ECLI:NL:GHSHE:2025:2518 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 10 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Parketnummer : 20-000448-24
Uitspraak : 10 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 januari 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-115292-23 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000, wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘mishandeling’ (feit 1 subsidiair) en ‘vernieling’ (feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en met toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte geen straf of maatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd 2 jaren, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door reclassering in het reclasseringsadvies d.d. 18 juli 2023.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
- hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Tilburg, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (onverhoeds)
- op de bil van [slachtoffer] te slaan en/of
- de armen van die [slachtoffer] vast te pakken en haar op bed te duwen en/of
- bovenop die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
- het T-shirt van die [slachtoffer] kapot te trekken en/of
- hard in de hals van die [slachtoffer] te zuigen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de nek vast te pakken en/of in de nek te knijpen [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (onverhoeds) op de billen slaan en/of het hard in de hals zuigen; subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kon of mocht leiden:
hij, op of omstreeks 6 mei 2023 te Tilburg, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij de bovenarmen te pakken en/of op bed te duwen en/of hard in de hals te zuigen en/of bij de nek vast te pakken en/of in de nek te knijpen;
2.hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een luchtbed en/of T-shirt, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] , toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
- hij op 6 mei 2023 te Tilburg door geweld en een andere feitelijkheid, te weten door
- de armen van [slachtoffer] vast te pakken en haar op bed te duwen en
- bovenop die [slachtoffer] te gaan zitten en
- hard in de hals van die [slachtoffer] te zuigen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het hard in de hals zuigen. 2.hij op 6 mei 2023 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een luchtbed dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal mishandeling van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , ambtenaar van politie, registratienummer PL2000-2023112172, gesloten d.d. 6 mei 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-24. Alle verklaringen zijn daar waar nodig zakelijk weergegeven.
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2023 (dossierpagina’s 3-4), met fotobijlagen (dossierpagina’s 5-9), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 6 mei 2023, omstreeks 10.00 uur, kregen wij de opdracht vanuit het operationeel centrum om te gaan naar [adres 1] . Meldster vertelde dat zij zojuist flink was mishandeld door haar ex-vriend [verdachte] .
Op 6 mei 2023, omstreeks 10.00 uur, kwamen wij ter plaatse aan [adres 1] . De deur werd geopend door de meldster, genaamd [slachtoffer] .
Wij hoorden dat [slachtoffer] vertelde dat zij zojuist ruzie had gehad met haar ex-vriend. [slachtoffer] vertelde niet de oorzaak van de ruzie.
Wij hoorden dat [slachtoffer] vertelde dat haar ex-vriend letsel had veroorzaakt in haar nek. Wij zagen dat in de nek van [slachtoffer] blauwe plekken zaten. Wij hoorden dat [slachtoffer] vertelde dat haar ex-vriend het luchtbed, met een potlood, had lek geprikt.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb van het letsel en de vernielde objecten foto’s gemaakt.
Ik hoorde dat [slachtoffer] vertelde dat haar ex-vriend woonachtig was op [adres 1] . Op zaterdag 6 mei 2023, omstreeks 10.15 uur, stonden wij bij de voordeur van de ex-vriend van [slachtoffer] . Dit was bij [adres 1] . Dit betrof hetzelfde gebouw. Wij zagen dat de deur werd geopend door een jongeman. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , vroeg aan de man of zijn naam [verdachte] was. Wij hoorden dat de man “ja” antwoordde.
Wij merkten de man aan als verdachte en hielden hem aan.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , vroeg aan de man of hij zich kon legitimeren. Ik hoorde dat de man vertelde dat zijn rijbewijs in zijn broekzak zat. De man legitimeerde zichzelf met een geldig, op zijn naam staand, Nederlands rijbewijs met documentnummer: [documentnummer] . De man bleek te zijn genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] woonachtig op [adres 1] .
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 mei 2023 (los gevoegd), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Bij deze doe ik aangifte van aanranding dan wel vernieling van mijn luchtbed tegen [verdachte] [geboortedag] 2000.
Op vrijdag 5 mei 2023 zou ik met [verdachte] afspreken. Ik liet [verdachte] weten dat ik niet meer af wilde spreken en wij gingen ieder ons eigen ding doen. Later zei ik tegen [verdachte] dat een vriend van mij langs zou komen en ik met hem af zou spreken. [verdachte] was heel boos. Hij appte mij veel boze berichten en belde mij ook. Ik zei tegen hem dat ik het zat was dat hij mij er altijd van beschuldigde dat ik vreemd ging als ik met een man af zou spreken en ik gewoon mijn ding wilde doen. Ik vertelde tegen die vriend wat er voor was gevallen. Terwijl ik dit zei stond [verdachte] bij mij op mijn deur te slaan. Ik heb de deur niet geopend voor [verdachte] en ben gaan slapen.
Op zaterdag 6 mei 2023 omstreeks 08:00 uur zou [verdachte] spullen komen halen die nog in mijn woning lagen. Ik hoorde dat er op mijn deur geklopt werd en opende de deur op een klein kiertje. Toen ik de deur geopend had wilde ik door het kleine kiertje de koffer van [verdachte] aan hem geven. Ik voelde dat [verdachte] hard tegen mijn voordeur duwde. Ik probeerde tegendruk te geven, maar dit lukte niet omdat hij sterker was. [verdachte] kwam mijn woning binnen. Ik zag dat [verdachte] richting mijn bed liep. Mijn bed is een luchtbed. Ik hoorde hem vragen wie er in mijn woning geweest was. Ik zei dat er niemand geweest was, juist omdat hij dan zulk gedrag zou vertonen en ik dat wilde vermijden. Ik stond op dit moment in de buurt van mij bed. Ik voelde dat [verdachte] mij met zijn beide handen bij mijn bovenarmen pakte en [mij] op mijn bed duwde. Ik lag op mijn rug op mijn bed. Ik zag dat [verdachte] op mij ging zitten.
Ik zag dat [verdachte] voorover boog en mijn zijn hoofd in de richting van mijn hals kwam. Ik voelde dat [verdachte] zijn lippen aan de rechterzijde van mijn hals plaatste. Ik voelde dat hij hard aan mijn hals zoog. Ik voelde pijn. Ik probeerde hem met beide handen weg te duwen, maar dit lukte mij niet. Nadat [verdachte] dit bij de rechterzijde van mijn hals deed, deed hij hetzelfde bij de linkerzijde van mijn hals. Ook dit deed pijn, maar minder erg ten opzichte van de rechterkant van mijn hals. Ik hoorde [verdachte] het volgende zeggen: “Hij wilt seksuele dingen met jou doen, maar nu ga ik het doen.”
Op enig moment stond [verdachte] uit zichzelf op waardoor ik ook opstond. [verdachte] vroeg aan mij of die vriend van mij langs was gekomen. Ik zei nee. Deze vraag herhaalde hij heel vaak en ieder keer zei ik nee. Op enig moment dacht ik dat hij misschien wel gewoon een ja wilde horen. Om die reden heb ik gezegd dat hij wel langs was geweest. Ik zag dat [verdachte] richting mijn bed liep en deze lek stak. Ik zag dat hij meerdere keren in mijn bed prikte.
Ik zei tegen [verdachte] dat als hij niet weg zou gaan ik de politie zou bellen. Hierna vertrok [verdachte] . Kort nadat [verdachte] vertrokken was heb ik de politie gebeld. Hierna zijn agenten bij mij langs geweest. De politie heeft toen foto’s gemaakt van de blauwe plekken in mijn hals.
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 mei 2023 (dossierpagina’s 17-19), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Wat wil jezelf verklaren over wat er gebeurd is vandaag? Ik wilde mijn spullen ophalen die nog bij haar (het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer]) lagen. Ik had een berichtje gekregen van haar dat ze mijn spullen voor mijn kamer zou zetten. Dat had ze niet gedaan. Toen ben ik naar haar kamer gegaan. Ik denk dat het 08.00 uur in de morgen was. Ik heb een paar keer aangebeld en uiteindelijk deed ze de deur open. Ik ben toen de kamer binnen gegaan. Ik werd toen emotioneel en boos. Ik heb toen het luchtbed doorgeprikt. Ze wilde dat ik geld zou overmaken om het luchtbed te vergoeden. Ik heb toen via mijn telefoon 50,- euro overgemaakt om het luchtbed te vergoeden. Ik heb dat geld overgemaakt op haar ABN-AMRO rekening.
- De eigen waarneming van het hof, gedaan ter terechtzitting van 27 augustus 2025, op de foto’s opgenomen op dossierpagina’s 5 en 6 – welke foto’s tevens afzonderlijk en in een hogere kwaliteit aan het dossier zijn toegevoegd – welke aan de verdachte, zijn raadsman en de advocaat-generaal zijn getoond en ter terechtzitting zijn besproken:
Het hof neemt op de afzonderlijk in het dossier gevoegde foto, zoals deze ook is opgenomen op pagina 5 van het dossier, een grote, ronde diep-paars-rode plek, dan wel bloeduitstorting, waar aan de rechterzijde in de hek/hals van aangeefster. Op de afzonderlijke in het dossier gevoegde foto, zoals deze ook is te zien op pagina 6 van het dossier, neemt het hof een ronde/rode vlek/bloeduitstorting waar aan de linkerzijde in de nek van aangeefster. De plek aan de linkerzijde in de hals van aangeefster is minder fel gekleurd (roze/rood) dan de diep paars-rode plek/bloeduitstorting aan de rechterzijde in de hals van aangeefster.
Bewijsoverwegingen
I. De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman – samengevat, en op de gronden zoals nader in de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota verwoord – aangevoerd dat het bewijs voor de ontuchtige handelingen, in de vorm van de zuigzoenen, tekortschiet, daar aangeefster wisselend en/of tegenstrijdig heeft verklaard, reden waarom haar verklaring ongeloofwaardig is en niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Daarnaast is aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de zuigzoenen eerder door een onbekende derde zijn toegebracht. Met betrekking tot de onder feit 2 tenlastegelegde vernieling is aangevoerd dat het luchtbed in eigendom toebehoorde aan de verdachte, hetgeen aan een bewezenverklaring van vernieling in de weg staat.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof vinden de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging hun weerlegging in de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen. Gelet op de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , zoals opgetekend in de tot het bewijs gebezigde aangifte d.d. 16 mei 2023. Daartoe overweegt het hof dat aangeefster in haar aangifte heeft verklaard dat de verdachte haar op het bed heeft geduwd, op haar is gaan zitten en vervolgens zijn lippen aan de rechterzijde in haar hals heeft geplaatst en hij vervolgens hard aan haar hals heeft gezogen, hetgeen volgens aangeefster pijn deed. Daarna deed de verdachte dit volgens aangeefster ook aan de linkerzijde van haar hals, met de opmerking dat deze zuigzoen, in vergelijking met de rechter zuigzoen, minder pijn deed. De politie is kort na het incident ter plaatse gekomen en door verbalisanten zijn toen blauwe plekken in de hals van aangeefster waargenomen. De politie heeft daar foto’s van gemaakt en deze zijn als pagina’s 5 en 6 aan het procesdossier toegevoegd en ter terechtzitting in hoger beroep besproken, zie hierboven bewijsmiddel 4. Naar het oordeel van het hof is het beeld op deze foto’s passend bij de door aangeefster in haar aangifte geschetste feitelijke toedracht, te weten zuigzoenen in de hals, waarbij de zuigzoen aan de rechterzijde in haar hals meer pijn deed dan de zuigzoen aan de linkerzijde. Het feit dat de bloeduitstorting aan de rechterzijde groter en feller van kleur is dan die aan de linkerzijde, strookt met aangeefsters verklaring. Een en ander maakt derhalve dat de verklaring van aangeefster, zoals vervat in de aangifte, objectief steun vindt in het dossier, zodat het hof de aangifte tot uitgangspunt neemt.
De omstandigheid dat aangeefster niet meteen aangifte tegen de verdachte heeft willen doen en dat de inhoud van die aangifte niet volledig strookt met de aanvankelijk door de politie opgetekende verklaring van aangeefster, aanvankelijk sprak zij van “vastpakken in de nek” en in haar eigen latere aangifte gedetailleerd op de gebeurtenissen is ingegaan en daar sprak van “zuigzoenen”, brengt het hof niet tot een ander oordeel op dit punt. Vooropgesteld dat die eerste korte mondelinge de auditu verklaring onmiddellijk na het incident is opgetekend, heeft aangeefster in dit verband verklaard dat zij – kort gezegd – aanvankelijk terughoudend was met het doen van aangifte tegen de verdachte, omdat er al een aangifte van haar tegen hem lag en zij het voor hem niet erger wilde maken. Pas nadat de verdachte geen spijt toonde voor dit incident, heeft zij aangifte willen doen. Daarin is zij uitvoerig en gedetailleerd op het incident ingegaan. Het hof acht deze verklaring – beschouwd in het licht van hetgeen overigens ter terechtzitting in hoger beroep is verhandeld – plausibel en invoelbaar en passend in de onmiddellijk na het incident door de politie gemaakte foto’s van het letsel in de nek. Dat aangeefster op 7 februari 2025, bijna twee jaar na het incident, tegenover de raadsheer-commissaris spreekt van één zuigzoen maakt dit niet anders, mede gelet op het feit dat met name de zuigzoen rechts in haar nek het meest pijnlijk was.
Het door de verdediging geopperde scenario dat de zuigzoenen eerder door een onbekende derde zijn toegebracht, acht het hof, gelet op de bewijsmiddelen en het vorenoverwogene, niet aannemelijk geworden. Een en ander niet in de laatste plaats omdat de verdachte bij de politie niet over het bestaan van dergelijk letsel bij [slachtoffer] heeft gerept, hetgeen – gelet op de zichtbaarheid en de in het oog springende aard daarvan – dan voor de hand had gelegen.
Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde overweegt het hof dat de verdachte heeft bekend dat hij het luchtbed lek heeft gestoken. Gelet op het feit dat het luchtbed zich bevond in de woning van aangeefster en de verdachte het luchtbed meteen na de vernieling aan aangeefster heeft vergoed, heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat het luchtbed aan haar toebehoorde. Aldus komt hof eveneens tot een bewezenverklaring van de onder feit 2 tenlastegelegde vernieling.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte zal opleggen een taakstraf voor de duur van 60 uren, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door reclassering in het reclasseringsadvies van 18 juli 2023.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van diens toenmalige ex-vriendin [slachtoffer] . In de overtuiging dat het slachtoffer een afspraak zou hebben gehad met een andere jongen, is de verdachte naar haar kamer gegaan en heeft hij haar op haar bed gegooid, is hij op haar gaan zitten en heeft hij haar tegen haar wil in twee zuigzoenen gegeven in haar hals. Hierdoor heeft zij letsel opgelopen in haar hals in de vorm van flinke blauwe plekken/bloeduitstortingen. Daarnaast heeft de verdachte het luchtbed van het slachtoffer vernield. Aldus heeft de verdachte in de eerste plaats het slachtoffer gedwongen tot het ondergaan van een ontuchtige handeling, waarmee hij inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Met het vernielen van het luchtbed heeft de verdachte tevens inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Uit verdachtes handelen en diens verklaring daaromtrent maakt het hof op dat hij zich liet leiden door gevoelens van jaloezie en deze heeft uitgeleefd op aangeefster en wel zodanig dat zij zich zijn ontuchtige handelingen moest laten welgevallen en dat deze voor eenieder duidelijk zichtbaar waren via de rond gezogen bloeduitstortingen in haar nek. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 juni 2025, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van een reclasseringsadvies d.d. 18 juli 2023, de verdachte betreffende. Dit advies is opgemaakt in het kader van onderhavige strafzaak. Uit het advies komt als conclusie naar voren dat de reclassering uit het gesprek met de verdachte de indruk krijgt dat verdachtes relatie met aangeefster in periodes turbulent is, met ruzies en wantrouwen. De reclassering maakt zich zorgen om de relatiedynamiek, de combinatie van jaloezie bij de verdachte en de (mogelijke) kwetsbaarheid van aangeefster, hetgeen, samengenomen met het niet daadwerkelijk aanpakken van de problemen, volgens de reclassering risicovol is. Het recidiverisico wordt thans op gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, bestaande uit – kort gezegd – een meldplicht en een behandelverplichting.
Tot slot heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan gedurende het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij recent zijn MBO-4 diploma heeft behaald en dat hij bezig is met de keuze voor een vervolgopleiding. De verdachte en aangeefster hebben thans wederom een relatie.
Alles afwegende acht het hof, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, de oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Anders dan de rechtbank is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat de toepasselijkheid van artikel 63 Sr niet in de weg staat aan het opleggen van een straf in de onderhavige zaak.
Om de kans op recidive te minimaliseren, ziet het hof aanleiding om voornoemd reclasseringsadvies te volgen en aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde en in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden, te verbinden, van welke bijzondere voorwaarden voorts de dadelijke uitvoerbaarheid zal worden bepaald. Hiervoor zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang:
-
De verdachte is op 29 december 2023 door de Rechtbank Den Haag ter zake van een viertal feiten, waaronder een poging tot verkrachting van het slachtoffer in deze zaak, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze strafzaak is nog niet onherroepelijk. Het hoger beroep dient later dit jaar.
-
In de onderhavige strafzaak is bewezenverklaard dat de verdachte op diezelfde aangeefster, nadat zij de relatie had afgebroken, zijn jaloezie en bezitterigheid heeft uitgeleefd en wel zodanig dat zij met geweld gedwongen werd zijn ontuchtige handelingen te ondergaan met voor eenieder zichtbare gevolgen in de vorm van rond gezogen bloeduitstortingen in haar nek.
-
Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte en het slachtoffer inmiddels wederom een relatie hebben.
-
De reclassering maakt zich zorgen om de relatiedynamiek, de combinatie van jaloezie bij de verdachte en de (mogelijke) kwetsbaarheid van aangeefster.
-
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij inderdaad jaloers is, maar -en in zijn woorden- niet op een slechte manier. Het hof denkt daar nadrukkelijk anders over en maakt zich zorgen over de veiligheid van aangeefster.
Gelet op het hierboven overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, dient er naar het oordeel van het hof ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van (een) ander(en), in het bijzonder in relatie tot het slachtoffer in deze zaak, te weten [slachtoffer] . Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht bepaalt het hof dan ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de opgelegde bijzondere voorwaarden en het door de reclassering te houden toezicht daarop, met ingang van heden. Het hof acht het noodzakelijk dat de behandeling zo spoedig mogelijk start en dat daarop toezicht wordt gehouden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 57, 63, 246 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
-
de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] , (telefoonnummer [telefoonnummer] ) en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
-
de veroordeelde zich laat behandelen door [GGZ] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door: mr. C.M. Hilverda, voorzitter, mr. M.J.M.A. van der Put en mr. A.C. Bosch, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier, en op 10 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.