018e lid 2 Rv bepaalt alleen dat de nauw omschreven groep moet worden beoordeeld. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het daarbij gaat om een afbakening die van belang is omdat de uitkomst in de procedure bindend is voor alle personen binnen de groep, behalve voor hen die hebben ge-optout (Kamerstukken II 2016-2017, 34608 nr. 3, p. 43). Dit is voor een onherroepelijke uitspraak in een WAMCA-procedure geregeld in art. 1018k lid 1 Rv. Deze aan de nauw omschreven groep gekoppelde uitbreiding van het gezag van gewijsde van een onherroepelijke uitspraak in een WAMCA-procedure dwingt op zichzelf niet tot een temporele afbakening van de nauw omschreven groep, bijvoorbeeld met het einde van de opt out periode als einddatum. Niet uitgesloten is namelijk dat collectieve vorderingen worden ingesteld voor toekomstige schade, zoals de Stichtingen hier kennelijk mede beogen. Voorts kunnen personen behorend tot de nauw omschreven groep die bij de opt out aankondiging niet met hun schade bekend konden zijn, na het bekend worden van hun schade alsnog een opt out verklaring afleggen (art. 1018k lid 2 Rv).

4.51.6. Een temporele afbakening van de nauw omschreven groep bij collectieve vorderingen die zien op vermeend voortdurend onrechtmatig gedrag strookt ook niet met de doelstelling van de WAMCA, die beoogt te voorzien in een efficiënte en effectieve procedure voor collectieve vorderingen over dezelfde of soortgelijke gebeurtenissen. Een dergelijke afbakening van de nauw omschreven groep zal immers leiden tot het seriematig instellen van vorderingen die steeds een nieuwe einddatum hebben, als het ter discussie gestelde gedrag nog is voortgegaan/voortgaat na de betreffende datum die de nauw omschreven groep begrenst. De te nemen beslissing ziet dan immers niet op handelen of nalaten na die datum. Een dergelijke afbakening is ook niet goed verenigbaar met ge- en verbodsvorderingen die ertoe strekken het gedrag van de aangesproken partij in de toekomst te veranderen, zeker als de einddatum ver(der) in het verleden ligt. Een afbakening van de nauw omschreven groep met een einddatum kan dan ook de doelmatigheid en effectiviteit van collectieve acties met dergelijke vorderingen aantasten, wat niet strookt met de doelstelling van de WAMCA.

4.51.7. Anders dan TikTok c.s. menen, behartigen de Stichtingen niet een ”nieuw” belang als de nauw omschreven groep niet in de tijd wordt afgebakend; ook zonder afbakening in de tijd gaat het om gebruikers van de TikTok Dienst die volgens de Stichtingen nog altijd worden geconfronteerd met het aan de collectieve vorderingen ten grondslag gelegde voortdurend onrechtmatig handelen van TikTok c.s. De vorderingen van de Stichtingen kunnen voorts niet louter op grond van de door TikTok c.s. genoemde proceseconomische argumenten worden beperkt. Wat mogelijkerwijs te doen gebruikelijk is in andere rechtsstelsels, is niet zonder meer relevant voor uitleg van de WAMCA en wat TikTok c.s. verder aanvoeren leidt ook niet tot de conclusie dat de nauw omschreven groepen die in deze procedure worden vertegenwoordigd door de exclusieve belangenbehartigers ”noodzakelijkerwijs” in de tijd moeten worden afgebakend.

4.51.8. TikTok c.s. betogen tevergeefs dat het niet bepalen van een einddatum voor de nauw omschreven groepen misbruik in de hand kan werken omdat personen die ten tijde van de inleidende dagvaarding geen TikTok-account hadden hangende de procedure een account kunnen aanmaken om aanspraak te kunnen maken op de uiteindelijk door de rechter vast te stellen collectieve schadevergoeding. Los van de vraag of een dergelijk argument bij gebreke van een wettelijke grondslag op grond waarvan de collectieve vorderingen zonder debat en beoordeling ten gronde kunnen worden beperkt, ziet dit alleen op de situatie dat TikTok c.s. gedurende de procedure voortgaan met de door de Stichtingen bestreden gedragingen en deze onrechtmatig worden bevonden. Voorts gaan TikTok c.s. hiermee eraan voorbij dat de collectieve vorderingen van de Stichting mede ertoe strekken een eind te maken aan de vermeend voortdurende onrechtmatige gedragingen van TikTok c.s. Tot slot kan bij een collectieve schadevaststelling voor deze personen een aparte categorie worden gevormd, waarbij eventueel rekening kan worden gehouden met het feit dat zij tijdens de collectieve procedure gebruik zijn gaan maken van de TikTok Dienst. Aan deze groep komt dan overigens nog de opt out mogelijkheid van art. 1018k lid 2 Rv toe, voor zover zij geen gebruik konden maken van de opt out mogelijkheid van art. 1018f Rv.

4.51.9. Het vorenstaande ziet op het geval dat de rechter uiteindelijk een eindbeslissing neemt, omdat dan het uitgebreide gezag van gewijsde van belang is. Voor het geval de zaak uiteindelijk in een collectieve schikking eindigt, kan het anders liggen. Het kan dan voor partijen, teneinde tot een hanteerbare regeling te komen, noodzakelijk zijn om afspraken te maken over een beschikbaar bedrag dat over categorieën personen op nader overeen te komen wijze wordt verdeeld zodat niet met een open einde kan worden gewerkt. Dan zal het ontbreken van een einddatum in de nauw omschreven groep de onderhandelingen vermoedelijk compliceren. Dat op zichzelf volstaat echter niet om nu een einddatum te stellen. In die situatie mag worden verwacht dat partijen, die alle de voordelen van een collectieve schikking zien, een praktische oplossing zullen kunnen vinden. Het gezag van gewijsde speelt dan niet en de betrokken personen hebben een (tweede) opt out mogelijkheid.

4.52. Gelet op het voorgaande moet de bepaling van de nauw omschreven groepen worden aangepast. Daarin moeten ook de eiswijzingen van SMC en SOMI worden verdisconteerd. Voorts wordt daarin verdisconteerd dat bij de beoordeling van de rechtsmacht niet ”het centrum van de belangen”, maar “de gewone verblijfplaats” als maatstaf is gehanteerd. Dit een en ander resulteert in de volgende bepaling van de nauw omschreven groepen. Tussen haakjes staat de exclusieve belangenbehartiger van de desbetreffende nauw omschreven groep vermeld. Bij de onderdelen (a) en (b) staat/staan de desbetreffende belangenbehartiger(s) vermeld.

  1. minderjarigen (STBYP):

gebruikers van de TikTok Dienst met een gewone verblijfplaats in Nederland die vanaf 25 mei 2018 de TikTok Dienst hebben gebruikt (a) terwijl zij minderjarig waren (SMC) en (b) terwijl zij op het moment van het eerste gebruik minderjarig waren (STBYP en SOMI).

  1. meerderjarigen (SMC):

gebruikers van de TikTok Dienst die vanaf 25 mei 2018 de TikTok Dienst hebben gebruikt, (a) terwijl zij meerderjarig waren (SMC) en (b) terwijl zij op het moment van het eerste gebruik meerderjarig waren (SOMI).

Precieze omschrijving van de vorderingen

4.53. Met betrekking tot de omschrijving van de vorderingen voert SMC met haar grief III terecht aan dat de rechtbank ten onrechte onderdelen van haar vorderingen heeft geschrapt bij de precieze omschrijving van de vorderingen.

4.54. De vorderingen van de Stichtingen worden hierna in rov. 4.58 woordelijk weergegeven. Samengevat strekken zij ertoe te bewerkstelligen dat de TikTok-entiteiten het verweten handelen staken en de daardoor veroorzaakte of nog te veroorzaken schade van de binnen de nauw omschreven groepen vallende gebruikers van de TikTok Dienst vergoeden. De Stichtingen hebben daartoe vier soorten vorderingen ingesteld, die strekken tot:

Daarnaast strekken de vorderingen van de Stichtingen tot bepaling van de wijze van schadeafwikkeling en veroordeling tot vergoeding van de kosten inclusief de kosten voor financiering van hun collectieve acties.

Bevel ex art. 22 Rv

4.55.1. Met hun grief 24 betogen TikTok c.s. dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten de Stichtingen op de voet van art. 22 (oud) Rv te bevelen om onverwijld informatie te verstrekken over (verdere) wijzigingen van hun financieringsovereenkomsten. Zij verzoeken om (in hoger beroep) een bevel aan de Stichtingen te geven om inlichtingen te verstrekken over wijzigingen in de financiering en overlegging van alle relevante financieringsdocumentatie.

4.55.2. Art. 22 (oud) Rv en het nu geldende art. 22 Rv geven een algemene bevoegdheid om in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen te bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende gegevens over te leggen. In wat TikTok c.s. naar voren brengen, ziet het hof geen aanleiding om te oordelen dat de rechtbank dit had moeten doen en evenmin om zelf nu op de door TikTok c.s. gevraagde manier gebruik te maken van deze discretionaire bevoegdheid.

Slotsom en verder verloop van de procedure

4.56. De slotsom met betrekking tot de niet-AVG grondslagen luidt dat de rechtbank terecht rechtsmacht heeft aangenomen en dat het oordeel van de rechtbank over de ontvankelijkheid van de immateriële schadevorderingen en haar bepaling van de nauw omschreven groep en de inhoud van de vorderingen geen stand kan houden. Dat geldt ook voor het oordeel over de ontvankelijkheid van de vorderingen jegens TikTok Pte en Beijng Bytedance. Het hof onderschrijft de verdere beoordeling van de rechtbank van de ontvankelijkheid van de collectieve vorderingen van de Stichtingen. De verdere beoordeling van de op de AVG gegronde vorderingen wordt aangehouden in afwachting van de antwoorden op de prejudiciële vragen van de rechtbank Rotterdam over art. 81 lid 1 en 82 AVG. Zoals hiervoor is overwogen, is het niet nodig om de hele procedure stil te leggen in afwachting van de antwoorden op die vragen, die geen beletsel vormen om voort te procederen op grond van de niet-AVG grondslagen aan de hand van de inhoud van de vorderingen zoals vermeld in rov. 4.58. Partijen hebben geen andere essentiële stellingen betrokken dan hiervoor behandeld, die nog bespreking behoeven. Ook behandeling van elke individuele grief is niet nodig. Partijen hebben geen voldoende onderbouwde stellingen te bewijzen aangeboden, die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden.

4.57. Het hof wenst met partijen te overleggen over het verdere verloop van de procedure en zal daartoe een mondelinge behandeling gelasten. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor opgave van verhinderdata. Onderdeel van het te bespreken verdere verloop van de procedure is de vraag wat een goed moment zou kunnen zijn voor (eerste verkennende) besprekingen over een eventuele collectieve schikking en eventueel welke randvoorwaarden daarvoor vervuld zouden moeten zijn. Een ander te bespreken onderwerp is de vraag of het hof de zaak aan zich zal houden of zal terugverwijzen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Bij het doorgeven van de verhinderdata kan rekening ermee worden gehouden dat vertegenwoordigers van partijen de zitting niet behoeven bij te wonen omdat het gaat over processuele regie. Wel wenst het hof voor zover mogelijk tot afspraken te komen. In verband daarmee dienen degenen die de zitting niet bijwonen maar met wie daarover mogelijk overleg moet worden gevoerd, beschikbaar te zijn voor de raadslieden. Partijen kunnen zich desgewenst tot uiterlijk veertien dagen voor de datum van de zitting uitlaten over het door hen gewenste verdere verloop van de procedure. Het hof verzoekt partijen daarover te overleggen en zo mogelijk een eenstemmig voorstel te formuleren.

Woordelijke weergave van de vorderingen

4.58. Hierna volgt de woordelijke weergave van de vorderingen van respectievelijk SMC, STBYP en SOMI zoals ingesteld bij dagvaarding in eerste aanleg en, waar van toepassing, gewijzigd in hoger beroep. De vorderingen die zien op de benoeming van de exclusieve belangenbehartiger en de bepaling van de nauw omschreven groepen zijn weggelaten (zie rov. 4.50).

  1. De collectieve vorderingen van SMC:

Vordering IV en V: Verklaringen voor recht IV. Voor recht te verklaren dat TikTok, om redenen zoals in het lichaam van deze dagvaarding gesteld, in strijd handelt met de in het lichaam van deze dagvaarding bedoelde fundamentele (kinder)rechten en/of de verplichtingen voortvloeiend uit de AVG en/of de Telecommunicatiewet en/of dwingende bepalingen van consumentenrecht en/of de Mediawet, zich onrechtmatig heeft gedragen, althans in strijd handelt met haar wettelijke plicht(en) en/of de zorgvuldigheid die van haar in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht,; V. Voor recht te verklaren dat ieder van TikTok Technology Limited, TikTok Information Technologies UK Limited, TikTok Inc., ByteDance Ltd., TikTok Ltd, TikTok Pte. Ltd. en Beijing ByteDance Technology Co., Ltd., hoofdelijk, aansprakelijk is jegens elk lid van de Nauw Omschreven Groepen op grond van artikel 82 AVG en/of artikel 6:193j lid 2 BW en/of artikel 6:162 BW, althans artikel 6:212 BW, voor de door ieder van die leden geleden en nog te lijden schade;

Vorderingen VI-VIII: Verboden VI. TikTok te verbieden om persoonsgegevens te verwerken en/of zich schuldig te maken aan oneerlijke handelspraktijken in strijd met de wettelijke verplichtingen als bedoelding onder vordering IV (a); VII. TikTok te verbieden om persoonsgegevens van de personen in de Nauw Omschreven Groepen door te gegeven naar landen buiten de EER, tenzij aan de daarvoor geldende eisen van de AVG wordt voldaan; VIII. Primair: TikTok te verbieden om persoonsgegevens van minderjarige gebruikers te verwerken voor commerciële doeleinden, waaronder begrepen het opstellen van persoonlijkheids- of gebruikersprofielen (profilering) en op gedrag gerichte reclame; Subsidiair: TikTok ertoe te gelasten op een kindgerichte manier transparant te zijn over de werking van het algoritme en de gevolgen die dit kan hebben voor kinderen, zodat kinderen zelf een autonome keuze kunnen maken of zij al dan niet van de TikTok Dienst gebruikmaken.

Vordering IX: Vernietiging onredelijk bezwarende bedingen IX. De onredelijk bezwarende bedingen in de Gebruiksvoorwaarden en het Virtuele Items Beleid, zoals omschreven in het lichaam van de dagvaarding, te vernietigen;

Vordering X: Bescherming kinderen X. TikTok ertoe te gelasten om binnen drie maanden na betekening van het te dezen te wijzen vonnis passende maatregelen te treffen om de rechten en belangen van kinderen te beschermen, in het bijzonder door:

a. Een effectief systeem te implementeren om de leeftijd van gebruikers van de TikTok Dienst te verifiëren teneinde daadwerkelijk te voorkomen dat personen onder de 13 jaar de TikTok Dienst kunnen gebruiken;

b. Een effectief systeem te implementeren om te waarborgen dat gebruikers tussen de 13 en onder de 16 jaar de TikTok Dienst enkel kunnen gebruiken met toestemming van hun ouders of wettelijke vertegenwoordigers en om te verifiëren dat een dergelijke ouderlijke toestemming of machtiging tot toestemming inderdaad gegeven is;

c. Ervoor te zorgen dat commerciële communicatie die via de TikTok Dienst wordt verspreid altijd gemakkelijk als zodanig herkenbaar is, onder meer door een functie aan te bieden waarmee gebruikers kunnen verklaren of hun video’s audiovisuele commerciële communicatie bevatten en door adverteerders (contractueel) te verplichten het commerciële karakter op duidelijke en op eenvoudig toegankelijke wijze te openbaren en door dit ook te controleren;

d. Passende maatregelen te treffen om minderjarigen te beschermen tegen (door gebruikers gegenereerde) video’s, challenges en commerciële communicatie die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkelingen kunnen aantasten, waaronder in ieder geval het gebruiken van effectieve systemen voor leeftijdscontrole van gebruikers en voor ouderlijk toezicht met betrekking tot dergelijke inhoud;

e. Alle accounts die gebruikt worden door gebruikers onder de 13 jaar, althans accounts waarvan niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de gebruiker 13 jaar of ouder is, en alle accounts van gebruikers tussen de 13 en 16 jaar die zijn aangemaakt zonder verifieerbare toestemming van de ouders of wettelijke vertegenwoordigers in de zin van vordering IX(b), te sluiten en alle persoonsgegevens van deze gebruikers te wissen.

Vordering XI: dwangsom XI. Te bepalen dat bovenstaande geboden en verboden als genoemd onder VI, VII, VIII en X worden opgelegd onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag per gebruiker per overtreding daarvan en € 250, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag per dag dat die overtreding per gebruiker voortduurt met een maximum van € 10.000, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding per gebruiker;

Vordering XII: Veroordeling tot vergoeding van schade XII. Ieder van TikTok Technology Limited, TikTok Information Technologies UK Limited, TikTok Inc., ByteDance Ltd., TikTok Ltd, TikTok Pte. Ltd. en Beijing ByteDance Technology Co., Ltd., hoofdelijk, des dat voor zover de een zal hebben betaald de ander in zoverre zal zijn gekweten, te veroordelen de (immateriële en materiële) schade te vergoeden, welke schade, al dan niet begroot op basis van artikel 6:104 BW,

a. in totaal voor de Nauw Omscheven Groepen € 6.171.427.500,- bedraagt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van deze dagvaarding, althans van een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening;

Althans

b. € 1.750 per persoon in de Nauw Omschreven Groep 1, € 1.500 per persoon in de Nauw Omschreven Groep 2 en € 1.250 per persoon in de Nauw Omschreven Groep 3, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van deze dagvaarding, althans van een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening;

Althans

c. Te bepalen dat de door Nauw Omschreven Groepen geleden en nog te lijden schade uit hoofde van in het lichaam van de dagvaarding gestelde nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend zoals bij wet voorgeschreven;

Vordering XIII: Proceskosten en vergoedingen XIII. Ieder van TikTok Technology Limited, TikTok Information Technologies UK Limited, TikTok Inc., ByteDance Ltd., TikTok Ltd, TikTok Pte. Ltd. en Beijing ByteDance Technology Co., Ltd., hoofdelijk, des dat voor zover de een zal hebben betaald de ander in zoverre zal zijn gekweten, te veroordelen te vergoeden aan de Stichting:

a. De volledige proceskosten van de Stichting op grond van artikel 1018l lid 2 Rv, althans de daadwerkelijk gemaakte proceskosten op grond van artikel 237 Rv, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat deze onderscheidenlijke proceskosten zijn gemaakt, althans van een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening; en

b. De volledig door de Stichting gemaakte (buitengerechtelijke) kosten op grond van artikel 6:96 BW, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat deze onderscheidenlijke proceskosten zijn gemaakt, althans van een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening,

Welke bedragen a. en b. gezamenlijk nog nader dienen te worden begroot; en

c. De volledige door de Stichting aan de Financier te betalen overeengekomen vergoeding, op grond van artikel 6:96 BW en artikel 1018l lid 2 Rv, zoals nader te begroten op basis van door de Stichting nader over te leggen informatie en een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

Vordering XIV: Wijze van afwikkeling collectieve schade XIV. Te bepalen dat:

a. TikTok aan de Stichting zal betalen:

i. alle op grond van dit petitum aan de Stichting en de Nauw Omschreven Groepen te betalen bedragen, uitgaande van 738.720 leden van de Nauw Omschreven Groep 1, 616.770 leden van de Nauw Omschreven Groep 2 en 3.162.810 leden van de Nauw Omschreven Groep 3, en te bepalen dat enig deel dat 24 maanden na betaling door TikTok, althans een door Uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, resteert, door de Stichting zal mogen worden uitgekeerd aan een of meer door de Stichting aan te wijzen organisaties zonder winstoogmerk die actief zijn op het gebied van consumenten-en/of privacybescherming,

ii. te vermeerderen met een nader te begroten aanvullend bedrag althans een in goede justitie te bepalen bedrag dat zal strekken tot delging van de door de Stichting te maken kosten van verdeling van de schadevergoeding onder de leden van de Nauw Omschreven Groepen (hierna: “Aanvullend Bedrag”), onder bepaling dat indien en voor zover enig deel zal resteren van het Aanvullend Bedrag nadat de verdeling onder de leden van Nauw Omschreven Groepen zal zijn voltooid en alle daarmee samenhangende kosten van de Stichting zullen zijn gedelgd, aan TikTok binnen 30 dagen zal worden terugbetaald; en

b. De Stichting een te goeder naam en faam bekend staande professionele claimafhandelaar zal inhuren en opdracht zal geven de juiste verdeling van de door TikTok te betalen schadevergoedingen onder de leden van de Nauw Omschreven Groepen te verzorgen, en

c. Dat de leden van de Nauw Omschreven Groepen die in aanmerking wensen te komen voor een uitkering dienen in te stemmen met een bindend-adviesprocedure, waarbij een door de rechtbank na overleg met partijen als bindend adviseur zal worden aangewezen, zoals nader door de Stichting te bepalen en door Uw rechtbank goed te keuren;

Althans

a. de collectieve schadeafwikkeling zodanig vorm te geven als Uw rechtbank geraden zal achten op basis van de door de Stichting en TikTok op grond van artikel 1018i Rv over te leggen voorstellen voor een collectieve schadeafwikkeling.

  1. De collectieve vorderingen van STBYP:

III. Verklaring voor recht

i. i) Primair: voor recht te verklaren dat

a. TikTok om de redenen zoals in het lichaam van deze dagvaarding gesteld jegens de Nauw Omschreven Groep in strijd handelt met de in de dagvaarding genoemde fundamentele rechten, de Algemene verordening gegevensbescherming, het consumentenrecht, de Telecommunicatiewet en de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten, en

b. dat Gedaagden hoofdelijk op grond van artikel 82 AVG en/of artikel 6:162 BW en/of 6:212 BW aansprakelijk zijn jegens iedere natuurlijk persoon die lid is van de Nauw Omschreven Groep, en uit dien hoofde de door die natuurlijk persoon geleden en nog te lijden schade dient te vergoeden, inclusief wettelijke rente;

ii) Subsidiair: voor recht te verklaren dat

a. TikTok om de redenen zoals in het lichaam van deze dagvaarding gesteld jegens de Aangemelde Deelnemers in strijd handelt met de in de dagvaarding genoemde fundamentele rechten, de Algemene verordening gegevensbescherming, het consumentenrecht, de Telecommunicatiewet en de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten, en

b. dat Gedaagden hoofdelijk op grond van artikel 82 AVG en/of artikel 6:162 BW en/of 6:212 BW aansprakelijk zijn jegens iedere natuurlijk persoon die lid is van de Aangemelde Deelnemers, en uit dien hoofde de door die natuurlijk persoon geleden en nog te lijden schade dient vergoeden, inclusief wettelijke rente.

iii) Voor recht te verklaren dat de Gebruiksvoorwaarden, het Privacybeleid, de Virtual Items Policy, het Cookiebeleid, de Communityrichtlijnen en de Intellectual Property Policy van TikTok vernietigbaar zijn door de personen in de Nauw Omschreven Groep en namens hen door de Stichting om de redenen zoals in het lichaam van deze dagvaarding omschreven. iv) Voor recht te verklaren dat:

a. TikTok passende maatregelen moet nemen om te bewerkstelligen dat de persoonsgegevens van gebruikers van de TikTok App jonger dan 18 jaar niet worden doorgegeven naar landen buiten de EER, tenzij aan de daarvoor op grond van de AVG geldende vereisten wordt voldaan;

b. TikTok passende maatregelen moet treffen om te bewerkstelligen dat gebruikers van de TikTok App jonger dan 18 jaar niet op de TikTok App worden blootgesteld aan video’s die hun geestelijke of lichamelijke ontwikkeling kan aantasten;

c. TikTok passende maatregelen moet nemen om een leeftijdsverificatiesysteem in te voeren dat gebaseerd is op een scan van een identiteitsbewijs, althans een passend systeem dat redelijke zekerheid biedt over de leeftijd van de gebruiker van de TikTok App, en passende maatregelen moet nemen om te kunnen controleren of ouderlijke toestemming voor het aanmaken van een account, waar vereist, is gegeven;

d. TikTok passende maatregelen moet nemen om te stoppen met het plaatsen van cookies en andere tracking technologieen op de toestellen die de personen in de Nauw Omschreven Groep gebruiken, behalve cookies die voldoen aan de door de AVG en de Telecommunicatiegestelde eisen, en louter voorzover deze essentieel zijn voor de werking van de TikTok App.

IV. Vernietiging van voorwaarden

i. i) De vernietiging uit te spreken van de overeenkomst inzake het gebruik van TikTok tussen ieder persoon van de Nauw Omschreven Groep enerzijds en TikTok anderzijds, inclusief vernietiging van de TikTok Documentatie, waaronder de Gebruiksvoorwaarden, het Privacybeleid, de Virtual Items Policy, het Cookiebeleid, de Communityrichtlijnen en de Intellectual Property Policy van TikTok voor wat betreft de personen in de Nauw Omschreven Groep, om de redenen zoals in het lichaam van deze dagvaarding omschreven, dan wel vernietiging van die onderdelen van de TikTok Documentatie die de rechtbank vernietigbaar acht.

V. Bevelen tot bescherming van Kinderen

i. i) TikTok een gebod op te leggen om binnen een periode van drie maanden na de datum van het te wijzen vonnis maatregelen te treffen om van bestaande accounts van de Nauw Omschreven Groep en bij de opening van nieuwe accounts van Nauw Omschreven Groep op deugdelijke wijze:

a. te verifiëren of de gebruikers een leeftijd van ten minste 13 jaar hebben bereikt;

b. te controleren of gebruikers die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt de vereiste toestemming hebben verkregen van een wettelijk vertegenwoordiger zoals een ouder of voogd voor gebruik van de TikTok App;

ii) TikTok een gebod op te leggen om binnen een periode van drie maanden na de datum van het te wijzen vonnis alle bestaande accounts van de Nauw Omschreven Groep te sluiten en alle verzamelde en verwerkte persoonsgegevens van of over deze gebruikers te vernietigen:

a. voor zover gebruikers de leeftijd van 13 jaar nog niet hebben bereikt of diens leeftijd niet met zekerheid en op verifieerbare wijze kan worden vastgesteld;

b. voor zover gebruikers de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en geen expliciete en verifieerbare instemming is verkregen van een wettelijk vertegenwoordiger, of de instemming niet met zekerheid kan worden vastgesteld.

iii) TikTok te verbieden om jegens de Nauw Omschreven Groep voorwaarden te hanteren die in strijd zijn met de eisen van het consumentenrecht zoals omschreven in het lichaam van deze dagvaarding. iv) TikTok te bevelen tot ongedaanmaking van de TikTok Documentatie jegens de Nauw Omschreven Groep, waaronder ten minste dient te worden verstaan:

a. terugbetaling van de aankoopbedragen van door de Kinderen aangeschafte Coins;

b. onomkeerbaar wissen van alle verzamelde persoonsgegevens van de Nauw Omschreven Groep, inclusief de persoonsgegevens die aan derden is verstrekt of gebruikt is ten behoeve van advertentieverkoop aan derden, tenzij TikTok binnen drie maanden toestemming krijgt van de betrokken natuurlijk persoon dat de persoonsgegevens niet hoeven te worden gewist;

c. voor zover TikTok niet, of bezwaarlijk, in staat is de handelingen onder sub (a) en (b) ongedaan te maken de Nauw Omschreven Groep hiervoor te compenseren op basis van artikel 3:53 lid 2 BW,

de bevelen onder V (i), (ii), (iii) en (iv) op laste van dwangsom van EUR 1.000 per gebruiker per overtreden gebod of verbod per dag dat de overtreding voortduurt tot een maximum van EUR 25.000 per gebruiker.

Ook los van bovenstaande ongedaanmakingsverplichting:

v) TikTok te bevelen alle persoonsgegevens van de personen in de Nauw Omschreven Groep onomkeerbaar te laten wissen, tenzij TikTok binnen drie maanden toestemming krijgt van de betrokken persoon dat de persoonsgegevens niet hoeven te worden gewist.

vi) TikTok te bevelen verdere maatregelen te nemen om haar beveiliging op orde te stellen, en in elk geval maatregelen te nemen zodat binnen drie maanden de beveiligingsrisico’s zoals beschreven in hoofdstuk 5 sub D van deze dagvaarding niet langer bestaan. vii) TikTok te bevelen de overtreding van de Telecommunicatiewet te beëindigen, en alle personen in de Nauw Omschreven Groep te instrueren hoe zij reeds geplaatste cookies en andere tracking technieken kunnen verwijderen. viii) TikTok te bevelen niet langer de persoonsgegevens van gebruikers van de TikTok App jonger dan 18 jaar door te geven naar landen buiten de EER, tenzij aan de daarvoor op grond van de AVG geldende vereisten wordt voldaan, en alle persoonsgegevens van de Nauw Omschreven Groep die reeds zijn gestuurd naar deze derde landen buiten de EER te vernietigen;

VI. Veroordeling tot betaling van een schadevergoeding

i. i) Ieder der Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de immateriële schade van alle personen in de Nauw Omschreven Groep, welke schade is te begroten op:

a. Een bedrag van EUR 1.500 (vijftienhonderd euro) per natuurlijk persoon in de Nauw Omschreven Groep die bij eerste gebruik van de TikTok App nog niet de leeftijd van 13 jaar had bereikt.

b. Een bedrag van EUR 1.250 (twaalfhonderdvijftig euro) per natuurlijk persoon in de Nauw Omschreven Groep die bij eerste gebruik van de TikTok App wel de leeftijd van 13, maar nog niet de leeftijd van 16 jaar had bereikt.

c. Een bedrag van EUR 1.000 (duizend euro) per natuurlijk persoon in de Nauw Omschreven Groep die bij eerste gebruik van de TikTok App wel de leeftijd van 16, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar had bereikt.

Deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening.

d. Subsidiair: te bepalen dat de door Kinderen geleden schade door uw rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

e. Meer subsidiair: te bepalen dat de geleden schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend zoals bij wet is voorgeschreven, deze schade wederom te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

ii) Ieder der Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de materiële schade van alle personen in de Nauw Omschreven Groep, welke schade al dan niet op basis van artikelen 6:97 en/of 6:104 BW door uw rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

a. Subsidiair: ieder der gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de materiële schade van alle personen in de Nauw Omschreven Groep, welke schade al nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend zoals bij wet is voorgeschreven, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening

VII. Veroordeling tot schadeafwikkeling

i. i) Te bepalen dat de Gedaagden hoofdelijk dienen te betalen, binnen zes weken na het in deze zaak te wijzen vonnis:

a. Aan de Stichting alle op grond van dit petitum aan de Stichting en Nauw Omschreven Toekomende bedragen, door overboeking van dit bedrag naar een door de Stichting op te geven derdengeldenrekening van een te goeder naam en faam bekend staande advocatenkantoor of notariskantoor in Nederland, en daarbij verder te bepalen dat het te betalen bedrag EUR 2.000.000.000 (twee miljard euro) zal zijn, met de hoofdelijke verplichting voor Gedaagden om nadere betalingen te doen, indien tijdens de schadeafwikkeling de Nauw Omschreven Groep een hogere totale aanspraak op schadevergoeding blijkt te hebben (door een hoger aantal natuurlijke personen in de Nauw Omschreven Groep, een lagere gemiddelde leeftijd van de personen bij eerste gebruik van de TikTok App, of een combinatie daarvan), en de bepaling dat enig deel van het door Gedaagden betaalde bedrag dat na 30 maanden na betaling, dan wel een door uw rechtbank te bepalen termijn, resteert, door de Stichting zal mogen worden uitgekeerd aan een of meer door de Stichting aan te wijzen organisaties zonder winstoogmerk die actief zijn op het gebied van privacy- of consumentenbescherming.

b. aan de Stichting te betalen een bedrag van EUR 4.500.000 (vier miljoen vijfhonderdduizend euro), althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, dat zal dienen om de Stichting in staat te stellen de kosten van afwikkeling van de schadevergoeding te betalen, met de hoofdelijke verplichting voor Gedaagden om nadere betalingen te doen, indien tijdens de schadeafwikkeling blijkt dat de kosten hoger zijn dan vooraf ingeschat, en daarbij te bepalen dat indien enig deel van het bedrag resteert nadat de verdeling van schadevergoedingen is voltooid en alle samenhangende kosten zijn voldaan, de Stichting ertoe zorg zal dragen dat binnen 90 (negentig) dagen het restant zal worden terugbetaald aan een door de Gedaagden op te geven rekening.

Subsidiair: te bepalen dat de Stichting de kosten van de verdeling van de collectieve schadevergoeding in mindering mag brengen van de aan de Nauw Omschreven Groep uit te betalen schadevergoeding. ii) Te bepalen dat de Stichting een te goeder naam en faam bekend staande professionele claimafhandelaar zal inhuren en opdracht zal geven de schadevergoedingen te verdelen onder de natuurlijke personen in de Nauw Omschreven Groep, het een en ander onder toezicht van de Stichting; iii) Te bepalen dat natuurlijke personen in de Nauw Omschreven Groep die in aanmerking wensen te komen voor een betaling dienen in te stemmen met een bindend advies procedure, waarbij de rechtbank een bindend adviseur zal aanwijzen op verzoek van de Stichting; iv) De Gedaagden te bevelen volledige medewerking te verlenen aan het uitvoeren van de collectieve schadeafwikkeling, welke medewerking onder meer behelst dat de Gedaagden via de TikTok App alle Nederlandse gebruikers zal attenderen op de collectieve schadeafwikkeling via de TikTok App, en de gebruikers zal doorsturen naar een door de claimafhandelaar te bepalen adres of website, en de Gedaagden de Stichting zal voorzien van contactgegevens van de personen in de Nauw Omschreven Groep;

v) Subsidiair: de collectieve schadeafwikkeling zodanig vorm te geven als Uw rechtbank geraden acht op basis van door de Stichting en Gedaagden op grond van artikel 1018i Rv over te leggen voorstellen voor een collectieve schadeafwikkeling

VIII. Proceskostenveroordeling en buitengerechtelijke kosten

i. i) Ieder der Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan de Stichting:

a. De volledige, werkelijke proceskosten van dit geding, buitengerechtelijke kosten en verdere kosten die de Stichting heeft gemaakt, op grond van artikel 1018l lid 2 Rv, en/of 237 Rv en/of 6:96 BW, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;

b. De volledige door de Stichting gemaakte (buitengerechtelijke) kosten en nog in het kader van de schadeafwikkeling te maken kosten, op grond van artikel 6:96 BW, het een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,

c. De volledige door de Stichting aan de Funder te betalen overeengekomen vergoeding, op grond van artikel 6:96 BW en/of artikel 1018l lid 2 Rv, zoals nader te begroten op basis van door de Stichting nader over te leggen informatie;

  1. De collectieve vorderingen van SOMI:

Verklaringen voor recht IV. Voor recht te verklaren dat TikTok, om de redenen zoals in het lichaam van deze dagvaarding gesteld, in strijd handelt met het EU Handvest van de grondrechten, de EU Algemene Verordening Gegevensbescherming, de Telecommunicatiewet, dwingende bepalingen van consumentenrecht en/of de Mediawet; V. Voor recht te verklaren dat TikTok op grond van artikel 82 AVG, artikel 54 DSA en/of artikel 6:162 BW aansprakelijk is jegens ieder lid van de Nauw Omschreven Groepen, subsidiair jegens iedere Aangemelde Gedupeerde, voor de door dat lid of door die Aangemelde Gedupeerde geleden en nog te lijden schade; VI. Voor recht te verklaren dat:

a. Het Privacybeleid, de Gebruiksvoorwaarden en de Virtual Items Policy van TikTok voor de Gedupeerden in zijn geheel onbegrijpelijk en onduidelijk zijn, althans dat de door uw rechtbank te oordelen bedingen daarin voor de Gedupeerden onbegrijpelijk en onduidelijk zijn, en aldus vernietigbaar;

b. Artikel 6, artikel 9 en artikel 12 van de Gebruiksvoorwaarden en de volledige Virtual Items Policy van TikTok onredelijk bezwarend zijn, en aldus vernietigbaar;

c. TikTok zich met haar handelspraktijken inzake Coins, Gifts en Diamonds schuldig maakt aan misleidende en oneerlijke handelspraktijken;

d. TikTok in strijd handelt met artikel 3:15e en 6:193b BW en artikel 3a.5 Mediawet door commerciële communicatie in de TikTok App niet als zodanig herkenbaar te maken;

e. TikTok passende maatregelen moet treffen om ervoor te zorgen dat minderjarigen worden beschermd tegen video's die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling kunnen aantasten;

Vernietiging van voorwaarden VII. De volledige overeenkomst ter zake het gebruik van de TikTok App tussen TikTok en Gedupeerden die op het moment van het wijzen van vonnis in deze zaak de leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt, te vernietigen; VIII. Artikel 6, 9 en 12 van de Gebruiksvoorwaarden en de volledige Virtual Items Policy van TikTok, zoals die gelden tussen de Gedupeerden en TikTok, te vernietigen, zulks ten aanzien van de Gedupeerden genoemd in vordering VIII: subsidiair aan die vordering;

Wissen van persoonsgegevens IX. TikTok te bevelen om alle persoonsgegevens van Gedupeerden die op het moment van het wijzen van vonnis in deze zaak de leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt, onomkeerbaar te (laten) wissen en daarvan bewijs te verstrekken aan SOMI;

Bevelen ter bescherming van minderjarigen X. TikTok te bevelen om:

a. Een effectief systeem te implementeren waarmee zij de leeftijd van personen die zich registreren voor gebruik van de TikTok App kan verifiëren en waarmee zij waarborgt dat kinderen die de leeftijd van 13 jaar nog niet hebben bereikt, de TikTok App niet kunnen gebruiken;

b. Een effectief systeem te implementeren waarmee zij waarborgt dat voor verwerkingen van persoonsgegevens van kinderen die de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt hebben, waarvoor toestemming als wettelijke grondslag vereist is, deze toestemming uitsluitend kan worden verleend door de ouders of wettelijk vertegenwoordigers van het kind;

c. Een effectief systeem te implementeren waarmee zij waarborgt dat minderjarigen geen video's kunnen bekijken die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling kunnen aantasten, waaronder een systeem waarmee ouders of wettelijk vertegenwoordigers van minderjarigen op effectieve wijze kunnen controleren en beheren welke video's deze minderjarigen kunnen bekijken, zonder dat TikTok daardoor meer persoonsgegevens van deze ouders of wettelijk vertegenwoordigers zal verwerken dan strikt noodzakelijk voor dat doel;

d. Passende maatregelen te nemen om commerciële communicatie in de TikTok App als zodanig herkenbaar te maken;

e. Een gedragscode overeenkomstig artikel 3a.3 Mediawet op te stellen en te publiceren;

Schadevergoeding XI. TikTok te veroordelen de immateriële schade van ieder lid van de Nauw Omschreven Groepen, subsidiair van iedere Aangemelde Gedupeerde, te vergoeden; Primair XII. De schade te begroten op:

a. Een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro) per lid van Nauw Omschreven Groep A, subsidiair per lid van Aangemelde Gedupeerden Groep A;

b. Een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro) per lid van Nauw Omschreven Groep B, subsidiair per lid van Aangemelde Gedupeerden Groep B;

c. Een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) per lid van Nauw Omschreven Groep C, subsidiair per lid van Aangemelde Gedupeerden Groep C;

d. Een bedrag van € 350,- (zegge: driehonderdvijftig) per lid van Nauw Omschreven Groep D, subsidiair per lid van Aangemelde Gedupeerden Groep D;

te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening; Subsidiair XIII. De schade te begroten op een bedrag of bedragen door uw rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening; Meer-subsidiair XIV. Te bepalen dat de door de leden van de Nauw Omschreven Groepen, subsidiair de Aangemelde Gedupeerden, geleden schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet;

Schadeafwikkeling Primair XV. TikTok te veroordelen om binnen zes weken na de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis aan SOMI te betalen: Primair

a. Alle op grond van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de leden van de Nauw Omschreven Groepen toegekende schadevergoedingen, uitgaande van 500.000 leden in Nauw Omschreven Groep A, 350.000 leden in Nauw Omschreven Groep B en 250.000 leden in Nauw Omschreven Groep C, en 3.000.000 leden in Nauw Omschreven Groep D, aldus een totaalbedrag van € 2.525.000.000,- (zegge: twee miljard vijfhonderdvijfentwintig miljoen euro), althans een nader door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen aantal leden en/of vast te stellen bedrag, althans een bedrag van € 1 per lid van de Nauw Omschreven Groepen en daarbij te bepalen dat enig deel van het totale bedrag dat vierentwintig maanden na betaling door TikTok, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, nog resteert, door SOMI zal mogen worden uitgekeerd aan één of meer door SOMI aan te wijzen organisaties zonder winstoogmerk die actief zijn op het gebied van minderjarigen-, privacy- en/of consumentenbescherming;

Subsidiair

b. Alle op grond van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de Aangemelde Gedupeerden toegekende schadevergoedingen, uitgaande van het nader door SOMI te specificeren aantal leden in de verschillende groepen Aangemelde Gedupeerden, althans een nader door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen aantal leden, en daarbij te bepalen dat enig deel van het totale bedrag dat vierentwintig maanden na betaling door TikTok, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, nog resteert, door SOMI zal mogen worden uitgekeerd aan één of meer door SOMI aan te wijzen organisaties zonder winstoogmerk die actief zijn op het gebied van minderjarigen-, privacy- of consumentenbescherming;

Primair en subsidiair

c. Een bedrag van € 5.000.000,- (zegge: vijf miljoen euro), althans een nader door SOMI te specificeren bedrag, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, dat zal dienen tot vergoeding van de door SOMI te maken kosten van verdeling van schadevergoedingen onder de leden van de Nauw Omschreven Groepen, subsidiair de Aangemelde Gedupeerden, en daarbij te bepalen dat enig deel van dit bedrag dat zal resteren nadat de verdeling van de schadevergoedingen is voltooid en alle daarmee samenhangende kosten van SOMI zijn vergoed, binnen zestig dagen aan TjkTok zal worden terugbetaald, subsidiair te bepalen dat SOMI de kosten van verdeling van schadevergoedingen onder de leden van de Nauw Omschreven Groepen, subsidiair de Aangemelde Gedupeerden, in mindering zal mogen brengen op de door of namens haar uit te betalen schadevergoedingen;

XVI. Te bepalen dat SOMI op de door of namens haar uit te betalen schadevergoedingen aan de leden van de Nauw Omschreven Groepen een nader door SOMI te specificeren marktconforme vergoeding voor door SOMI geleverde diensten in mindering mag brengen, met inbegrip van een redelijke opslag ten behoeve van (toekomstige) collectieve belangenbehartiging en van kosten voor gebruik van eigen vermogen of vreemd vermogen; XVII. Te bepalen dat SOMI de bijstand van een betrouwbare en professionele claimafhandelaar zal inschakelen om de juiste verdeling van de door TikTok te betalen schadevergoedingen te verzorgen; XVIII. Te bepalen dat de leden van de Nauw Omschreven Groepen, subsidiair de Aangemelde Gedupeerden, die in aanmerking wensen te komen voor betaling van schadevergoeding, daarvoor dienen in te stemmen met een bindendadviesprocedure met betrekking tot de vaststelling door de claimafhandelaar van het recht op schadevergoeding en met betrekking tot de verdeling van de schadevergoeding, waarbij een door uw rechtbank, na overleg met partijen, aan te wijzen onafhankelijke persoon met voldoende deskundigheid als bindend adviseur zal optreden; Subsidiair XIX. De collectieve schadeafwikkeljng zodanig vorm te geven als uw rechtbank geraden acht op basis van (een) door SOMI en TikTok op grond van artikel 1018i Rv over te leggen voorstel(len) voor een collectieve schadeafwikkeling;

Proceskosten en buitengerechtelijke kosten Primair XX. TikTok te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief de redelijke en evenredige proceskosten, de buitengerechtelijke kosten en andere kosten die SOMI heeft gemaakt, waaronder begrepen de eventueel door SOMI aan een financier te betalen vergoeding, zulks op grond van artikel 10181 lid 2 Rv, althans op grond van artikel 237 Rv, althans op grond van artikel 6:96 BW, één en ander zoals nader door SOMI te begroten en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening; Subsidiair XXI. Te bepalen dat SOMI de kosten van dit geding, inclusief de redelijke en evenredige proceskosten, de buitengerechtelijke kosten en andere kosten die SOMI heeft gemaakt, waaronder begrepen de eventueel door SOMI aan een financier te betalen vergoeding, in mindering zal mogen brengen op de door of namens haar uit te betalen schadevergoedingen; XXII. TikTok te veroordelen de materiële schade van ieder lid van de Nauw Omschreven Groepen, subsidiair van iedere aangemelde Gedupeerde, nader op te maken bij staat, te vergoeden.

4.59. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5 Beslissing

Het hof:

gelast een mondelinge behandeling om het verdere verloop van de procedure te bespreken;

bepaalt dat partijen daartoe op de rol van 21 oktober 2025 hun verhinderdata in de maanden november en december 2025 en januari 2026 dienen door te geven;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, J.W.M. Tromp en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.