Artikel 59
1. Indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert kan, met het oog op de uitzetting, door Onze Minister in bewaring worden gesteld de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft; b. die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, g en h, niet zijnde een vreemdeling als bedoeld in artikel 59a of 59b.
2. Indien de voor de terugkeer van de vreemdeling noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn, wordt het belang van de openbare orde geacht de bewaring van de vreemdeling te vorderen, tenzij de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met e, en l.
3. Bewaring van een vreemdeling blijft achterwege indien en wordt beëindigd zodra hij te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat.
4. Bewaring krachtens het eerste lid, onder b, of het tweede lid duurt in geen geval langer dan vier weken. Indien voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag toepassing is gegeven aan artikel 39, duurt de bewaring krachtens het eerste lid, onder b, in geen geval langer dan zes weken.
5. Onverminderd het vierde lid duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden.
6. In afwijking van het vijfde lid en onverminderd het vierde lid kan de bewaring krachtens het eerste lid ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
7. Het vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de vreemdeling aan wie de verplichting of maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, dan wel artikel 58 is opgelegd.
8. De ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen zijn bevoegd de in bewaring gestelde persoon aan diens kleding of lichaam te onderzoeken, alsmede zaken van deze persoon te doorzoeken, voor zover dit noodzakelijk is voor het verkrijgen van informatie omtrent de identiteit, nationaliteit en de verblijfsrechtelijke positie van de betreffende vreemdeling.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:18529 - Rechtbank Den Haag - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16727 - Rechtbank Den Haag - 10 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15203 - Rechtbank Den Haag - 15 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15664 - Rechtbank Den Haag - 20 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13756 - Rechtbank Den Haag - 21 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14179 - Rechtbank Den Haag - 22 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14474 - Rechtbank Den Haag - 4 augustus 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4496 - Raad van State - 24 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17466 - Rechtbank Den Haag: Gronden voor Vreemdelingenbewaring en Toepassing Lichter Middel - 23 september 2025
De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Het niet voldoen aan een eerdere vertrekplicht en het te kennen geven niet te willen terugkeren zijn voldoende zware gronden die de maatregel dragen. Een lichter middel was niet passend omdat een meldplicht al zonder resultaat was toegepast.
ECLI:NL:RBDHA:2025:17472 - Rechtbank Den Haag: Vreemdelingenbewaring gerechtvaardigd door eerdere niet-naleving vertrekplicht - 23 september 2025
De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd. Een eerdere, niet nagekomen vertrekplicht en het indienen van meerdere vruchteloze verblijfsaanvragen zijn voldoende om aan te nemen dat de vreemdeling de voorbereiding van het vertrek ontwijkt, ook al beroept hij zich op zijn kwetsbare situatie.
ECLI:NL:RBGEL:2025:6090 - Rechtbank Gelderland - 22 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12990 - Rechtbank Den Haag - 14 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14566 - Rechtbank Den Haag - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18536 - Rechtbank Den Haag - 8 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18539 - Rechtbank Den Haag - 8 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18540 - Rechtbank Den Haag - 8 oktober 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4618 - Raad van State - 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18000 - Rechtbank Den Haag - 30 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17411 - Rechtbank Den Haag - 23 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17475 - Onbetwiste gronden rechtvaardigen vreemdelingenbewaring conform artikel 59 Vw - 23 september 2025
De rechtbank oordeelt dat de vreemdelingenbewaring rechtmatig is. Omdat de vreemdeling de zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen niet heeft betwist, staan deze vast en kunnen zij de bewaring zelfstandig dragen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.