Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Groningen

Parketnummer 18.199404.24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 04 juli 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1 hij in/op of omstreeks (18 juni) 2024 te Groningen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of (/ in elk geval) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer en/of in totaal) 90,22 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of een hoeveelheid van (ongeveer en/of in totaal) 112,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram (hasjiesj/) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2 hij in/op of omstreeks (18 juni) 2024 te Groningen, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1, te weten een (omgebouwde)(gas)revolver, van het merk Bruni, Olympic 35, kaliber .22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen en/of munitie van categorie III, te weten een of meer (kogel)patronen ((ongeveer) 8 (tot 14) stuks), van het merk Winchester, Volmantel, kaliber .22 Long Rifle, voorhanden heeft gehad.

3 hij op of omstreeks 18 juni 2024 te Groningen een voertuig, te weten een (brom)scooter, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten (softdrugs/hennep/hasjiesj/) THC, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 4,0 microgram per liter THC bedroeg, in elk geval een gehalte hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit, namelijk voor zover dat feit ziet op het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van de softdrugs en tot bewezenverklaring van het onder 1 (overig), 2 en 3 ten laste gelegde.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, voor zover dat feit ziet op het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en verstrekken van de drugs. Van dit deel van de tenlastelegging moet de verdachte worden

vrijgesproken.

De rechtbank acht het overige onder 1 ten laste gelegde, waaronder het vervoeren van de drugs, wettig en overtuigend bewezen. De drugs die zijn aangetroffen in de schoudertas van de verdachte bij zijn insluitingsfouillering, heeft hij vervoerd op de scooter.

De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.

Deze opgave luidt als volgt:

ten aanzien van feit 1

ten aanzien van feit 2

ten aanzien van feit 3

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1,2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

1 hij op 18 juni 2024 te Groningen, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 90,22 gram hennep en een hoeveelheid van in totaal 112,2 gram hasjiesj.

2 hij op 18 juni 2024 te Groningen, een wapen van categorie III, onder 1, te weten een omgebouwde gasrevolver, van het merk Bruni, Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen, en munitie van categorie III, te weten kogelpatronen (8 stuks), van het merk Winchester, Volmantel, kaliber .22 Long Rifle, voorhanden heeft gehad;

3 hij op 18 juni 2024 te Groningen een voertuig, te weten een bromscooter, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten THC, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 4,0 microgram per liter THC bedroeg.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

ten aanzien van feit 1:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod

ten aanzien van feit 2:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

ten aanzien van feit 3:

overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (4,0 microgram THC/liter bloed)

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 93 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft geen opmerkingen over de eis. Wel verzoekt de raadsman om de bijzondere voorwaarden strikter in te kleden, waarbij de focus op een coach komt te liggen en om geen middelenverbod op te leggen, maar te volstaan met de verplichting mee te werken aan controles op middelengebruik.

Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de Raad van 25 juni 2025, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Hij liep met het vuurwapen, dat gebruiksklaar was, op klaarlichte dag over straat. Het bezit hiervan brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de maatschappij in het algemeen mee. Verdachte neemt voor dit feit ook niet de volle verantwoordelijkheid, maar lijkt het af te schuiven op een ander, onbekend gebleven persoon. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en voorhanden hebben van een hoeveelheid hennep en hasjiesj. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van (soft)drugs een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Bovendien brengt het gebruik van verdovende middelen veelal tal van vormen van criminaliteit met zich mee, waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Verdachte heeft tevens een scooter bestuurd terwijl hij onder invloed was van cannabis. Het is een feit van algemene bekendheid dat cannabisgebruik de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt. De rechtbank rekent het

de verdachte dan ook aan dat hij toch op zijn scooter is gestapt, kennelijk zonder zich te bekommeren om de veiligheid van anderen die zich op de weg bevinden.

De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van deze feiten in beginsel zonder meer een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen.

Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoon van de verdachte. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Uit het rapport van de Raad en de op zitting gegeven toelichting blijkt dat de Raad positief is over de verdachte. Het herhalingsgevaar wordt als laag ingeschat, maar een belangrijke risicofactor is de dagbesteding. Om de positieve ontwikkeling te waarborgen heeft de Raad geadviseerd om een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Daarnaast heeft de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan hulpverlening, hij geen drugs gebruikt en hierop wordt gecontroleerd door middel van urinecontroles, dat hij actieve, zinvolle dagbesteding heeft zoals school of werk en dat hij zich meldt bij de jeugdreclassering.

De jeugdreclassering heeft ter zitting gesteld dat de verdachte erg geactiveerd moet worden door zijn jeugdreclasseringswerker. Hij heeft begeleiding nodig om in actie te komen en praktische dingen te regelen. Verdachte heeft moeite met het tonen van emoties en deelt uit zichzelf niet veel. Een coach zou goed voor hem zijn. Bij SAUL kan er hulp ingezet worden op verschillende gebieden. Dat lijkt geschikt voor verdachte. Ook middelencontrole acht de jeugdreclassering een goede voorwaarde.

De rechtbank houdt tot slot rekeningm et het feit dat verdachte al een jaar lang in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt en heeft zich aan de afspraken gehouden. Hij lijkt baat te hebben bij de begeleiding, waardoor het herhalingsgevaar op laag wordt ingeschat.

Alles afwegende vindt de rechtbank 93 dagen jeugddetentie met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte een taakstraf opleggen in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet goed verrichten te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. Enerzijds wordt de verdachte hierdoor geconfronteerd met de ernst van het bewezenverklaarde en anderzijds fungeert de forse voorwaardelijke straf als stok achter de deur om hem er van te weerhouden in de toekomst weer strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen dat verdachte meewerkt aan de begeleiding van een coach van Saul , dat hij geen (soft)drugs gebruikt en meewerkt aan urinecontroles, dat hij een actieve, zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk en dat hij zich gedurende de proeftijd meldt bij de jeugdreclassering wanneer zij dat nodig achten.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de inbeslaggenomen goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de in beslaggenomen goederen.

Oordeel van de rechtbank De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen: 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht;3 en 11 van de Opiumwet; 26 en 55 van de Wet wapens en munitie; 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor weergegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 93 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

  • dat de veroordeelde meewerkt aan de begeleiding van een coach van SAUL of een soortgelijke

instelling;

  • dat de veroordeelde geen (soft)drugs gebruikt en meewerkt aan urinecontroles wanneer de

jeugdreclasseerder dit nodig acht;

de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken.

Geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te Groningen om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen met de goednummers:

Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H. van der Werff en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door J. Kunst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2025.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.